Add parallel Print Page Options

Elihu gaat verder

35 Elihu vervolgde:

2,3 ‘Denkt u dat het juist is als u beweert: “Ik ben rechtvaardig voor God”? Toch zegt u: “Ik ben bij Hem niet beter af dan wanneer ik wel had gezondigd.”
Ik zal u een antwoord geven dat ook voor uw vrienden is bestemd.
Kijk eens naar de hemel en de wolken hoog boven u.
Als u zondigt, beïnvloedt dat God dan? Ook al zondigt u steeds weer, wat voor gevolgen zou dat voor Hem hebben?
En als u zich goed gedraagt, is dat dan een groot geschenk voor Hem? Wordt Hij daar beter van?
Uw zonden kunnen slechts uzelf raken en uw goede daden kunnen alleen stervelingen beïnvloeden.
9,10 De onderdrukten schreeuwen weliswaar onder het onrecht en kreunen onder de macht van de rijken, maar toch roept geen van hen tot God en zegt: “Waar is God, mijn Schepper, die mij ʼs nachts mijn krachten teruggeeft
11 en ons meer wijsheid schenkt dan de landdieren en de vogels!”
12 Maar als iemand dit tot Hem roept, antwoordt Hij nooit als een goddeloze uit trots tot Hem spreekt.
13 God luistert niet naar hun lege pleidooi, de Almachtige let daar niet op.
14 Hoeveel minder zal Hij aandacht aan u schenken, als u zegt dat u Hem niet ziet, dat uw zaak aan Hem is voorgelegd en dat u op Hem wacht.
15 Maar omdat Gods toorn nu schijnbaar de zonde niet meteen afstraft en Hij zelfs het kwaad niet eens schijnt te zien,
16 opent u opeens uw mond, Job. En alles wat u te zeggen hebt, is alleen maar onzin.’

Elihu wijst op Gods almacht

36 Elihu vervolgde:

‘Heb nog even geduld, dan zal ik verder gaan. Want ik ben nog niet klaar met God te verdedigen!
Ik zal u enkele wijsheden uit een ver verleden geven, die de rechtvaardigheid van mijn Schepper aantonen.
Ik vertel u de waarheid, want ik ben een man met feilloos inzicht.
God is almachtig en toch heeft Hij van niemand een afkeer! Zijn begrip en inzicht zijn volmaakt.
Hij houdt de goddelozen niet in leven, maar geeft aan de onderdrukten hun rechten.
De goede mensen negeert Hij niet, maar Hij verhoogt hen door hun een plaats te geven op eeuwige, koninklijke tronen.
Als zij in moeilijkheden komen, tot slaaf worden gemaakt en er ellendig aan toe zijn,
gebruikt Hij die moeilijkheden om hen erop te wijzen dat zij hebben gezondigd en zich te hoogmoedig hebben gedragen.
10 Hij maakt dat zij luisteren naar zijn woord en berouw hebben over hun zonden.
11 Als zij luisteren en Hem gehoorzamen, zullen zij worden gezegend met een gelukkig en voorspoedig leven.
12 Als zij niet naar Hem willen luisteren, zullen zij ten onder gaan en sterven door hun gebrek aan gezond verstand.
13 De goddelozen hebben haatgevoelens in hun hart. Zelfs als Hij hen vastbindt, roepen ze niet naar Hem om hulp.
14 Zij sterven jong, na een leven van ontucht en verdorvenheid.
15 Hij redt degenen die lijden en spreekt tot hen in hun ellende.
16 Zo wil Hij ook u uit de nood uitleiden naar een ruime plaats zonder beperkingen, naar een tafel vol heerlijke gerechten.
17 Maar nu wordt u beheerst door uw haatgevoelens over de goddelozen. U bent helemaal in de ban van rechtvaardigheid en oordeel.
18 Pas op dat niemand u door rijkdom of omkoping verleidt.
19 Zou uw rijkdom of uw machtige inspanning u voldoende steun kunnen geven en u uit de nood helpen?
20 Verlang niet naar de nacht die volken wegsleurt van hun plaats.
21 Laat het kwaad links liggen, want God bracht u deze ellende om ervoor te zorgen dat u niet in een slecht leven verviel.
22 Kijk, God is almachtig. Kent u een betere leermeester dan Hij?
23 Wie durft Hem wetten voor te schrijven of te zeggen dat wat Hij doet verkeerd is?
24 Nee, u kunt Hem beter prijzen om zijn machtige daden, waarvan mensen hebben gezongen!
25 Iedereen heeft deze machtige daden gezien en er van een afstand met verwondering naar gekeken.
26 God is zo groot dat wij ons van Hem geen voorstelling kunnen maken. Niemand kan een begrip als “eeuwigheid” bevatten.
27 Hij vangt de waterdruppels op en zeeft ze als regen uit de damp.
28 Zo valt de regen uit de wolken naar beneden op de mensheid.
29 Wie begrijpt iets van de wolkenformaties en van de donderslagen die er doorheen dreunen?
30 Kijk eens hoe Hij het licht om Zich heen verspreidt en hoe Hij een deken legt over de diepten van de oceanen.
31 Zo oordeelt Hij over de volken, zo geeft Hij de mensen voedsel in overvloed.
32 In zijn handen houdt Hij de bliksemschichten en op bevel stuurt Hij elk ervan naar een bepaald doel.
33 In de donder voelen wij zijn aanwezigheid naderen. Hij strijdt tegen het onrecht.’