Add parallel Print Page Options

Het volk heeft geen eerbied meer voor God

Bij monde van de profeet Maleachi richtte de Here de volgende boodschap tot Israël:

2,3 ‘Ik heb u innig liefgehad,’ zegt de Here. ‘O ja? Wanneer dan?’ is uw antwoord. ‘Ik toonde mijn liefde voor u door te houden van uw voorvader Jakob,’ antwoordt de Here. ‘Dat was mijn eigen keus. Ik heb zelfs zijn broer Esau gehaat en Esauʼs bergen en erfenis verwoest. Ik gaf het aan de jakhalzen in de woestijn. Als zijn nakomelingen zouden zeggen: “Wij willen deze puinhopen weer opbouwen,” dan zou Ik, de Here van de hemelse legers, antwoorden: “Probeer het maar. Ik zal het werk weer vernietigen.” Want hun land heet “Land van de wetteloosheid” en hun volk “Volk waarop de Here voor altijd toornig is.” Och Israël, kijk toch eens hoe groot de Here is en wat Hij allemaal doet! Dan zult u zeggen: “Werkelijk, de macht van de Here reikt tot ver buiten ons gebied!”

Een zoon heeft eerbied voor zijn vader en een knecht voor zijn heer. Maar als Ik uw vader ben, waar blijft dan de eerbied voor Mij? En als Ik uw Heer ben, waarom is er dan geen ontzag?’ vraagt de Here van de hemelse legers. ‘Zelfs de priesters minachten Mij.’ ‘Wat? Doen wíj dat?’ zegt u. ‘Wanneer hebben wij minachting voor U gehad?’ ‘Door op mijn altaar minderwaardig voedsel te offeren.’ ‘Minderwaardig voedsel? Wanneer is dat dan voorgekomen?’ ‘Dat gebeurt telkens wanneer wordt gezegd: “Het offer voor de Here hoeft niet zo waardevol te zijn”. En als wordt toegestaan dat iemand een blind dier offert, is dat dan niet erg? Als de mensen wordt verteld dat zij gerust een kreupel of ziek dier mogen offeren, is dat dan niet vreselijk? Probeer uw gouverneur eens zoiets aan te bieden. Denkt u heus dat hij er blij mee zou zijn of u vriendelijk zou behandelen?

“God, heb medelijden met ons!” Zo bidt u. “God wees ons genadig!” Maar als dat soort giften als offer wordt gebracht, waarom zou Ik u dan gunstig gezind zijn?’ vraagt de Here van de hemelse legers. 10 ‘Och, was er maar één priester onder u die de deuren zou sluiten en zulke offers zou weigeren. Ik beleef aan u niet veel vreugde,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en uw offers zal Ik niet aannemen. 11 Maar Ik zal worden geëerd onder de heidenen van het oosten tot het westen. Overal ter wereld zullen zij voor Mij wierook branden en zuivere graanoffers brengen. Want mijn naam zal bekend zijn onder de volken,’ zegt de Here van de hemelse legers.

12 ‘Maar u haalt mijn naam door het slijk door te zeggen dat mijn altaar niet belangrijk is en door de mensen aan te moedigen daarop goedkope, zieke offerdieren aan Mij te offeren. 13 U zegt wel: “Wat is het moeilijk God te dienen en te doen wat Hij vraagt.” Maar zijn geboden worden veracht. Stel u toch eens voor! Gestolen, kreupele en zieke dieren als offer voor God! Zou Ik zulke offers met genoegen aanvaarden?’ vraagt de Here. 14 ‘Vervloekt is de man die een mooie ram uit zijn kudde belooft, maar hem later vervangt door een ziek dier als offer aan de Here. Want Ik ben een groot koning,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en alle volken hebben diep ontzag voor Mij.’

De ontrouw van Gods volk

1,2 Laat de priesters luisteren naar deze waarschuwing van de Here van de hemelse legers: ‘Als uw gedrag niet verandert en u Mij niet eert, zal Ik u treffen met een vreselijke straf. In plaats van u te zegenen, zal Ik u bedelven onder vervloekingen. Ja, Ik heb mijn zegen al in vervloeking veranderd, omdat de dingen die voor Mij erg belangrijk zijn, niet serieus worden genomen. Neem er nota van dat Ik uw kinderen zal afstraffen en u de uitwerpselen van die offerdieren in het gezicht zal werpen en u zelf zal weggooien als mest. Dan zult u zien dat Ik het was die u deze waarschuwing stuurde. Want Ik wilde dat u weer de geboden die Ik Levi heb gegeven, zou gehoorzamen,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Ik gaf hem deze wetten om hem leven en vrede te geven. Hij kon daardoor zijn eerbied en respect voor Mij tonen. Hij onderwees de mensen de waarheid die hij van Mij had ontvangen. Hij loog niet en bedroog niemand. Hij leidde een goed en rechtvaardig leven en velen die waren afgedwaald, bracht hij weer op de rechte weg. De mond van de priester hoort over te vloeien van kennis van God, zodat de mensen leren leven volgens Gods wetten. Priesters zijn boodschappers van de Here van de hemelse legers en de mensen horen hen om onderricht te vragen. Maar zo bent u niet! U bent zelf van Gods weg afgeweken en u heeft velen laten struikelen door wat u hen onderwijst. Mijn verbond met Levi is door u misvormd en tot een bespotting gemaakt,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Daarom maak Ik u verachtelijk in de ogen van heel dit volk. Want u hebt Mij niet gehoorzaamd en liet sommige mensen de wet breken zonder hen te berispen.’

10 Wij zijn kinderen van dezelfde vader en zijn geschapen door dezelfde God. Waarom zijn wij elkaar dan ontrouw en schenden wij het verbond van onze voorouders? 11 In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de Here ontheiligd door te trouwen met heidense vrouwen die afgoden aanbidden. 12 Laat de Here iedereen die dit gedaan heeft, zonder uitzondering uitroeien uit zijn volk, ook al brengt hij Hem offers. 13 En dan is er nog iets: het altaar van de Here wordt overstelpt met tranen, omdat Hij niet langer aandacht schenkt aan uw offers en u geen zegen van Hem meer ontvangt. 14 ‘Waarom?’ vraagt men zich af. ‘Waarom heeft God ons verlaten?’ Omdat de Here er getuige van is geweest hoe u de vrouw met wie u als jongeman trouwde, ontrouw bent geworden. Zij was toch uw levensgezel en de vrouw voor wie u beloofde trouw te zorgen! 15 U werd met uw vrouw verbonden door God. Volgens zijn wijze bedoeling werd u door het huwelijk één in zijn ogen. Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn. Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw. 16 ‘Want Ik verafschuw het wanneer een man zijn vrouw wegstuurt, wie zoiets doet besmeurt zichzelf met onrecht. Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw,’ zegt de Here, de God van Israël.

17 U vermoeit de Here met uw woorden. ‘Waarmee doen wij dat dan?’ vraagt u. Door te zeggen dat wie kwaad doet, goed is in de ogen van de Here en dat de Here zo iemand waardeert. Of door te vragen: ‘Waar blijft God met zijn rechtvaardigheid?’