Add parallel Print Page Options

47 Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.

Klap in uw handen, alle volken op aarde,
juich voor God met lofliederen.
De Here, de Allerhoogste, is beroemd en gevreesd,
Hij is de grote Koning van de hele aarde.
Hij laat ons andere volken overwinnen,
wij heersen over andere landen.
Hij zoekt voor ons een erfdeel uit,
waar Jakob trots op zal zijn.
God houdt van Jakob.
God stijgt ten hemel
onder juichende klanken,
de Here stijgt ten hemel
bij het geluid van schallende trompetten.
Zing voor God, zing psalmen voor onze Koning,
laten onze lofliederen voor Hem opklinken.
God is immers Koning over de hele aarde!
Zing voor Hem een psalm, een prachtig lied.
God regeert vanaf zijn heilige troon
over alle volken op aarde.
10 De leiders van alle volken komen bij elkaar
en sluiten zich aan bij het volk van Abrahams God.
Want alle bescherming die de aarde biedt,
is van God.
Hij is de Allerhoogste.

48 Een psalm van de Korachieten.

De Here is groot en alle lof komt Hem toe
in de stad van God op zijn heilige berg.
De berg Sion is zo mooi doordat zij zo hoog gelegen is,
een vreugde voor ieder die haar ziet.
Zafon is werkelijk Sion,
waar de stad van onze grote Koning ligt.
In de paleizen van Jeruzalem maakt God Zich kenbaar,
Hij beschermt ons.
Let maar eens op:
er was een samenzwering van koningen,
met elkaar trokken zij op naar Jeruzalem.
Maar zodra zij er kwamen en het zagen,
waren zij verbijsterd.
Van schrik sloegen ze op de vlucht.
Zij sidderden angstig als een vrouw die een kind baart.
U laat de schepen van Tarsis door de oostenwind vergaan.
Eerst hadden wij ervan gehoord,
maar later zagen wij het zelf
in de stad van de Almachtige Here,
in de stad van onze God:
Hij houdt de stad in stand.
10 Steeds opnieuw, o God, herinneren wij ons uw goedheid
en trouw wanneer wij in uw tempel zijn.
11 De eer die U toekomt, is net als uw naam, o God,
zo groot dat die reikt tot aan het einde der aarde.
U bent de bron van de rechtvaardigheid.
12 De berg Sion is blij
en de dochters van Juda juichen over uw rechtvaardigheid.
13 Loop maar eens om Jeruzalem heen
en tel haar wachttorens.
14 Kijk eens goed naar haar muren en loop door haar paleizen.
Dan kunt u het aan uw nakomelingen vertellen:
15 kijk, zo is God. Hij is voor eeuwig onze God
en tot de dag dat wij sterven
is Hij bij ons en wijst ons de weg.

49 Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.

Luister, alle volken der aarde!
Neem het goed in u op, alle wereldburgers,
of u nu niets betekent of aanzienlijk bent,
of u arm bent of rijk.
Uit mijn mond hoort u wijsheid,
wat uit mijn hart voortkomt,
is puur inzicht.
Ik zal u wijze spreuken laten horen
en u bij het geluid van de citer geheimen vertellen.
Waarom zou ik bang zijn als er dagen komen
waarop het kwaad lijkt te overheersen?
Als ik word belaagd door mijn vijanden
die mij kwaad willen doen?
Als mensen
die hun vertrouwen op geld stellen
en zich op hun rijkdom beroemen,
mij naar het leven staan?
Het is onmogelijk
om een ander vrij te kopen met geld,
om God een losgeld voor hem te betalen.
De prijs voor een mensenleven
is immers altijd te hoog.
10 Het is onmogelijk
dat iemand altijd blijft leven
en nooit zou sterven.
11 Steeds weer zien wij
dat wijze mensen sterven
en ook dat onredelijke en domme mensen
allemaal sterven.
Zij moeten hun aardse bezittingen
aan anderen nalaten.
12 Het ‘grootste’ wat zij tot stand brengen,
is dat hun huizen jarenlang blijven staan
en dat hun nageslacht daarin zal wonen.
Of zij noemen hun land naar zichzelf.
13 Maar hoeveel een mens ook bezit,
hij zal toch eenmaal sterven,
net als de dieren vergaat hij
en er blijft niets over.
14 Zo gaat het met degenen
die op zichzelf vertrouwen.
Zo is het einde van hen
die zichzelf zo graag horen praten.
15 Ze komen in het dodenrijk terecht
en de dood zelf is daar hun herder.
Wanneer een nieuwe morgen aanbreekt,
zullen de oprechte mensen over hen heersen.
Hun lichaam zal vergaan
zodat zij geen aards huis meer hebben.
16 Mijn leven zal echter door God worden bevrijd
uit de macht van het dodenrijk,
want Hij zal mij bij Zich opnemen.
17 Maak u niet druk als iemand rijk wordt
en zijn bezittingen alleen maar toenemen.
18 Wanneer hij sterft
kan hij niets meenemen
en zijn bezit kan hem niet volgen.
19 Al voelt hij zich tijdens zijn leven
de gelukkigste man van de wereld,
al prijst men u
omdat u geniet van al het goede,
20 toch zal hij sterven zoals zijn voorouders,
die het licht nooit meer zullen zien.
21 De mens
die ondanks al zijn rijkdom
geen inzicht heeft,
is net als de dieren
die tot stof vergaan.

50 Een psalm van Asaf.

De Here, de enig ware God, neemt het woord
en roept naar de hele aarde, van oost tot west.
God komt
met een ongelooflijke, prachtige glans
vanuit Jeruzalem naar ons toe.
God is in aantocht en zal niet zwijgen,
omdat Hij móet spreken.
Een laaiend vuur gaat voor hem uit
en om Hem heen davert een storm.
God roept tot in de hemelen
en naar de aarde
om zijn volk te onderwijzen.
Laten mijn volgelingen bijeenkomen,
zij die mijn verbond erkennen
en Mij hun offers brengen.
De hemel zelf laat horen
wat recht en gerechtigheid is,
want God is de enige rechter.
‘Luister, mijn volk!
Israël, Ik zal nu spreken
en tegen u getuigen.
Ik ben God, uw God.
Ik wijs u niet terecht
omdat u verzuimd zou hebben
Mij offers te brengen.
Want Ik heb al uw brandoffers gezien.
Uit uw stallen neem ik geen stieren aan
en ook geen bokken.
10 Alle dieren in het bos zijn al van Mij,
het vee dat op de berghellingen graast
en al de rijkdom aan rundvee.
11 Alle vogels die op de bergen nestelen,
ken Ik
en wat door het veld loopt,
is al van Mij.
12 Wanneer Ik honger heb,
zal Ik u niet te hulp roepen,
want alles op de hele wereld
is van Mij.
13 Eet Ik soms het vlees van geofferde stieren?
Drink ik soms bloed van geofferde bokken?
14 Breng lof en eer aan God:
dat is pas een echt offer!
Kom uw beloften na
die u aan de Allerhoogste hebt gedaan.
15 Roep Mij te hulp in moeilijke tijden,
dan zal Ik u redden
en u zult Mij loven en prijzen.’
16 Maar tegen de ongelovige zegt God:
‘Waarom bemoeit u zich met mijn wetten?
Waarom spreekt u over mijn verbond?
17 U bent immers alleen maar ongehoorzaam
en laat mijn woord links liggen.
18 U speelt onder één hoedje met de dieven,
overspel is u niet vreemd.
19 In uw drift slaat u de vreselijkste taal uit
en met uw mond bedriegt u.
20 U keert zich zelfs tegen uw eigen broer,
u roddelt over uw moeders andere zoon.
21 Terwijl u dit deed,
zweeg Ik in alle talen.
Nu verbeeldt u zich dat Ik met u ben
en net zo denk als u.
22 Ongelovige, die God vergeet,
laat dit alles goed tot u doordringen,
want anders zal Ik u vernietigen
en kan niemand u meer redden.
23 Wie Mij eert,
brengt het ware offer.
Aan wie die weg gaat
zal Ik laten zien wat mijn heil inhoudt.’

51 Een psalm van David voor de koordirigent. Deze psalm schreef David nadat de profeet Nathan bij hem was gekomen om hem te wijzen op zijn zonde met Bathséba.

Geef mij genade, o God,
hoewel ik dat niet heb verdiend.
Laat toch blijken hoe groot
uw liefde en goedheid is.
Wilt U door uw vergevende mildheid
mijn zonden wegdoen?
Reinig mij toch van deze zonde,
die een smet op mij werpt.
Ik weet dat ik heb gezondigd,
steeds opnieuw gaan mijn gedachten
terug naar deze daad,
waarmee ik van uw pad afweek.
Mijn God, ik heb tegen U gezondigd
en uw gebod overtreden.
Uw uitspraken zijn altijd rechtvaardig,
uw oordelen zijn altijd zuiver.
Ik weet dat ik vanaf mijn geboorte
al een zondaar ben, ja zelfs
vanaf het moment van mijn bevruchting.
En U wilt dat uw waarheid
wordt nagevolgd, tot diep in mijn hart.
U geeft mij uw wijsheid, tot diep in mijn hart.
Wilt U met hysop
de zonde van mij afwassen,
dan zal ik helemaal schoon zijn.
Als U mij wast, ben ik witter dan sneeuw.
10 Wilt U mij weer blijdschap
en echte vreugde geven?
Mijn lichaam en mijn ziel
zijn terneergeslagen,
maar U kunt mij weer oprichten
en U laten prijzen.
11 Let niet op mijn zonden
en vernietig al mijn misstappen.
12 Geeft U mij een zuiver hart, mijn God,
en een nieuwe geest
die mij innerlijk standvastig maakt.
13 Stuur mij niet van u weg
en laat uw Heilige Geest niet van mij wijken.
14 Ik wil zo graag opnieuw
de blijdschap over uw redding ervaren.
Ik wil U volgen
en mijn gehoorzaamheid aan U
zal mij kracht geven.
15 Dan zal ik ook aan andere zondaars
laten zien wat uw wil is,
zodat zij zich bekeren
en U ook zullen volgen.
16 Bevrijd mij van de schuld
die ik op mij heb geladen, o God.
U bent de God van mijn heil.
Ik wil over uw rechtvaardigheid juichen.
17 Here, stel mij in staat
U openlijk lof en eer te geven.
18 Want ik weet dat U er geen prijs op stelt
dat ik U nu brandoffers zou brengen,
daar gaat het U niet om.
19 Het werkelijke offer waarop U wacht,
is een aan U overgegeven geest
van iemand die weet
dat hij niet zonder U kan.
En een hart dat geheel en al weet
dat U de enige bent die helpen kan.
Zulke mensen stuurt U nooit weg, mijn God.
20 Wilt U Jeruzalem zegenen
en haar muren herbouwen?
21 Dan zullen de offers
die volgens de wet worden gebracht,
U genoegen doen.
Dan zullen grote brandoffers
aan U gebracht worden,
hele stieren worden op uw altaar gebracht.