Add parallel Print Page Options

114 Toen het volk Israël wegtrok uit Egypte
en het volk verliet dat een vreemde taal sprak,
koos God het gebied van Juda uit
als zijn heilige woonplaats,
het land Israël was zijn gebied.
De Rietzee zag het volk komen
en week uiteen om het door te laten.
Hetzelfde gebeurde met de Jordaan:
ook die stremde haar water en bood een doorgang.
De bergen leken op springende schapen
en de heuvels op dartelende lammetjes.
Waarom week de zee uiteen?
Waarom bood de Jordaan een doorgang?
Waarom leken de bergen op springende schapen
en de heuvels op lammetjes?
Laat de hele aarde beven als de Here komt,
beven wanneer de God van Jakob zijn gezicht laat zien.
Want Hij veranderde de rots in een waterbron
en droge, dorre stenen gaven water.

115 Here, wij verdienen geen eer.
Alleen uw naam komt alle eer toe
vanwege uw goedheid, liefde en trouw.
De heidenen zeggen: ‘Waar is hun God nu?’
Onze God woont in de hemel
en doet wat Hem goeddunkt.
Hun afgodsbeelden zijn van zilver en goud,
vervaardigd door gewone mensen.
Die beelden kun je zien:
zij hebben een mond, maar zeggen geen woord.
Ook hebben ze oren aan het beeld gemaakt,
maar die kunnen toch niet horen.
En een neus, maar die ruikt niets.
De handen die eraan zitten, voelen niets.
En de voeten verzetten geen stap.
Ook de keel kan geen geluid voortbrengen.
Wie beelden maakt zal eenmaal
net zo doods zijn als zijn maaksels.
Zo gaat het ook met ieder die op die beelden vertrouwt.
Israëlieten,
stel uw vertrouwen op de Here.
Hij is voor hen een helper
en stelt Zich beschermend voor hen op.
10 Nageslacht van Aäron,
stel uw vertrouwen op de Here
Hij is voor hen een Helper
en stelt Zich beschermend voor hen op.
11 Als u ontzag hebt voor de Here,
stel dan ook uw vertrouwen op Hem.
Hij is voor u een Helper
en stelt Zich beschermend voor u op.
12 De Here denkt aan ons,
Hij geeft de zegen.
Hij geeft zegeningen
aan het volk van Israël,
aan het nageslacht van Aäron
13 en aan ieder die ontzag voor de Here heeft,
klein en groot.
14 Ik bid dat de Here u veel kinderen geeft,
zowel aan u als aan uw kinderen.
15 U bent rijk gezegend door de Here,
die hemel en aarde heeft gemaakt.
16 De hemel is de woonplaats van de Here
en de aarde gaf Hij aan de mensen.
17 Dode mensen kunnen de Here niet prijzen,
vanuit het dodenrijk kan niemand Hem eren.
18 Wij, de levende mensen,
mogen echter de Here loven en prijzen:
nu en tot in eeuwigheid.