Add parallel Print Page Options

De rechten van apostelen

Ben ik dan niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik onze Here Jezus soms niet gezien? Heeft de Here mij soms niet gebruikt om u tot geloof in Hem te brengen? Al zeggen anderen dat ik geen apostel ben, u kunt dat niet zeggen. U bent zelf het levende bewijs: de Here heeft zijn stempel op u gezet.

Dat is ook mijn verdediging tegenover mensen die menen over mij te mogen oordelen. Mogen wij soms geen gebruik maken van het recht bij u te eten en te drinken? Mogen wij niet een gelovige als vrouw meenemen op onze reizen? De andere apostelen en de broers van de Here Jezus doen dat ook. En Petrus doet het. Zijn Barnabas en ik dan de enige apostelen die zelf ons brood moeten verdienen? Hebt u wel eens gehoord van een soldaat die zijn eigen soldij moet betalen? Of van een wijnbouwer die zijn eigen druiven niet mag eten? Of van een herder die de melk van zijn eigen vee niet mag drinken? Dit zijn maar enkele voorbeelden uit het dagelijks leven. Maar de wet van Mozes zegt hetzelfde. Daarin staat: ‘U mag een os geen muilband omdoen, terwijl hij uw koren dorst,’ het dier moet zo nu en dan een hap kunnen nemen. Zou God dan alleen ossen op het oog hebben of ook ons? 10 Natuurlijk is dat voor ons geschreven! Want zowel wie ploegt als wie de oogst binnenhaalt, moet op een deel van de oogst kunnen rekenen. Zo moeten ook de apostelen hun werk kunnen doen in de hoop dat er voor hen gezorgd zal worden.

11 Wij hebben geestelijk zaad in u gezaaid. Is het dan teveel gevraagd dat wij eten en drinken oogsten? 12 Als andere apostelen door de gelovigen verzorgd worden, hebben wij daar toch ook recht op? Maar wij hebben van dat recht geen gebruik gemaakt. Wij hebben er niet over gesproken omdat u anders misschien niet had geluisterd naar het goede nieuws van Jezus Christus. 13 Weet u niet dat de mannen die in het huis van God werken, eten wat in dat huis gebracht wordt? En dat zij die voor het altaar zorgen, een deel krijgen van het offer dat op het altaar wordt gelegd? 14 Zo heeft de Here ook gezegd dat de mensen die het goede nieuws brengen, moeten worden onderhouden door de mensen die dat goede nieuws ontvangen. 15 Maar ik heb nooit van dat recht gebruik gemaakt. En ik schrijf dit ook niet om daar verandering in te brengen. Ik zou nog liever van honger omkomen dan mij de voldoening te laten afnemen dat ik u het goede nieuws gebracht heb zonder er loon voor te krijgen. 16 Want als ik het goede nieuws bekendmaak, heb ik geen reden om trots te zijn. Ik kan gewoon niet anders. Het zou er slecht voor mij uitzien, als ik het niet bekendmaakte. 17 Als ik dit werk uit vrije wil deed, zou ik een beloning krijgen. Maar dat is niet zo, ik doe eenvoudig wat de Here mij heeft opgedragen.

18 Krijg ik dan helemaal geen loon? Jawel, mijn loon is de voldoening het goede nieuws voor niets te mogen brengen. Daarom maak ik niet ten volle gebruik van mijn rechten. 19 Want hoewel ik een vrij man ben, heb ik mij aan alle mensen ondergeschikt gemaakt om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen. 20 Als ik bij Joden ben, leef ik als een Jood om hen voor Christus te winnen. Als ik bij mensen ben die zich aan de wet van Mozes houden, houd ik mij er ook aan omdat ik hen voor Christus wil winnen. 21 Als ik bij mensen ben die niet volgens de wet van Mozes leven, houd ik mij er ook niet aan, omdat ik hen voor Christus wil winnen. Maar dat wil niet zeggen dat ik zonder Gods wet leef. 22 Voor mij geldt de wet van Christus. Als ik bij zwakke mensen ben, laat ik niet merken dat ik sterk ben, om hen voor Christus te winnen. Ik heb mij aan al die mensen aangepast om in ieder geval enkelen van hen te redden. 23 Ik doe het allemaal ter wille van het goede nieuws, ik wil samen met vele anderen de zegen ervan hebben.

24 Op de wedstrijdbaan doen alle hardlopers hun best om te winnen en toch is er maar één die de prijs krijgt. Doe uw best dan ook de prijs te krijgen. 25 Wie voor een wedstrijd traint, ontzegt zich van alles: een sportman voor een erekrans die verwelkt, maar een gelovige voor een erekrans die nooit verwelkt. 26 Daarom loop ik niet zomaar wat in het wilde weg en ik sta ook niet in de lucht te boksen. 27 Nee, ik hard mijn lichaam en dwing het te doen wat ik wil, anders zou het wel eens kunnen gebeuren dat ik, na anderen voor de wedstrijd te hebben opgeroepen, zelf wordt gediskwalificeerd.

Een les uit de geschiedenis

10 Broeders en zusters, in dit verband wil ik u herinneren aan wat onze voorouders hebben meegemaakt. Zij werden allemaal door de wolk van God geleid en liepen dwars door de Rode Zee. Die ervaring was hun doop als het volk van Mozes. God zorgde ervoor dat zij allemaal geestelijk eten en drinken kregen, voorbeelden van geestelijke waarheden. Dat drinken kregen zij uit de geestelijke rots die met hen meeging, en die rots was Christus. Toch was God niet tevreden over de meesten van hen, Hij sloeg hen neer in de woestijn. Die gebeurtenissen zijn een les voor ons, wij moeten niet naar slechte dingen verlangen zoals zij. Loop ook niet achter andere goden aan, zoals sommigen van hen deden. In de Boeken staat: ‘Zij gingen zitten om te eten en te drinken en ze stonden op om losbandig te dansen.’ Pas daarvoor op. Laten wij ook geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen, want daarom stierven er op één dag drieëntwintigduizend van hen. Wij moeten het geduld van de Here niet op de proef stellen, zoals sommigen van hen deden, want daarom stierven zij aan slangenbeten. 10 En mopper niet tegen God, zoals sommigen van hen, want daarom trof hun de dood. 11 Dat is allemaal met hen gebeurd om een voorbeeld te stellen. En het is opgeschreven als een waarschuwing voor ons, die in het einde van de tijd leven. 12 Als u denkt dat u nooit zover zult gaan, moet u oppassen om niet te zondigen. 13 De beproevingen die u hebt ondergaan, zijn niet ongewoon. God is trouw, Hij zal ervoor zorgen dat de beproevingen u niet teveel worden. Hij zal ook een uitweg uit de beproevingen geven, zodat u er tegen opgewassen bent.

14 Houd u daarom, lieve vrienden, ver van de verering van afgoden. 15 U bent verstandige mensen, beoordeel zelf of ik gelijk heb. 16 Als wij aan de tafel van de Here drinken uit de beker, Hem danken en zijn zegen vragen, hebben wij toch samen deel aan het bloed van Christus? En als wij het brood breken, hebben wij toch samen deel aan zijn lichaam? 17 Want al zijn wij met velen, wij zijn één lichaam omdat we allemaal van dat ene brood eten. 18 Denk maar eens aan het natuurlijke volk van Israël: door van de offers te eten, is het betrokken bij het altaar waarop de offers gebracht worden. 19 Wil ik hiermee zeggen dat een offer voor een afgod toch een echt offer is? Of dat zoʼn afgod echt is? 20 Verre van dat! Wat ik wil zeggen, is dat de mensen die zoʼn afgod een offer brengen, in feite een offer aan boze geesten brengen en niet aan God. En ik wil niet dat u iets met de boze geesten te maken hebt. 21 U kunt niet uit de beker van de Here drinken én uit de beker van de boze geesten. U kunt niet bij de Here aan tafel gaan én bij de boze geesten. 22 Of willen wij de Here jaloers maken? Denken wij sterker te zijn dan Hij?

23 Alles mag, zegt u. Maar niet alles is zinvol. Zeker, alles mag, maar niet alles is opbouwend. 24 U moet niet uw eigen belang zoeken, maar dat van de ander. 25 Wat op de vleesmarkt verkocht wordt, mag u zonder gewetensbezwaar eten. Het doet er niet toe of het aan afgoden is gewijd. 26 Er staat immers geschreven: ‘De aarde en al haar rijkdom zijn van de Here.’ 27 Als een ongelovige u uitnodigt bij hem te komen eten en u wilt dat, neem de uitnodiging dan aan. Eet alles wat u wordt voorgezet zonder u af te vragen of het soms aan een afgod gewijd is. 28 Als echter een andere gelovige zegt: ‘Dat vlees is aan een afgod gewijd,’ moet u het laten staan ter wille van hem die u erop wijst. Anders zou hij last van zijn geweten kunnen krijgen. 29 Het gaat dus niet om uw geweten, maar om het zijne. Maar waarom zou mijn vrijheid moeten worden beperkt door andermans geweten? 30 Als ik God dank voor wat ik eet, hoe durft die ander er dan iets van te zeggen? Ik dank God toch! 31 Wat u ook doet, doe het tot eer van God, ook het eten en drinken. 32 Wees geen struikelblok voor Joden, heidenen of gelovigen. 33 Ikzelf maak het iedereen in alles naar de zin. Het gaat mij niet om mijn eigen belang, maar om het belang van heel veel mensen, want ik hoop dat zij allemaal gered zullen worden.

Regels tijdens de bijeenkomsten

11 Volg mijn voorbeeld, vrienden, zoals ik het voorbeeld van Christus volg. Ik ben blij dat u steeds aan mij denkt en nog precies weet wat ik heb gezegd en dat u zich houdt aan alles wat ik heb doorgegeven. Maar ik wijs u op iets dat u moet weten, Christus is het hoofd van elke man, de man is het hoofd van zijn vrouw en God is het hoofd van Christus. Als een man bidt of Gods woord doorgeeft met iets op zijn hoofd, maakt hij zijn hoofd te schande. Maar als een vrouw bidt of namens God spreekt met onbedekt hoofd, is dat een schande voor haar hoofd. Dan staat zij gelijk aan een vrouw die kaalgeschoren is. Als een vrouw niets op haar hoofd wil dragen, kan zij net zo goed haar haren laten afknippen. Maar als zij dat onfatsoenlijk vindt, moet zij iets op haar hoofd dragen. Een man hoort niets op zijn hoofd te hebben, hij is de afdruk en de afspiegeling van God. Maar de vrouw is de afspiegeling van haar man, want de vrouw is uit de man gemaakt en niet omgekeerd. God heeft immers de vrouw voor de man gemaakt en niet de man voor de vrouw. 10 Als teken daarvan, en ter wille van de engelen, moet een vrouw haar hoofd bedekken.

11 Maar vergeet nooit dat in het leven met de Here de vrouw niets is zonder haar man en de man niets zonder zijn vrouw. 12 Want hoewel de eerste vrouw uit de man is genomen, wordt iedere man uit een vrouw geboren. En de oorsprong van alles is God. 13 Zeg nu zelf, broeders en zusters: is het fatsoenlijk dat een vrouw zonder hoofdbedekking tot God bidt? 14 Leert de natuur zelf niet hoe het hoort? Het is voor de man een schande om lang haar te hebben. 15 Maar als een vrouw het haar lang draagt, is dat een eer voor haar, want het lange haar is voor de vrouw een natuurlijke sluier. 16 Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zo min als de andere gemeenten.

17 Het volgende wat ik moet regelen, is iets waar ik geen goed woord voor over heb. Het gaat namelijk om uw bijeenkomsten die schadelijk zijn in plaats van nuttig. 18 Ik heb gehoord dat er, wanneer u bijeenkomt, nogal wat onenigheid is. En ik geloof wel dat er iets van waarheid in is. 19 Er moeten wel splitsingen onder u plaatsvinden, anders zou niet duidelijk worden wie aan de goede kant staan. 20 Wanneer u bij elkaar komt om te eten, heeft dat niets te maken met de maaltijd van de Here. 21 Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn. 22 Als u echt zoveel honger hebt, moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan!

23 Wat ik u hierover al eerder heb verteld, heb ik van de Here ontvangen. In de nacht dat de Here Jezus werd verraden, nam Hij een brood, 24 dankte God ervoor en zei: ‘Dit is mijn lichaam, dat Ik voor u geef. Eet het geregeld als een herinnering aan Mij.’ 25 Na het eten nam Hij ook de beker en zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat wordt bekrachtigd met mijn bloed. Drink die geregeld als een herinnering aan Mij.’ 26 Want telkens als u van dit brood eet en uit de beker drinkt, bevestigt u daarmee dat de Here gestorven is. Doe dit tot Hij terugkomt. 27 Wie op een onwaardige manier van het brood eet en uit de beker van de Here drinkt, zondigt daarmee tegen het lichaam en het bloed van de Here.

28 Daarom moet u uzelf eerst goed onderzoeken, voordat u van het brood eet en uit de beker drinkt. 29 Want wie eet en drinkt zonder rekening te houden met de diepe betekenis van deze maaltijd, haalt Gods oordeel over zich. 30 Daarom zijn er zoveel zwakken en zieken onder u en zijn velen al gestorven. 31 Als wij onszelf rekenschap geven van wat wij doen, zal de Here ons niet bestraffen. 32 Maar als Hij ons bestraft, doet Hij dat om ons op de goede weg te leiden. Anders zouden wij met de wereld worden veroordeeld. 33 Dus, beste vrienden, als u bij elkaar komt om te eten, wacht dan op elkaar, dan kunt u samen beginnen. 34 En als iemand honger heeft, moet hij eerst thuis eten. Anders haalt u in de bijeenkomsten een oordeel over u. Er is nog het een en ander, maar dat zal ik wel regelen als ik bij u kom.

De rechten die Paulus heeft

Ik ben toch een boodschapper van God? Ik ben toch een vrij mens? Ik heb de Heer Jezus Christus toch gezien? Jullie zijn toch het bewijs van het werk dat ik in de Heer heb gedaan? Anderen vinden misschien dat ik géén boodschapper van God ben. Maar júllie zouden toch moeten weten dat ik dat wél ben. Jullie zijn daar zelf het bewijs van. Ik zeg dit om me te verdedigen tegen de mensen die onderzoeken of ik wel echt door de Heer ben gestuurd.

Ik heb toch het recht om op kosten van de gemeente eten en drinken te krijgen?[a] En om met een zuster te trouwen en haar mee te nemen op mijn reizen? De andere boodschappers van God en de broeders van de Heer en Petrus hebben dat óók gedaan! Moeten soms alleen Barnabas en ik zelf blijven werken om te eten te hebben? Hebben jullie wel eens gehoord van een soldaat die zijn eigen loon moet betalen? Of van een wijnboer die niet van zijn eigen druiven mag eten? Of van een herder die zelf niet van de melk van zijn schapen mag drinken?

Denken jullie dat ik hier mijn eigen mening geef? Of zegt de wet van Mozes er ook iets over? Ja, ook de wet van Mozes zegt daar iets over. Want daarin staat: "Je mag een os die in de oogst werkt, geen muilkorf omdoen. Hij moet onder het werken kunnen eten." Zegt God dat alleen vanwege de ossen? 10 Of zegt Hij dat ook voor ons? Ja, het werd voor óns opgeschreven. Iemand die ploegt, mag verwachten dat hij ervoor betaald zal worden. En iemand die de oogst helpt binnenhalen, mag verwachten dat hij daarvoor een beloning zal krijgen. 11 Nu hebben wij bij jullie geestelijke dingen gezaaid. Is het dan verkeerd om te verwachten dat we van jullie materiële dingen mogen oogsten zoals eten en drinken? 12 Andere mensen hebben daar recht op. Dan hebben wij daar toch zeker nog veel méér recht op? Maar we hebben van dat recht geen gebruik gemaakt. We willen alles verdragen om het goede nieuws van Christus nergens mee in de weg te staan. 13 Jullie weten toch dat de priesters die in de tempel werken, ook van de tempel te eten krijgen? En dat de priesters die de offers brengen, ook van de offers mogen eten? 14 Zo heeft de Heer ook bepaald dat de mensen die het goede nieuws komen brengen, daar ook van mogen leven doordat ze van de mensen die het goede nieuws geloven alles krijgen wat ze nodig hebben.

Paulus maakt geen gebruik van zijn rechten

15 Maar ik heb zelf van dat recht helemaal geen gebruik gemaakt. Ik schrijf dit ook niet omdat ik er nu gebruik van wil gaan maken. Ik sterf liever van de honger, dan dat ik loon van jullie krijg voor mijn werk. Ik ben er trots op dat ik zo leef. En dat zal niemand mij afpakken! 16 Ik breng het goede nieuws wel, maar dat is helemaal niets om over op te scheppen. Ik móet dat namelijk doen. Het zou niet best voor mij zijn als ik het goede nieuws níet vertelde! 17 Als ik het goede nieuws zou brengen omdat ik dat zelf zo graag wilde, had ik recht op een beloning. Maar God heeft het mij als taak gegeven. Ik móet het doen, ook als ik er geen zin in zou hebben. 18 Krijg ik er dan helemaal niets voor? Jawel, mijn beloning is: het goede nieuws brengen zonder dat jullie iets voor mij hoeven te doen. Zo wil ik van mijn rechten als prediker geen gebruik maken.

De manier waarop Paulus de mensen dient

19 Ik ben wel een vrij mens, maar toch heb ik jullie allemaal als een slaaf gediend. Zo hoopte ik zoveel mogelijk mensen voor Christus te winnen. 20 Bij de Joden heb ik als een Jood geleefd, om Joden voor de Heer te winnen. Bij de mensen die zich aan de wet van Mozes houden, heb ik me ook aan de wet van Mozes gehouden. Zo hoopte ik hen voor de Heer te winnen. 21 Bij de mensen die de wet van Mozes niet kennen, leefde ik zelf ook niet volgens de wet van Mozes. (Maar natuurlijk leef ik voor God niet zonder de wet, want ik houd me aan de wet van Christus.) Zo hoopte ik die mensen voor Christus te winnen. 22 Bij zwakke mensen heb ik geleefd alsof ik ook zwak was, om die zwakke mensen voor de Heer te winnen. Ik heb mij altijd aan alle mensen aangepast. Zo hoopte ik er in ieder geval een paar te kunnen redden. 23 Ik heb alles over voor het goede nieuws. Alleen zó kan ik er ook zelf van genieten.

Het geloof is te vergelijken met een sportwedstrijd

24 Jullie weten wel dat álle mensen die aan een hardloopwedstrijd meedoen, moeten rennen. Toch kan er maar één de prijs winnen. Leef dan alsof jullie een wedstrijd moeten winnen! 25 En mensen die aan een sportwedstrijd meedoen, kunnen niet maar doen waar ze zin in hebben. Ze moeten hard trainen. Zíj doen dat om een aardse prijs te winnen. Maar wíj werken voor een eeuwige prijs! 26 Ik ren als een hardloper op mijn doel af. Een hardloper loopt immers ook niet zomaar ergens heen. En een bokser slaat ook niet in het wilde weg in de lucht. 27 En een sporter traint zijn lichaam en is er streng voor. Anders wordt hij afgekeurd voor de wedstrijd. Net als een sporter ben ook ik streng voor mezelf. Want anders word ik zelf ongeschikt voor de wedstrijd waar ik andere mensen voor opgeroepen heb!

De gelovigen kunnen iets leren van de geschiedenis van het volk Israël

10 Let op, broeders en zusters, hoe het met onze voorouders is gegaan. Onze voorouders werden allemaal geleid en beschermd door de wolk van God.[b] Ze trokken ook allemaal door de zee.[c] Door de wolk en door de zee werden ze allemaal gedoopt tot volk van Mozes. Ze aten allemaal hetzelfde geestelijke voedsel. Ze dronken allemaal hetzelfde geestelijke drinken.[d] Want ze dronken allemaal uit de geestelijke rots die met hen meeging, en die rots was Christus. En toch was God met de meesten van hen niet blij. Daarom liet Hij hen sterven in de woestijn.[e]

Deze dingen zijn gebeurd als voorbeeld voor ons. De bedoeling is dat we er iets van zullen leren. We kunnen ervan leren dat we niet moeten verlangen naar dingen waarmee we ongehoorzaam zijn aan God. Zij deden dat wel. Jullie moeten ook geen afgoden aanbidden. Zij deden dat wel. Er staat in de Boeken: "Het volk ging zitten om offers te brengen en te eten en te drinken, en ze maakten er een wild feest van."[f] En we moeten geen dingen op het gebied van seks doen die God niet goedvindt. Sommigen van hen deden dat wel, en er stierven op één dag 23.000 mensen.[g] En we moeten God niet uitdagen. Sommigen van hen deden dat wel, en ze stierven doordat ze werden gebeten door giftige slangen.[h] 10 En jullie moeten niet mopperen en klagen. Want de mensen die dat deden, werden gedood door de doods-engel.[i] 11 Van alles wat met hen gebeurd is, kunnen we iets leren. Het is een voorbeeld voor ons. Het werd lang geleden opgeschreven als waarschuwing voor de mensen van nu, aan het eind van de tijd. 12 Dus als je denkt dat je zulke dingen nooit zou doen, kijk dan goed uit dat je ze niet op een dag tóch doet. 13 Maar als je in de verleiding komt om iets verkeerds te doen, bedenk dan dit. Geen één verleiding is zó groot, dat je er niet tegenop zou kunnen. Want God laat je nooit in de steek. Hij zal niet toestaan dat je het zó moeilijk krijgt, dat je het niet meer aankan. Want Hij zal, als er verleidingen komen, ook voor de oplossing zorgen. Daardoor zul je sterk genoeg zijn om de juiste beslissingen te nemen.

De maaltijd van de Heer

14 Daarom, lieve broeders en zusters, moeten jullie ver bij de afgoden vandaan blijven. 15 Jullie zijn toch verstandige mensen? Bedenk dan zelf of ik gelijk heb met wat ik zeg. 16 Door samen uit de wijnbeker te drinken waarvoor we God danken, worden we één met het bloed van Christus. Dat weten jullie. En door samen te eten van het brood dat we breken, worden we één met het lichaam van Christus.[j] Dat weten jullie óók. 17 Omdat we van één brood eten, zijn wij met elkaar verbonden tot één Lichaam. Het maakt niet uit met hoeveel we zijn. Want we eten immers allemaal van dat ene brood. 18 Zo is het toch ook bij het volk Israël. De priesters die van de offers eten, zijn verbonden met het altaar waarop dat offer gebracht is.

19 Wat wil ik hiermee zeggen? Dat een afgodenoffer iets betekent? Of dat een afgod een echte god is? 20 Nee, helemaal niet. Ik bedoel dat het offers zijn aan duivelse geesten, en niet aan God. En ik wil niet dat jullie iets met de duivelse geesten te maken hebben door van die offers te eten. 21 Jullie kunnen niet uit de wijnbeker van de Heer drinken, én uit de wijnbeker van de duivelse geesten. Jullie kunnen niet van de maaltijd van de Heer eten, én van de maaltijd van de duivelse geesten. 22 Of willen we de Heer boos maken? Zijn we soms sterker dan Hij?

Houd rekening met het geweten van je broeders en zusters

23 Alles mag, maar niet alles is nuttig. Alles mag, maar niet alles is goed voor een ander. 24 Denk niet alleen maar aan jezelf, maar denk vooral aan de anderen.

25 Jullie mogen alles eten wat op de vleesmarkt te koop is. Je hoeft niet, om je geweten gerust te stellen, eerst te vragen of het van een offer komt of niet. 26 Want alles op aarde is van de Heer. 27 Als je door een ongelovige wordt uitgenodigd om te komen eten, ga dan gerust. En je mag alles eten wat hij op tafel zet. Je hoeft niet eerst te vragen of het van een offer komt of niet. 28 Maar als iemand anders je waarschuwt: "Dat is offervlees," moet je het niet opeten. Laat het staan, uit respect voor die ander. Ook omdat het belangrijk is voor het geweten. 29 Ik bedoel nu niet je eigen geweten, maar het geweten van de persoon die jou waarschuwde.

Misschien vragen jullie: Maar waarom zou ik me moeten aanpassen aan het geweten van iemand anders? Mijn geweten hoeft toch niet door iemand anders beoordeeld te worden? 30 Als ik iets eet en God ervoor dank, mag iemand anders er toch niets slechts over zeggen?

31 Dat is wel waar, maar ik wil dat als jullie eten of drinken, of wat voor dingen dan ook doen, het altijd God moet eren. 32 Niets van wat je doet mag voor andere mensen een belemmering zijn voor het geloof in Jezus. Niet voor Joden, niet voor mensen van andere volken en niet voor de gelovigen. 33 Dat doe ik ook. Ik zoek altijd het beste voor andere mensen. Want het gaat niet om mijzelf, maar om de anderen. Want ik wil dat ze gered zullen worden. (lees verder)

Houd rekening met het geweten van je broeders en zusters (vervolg)

11 Neem mij als voorbeeld en doe als ik. Want míjn voorbeeld is Christus.

Regels voor de man en de vrouw in de bijeenkomsten

Ik ben erg blij dat jullie nog alles weten wat ik heb gezegd en dat jullie alles doen wat ik jullie heb geleerd. Maar ik wil dat jullie ook het volgende goed onthouden: Christus is het hoofd van iedere man, en iedere man is het hoofd van zijn vrouw. En God is het Hoofd van Christus.[k] Als een man in de bijeenkomst van de gemeente bidt of profeteert met een doek om zijn hoofd, heeft hij geen respect voor zijn Hoofd (= Christus). En als een vrouw bidt of profeteert zónder hoofddoek om haar hoofd, heeft ze geen respect voor haar hoofd (= haar man). Als een vrouw geen hoofddoek om heeft, is dat net zo erg als wanneer ze kort haar heeft zoals een hoer. Want als een vrouw geen hoofddoek omdoet, kan ze net zo goed haar haren kort laten knippen. Maar als het een schande is voor een vrouw om kort haar te hebben, dan moet ze een hoofddoek omdoen. Maar een man moet in de bijeenkomst van de gemeente geen doek om zijn hoofd doen: hij is de afbeelding van God. Hij vertegenwoordigt God. Maar de vrouw vertegenwoordigt haar man. Want de man is niet uit de vrouw gemaakt, maar de vrouw is uit de man gemaakt. De man is niet gemaakt als hulp voor de vrouw, maar de vrouw is gemaakt als hulp voor de man. 10 Daarom moet de vrouw in de bijeenkomst van de gemeente haar hoofd bedekken. Dat laat zien dat ze respect heeft voor het gezag van haar man. Net zoals de engelen hun respect laten zien voor het gezag van God. 11 En toch kan in het plan van de Heer een man niet zonder zijn vrouw, en een vrouw kan niet zonder haar man. 12 Want net zoals de vrouw uit de man is ontstaan, is de man ontstaan door de vrouw. Maar alle twee zijn ze uit God ontstaan.

13 Denk zelf maar na: staat het netjes als een vrouw tot God bidt zonder dat ze haar hoofd bedekt? 14 Aan de natuur kunnen we zien dat het verkeerd is voor een man om lang haar te hebben, 15 maar dat het juist mooi en goed is als een vrouw lang haar heeft. Dat lange haar is haar sluier. 16 Ik wil hierover geen ruzie met jullie maken. Wij houden ons uitsluitend aan déze gewoonte, en de andere gemeenten van God ook.

Regels voor het vieren van de maaltijd van de Heer

17 Nu ik dit schrijf, moet ik denken aan jullie bijeenkomsten. Daar moet ik streng over zijn. Want jullie bijeenkomsten doen meer kwaad dan goed. 18 Want ten eerste heb ik gehoord dat jullie niet één zijn met elkaar als jullie bij elkaar komen. Dat jullie verdeeld zijn en ruzie maken. En ik denk dat dat wel waar is. 19 Want er móet wel verdeeldheid komen. Daardoor zal duidelijk worden wie van jullie wel en wie niet echt bij de Heer horen. 20 Maar zoals jullie nu in jullie bijeenkomsten de maaltijd van de Heer vieren, kan écht niet. 21 Want iedereen neemt er haastig van voor zichzelf. Daardoor zijn sommigen aan het eind nog hongerig en anderen dronken. 22 Kunnen jullie dan niet eerst thuis eten en drinken? Hebben jullie dan helemaal geen respect voor de gemeente van God? Want waarom zorgen jullie er niet voor dat de arme mensen éérst te eten krijgen? Jullie zorgen helemaal niet voor hen. Wat moet ik zeggen? Als jullie verwachten dat ik hierover een compliment geef, dan hebben jullie het mis!

23 Andere mensen hebben mij verteld hoe Jezus met zijn leerlingen de Paasmaaltijd vierde. En ik heb dat ook aan jullie verteld. Dat ging zó. In de nacht dat Jezus werd verraden, nam Hij een brood, dankte ervoor en brak het in stukken. 24 En Hij zei: "Neem hiervan, en eet het. Dit is mijn lichaam dat voor jullie wordt gebroken. Eet hiervan om aan Mij te denken." 25 Na de maaltijd nam Hij de wijnbeker en zei: "Deze beker is het nieuwe verbond met God dat met mijn bloed wordt gesloten.[l] Elke keer dat jullie hiervan drinken, moeten jullie aan Mij denken." 26 Want elke keer dat jullie van het brood eten en uit de wijnbeker drinken, herinneren jullie daarmee aan de dood van de Heer, totdat Hij komt. 27 Eet dus niet zonder eerbied van het brood en drink dus niet zonder eerbied uit de wijnbeker van de Heer. Als je geen eerbied hebt, doe je verkeerd tegen het lichaam en het bloed van de Heer. 28 Denk dus eerst goed na over de betekenis van de maaltijd, vóórdat je van het brood eet en uit de wijnbeker drinkt. 29 Houd er bij het eten en drinken rekening mee, dat het om het lichaam van Christus gaat. Doe je dat niet, dan zal God je bestraffen. 30 Daarom zijn er bij jullie ook zoveel zieke en zwakke mensen en sterven er veel bij jullie. 31 Maar als we zelf goed zouden nadenken over de betekenis van de maaltijd, zouden we niet op die manier bestraft hoeven te worden. 32 Maar door ons te bestraffen, wil de Heer ons opvoeden. Dan zal Hij ons later niet samen met de ongelovige mensen hoeven te straffen. 33 Wacht dus op elkaar met eten en drinken, broeders en zusters, wanneer jullie bij elkaar komen. 34 Zorg ervoor dat de mensen die honger hebben, thuis alvast wat eten. Dan zullen jullie niet bestraft worden voor de manier waarop jullie de maaltijd vieren. De rest zal ik regelen als ik kom.

Footnotes

  1. 1 Corinthiërs 9:4 Dat heeft Jezus gezegd. Lees Matteüs 10:10.
  2. 1 Corinthiërs 10:1 Lees Exodus 13:21.
  3. 1 Corinthiërs 10:1 Lees Exodus 14:21 en 22.
  4. 1 Corinthiërs 10:4 Lees Exodus 17:6.
  5. 1 Corinthiërs 10:5 Lees hieronder:6-10
  6. 1 Corinthiërs 10:7 Lees Exodus 32:1-8.
  7. 1 Corinthiërs 10:8 Lees Numeri 25:1-9.
  8. 1 Corinthiërs 10:9 Lees Numeri 21:5-9.
  9. 1 Corinthiërs 10:10 Lees Numeri 11:1-3.
  10. 1 Corinthiërs 10:16 Paulus bedoelt hiermee het Avondmaal. Daarover is te lezen in Lukas 22:14-23.
  11. 1 Corinthiërs 11:3 De regels die Paulus in het volgende stukje geeft over hoe het moet in de gemeente, hebben te maken met wat de mensen in die tijd en in dat land fatsoenlijk vonden. In Korinte zei lang haar bij de mannen en kort haar bij de vrouwen iets over hun seksuele gedrag. Het gaat er in dit stuk om dat ons uiterlijk het de ongelovigen niet moeilijk mag maken om te geloven dat we bij Christus horen.
  12. 1 Corinthiërs 11:25 God had eeuwen geleden al een verbond gesloten met Abraham en later met het hele volk dat uit hem was ontstaan. Lees Genesis 15:7-20 en Exodus 6:1-6. Dat was het oude verbond. Het nieuwe verbond van Jezus' dood is de vervulling van de beloften van het oude verbond.

Paul’s Rights as an Apostle

Am I not free?(A) Am I not an apostle?(B) Have I not seen Jesus our Lord?(C) Are you not the result of my work in the Lord?(D) Even though I may not be an apostle to others, surely I am to you! For you are the seal(E) of my apostleship in the Lord.

This is my defense to those who sit in judgment on me. Don’t we have the right to food and drink?(F) Don’t we have the right to take a believing wife(G) along with us, as do the other apostles and the Lord’s brothers(H) and Cephas[a]?(I) Or is it only I and Barnabas(J) who lack the right to not work for a living?

Who serves as a soldier(K) at his own expense? Who plants a vineyard(L) and does not eat its grapes? Who tends a flock and does not drink the milk? Do I say this merely on human authority? Doesn’t the Law say the same thing? For it is written in the Law of Moses: “Do not muzzle an ox while it is treading out the grain.”[b](M) Is it about oxen that God is concerned?(N) 10 Surely he says this for us, doesn’t he? Yes, this was written for us,(O) because whoever plows and threshes should be able to do so in the hope of sharing in the harvest.(P) 11 If we have sown spiritual seed among you, is it too much if we reap a material harvest from you?(Q) 12 If others have this right of support from you, shouldn’t we have it all the more?

But we did not use this right.(R) On the contrary, we put up with anything rather than hinder(S) the gospel of Christ.

13 Don’t you know that those who serve in the temple get their food from the temple, and that those who serve at the altar share in what is offered on the altar?(T) 14 In the same way, the Lord has commanded that those who preach the gospel should receive their living from the gospel.(U)

15 But I have not used any of these rights.(V) And I am not writing this in the hope that you will do such things for me, for I would rather die than allow anyone to deprive me of this boast.(W) 16 For when I preach the gospel, I cannot boast, since I am compelled to preach.(X) Woe to me if I do not preach the gospel! 17 If I preach voluntarily, I have a reward;(Y) if not voluntarily, I am simply discharging the trust committed to me.(Z) 18 What then is my reward? Just this: that in preaching the gospel I may offer it free of charge,(AA) and so not make full use of my rights(AB) as a preacher of the gospel.

Paul’s Use of His Freedom

19 Though I am free(AC) and belong to no one, I have made myself a slave to everyone,(AD) to win as many as possible.(AE) 20 To the Jews I became like a Jew, to win the Jews.(AF) To those under the law I became like one under the law (though I myself am not under the law),(AG) so as to win those under the law. 21 To those not having the law I became like one not having the law(AH) (though I am not free from God’s law but am under Christ’s law),(AI) so as to win those not having the law. 22 To the weak I became weak, to win the weak.(AJ) I have become all things to all people(AK) so that by all possible means I might save some.(AL) 23 I do all this for the sake of the gospel, that I may share in its blessings.

The Need for Self-Discipline

24 Do you not know that in a race all the runners run, but only one gets the prize?(AM) Run(AN) in such a way as to get the prize. 25 Everyone who competes in the games goes into strict training. They do it to get a crown(AO) that will not last, but we do it to get a crown that will last forever.(AP) 26 Therefore I do not run like someone running aimlessly;(AQ) I do not fight like a boxer beating the air.(AR) 27 No, I strike a blow to my body(AS) and make it my slave so that after I have preached to others, I myself will not be disqualified for the prize.(AT)

Warnings From Israel’s History

10 For I do not want you to be ignorant(AU) of the fact, brothers and sisters, that our ancestors were all under the cloud(AV) and that they all passed through the sea.(AW) They were all baptized into(AX) Moses in the cloud and in the sea. They all ate the same spiritual food(AY) and drank the same spiritual drink; for they drank from the spiritual rock(AZ) that accompanied them, and that rock was Christ. Nevertheless, God was not pleased with most of them; their bodies were scattered in the wilderness.(BA)

Now these things occurred as examples(BB) to keep us from setting our hearts on evil things as they did. Do not be idolaters,(BC) as some of them were; as it is written: “The people sat down to eat and drink and got up to indulge in revelry.”[c](BD) We should not commit sexual immorality, as some of them did—and in one day twenty-three thousand of them died.(BE) We should not test Christ,[d](BF) as some of them did—and were killed by snakes.(BG) 10 And do not grumble, as some of them did(BH)—and were killed(BI) by the destroying angel.(BJ)

11 These things happened to them as examples(BK) and were written down as warnings for us,(BL) on whom the culmination of the ages has come.(BM) 12 So, if you think you are standing firm,(BN) be careful that you don’t fall! 13 No temptation[e] has overtaken you except what is common to mankind. And God is faithful;(BO) he will not let you be tempted[f] beyond what you can bear.(BP) But when you are tempted,[g] he will also provide a way out so that you can endure it.

Idol Feasts and the Lord’s Supper

14 Therefore, my dear friends,(BQ) flee from idolatry.(BR) 15 I speak to sensible people; judge for yourselves what I say. 16 Is not the cup of thanksgiving for which we give thanks a participation in the blood of Christ? And is not the bread that we break(BS) a participation in the body of Christ?(BT) 17 Because there is one loaf, we, who are many, are one body,(BU) for we all share the one loaf.

18 Consider the people of Israel: Do not those who eat the sacrifices(BV) participate in the altar? 19 Do I mean then that food sacrificed to an idol is anything, or that an idol is anything?(BW) 20 No, but the sacrifices of pagans are offered to demons,(BX) not to God, and I do not want you to be participants with demons. 21 You cannot drink the cup of the Lord and the cup of demons too; you cannot have a part in both the Lord’s table and the table of demons.(BY) 22 Are we trying to arouse the Lord’s jealousy?(BZ) Are we stronger than he?(CA)

The Believer’s Freedom

23 “I have the right to do anything,” you say—but not everything is beneficial.(CB) “I have the right to do anything”—but not everything is constructive. 24 No one should seek their own good, but the good of others.(CC)

25 Eat anything sold in the meat market without raising questions of conscience,(CD) 26 for, “The earth is the Lord’s, and everything in it.”[h](CE)

27 If an unbeliever invites you to a meal and you want to go, eat whatever is put before you(CF) without raising questions of conscience. 28 But if someone says to you, “This has been offered in sacrifice,” then do not eat it, both for the sake of the one who told you and for the sake of conscience.(CG) 29 I am referring to the other person’s conscience, not yours. For why is my freedom(CH) being judged by another’s conscience? 30 If I take part in the meal with thankfulness, why am I denounced because of something I thank God for?(CI)

31 So whether you eat or drink or whatever you do, do it all for the glory of God.(CJ) 32 Do not cause anyone to stumble,(CK) whether Jews, Greeks or the church of God(CL) 33 even as I try to please everyone in every way.(CM) For I am not seeking my own good but the good of many,(CN) so that they may be saved.(CO) 11 Follow my example,(CP) as I follow the example of Christ.(CQ)

On Covering the Head in Worship

I praise you(CR) for remembering me in everything(CS) and for holding to the traditions just as I passed them on to you.(CT) But I want you to realize that the head of every man is Christ,(CU) and the head of the woman is man,[i](CV) and the head of Christ is God.(CW) Every man who prays or prophesies(CX) with his head covered dishonors his head. But every woman who prays or prophesies(CY) with her head uncovered dishonors her head—it is the same as having her head shaved.(CZ) For if a woman does not cover her head, she might as well have her hair cut off; but if it is a disgrace for a woman to have her hair cut off or her head shaved, then she should cover her head.

A man ought not to cover his head,[j] since he is the image(DA) and glory of God; but woman is the glory of man. For man did not come from woman, but woman from man;(DB) neither was man created for woman, but woman for man.(DC) 10 It is for this reason that a woman ought to have authority over her own[k] head, because of the angels. 11 Nevertheless, in the Lord woman is not independent of man, nor is man independent of woman. 12 For as woman came from man, so also man is born of woman. But everything comes from God.(DD)

13 Judge for yourselves: Is it proper for a woman to pray to God with her head uncovered? 14 Does not the very nature of things teach you that if a man has long hair, it is a disgrace to him, 15 but that if a woman has long hair, it is her glory? For long hair is given to her as a covering. 16 If anyone wants to be contentious about this, we have no other practice—nor do the churches of God.(DE)

Correcting an Abuse of the Lord’s Supper(DF)

17 In the following directives I have no praise for you,(DG) for your meetings do more harm than good. 18 In the first place, I hear that when you come together as a church, there are divisions(DH) among you, and to some extent I believe it. 19 No doubt there have to be differences among you to show which of you have God’s approval.(DI) 20 So then, when you come together, it is not the Lord’s Supper you eat, 21 for when you are eating, some of you go ahead with your own private suppers.(DJ) As a result, one person remains hungry and another gets drunk. 22 Don’t you have homes to eat and drink in? Or do you despise the church of God(DK) by humiliating those who have nothing?(DL) What shall I say to you? Shall I praise you?(DM) Certainly not in this matter!

23 For I received from the Lord(DN) what I also passed on to you:(DO) The Lord Jesus, on the night he was betrayed, took bread, 24 and when he had given thanks, he broke it and said, “This is my body,(DP) which is for you; do this in remembrance of me.” 25 In the same way, after supper he took the cup, saying, “This cup is the new covenant(DQ) in my blood;(DR) do this, whenever you drink it, in remembrance of me.” 26 For whenever you eat this bread and drink this cup, you proclaim the Lord’s death until he comes.(DS)

27 So then, whoever eats the bread or drinks the cup of the Lord in an unworthy manner will be guilty of sinning against the body and blood of the Lord.(DT) 28 Everyone ought to examine themselves(DU) before they eat of the bread and drink from the cup. 29 For those who eat and drink without discerning the body of Christ eat and drink judgment on themselves. 30 That is why many among you are weak and sick, and a number of you have fallen asleep.(DV) 31 But if we were more discerning with regard to ourselves, we would not come under such judgment.(DW) 32 Nevertheless, when we are judged in this way by the Lord, we are being disciplined(DX) so that we will not be finally condemned with the world.(DY)

33 So then, my brothers and sisters, when you gather to eat, you should all eat together. 34 Anyone who is hungry(DZ) should eat something at home,(EA) so that when you meet together it may not result in judgment.

And when I come(EB) I will give further directions.

Footnotes

  1. 1 Corinthians 9:5 That is, Peter
  2. 1 Corinthians 9:9 Deut. 25:4
  3. 1 Corinthians 10:7 Exodus 32:6
  4. 1 Corinthians 10:9 Some manuscripts test the Lord
  5. 1 Corinthians 10:13 The Greek for temptation and tempted can also mean testing and tested.
  6. 1 Corinthians 10:13 The Greek for temptation and tempted can also mean testing and tested.
  7. 1 Corinthians 10:13 The Greek for temptation and tempted can also mean testing and tested.
  8. 1 Corinthians 10:26 Psalm 24:1
  9. 1 Corinthians 11:3 Or of the wife is her husband
  10. 1 Corinthians 11:7 Or Every man who prays or prophesies with long hair dishonors his head. But every woman who prays or prophesies with no covering of hair dishonors her head—she is just like one of the “shorn women.” If a woman has no covering, let her be for now with short hair; but since it is a disgrace for a woman to have her hair shorn or shaved, she should grow it again. A man ought not to have long hair
  11. 1 Corinthians 11:10 Or have a sign of authority on her