Add parallel Print Page Options

Adonia kroont zichzelf tot koning

Koning David was heel erg oud geworden. Hij had het aldoor koud, al werden er nog zoveel dekens over hem heen gelegd. Toen zeiden zijn dienaren tegen hem: "Laten we voor u een jong meisje zoeken om voor u te zorgen. Laat haar tegen u aan liggen, zodat u warm wordt." Ze zochten in heel Israël naar een mooi meisje. Uiteindelijk kozen ze Abisag uit Sunem, en brachten haar bij de koning. Het was een heel mooi meisje. Ze verzorgde de koning en bediende hem. Maar de koning ging niet met haar naar bed.

Adonia, de zoon van David en Haggit, besloot om de nieuwe koning te worden.[a] Hij zorgde voor strijdwagens en ruiters en zocht 50 mannen uit die voor hem uit liepen. Zijn vader had hem zijn hele leven nog nooit ergens voor bestraft. Hij zag er erg knap uit en was na Absalom geboren, dus Davids vierde zoon. Hij haalde legeraanvoerder Joab (de zoon van Zeruja) en de priester Abjatar over om zijn kant te kiezen. Maar de priester Zadok, Benaja[b] (de zoon van Jojada), de profeet Natan, Simeï, Reï en Davids helden stonden niet aan de kant van Adonia.

Daarna hield Adonia een groot offerfeest. Hij slachtte schapen, koeien en geiten bij de rots Zohelet, waar de Rogel-bron is. Hij nodigde al zijn broers voor dit kroningsfeest uit, alle zonen van de koning, en alle Judeese hofdienaren van de koning. 10 Maar de profeet Natan, Benaja, de helden en zijn broer Salomo werden niet uitgenodigd.

David zegt dat Salomo de nieuwe koning wordt

11 Toen ging de profeet Natan naar Batseba, de moeder van Salomo. Hij zei tegen haar: "Heeft u niet gehoord dat Adonia koning is geworden? En koning David weet het niet! 12 Laat mij u alstublieft een goede raad geven. Alleen als u doet wat ik zeg, kunt u uw eigen leven en het leven van uw zoon Salomo redden. 13 Ga naar koning David en zeg tegen hem: 'U heeft mij toch gezworen dat Salomo na u koning zou worden? Waarom is Adonia dan nu koning geworden?' 14 En terwijl u met de koning hierover praat, zal ik binnen komen. Ik zal dan laten blijken dat het waar is wat u zegt." 15 Dus ging Batseba de kamer van de koning in. De koning was heel erg oud. Abisag, het meisje uit Sunem, bediende hem. 16 Batseba knielde neer en boog zich diep voor David. Hij vroeg: "Wat is er?" 17 Ze antwoordde: "Mijn heer, u heeft mij bij uw Heer God gezworen dat Salomo na u koning zou worden. 18 Maar nu is Adonia koning geworden en u weet het niet eens. 19 Hij heeft grote aantallen koeien, geiten en schapen geslacht. Al uw zonen, de priester Abjatar en aanvoerder Joab zijn uitgenodigd voor het kroningsfeest. Alleen Salomo heeft hij niet uitgenodigd. 20 Maar Israël verwacht dat ú hun zal zeggen wie er na u koning zal zijn. 21 Als u niets doet, zullen mijn zoon Salomo en ik als opstandelingen worden gedood, zodra u bent gestorven."

22 Terwijl ze met de koning hierover sprak, kwam de profeet Natan naar de koning. 23 Een dienaar kwam de koning zeggen: "De profeet Natan is er." Toen Natan bij de koning was gekomen, boog hij diep. 24 En hij zei: "Mijn heer de koning, heeft ú gezegd dat Adonia na u koning moet worden? 25 Want hij heeft vandaag grote aantallen koeien, schapen en geiten geslacht voor een feest. Hij heeft al uw zonen, de aanvoerders van het leger en de priester Abjatar uitgenodigd. Ze zijn nu samen aan het eten en drinken, en roepen: 'Leve koning Adonia!' 26 Maar ik, de priester Zadok, Benaja en Salomo zijn niet uitgenodigd. 27 Als u dit zo heeft geregeld, waarom heeft u het dan niet tegen mij gezegd?"

28 Toen zei de koning: "Roep Batseba weer binnen." Ze kwam weer binnen en bleef voor de koning staan. 29 Toen zwoer de koning: "Ik heb vroeger gezworen bij de Heer die mij uit alle moeilijkheden heeft gered, 30 dat jouw zoon Salomo na mij koning zal zijn. Hij zal na mij op mijn troon zitten. Vandaag zal ik mij aan die belofte houden." 31 Toen knielde Batseba voor de koning neer, met haar gezicht op de grond en zei: "Mijn heer de koning, ik wens u nog een lang leven toe!"

Salomo wordt tot koning gekroond

32 Verder zei koning David: "Roep de priester Zadok, de profeet Natan en de aanvoerder Benaja hier." Ze kwamen bij de koning. 33 En de koning zei tegen hen: "Ga met mijn mannen naar Salomo. Breng hem op mijn eigen paard naar Gihon. 34 Daar moeten de priester Zadok en de profeet Natan hem tot koning van Israël zalven. Blaas dan op de ramshoorn en roep: 'Leve koning Salomo!' 35 Breng hem daarna naar mijn paleis en laat hem op mijn troon gaan zitten. Want hij moet in mijn plaats koning worden. Hem wijs ik aan als koning van Israël en Juda." 36 Benaja antwoordde de koning: "Ik zal doen wat u heeft gezegd. Laat de Heer uw woorden bevestigen. 37 Ik wens u toe dat de Heer voor Salomo net zo goed zal zijn als voor u, en dat Hij Salomo zelfs nog machtiger dan u zal maken, mijn heer de koning!"

38 Toen vertrokken de priester Zadok, de profeet Natan en Benaja met de lijfwacht. Ze brachten Salomo op het paard van koning David naar Gihon. 39 Zadok had de ramshoorn met olijf-olie uit de tent van ontmoeting meegenomen. Daarmee zalfde hij Salomo. Toen bliezen ze op de ramshorens en riepen: "Leve koning Salomo!" 40 Daarna ging het hele volk met hem mee. Ze maakten muziek en vierden feest, zodat de aarde ervan dreunde.

41 Adonia en zijn gasten hoorden dit toen ze net met de maaltijd klaar waren. Joab hoorde het geluid van de ramshorens en vroeg: "Waarom blazen ze op de ramshorens? Waarom is het zo'n lawaai in de stad?" 42 Terwijl hij nog sprak, kwam Jonatan binnen, de zoon van de priester Abjatar. Adonia zei: "Kom binnen, want je bent een dapper man. Je zal wel goed nieuws komen brengen." 43 Maar Jonatan antwoordde Adonia: "Nee, juist niet. Onze heer koning David heeft Salomo als koning aangewezen. 44 De koning heeft hem met de priester Zadok, de profeet Natan en Benaja met de lijfwacht naar Gihon gestuurd, op het paard van de koning. 45 Zadok en Natan hebben hem in Gihon tot koning gezalfd. Nu zijn ze juichend naar de stad terug gegaan. Dat is het lawaai dat u hoort. 46 Salomo zit al op de troon van de koning. 47 Bovendien zijn de dienaren van de koning onze heer koning David komen feliciteren. Ze wensten hem toe dat God Salomo nog beroemder en machtiger zal maken dan David. Toen heeft de koning op zijn rustbank God gedankt. 48 Hij zei: 'Prijs de Heer, de God van Israël. Hij heeft vandaag, terwijl mijn ogen het nog zien, iemand op mijn troon gezet.' " 49 Toen sprongen alle mannen die door Adonia waren uitgenodigd geschrokken op en vertrokken haastig.

50 Ook Adonia was bang voor Salomo. Hij vluchtte naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast. 51 Salomo kreeg het bericht: "Adonia is bang voor u. Daarom heeft hij de horens van het altaar beetgepakt zodat u hem niets zal durven doen uit ontzag voor het altaar. Hij heeft gezegd: 'Laat koning Salomo eerst zweren dat hij me niet zal doden.' " 52 Toen zei Salomo: "Als hij niets verkeerds doet, zal hem niets gebeuren. Maar als ik ontdek dat hij mij kwaad wil doen, zal ik hem doden." 53 Toen liet koning Salomo hem bij het altaar ophalen. Toen Adonia bij Salomo werd binnengebracht, boog hij zich diep voor koning Salomo. En Salomo zei tegen hem: "Ga naar huis."

De laatste woorden van koning David

Toen David voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet hij zijn zoon Salomo komen. Hij zei tegen hem: "Ook ik ga nu sterven, zoals uiteindelijk iedereen. Wees vastberaden en laat zien wat je kan. Dien je Heer God en leef zoals Hij het wil. Houd je aan al zijn wetten en leefregels zoals die staan opgeschreven in de wet van Mozes. Want dan zal het goed met je gaan in alles wat je doet. En dan kan de Heer doen wat Hij mij heeft beloofd. Hij heeft tegen me gezegd: 'Als je zonen leven zoals Ik het wil en met hart en ziel trouw zijn aan Mij en dicht bij Mij leven, dan zal altijd een van jouw zonen koning van Israël zijn.'

Je weet wat Joab, de zoon van Zeruja, mij heeft aangedaan. Hij heeft in vredestijd twee aanvoerders van het leger van Israël vermoord: Abner de zoon van Ner, en Amasa de zoon van Jeter.[c] Hij is schuldig aan de dood van twee onschuldige mensen. Hij heeft hen in vredestijd gedood. Doe nu wat jou het beste lijkt. Zorg ervoor dat de oude Joab geen vredige dood zal sterven.

Maar voor de zonen van Barzillai uit Gilead moet je goed zijn. Laat hen bij jou aan tafel eten. Want toen ik voor je broer Absalom op de vlucht was, zijn ze naar mij toe gekomen en hebben ze voor mij gezorgd.[d]

Dan is er ook nog Simeï, de zoon van Gera, uit Bahurim in het gebied van de stam van Benjamin. Hij heeft mij vreselijk lopen vervloeken toen ik naar Mahanaïm vluchtte. Maar toen ik terugkwam, kwam hij me bij de Jordaan ophalen. Ik heb hem toen bij de Heer gezworen dat ik hem niet zou doden.[e] Maar nu moet jij hem niet ongestraft laten. Je bent een wijs man en je weet vast wel wat je moet doen, zodat de oude Simeï geen vredige dood zal sterven."

10 Toen stierf David. Hij werd begraven in de 'Stad van David'.[f] 11 David had 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron was hij zeven jaar koning over Juda geweest, in Jeruzalem was hij 33 jaar koning over heel Israël. 12 Salomo volgde David als koning op. En God maakte hem heel machtig.

Koning Salomo laat zijn broer Adonia doden

13 Adonia ging naar Batseba, de moeder van Salomo. Ze vroeg hem: "Kom je met goede bedoelingen?" 14 Hij antwoordde: "Ja, ik wil iets met u bespreken." Ze zei: "Zeg het." 15 Toen zei Adonia: "U weet dat ik er recht op had om koning te worden. En heel Israël verwachtte ook dat ik koning zou worden. Maar het liep anders. Mijn broer werd koning, doordat de Heer hem uitkoos. 16 Nu wil ik u iets vragen. Luister alstublieft naar mij." 17 Ze zei: "Zeg het." Hij zei: "Vraag alstublieft aan koning Salomo of ik mag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem. Als u het hem vraagt, zal hij het zeker goedvinden." 18 Batseba antwoordde: "Ik zal het er met de koning over hebben."

19 Batseba ging naar koning Salomo om met hem over Adonia te spreken. De koning stond op, liep haar tegemoet en boog zich diep voor haar. Daarna ging hij op zijn troon zitten. Rechts van zich liet hij een stoel neerzetten voor zijn moeder. Ze ging naast hem zitten. 20 Ze zei: "Ik wil een kleinigheid van je vragen. Ik hoop dat je het wil doen." De koning zei tegen haar: "Vraag het maar, moeder, ik zal doen wat u vraagt." 21 Toen zei ze: "Je broer Adonia wil graag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem." 22 Maar koning Salomo zei tegen zijn moeder: "Waarom vraagt u me alleen maar om Abisag aan Adonia te geven? U kan mij net zo goed vragen om het koningschap aan hem te geven omdat hij mijn oudere broer is![g] Dat zouden de priester Abjatar en Joab ook wel graag willen!" 23 En koning Salomo zwoer bij de Heer: "Ik zweer bij God dat Adonia's vraag hem het leven zal kosten.[h] 24 Vandaag nog zal ik hem doden. Dat zweer ik bij de Heer, die mij het koningschap en de troon van mijn vader David heeft gegeven, en die mij heeft beloofd dat altijd één van mijn zonen koning zal zijn." 25 En hij liet Adonia door Benaja doden.

Salomo stuurt de priester Abjatar weg

26 Tegen de priester Abjatar zei de koning: "Ga op je eigen stuk grond bij Anatot wonen. Eigenlijk verdien je de doodstraf. Dat ik je niet dood, is alleen maar omdat je voor mijn vader David de kist van de Heer hebt gedragen en omdat je samen met mijn vader alle moeilijkheden hebt verdragen die hem zijn overkomen." 27 Zo joeg Salomo Abjatar weg, zodat hij geen priester van de Heer meer was. Zo werd werkelijkheid wat de Heer in Silo had gezegd over de familie van Eli.[i]

Salomo laat Joab doden

28 Toen Joab dit hoorde, vluchtte hij naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast zodat Salomo hem niets zou durven doen uit ontzag voor het altaar. Hij had vroeger niet de kant van Absalom gekozen, maar nu wel de kant van Adonia. 29 Koning Salomo kreeg het bericht: "Joab is naar het altaar bij de tent van de Heer gevlucht." Toen stuurde Salomo Benaja naar de tent met de woorden: "Ga erheen en steek hem dood." 30 Benaja ging naar de tent van de Heer en zei tegen Joab: "De koning beveelt je naar buiten te komen." Maar hij zei: "Nee, ik wil hier sterven." Benaja bracht Joabs antwoord aan de koning over. 31 Toen zei de koning tegen hem: "Doe wat hij heeft gezegd. Steek hem dood en begraaf hem. Neem zo voor mij en mijn vader wraak voor de moord op twee onschuldige mannen,[j] want hij heeft hen zonder reden gedood. 32 Zo zal de Heer Joab straffen voor de moord op twee mannen die rechtvaardiger en beter waren dan hij. Hij heeft Abner, de aanvoerder van Israël, en Amasa, de aanvoerder van Juda, met zijn zwaard neergestoken en gedood, zonder dat mijn vader hem dat had bevolen. 33 Zo zullen hij en zijn familie worden gestraft voor de dood van twee onschuldige mannen. Maar David en zijn familie zullen voor altijd vrede hebben met de Heer." 34 Benaja vertrok weer en stak Joab dood. Joab werd in zijn huis in de woestijn begraven. 35 En de koning maakte Benaja in Joabs plaats aanvoerder van het leger. De priester Zadok maakte hij hogepriester in de plaats van Abjatar.

Salomo straft Simeï

36 Daarna liet de koning Simeï komen. Hij zei tegen hem: "Bouw voor jezelf een huis in Jeruzalem en ga daar wonen. Je mag Jeruzalem niet verlaten. Je mag nergens heen. 37 Ik waarschuw je: als je Jeruzalem uitgaat en de beek Kidron oversteekt, zul je worden gedood. Dat zal dan je eigen schuld zijn." 38 Simeï zei tegen de koning: "Het is goed. Ik zal doen wat u heeft gezegd, mijn heer de koning." En Simeï woonde een tijd in Jeruzalem.

39 Maar na drie jaar liepen twee slaven van Simeï weg naar Achis, de zoon van Maächa, de koning van Gat. Simeï kreeg het bericht dat zijn slaven in Gat waren. 40 Hij zadelde zijn ezel en ging naar Gat, naar Achis, om zijn slaven te zoeken. Hij haalde ze terug uit Gat. 41 Salomo hoorde dat Simeï uit Jeruzalem naar Gat was gegaan en weer terug was gekomen. 42 Hij liet Simeï roepen. Hij zei tegen hem: "Ik heb je bij de Heer gezworen en je ingeprent: 'Onthoud dat je wordt gedood als je de stad verlaat.' En je hebt mij geantwoord: 'Dat is goed.' 43 Waarom heb je je er dan niet aan gehouden? 44 Je weet wat je mijn vader David hebt aangedaan. Diep in je hart weet je dat je schuldig bent. Nu zal de Heer je ervoor straffen. 45 Maar de Heer zal mij, koning Salomo, zegenen. Hij zal ervoor zorgen dat altijd een zoon van David koning zal zijn." 46 Toen gaf de koning aan Benaja het bevel om hem te doden. Benaja stak hem buiten dood. En de Heer maakte Salomo machtig.

Footnotes

  1. 1 Koningen 1:5 Davids oudste zoon Ammon was vermoord door Absalom. Over Davids tweede zoon Kileab is niets bekend. Misschien is hij jong gestorven. De derde zoon Absalom was vermoord toen hij in opstand kwam tegen zijn vader David. Daarom vond Adonia, Davids vierde zoon, dat hij de troonopvolger was. Maar hij kon niet wachten tot zijn vader gestorven was en kroonde zichzelf alvast tot koning. Misschien ook omdat hij wist dat de troon aan zijn broer Salomo was beloofd.
  2. 1 Koningen 1:8 Benaja stond aan het hoofd van de lijfwacht van de koning.
  3. 1 Koningen 2:5 Lees 2 Samuel 3:26-30 en 2 Samuel 20:8-10.
  4. 1 Koningen 2:7 Lees 2 Samuel 17:27-29 en 2 Samuel 19:31-40.
  5. 1 Koningen 2:8 Lees 2 Samuel 16:5-14 en 2 Samuel 19:16-23.
  6. 1 Koningen 2:10 De 'Stad van David' was het deel van Jeruzalem waar de burcht Sion stond. Binnen de muren van de burcht bevond zich ook Davids paleis. Lees 2 Samuel 5:9.
  7. 1 Koningen 2:22 Abisag hoorde bij de harem van koning David. In die tijd was het zo, dat de man die (een vrouw uit) de harem van de koning kreeg, de nieuwe koning was. Adonia wil dus niet met haar trouwen omdat hij van haar houdt, maar omdat hij van plan is het koningschap van Salomo over te nemen.
  8. 1 Koningen 2:23 Lees 1 Koningen 1:52.
  9. 1 Koningen 2:27 Lees 1 Samuel 2:27-36.
  10. 1 Koningen 2:31 Namelijk Amasa en Abner. Lees 1 Koningen 2:5.