Add parallel Print Page Options

Het altaar door Asa herbouwd

15 De Geest van God kwam over Azarja, de zoon van Oded, en hij ging koning Asa tegemoet, die juist terugkeerde van de succesvolle veldtocht. ‘Luister naar mij, Asa! Luister, legers van Juda en Benjamin!’ riep hij. ‘De Here blijft bij u, zolang u bij Hem blijft. Als u Hem zoekt, zult u Hem ook vinden. Maar als u Hem de rug toekeert, zal Hij u in de steek laten. Al lange tijd hebben de inwoners van Israël de ware God niet meer aanbeden en hebben zij geen echte priesters gehad om hen te onderwijzen. Zij hebben zonder Gods wetten geleefd. Maar elke keer dat zij zich in moeilijke situaties tot de Here, de God van Israël, wendden, kwam Hij hen te hulp. In de tijd dat zij opstandig waren tegenover God, kon niemand veilig van de ene plaats naar de andere reizen. Er heerste paniek en chaos onder de mensen. Zij voerden oorlogen met andere landen en binnenlandse twisten tussen steden verscheurden het land, doordat de Here hen trof met allerlei rampen. Maar u, mannen van Juda, u moet het goede blijven doen en niet ontmoedigd raken, want er wacht u een beloning voor al uw inspanning.’

Nadat koning Asa deze profetie van Azarja had gehoord, vatte hij moed en verwoestte alle afgodsbeelden in Juda en Benjamin en in de steden in het heuvelland van Efraïm die hij had veroverd. Tevens herstelde hij het altaar van de Here voor de tempel. Toen riep hij alle inwoners van Juda en Benjamin en de immigranten uit Israël bijeen. Velen waren uit de gebieden van Efraïm, Manasse en Simeon naar Juda gekomen, toen zij zagen dat de Here aan de kant van koning Asa stond. 10 In de derde maand van het vijftiende regeringsjaar van koning Asa kwamen zij in groten getale naar Jeruzalem 11 en offerden daar zevenhonderd ossen en zevenduizend schapen aan de Here. De dieren waren een deel van de oorlogsbuit. 12 Daarna beloofden zij plechtig in een verbond dat zij voortaan alleen de Here, de God van hun voorouders, met hart en ziel zouden dienen. 13 Ieder die dat weigerde moest sterven, oud of jong, man of vrouw. 14 Zij riepen met luide stem hun eed van trouw uit naar God, begeleid door trompetten en bazuinen. 15 Iedereen was blij met deze eed tegenover God die ze uit de grond van hun hart hadden afgelegd. Zij wilden de Here boven alles zoeken en zij vonden Hem ook. En Hij gaf vrede door het hele land.

16 Koning Asa zette zelfs zijn moeder Maächa af als koningin-moeder, omdat zij een beeld van Asjéra had gemaakt, hij sloeg het beeld kapot en verbrandde de brokstukken bij de beek de Kidron. 17 In Israël werden de heidense tempels echter niet verwijderd. Maar hier in Juda en Benjamin was het hart van koning Asa zijn hele leven volkomen op God gericht. 18 De zilveren en gouden schalen die hij en zijn vader aan de Here hadden gewijd, bracht hij terug naar de tempel. 19 Zo werd er tot het vijfendertigste regeringsjaar van koning Asa geen oorlog meer gevoerd.

Het einde van Asaʼs koningschap

16 In het zesendertigste regeringsjaar van koning Asa verklaarde koning Baësa van Israël hem de oorlog en bouwde een fort bij Rama, waarmee hij de weg naar Juda afsloot. Asa reageerde al snel, hij haalde zilver en goud uit de tempel en het paleis en stuurde dat met de volgende boodschap naar koning Benhadad van Syrië in Damascus: ‘Laten wij het niet-aanvalsverdrag vernieuwen dat uw en mijn vader met elkaar sloten. Hopelijk is dit zilver en goud voor u genoeg om uw bondgenootschap met koning Baësa van Israël te verbreken. Als u dat doet, zal hij mij met rust laten.’ Benhadad ging op koning Asaʼs verzoek in en stuurde zijn leger eropuit om Israël aan te vallen. Het verwoestte de steden Ijon, Dan, Abel-Maïm en alle voorraadsteden in Naftali. Zodra koning Baësa van Israël hoorde wat er gebeurde, legde hij de bouw aan het fort bij Rama stil en gaf hij zijn plan Juda aan te vallen op. Koning Asa en de inwoners van Juda trokken daarna naar Rama, haalden de stenen voor de bouw en het timmerhout weg en gebruikten dat om de steden Geba en Mispa te versterken.

Rond die tijd kwam de profeet Hanani bij koning Asa en zei: ‘Omdat u de hulp van de koning van Syrië hebt ingeroepen in plaats van de hulp van de Here, uw God, is het leger van de koning van Syrië ontkomen. Herinnert u zich niet meer wat gebeurde met de Ethiopiërs en Libiërs en hun enorme leger met al die strijdwagens en ruiters? Maar toen vertrouwde u op de Here en gaf Hij hen in uw macht. Want de Here waakt over de hele aarde en biedt krachtige hulp aan mensen die Hem zijn toegewijd. Wat bent u onverstandig geweest! Van nu af aan zult u voortdurend in oorlog leven.’ 10 Asa was zo boos om wat de profeet had gezegd dat hij hem gevangen liet nemen. Vanaf die tijd begon hij ook enkele mensen uit het volk op een wrede manier te behandelen.

11 De verdere levensloop van koning Asa staat beschreven in de Boeken van de koningen van Juda en Israël. 12 In zijn negenendertigste regeringsjaar kreeg Asa een ernstige ziekte aan zijn voeten. Hij zocht zijn heil echter niet bij de Here, maar bij zijn doktoren. 13,14 Hij stierf in zijn eenenveertigste regeringsjaar en werd begraven in een graf dat hij voor zichzelf in Jeruzalem had laten bouwen. Men legde hem neer op een bed dat was voorzien van allerlei kruiden en speciale zalven en tijdens zijn begrafenis brachten zijn onderdanen hem de laatste eer door een enorm vuur te ontsteken en een grote hoeveelheid reukwerk te verbranden.

Asa sluit opnieuw een verbond met de Heer

15 De Geest van God kwam over Azarja, de zoon van Oded. Hij ging Asa tegemoet en zei tegen hem: "Luister naar mij, koning Asa! En Juda en Benjamin, luister naar wat ik zeg: De Heer is met u, zolang u Hem wil dienen. Maar als u Hem verlaat, zal Hij u ook verlaten. Israël heeft lange tijd geleefd zonder de ware God, zonder priester die les gaf in de wet, en zonder zich aan de wet te houden. Maar als de mensen in moeilijkheden terug gingen naar de Heer, de God van Israël, en Hem weer gingen dienen, was Hij weer goed voor hen. In tijden dat het volk zich niets van God aantrok, was niemand veilig op de weg. Er was onrust in het hele land. Stammen en steden streden tegen elkaar. Want God zorgde er dan voor dat er overal onrust was. Wees dus vastbesloten om de Heer te dienen, want de Heer zal u belonen voor wat u doet."

Toen Asa hoorde wat Azarja over hem profeteerde, was hij vastbesloten om de Heer te dienen. Daarom deed hij alle godenbeelden weg uit heel Juda en Benjamin. Ook uit de steden die hij in de bergen van Efraïm had veroverd. Hij herbouwde het altaar van de Heer bij de voorhal van de tempel. Hij liet heel Juda en Benjamin naar Jeruzalem komen, samen met alle mannen uit andere stammen die zich bij hem hadden aangesloten. Want er waren veel mannen van de stammen van Efraïm, Manasse en Simeon overgelopen naar koning Asa. Ze kwamen naar hem toe, omdat ze merkten dat zijn Heer God met hem was.

10 En ze kwamen in Jeruzalem samen, in de derde maand. Asa regeerde toen 15 jaar. 11 Die dag offerden ze aan de Heer 700 koeien en 7000 schapen van de buit die ze hadden meegebracht. 12 Ze sloten een verbond met de Heer God. Ze beloofden dat ze Hem met hun hele hart en hele ziel zouden dienen. 13 Ze beloofden ook dat iedereen die de Heer, de God van Israël, niet zou dienen, gedood zou worden. Van hoog tot laag, man of vrouw. 14 Ze zwoeren dit luid, terwijl er op de trompetten en de ramshorens werd geblazen. Iedereen juichte. 15 Heel Juda vierde feest over de eed die ze hadden gezworen. Want ze hadden die met hun hele hart gezworen. Ze wilden Hem met hart en ziel dienen. Daarom was Hij goed voor hen: Hij gaf hun aan alle kanten vrede. 16 Koning Asa heeft zelfs zijn grootmoeder Maächa haar macht afgenomen, omdat ze een godenbeeld had gemaakt. Asa hakte het beeld stuk, verpulverde het en verbrandde het in het Kidron-dal. 17 Maar de altaren in Juda liet hij staan. Toch diende Asa zijn leven lang God met zijn hele hart. 18 Hij bracht de geschenken die zijn vader aan de Heer had gegeven en zijn eigen geschenken naar de tempel van God: zilver, goud en allerlei voorwerpen. 19 In de eerste 35 jaar dat Asa koning was, was er geen oorlog.

Asa vraag Aram om hulp in de strijd tegen Israël

16 Maar toen Asa 36 jaar koning van Juda was, werd hij aangevallen door koning Baësa van Israël. Baësa bouwde een muur en torens om Rama. Zo kon hij alle handel van en naar koning Asa tegenhouden. Toen haalde Asa al het zilver en goud uit de schatkamers van de tempel van de Heer en het paleis. Dat liet hij naar koning Benhadad van Aram brengen, die in Damaskus woonde. Daarbij stuurde hij hem de boodschap: "Uw vader heeft een verbond gesloten met mijn vader. Laten wij nu ook een verbond sluiten. Ik geef u dit geschenk van zilver en goud, als u uw verbond met koning Baësa verbreekt en hem en zijn leger uit mijn land wegjaagt."

Benhadad deed wat koning Asa hem had gevraagd en viel met zijn legers Israël aan. Hij veroverde de steden Ijon, Dan, Abel-Bet-Maächa en al de voorraadsteden in het gebied van de stam van Naftali. Zodra Baësa dat hoorde, vertrok hij uit Rama. Hij zag verder van zijn plan af. Toen liet koning Asa alle mannen uit Juda oproepen. Ze haalden de stenen en het hout weg waarmee Baësa Rama had versterkt. Dat gebruikte koning Asa om er de steden Geba en Mizpa mee te versterken.

Toen kwam de profeet Hanani naar Asa toe. Hij zei tegen hem: "U heeft niet op uw Heer God vertrouwd, maar op de koning van Aram. Daarom is het leger van Aram niet in uw macht gekomen. U weet nog hoe groot het leger van de Ethiopiërs en Libiërs was, hoe ontelbaar veel strijdwagens en ruiters het had. Toch heeft de Heer u toen de overwinning gegeven, omdat u op Hem vertrouwde. De Heer zoekt op de hele aarde naar mensen die Hem met hart en ziel dienen. Hen zal Hij krachtig helpen. Maar nu bent u dwaas geweest. Vanaf nu zal er steeds oorlog tegen u gevoerd worden." 10 Asa werd woedend op de profeet en zette hem in de gevangenis. Hij was kwaad over wat de profeet had gezegd. Vanaf die tijd mishandelde Asa ook andere mensen van het volk.

11 De rest van wat Asa allemaal heeft gedaan,[a] vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda en Israël.

12 Toen Asa 39 jaar koning was, werd hij ziek aan zijn voeten. Hij werd steeds zieker, maar zelfs toen ging hij niet de Heer om hulp vragen, maar de dokters. 13 Asa stierf toen hij 41 jaar koning was. 14 Hij werd begraven in het graf dat hij in de 'Stad van David' had laten uithakken. Ze legden hem neer op een bed dat gevuld was met een speciaal mengsel van specerijen en kruiden, dat door zalfmakers daarvoor gemengd was. Daarna staken ze een heel groot vuur aan om hem te eren.