Add parallel Print Page Options

Israël aanbidt afgoden

13 Koning Joahaz, de zoon van Jehu, begon zijn zeventien jaar durend bewind over Israël in het drieëntwintigste regeringsjaar van koning Joas van Juda. Hij was echter een slechte koning en volgde het voorbeeld van Jerobeam, die heel Israël in de zonde had meegesleept. Daarom kwam de toorn van de Here over Israël en Hij stond toe dat koning Hazaël van Syrië en diens zoon Benhadad voortdurend overwinningen op Israël behaalden. Maar Joahaz bad om hulp van de Here en de Here luisterde naar hem. Hij zag namelijk heel goed hoe erg Israël te lijden had onder de voortdurende aanvallen van de koning van Syrië. De Here gaf Israël een bevrijder die het volk zou redden van de tirannie van de Syriërs. Daarna konden de Israëlieten weer een rustig en veilig bestaan leiden, zoals dat ook in vroeger dagen was geweest. Maar voorlopig gingen zij door met zondigen, in navolging van de goddeloze Jerobeam. Zij bleven ook de godin Astarte in Samaria aanbidden. Ten slotte dunde de Here Joahazʼ leger uit tot hij nog maar vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk over had. De rest was door de koning van Syrië vernietigd alsof het stof onder zijn voeten was.

De rest van de geschiedenis van koning Joahaz is beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. 9,10 Na zijn dood werd Joahaz in Samaria begraven en zijn zoon Joas regeerde daarna zestien jaar vanuit Samaria. Hij besteeg de troon in het zevenendertigste regeringsjaar van koning Joas van Juda. 11 Maar ook hij was een goddeloze koning, want evenals Jerobeam moedigde hij zijn onderdanen aan de afgoden te aanbidden en gaf hij zijn volk een slecht voorbeeld. 12 De overige gegevens over de regering van Joas, inclusief zijn oorlogen tegen koning Amazia van Juda, staan beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. 13 Joas stierf en werd in Samaria bij de andere koningen van Israël begraven. Jerobeam de Tweede werd de nieuwe koning.

14 De profeet Elisa kreeg een dodelijke ziekte en koning Joas bracht hem een bezoek. De koning kon zijn tranen niet bedwingen en zei treurig: ‘Mijn vader, mijn vader! De Wagens en Ruiters van Israël! U bent de steun en toeverlaat van Israël.’ 15 Elisa zei tegen hem: ‘Pak een boog en een paar pijlen.’ Joas deed dat 16,17 en Elisa zei: ‘Open dat oostelijke raam.’ Daarna zei hij de koning de boog te spannen en hij legde zijn eigen handen op de handen van de koning. ‘Schiet!’ beval Elisa en de koning liet de pees van de boog los. Toen zei Elisa: ‘Dit is een pijl van verlossing door de Here, een pijl van overwinning op Syrië. U zult de Syriërs bij Afek namelijk volledig verslaan. 18 Pak nu die andere pijlen en sla ermee op de vloer.’ De koning pakte ze op en sloeg er driemaal mee op de vloer. 19 De profeet werd boos op hem. ‘U had vijf- of zesmaal op de vloer moeten slaan,’ riep hij, ‘want dan had u Syrië echt vernietigend verslagen, nu zult u slechts driemaal de overwinning behalen!’

20,21 Korte tijd later stierf Elisa en werd begraven. In die tijd gebeurde het nogal eens dat Moabitische bandieten in de lente invallen in Israël deden. Op een keer zagen enkele mannen die net een vriend aan het begraven waren, een bende bandieten naderen en in hun haast om weg te komen, gooiden zij het lijk in de graftombe van Elisa. Zodra het lijk in aanraking kwam met de beenderen van Elisa, kwam de dode man weer tot leven en sprong overeind!

22 Israël had tijdens het hele bewind van koning Joahaz te lijden gehad van voortdurende aanvallen van koning Hazaël van Syrië. 23 De Here toonde echter genade voor de Israëlieten, zodat zij niet volledig werden vernietigd. God had medelijden met hen en hield zich ook nog steeds aan zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob. En dat is tot nu toe nog steeds zo. 24 Koning Hazaël van Syrië stierf en zijn zoon Benhadad volgde hem op. 25 Koning Joas van Israël, de zoon van Joahaz, had driemaal succes bij de herovering van de steden die zijn vader aan Benhadad had verloren.

Amazia, koning van Juda

14 In het tweede regeringsjaar van koning Joas van Israël kwam koning Amazia in Juda aan het bewind. Amazia was op dat moment vijfentwintig jaar en bleef negenentwintig jaar aan de regering. Zijn moeder heette Joaddan en was een geboren Jeruzalemse. Hij was een goede koning in de ogen van de Here, hoewel niet zo goed als zijn voorvader David. In alles volgde hij het goede voorbeeld van zijn vader Joas. Ook hij haalde echter de offerplaatsen op de heuvels niet weg, dus bleven de mensen daar hun offers en reukwerk verbranden. Zodra hij de macht stevig in handen had, liet hij de moordenaars van zijn vader doden. Hun kinderen doodde hij niet, omdat de Here in de wet van Mozes had verboden dat vaders voor hun kinderen moesten sterven of kinderen met hun leven moesten boeten voor de zonden van hun vaders. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen zonden. Eens doodde Amazia tienduizend Edomieten in de zoutvallei. Hij veroverde ook Sela en gaf het de nieuwe naam Jokteël. Zo heet het vandaag de dag nog.

Op een dag stuurde hij een boodschap naar koning Joas van Israël, de zoon van Joahaz en kleinzoon van Jehu, waarin hij hem uitdaagde zijn leger te mobiliseren en de strijd met hem aan te binden. Maar koning Joas liet weten: ‘De distel van de Libanon eiste van de machtige ceder: “Geef uw dochter als vrouw aan mijn zoon.” Maar net op dat moment kwam een wild dier langs dat op de distel stapte en hem de grond in trapte. 10 U hebt Edom verslagen en bent daar erg trots op. Ik raad u echter aan tevreden te zijn met uw glorie en thuis te blijven. Waarom vraagt u om moeilijkheden die zowel u als Juda te gronde kunnen richten?’ 11 Maar Amazia luisterde niet en daarom mobiliseerde koning Joas van Israël zijn leger. Bij Bet-Semes, een van de steden van Juda, leverden de beide legers slag 12 en Juda werd verslagen, waarop het leger naar huis vluchtte. 13 Koning Amazia werd gevangengenomen en Joas trok met het Israëlitische leger verder naar Jeruzalem. Daar braken de troepen van Israël de stadsmuur af vanaf de Efraïmpoort tot de Hoekpoort, over een afstand van honderdtachtig meter. 14 Koning Joas maakte vele gijzelaars en nam al het goud en zilver uit de tempel en de schatkamer van het paleis mee, ook de gouden vaten. Daarna ging hij terug naar Samaria.

15 De rest van de geschiedenis van Joas en zijn oorlog tegen koning Amazia van Juda staan beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. 16 Na zijn dood werd Joas bij de andere koningen van Israël in Samaria begraven. Zijn zoon Jerobeam volgde hem op. 17 Amazia leefde vijftien jaar langer dan Joas 18 en ook de rest van zijn levensbeschrijving is te vinden in de Kronieken van de koningen van Juda. 19 Enkele samenzweerders in Jeruzalem probeerden hem te doden en daarom vluchtte hij naar Lachis. Zijn vijanden stuurden echter mannen achter hem aan die hem daar vermoordden. 20 Zijn lichaam werd op paarden teruggebracht en begraven op de koninklijke begraafplaats in de Stad van David.

21 Toen Amazia dood was, riep het volk van Juda zijn zestienjarige zoon Azaria tot koning uit. 22 Na de dood van zijn vader bouwde hij Elat en maakte er een Judese stad van.

23 Ondertussen was Jerobeam de Tweede in Samaria tot koning gekroond. Dat gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van koning Amazia van Juda. Jerobeam bleef eenenveertig jaar over Israël regeren. 24 Maar hij was al net zo goddeloos als Jerobeam de Eerste, de zoon van Nebat, die Israël had aangevoerd bij het zondigen door afgodsbeelden te vereren. 25 Jerobeam de Tweede heroverde het gebied van Israël tussen Hamath en de Dode Zee, precies zoals de Here had voorzegd door de profeet Jona uit Gath-Chefer, de zoon van Amittai. 26 Want de Here had de bittere ellende van Israël gezien, er was niemand die haar kon helpen. 27 En omdat Hij niet had gezegd dat Hij Israël ten onder zou laten gaan, gebruikte Hij koning Jerobeam de Tweede om het land te bevrijden.

28 De rest van Jerobeams levensbeschrijving—alles wat hij deed, zijn grote macht, zijn oorlogen en hoe hij voor Israël Damascus en Hamath heroverde (die door Juda waren ingenomen)—staat opgetekend in de Kronieken van de koningen van Israël. 29 Na zijn overlijden werd Jerobeam de Tweede bij de andere koningen van Israël begraven en zijn zoon Zacharia volgde hem op.

Joahaz, koning van Israël

13 Toen Joas, de zoon van Ahazia, 23 jaar koning van Juda was, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning van Israël. Hij regeerde 17 jaar in Samaria. Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Hij deed dezelfde slechte dingen als vroeger koning Jerobeam, de zoon van Nebat, had gedaan. Hij ging daar gewoon mee door. En door zijn schuld deed Israël dezelfde slechte dingen als hij. Daarom werd God kwaad op Israël. Hij gaf hen in de macht van koning Hazaël van Aram. En later in de macht van de zoon van Hazaël: koning Benhadad. Maar na enige tijd kreeg koning Joahaz echt spijt en wilde hij de Heer weer gehoorzaam zijn. De Heer luisterde naar zijn gebed. Want Hij had gezien hoe wreed de koning van Aram voor Israël was. Daarom gaf de Heer aan Israël een redder.[a] Hij redde hen uit de macht van de koning van Aram en de Israëlieten konden weer rustig wonen. Toch bleven ze dezelfde slechte dingen doen die vroeger koning Jerobeam en zijn familie hadden gedaan. Ze gingen daar gewoon mee door. Ook bleef in Samaria de heilige paal staan.

De koning van Aram had ervoor gezorgd dat Joahaz nog maar een klein leger had: 50 ruiters, 10 strijdwagens en 10.000 mannen te voet. De rest van het leger had hij gedood. Hij had hen totaal vernietigd.

De rest van wat Joahaz allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. Joahaz stierf en werd begraven in Samaria. Zijn zoon Joas werd na hem koning van Israël.

Joas, koning van Israël

10 Toen Joas 37 jaar koning van Juda was, werd Joas,[b] de zoon van Joahaz, koning van Israël in Samaria. Hij regeerde 16 jaar. 11 Hij leefde niet zoals de Heer het wil, maar deed dezelfde slechte dingen als vroeger koning Jerobeam, de zoon van Nebat, had gedaan. Hij ging daar gewoon mee door. En door zijn schuld deed Israël dezelfde slechte dingen als hij. 12 De rest van wat koning Joas allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, en hoe hij gevochten heeft tegen koning Amazia van Juda, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. 13 Toen Joas stierf, werd Jerobeam koning van Israël. Joas werd begraven in Samaria bij de andere koningen van Israël.

De dood van Elisa

14 De profeet Elisa was heel erg ziek geworden en zou sterven. Koning Joas van Israël kwam naar hem toe. Hij huilde en zei: "Mijn vader, mijn vader! Israël kan niet zonder u!" 15 Elisa zei tegen hem: "Haal een boog en pijlen." Joas kwam terug met een boog en pijlen. 16 Elisa zei tegen hem: "Leg een pijl op de boog." Toen legde Elisa zijn handen op de handen van de koning en zei: 17 "Doe het raam open dat op het oosten uitkijkt." Toen de koning het raam had opengedaan, zei Elisa: "Schiet!" De koning schoot. Elisa zei: "Dat was een pijl van de overwinning van de Heer. U zal de koning van Aram in Afek overwinnen en vernietigen." 18 Daarna zei hij: "Pak de pijlen." Toen de koning ze in zijn hand had, zei hij tegen de koning: "Sla ermee op de grond." De koning sloeg er drie keer mee op de grond en hield toen op. 19 De profeet werd kwaad en zei: "U had er vijf of zes keer mee moeten slaan! Dan zou u Aram verslagen hebben tot het helemaal vernietigd was. Maar nu zult u Aram maar drie keer verslaan."

20 Daarna stierf Elisa en hij werd begraven. In die tijd vielen roversbenden uit Moab aan het begin van elk jaar het land binnen. 21 Op een keer was een groep mensen een man aan het begraven, toen ze een bende uit Moab zagen aankomen. Ze gooiden de man gauw in het graf van Elisa en renden weg. Maar toen de dode het lijk van Elisa raakte, werd hij weer levend en stond op.

Joas verslaat Aram drie keer

22 Koning Hazaël van Aram verdrukte Israël alle jaren dat Joahaz koning was. 23 Maar de Heer kreeg medelijden met hen. Hij kwam hun te hulp vanwege zijn verbond met Abraham, Izaäk en Jakob.[c] Hij wilde niet dat het volk vernietigd zou worden. Hij had hen nog steeds niet helemaal verlaten. 24 Toen koning Hazaël stierf, werd zijn zoon Benhadad koning van Aram. 25 Vroeger had Joas' vader Joahaz een aantal steden verloren aan koning Hazaël. Nu lukte het Joas om die weer terug te veroveren op koning Benhadad.[d] Joas versloeg koning Benhadad drie keer en heroverde de steden.

Amazia, koning van Juda

14 Toen Joas, de zoon van Joahaz, twee jaar koning van Israël was, werd Amazia, de zoon van de andere koning Joas, koning van Juda. Hij was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Joaddan en kwam uit Jeruzalem. Amazia leefde wel zoals de Heer het wil, maar niet helemaal zoals zijn voorvader koning David. Hij deed dezelfde dingen als zijn vader Joas. Maar de altaren op de heuvels werden niet afgebroken: nog steeds bracht het volk offers op die altaren. Toen Amazia machtig was geworden, liet hij de mannen doden die zijn vader hadden vermoord.[e] Maar hun zonen liet hij niet doden, omdat dat zo staat in het wetboek van Mozes. Daarin heeft de Heer bevolen: 'De vaders mogen niet gedood worden voor wat hun kinderen hebben gedaan. Ook mogen de kinderen niet gedood worden voor wat hun vader heeft gedaan. Iedereen mag alleen voor zijn eigen misdaden worden gestraft.'

De strijd tussen koning Amazia en koning Joas

Koning Amazia versloeg de Edomieten in het Zoutdal. Hij doodde 10.000 mannen in de strijd. Hij veroverde Sela en veranderde de naam van de stad in Jokteël. Zo heet die stad nu nog steeds.

Toen stuurde koning Amazia boodschappers naar koning Joas van Israël met de boodschap: "Laten we kijken wie van ons het sterkste is!" Maar koning Joas antwoordde hem: "De distel op de Libanon stuurde een boodschap naar de cederboom op de Libanon: 'Mijn zoon wil graag met je dochter trouwen.' Maar de wilde dieren kwamen voorbij en vertrapten de distel. 10 U heeft Edom helemaal verslagen. Dat heeft u overmoedig gemaakt. Geniet van de overwinning en blijf thuis. Waarom zou u iets doen waardoor het slecht met uzelf en met Juda zal aflopen?" 11 Maar Amazia luisterde niet.

Toen trok koning Joas van Israël met zijn leger naar Bet-Semes in Juda. Daar streed hij tegen koning Amazia van Juda om te zien wie het sterkste was. 12 Juda werd door Israël verslagen en iedereen vluchtte naar huis. 13 Koning Joas van Israël nam koning Amazia van Juda gevangen. Daarna trok Joas naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, vanaf de Efraïm-poort tot aan de Hoekpoort. Dat is een stuk van 400 el (180 m). 14 Hij nam al het zilver en goud en alle voorwerpen uit de tempel van de Heer mee. Ook haalde hij alle schatten uit de schatkamers van het koninklijk paleis. Met deze buit en een aantal gijzelaars ging hij terug naar Samaria.

15 De rest van wat Joas allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, en zijn strijd tegen koning Amazia van Juda, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. 16 Joas stierf en werd begraven in Samaria, bij de koningen van Israël. Zijn zoon Jerobeam werd na hem koning van Israël.

17 Koning Amazia van Juda leefde nog 15 jaar na de dood van koning Joas van Israël. 18 De rest van wat Amazia allemaal heeft gedaan,[f] staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda. 19 In Jeruzalem smeedde een aantal mannen een samenzwering tegen hem. Daarom vluchtte hij naar Lachis. Maar ze achtervolgden hem en vermoordden hem in Lachis. 20 Hij werd op een paard gelegd en naar Jeruzalem gebracht. Daar werd hij begraven bij de andere koningen in de 'Stad van David'.

Azarja, koning van Juda

21 Toen Amazia gedood werd, kroonde het hele volk zijn zoon Azarja tot koning van Juda. Azarja was toen 16 jaar. 22 Hij bouwde een muur met torens rond Elat en voegde het weer toe aan het koninkrijk Juda.

Jerobeam, koning van Israël

23 Toen Amazia, de zoon van Joas, 15 jaar koning van Juda was, werd Jerobeam, de zoon van koning Joas van Israël, koning in Samaria. Hij regeerde 41 jaar. 24 Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Hij deed dezelfde slechte dingen als vroeger koning Jerobeam, de zoon van Nebat, had gedaan. En door zijn schuld deed Israël dezelfde slechte dingen als hij.

25 Hij veroverde een deel van Israël terug: het hele gebied vanaf de weg naar Hamat tot aan de zee in de vlakte. Dat had de Heer, de God van Israël, ook beloofd door de profeet Jona,[g] de zoon van Amittai uit Gat-Hefer. 26 Want de Heer had gezien dat Israël er vreselijk aan toe was. Alle mensen, van hoog tot laag, zaten diep in de ellende. En niemand kon Israël daaruit redden. 27 Maar de Heer wilde Israël niet helemaal vernietigen. Daarom zorgde Hij ervoor dat Jerobeam Israël bevrijdde.

28 De rest van wat Jerobeam allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, zijn oorlogen en hoe hij Damaskus en Hamat (die vroeger bij het gebied van de stam van Juda hoorden) terug veroverde voor Israël, staat allemaal opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. 29 Jerobeam stierf en zijn zoon Zacharia werd na hem koning van Israël.

Footnotes

  1. 2 Koningen 13:5 Het is niet duidelijk wie hiermee bedoeld wordt.
  2. 2 Koningen 13:10 Let op: dit is dus een andere Joas.
  3. 2 Koningen 13:23 Lees Genesis 15:7-20. De belofte die God aan Abraham deed, deed Hij ook aan Abrahams zoon Izaäk en zijn kleinzoon Jakob.
  4. 2 Koningen 13:25 De koning van Aram had de hele streek Gilead veroverd. Lees 2 Koningen 10:32 en 33.
  5. 2 Koningen 14:5 Lees 2 Koningen 13:21.
  6. 2 Koningen 14:18 Lees ook 2 Kronieken 25.
  7. 2 Koningen 14:25 Dit is dezelfde Jona als van het bijbelboek JONA.

Jehoahaz King of Israel

13 In the twenty-third year of Joash son of Ahaziah king of Judah, Jehoahaz son of Jehu became king of Israel in Samaria, and he reigned seventeen years. He did evil(A) in the eyes of the Lord by following the sins of Jeroboam son of Nebat, which he had caused Israel to commit, and he did not turn away from them. So the Lord’s anger(B) burned against Israel, and for a long time he kept them under the power(C) of Hazael king of Aram and Ben-Hadad(D) his son.

Then Jehoahaz sought(E) the Lord’s favor, and the Lord listened to him, for he saw(F) how severely the king of Aram was oppressing(G) Israel. The Lord provided a deliverer(H) for Israel, and they escaped from the power of Aram. So the Israelites lived in their own homes as they had before. But they did not turn away from the sins(I) of the house of Jeroboam, which he had caused Israel to commit; they continued in them. Also, the Asherah pole[a](J) remained standing in Samaria.

Nothing had been left(K) of the army of Jehoahaz except fifty horsemen, ten chariots and ten thousand foot soldiers, for the king of Aram had destroyed the rest and made them like the dust(L) at threshing time.

As for the other events of the reign of Jehoahaz, all he did and his achievements, are they not written in the book of the annals of the kings of Israel? Jehoahaz rested with his ancestors and was buried in Samaria. And Jehoash[b] his son succeeded him as king.

Jehoash King of Israel

10 In the thirty-seventh year of Joash king of Judah, Jehoash son of Jehoahaz became king of Israel in Samaria, and he reigned sixteen years. 11 He did evil in the eyes of the Lord and did not turn away from any of the sins of Jeroboam son of Nebat, which he had caused Israel to commit; he continued in them.

12 As for the other events of the reign of Jehoash, all he did and his achievements, including his war against Amaziah(M) king of Judah, are they not written in the book of the annals(N) of the kings of Israel? 13 Jehoash rested with his ancestors, and Jeroboam(O) succeeded him on the throne. Jehoash was buried in Samaria with the kings of Israel.

14 Now Elisha had been suffering from the illness from which he died. Jehoash king of Israel went down to see him and wept over him. “My father! My father!” he cried. “The chariots(P) and horsemen of Israel!”

15 Elisha said, “Get a bow and some arrows,”(Q) and he did so. 16 “Take the bow in your hands,” he said to the king of Israel. When he had taken it, Elisha put his hands on the king’s hands.

17 “Open the east window,” he said, and he opened it. “Shoot!”(R) Elisha said, and he shot. “The Lord’s arrow of victory, the arrow of victory over Aram!” Elisha declared. “You will completely destroy the Arameans at Aphek.”(S)

18 Then he said, “Take the arrows,” and the king took them. Elisha told him, “Strike the ground.” He struck it three times and stopped. 19 The man of God was angry with him and said, “You should have struck the ground five or six times; then you would have defeated Aram and completely destroyed it. But now you will defeat it only three times.”(T)

20 Elisha died and was buried.

Now Moabite raiders(U) used to enter the country every spring. 21 Once while some Israelites were burying a man, suddenly they saw a band of raiders; so they threw the man’s body into Elisha’s tomb. When the body touched Elisha’s bones, the man came to life(V) and stood up on his feet.

22 Hazael king of Aram oppressed(W) Israel throughout the reign of Jehoahaz. 23 But the Lord was gracious to them and had compassion and showed concern for them because of his covenant(X) with Abraham, Isaac and Jacob. To this day he has been unwilling to destroy(Y) them or banish them from his presence.(Z)

24 Hazael king of Aram died, and Ben-Hadad(AA) his son succeeded him as king. 25 Then Jehoash son of Jehoahaz recaptured from Ben-Hadad son of Hazael the towns he had taken in battle from his father Jehoahaz. Three times(AB) Jehoash defeated him, and so he recovered(AC) the Israelite towns.

Amaziah King of Judah(AD)(AE)

14 In the second year of Jehoash[c] son of Jehoahaz king of Israel, Amaziah son of Joash king of Judah began to reign. He was twenty-five years old when he became king, and he reigned in Jerusalem twenty-nine years. His mother’s name was Jehoaddan; she was from Jerusalem. He did what was right in the eyes of the Lord, but not as his father David had done. In everything he followed the example of his father Joash. The high places,(AF) however, were not removed; the people continued to offer sacrifices and burn incense there.

After the kingdom was firmly in his grasp, he executed(AG) the officials(AH) who had murdered his father the king. Yet he did not put the children of the assassins to death, in accordance with what is written in the Book of the Law(AI) of Moses where the Lord commanded: “Parents are not to be put to death for their children, nor children put to death for their parents; each will die for their own sin.”[d](AJ)

He was the one who defeated ten thousand Edomites in the Valley of Salt(AK) and captured Sela(AL) in battle, calling it Joktheel, the name it has to this day.

Then Amaziah sent messengers to Jehoash son of Jehoahaz, the son of Jehu, king of Israel, with the challenge: “Come, let us face each other in battle.”

But Jehoash king of Israel replied to Amaziah king of Judah: “A thistle(AM) in Lebanon sent a message to a cedar in Lebanon, ‘Give your daughter to my son in marriage.’ Then a wild beast in Lebanon came along and trampled the thistle underfoot. 10 You have indeed defeated Edom and now you are arrogant.(AN) Glory in your victory, but stay at home! Why ask for trouble and cause your own downfall and that of Judah also?”

11 Amaziah, however, would not listen, so Jehoash king of Israel attacked. He and Amaziah king of Judah faced each other at Beth Shemesh(AO) in Judah. 12 Judah was routed by Israel, and every man fled to his home.(AP) 13 Jehoash king of Israel captured Amaziah king of Judah, the son of Joash, the son of Ahaziah, at Beth Shemesh. Then Jehoash went to Jerusalem and broke down the wall(AQ) of Jerusalem from the Ephraim Gate(AR) to the Corner Gate(AS)—a section about four hundred cubits long.[e] 14 He took all the gold and silver and all the articles found in the temple of the Lord and in the treasuries of the royal palace. He also took hostages and returned to Samaria.

15 As for the other events of the reign of Jehoash, what he did and his achievements, including his war(AT) against Amaziah king of Judah, are they not written in the book of the annals of the kings of Israel? 16 Jehoash rested with his ancestors and was buried in Samaria with the kings of Israel. And Jeroboam his son succeeded him as king.

17 Amaziah son of Joash king of Judah lived for fifteen years after the death of Jehoash son of Jehoahaz king of Israel. 18 As for the other events of Amaziah’s reign, are they not written in the book of the annals of the kings of Judah?

19 They conspired(AU) against him in Jerusalem, and he fled to Lachish,(AV) but they sent men after him to Lachish and killed him there. 20 He was brought back by horse(AW) and was buried in Jerusalem with his ancestors, in the City of David.

21 Then all the people of Judah took Azariah,[f](AX) who was sixteen years old, and made him king in place of his father Amaziah. 22 He was the one who rebuilt Elath(AY) and restored it to Judah after Amaziah rested with his ancestors.

Jeroboam II King of Israel

23 In the fifteenth year of Amaziah son of Joash king of Judah, Jeroboam(AZ) son of Jehoash king of Israel became king in Samaria, and he reigned forty-one years. 24 He did evil in the eyes of the Lord and did not turn away from any of the sins of Jeroboam son of Nebat, which he had caused Israel to commit.(BA) 25 He was the one who restored the boundaries of Israel from Lebo Hamath(BB) to the Dead Sea,[g](BC) in accordance with the word of the Lord, the God of Israel, spoken through his servant Jonah(BD) son of Amittai, the prophet from Gath Hepher.

26 The Lord had seen how bitterly everyone in Israel, whether slave or free,(BE) was suffering;[h](BF) there was no one to help them.(BG) 27 And since the Lord had not said he would blot out(BH) the name of Israel from under heaven, he saved(BI) them by the hand of Jeroboam son of Jehoash.

28 As for the other events of Jeroboam’s reign, all he did, and his military achievements, including how he recovered for Israel both Damascus(BJ) and Hamath,(BK) which had belonged to Judah, are they not written in the book of the annals(BL) of the kings of Israel? 29 Jeroboam rested with his ancestors, the kings of Israel. And Zechariah his son succeeded him as king.

Footnotes

  1. 2 Kings 13:6 That is, a wooden symbol of the goddess Asherah; here and elsewhere in 2 Kings
  2. 2 Kings 13:9 Hebrew Joash, a variant of Jehoash; also in verses 12-14 and 25
  3. 2 Kings 14:1 Hebrew Joash, a variant of Jehoash; also in verses 13, 23 and 27
  4. 2 Kings 14:6 Deut. 24:16
  5. 2 Kings 14:13 That is, about 600 feet or about 180 meters
  6. 2 Kings 14:21 Also called Uzziah
  7. 2 Kings 14:25 Hebrew the Sea of the Arabah
  8. 2 Kings 14:26 Or Israel was suffering. They were without a ruler or leader, and