Add parallel Print Page Options

15 Nadat hij daar vertrokken was, kwam hij Jonadab, de zoon van Rechab, tegen. Hij groette hem en vroeg hem: "Denken wij er hetzelfde over?" Jonadab antwoordde: "Jazeker!" Toen zei Jehu: "Geef me dan een hand." Toen liet hij hem bij zich op de wagen klimmen. 16 En hij zei: "Kom met me mee en zie hoe vurig ik de Heer dien." Hij liet hem op zijn wagen meerijden. 17 Toen hij in Samaria was gekomen, liet hij alle mannen vermoorden die nog van Achabs familie waren overgebleven. Hij moordde de hele familie uit. Zo gebeurde wat de Heer tegen Elia had gezegd.

Jehu en Jonadab doden de priesters van Baäl

18 Toen riep Jehu het hele volk bij elkaar. Hij zei: "Achab heeft Baäl maar een beetje gediend. Ik, Jehu, zal hem veel beter dienen. 19 Roep alle profeten van Baäl hierheen, en al zijn dienaren en priesters. Laat niemand wegblijven. Want ik wil een groot offerfeest voor Baäl houden. Iedereen die wegblijft, zal ik laten doden." Maar Jehu deed dit omdat hij van plan was om alle dienaren van Baäl te doden. 20 Jehu zei: "Organiseer een heilig feest voor Baäl." Dat deden ze. 21 Jehu stuurde boodschappers door heel Israël, en alle dienaren van Baäl kwamen. Niemand bleef weg. Ze kwamen naar de tempel van Baäl. De tempel stroomde helemaal vol. 22 Jehu ging naar de opzichter van de kamer waar de priesterkleren worden bewaard. Hij zei tegen hem: "Pak kleren voor alle dienaren van Baäl en zorg dat ze die aantrekken."[a]

23 Daarna ging Jehu met Jonadab naar de tempel van Baäl. Hij zei tegen de dienaren van Baäl: "Zorg ervoor dat er hier alleen maar dienaren van Baäl zijn. Er mag hier niemand zijn die de Heer dient." 24 Toen gingen Jehu en Jonadab naar binnen om offers te brengen. Jehu had buiten de tempel 80 mannen neergezet. Hij had hun bevolen: "Als iemand van jullie ook maar één van de mannen die binnen zijn, laat ontsnappen, zal hij dat met zijn eigen leven betalen."

25 Jehu offerde de brand-offers. Zodra hij daarmee klaar was, zei hij tegen de wacht en de aanvoerders: "Ga naar binnen en dood iedereen. Zorg dat niemand ontsnapt!" Toen staken ze iedereen dood en gooiden de lijken naar buiten. 26 Daarna gingen ze weer naar binnen en sleepten de godenbeelden uit de tempel van Baäl naar buiten en verbrandden die. 27 Ook hakten ze de heilige paal van Baäl om en sloegen die stuk. De tempel braken ze af en ze maakten op die plek wc's. Die zijn er nu nog steeds.

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Koningen 10:22 Zo was aan de kleding te zien wie bij Baäl hoorden en wie niet.

15 Bij zijn vertrek uit de herberg ontmoette hij Jonadab, de zoon van Rechab, die naar hem op zoek was. Na elkaar te hebben begroet, zei Jehu tegen hem: ‘Bent u net zo trouw aan mij als ik aan u ben?’ ‘Ja,’ antwoordde Jonadab. ‘Geef mij uw hand,’ zei Jehu en hij hielp hem in het koninklijke rijtuig. 16 ‘Ga met mij mee,’ zei Jehu, ‘dan kunt u zien hoeveel ik heb gedaan voor de Here!’ Zo reed Jonadab met hem mee. 17 Na zijn aankomst in Samaria liet hij alle overgebleven familieleden van Achab doden, precies zoals Elia namens de Here had voorzegd.

De priesters van Baäl door Jehu gedood

18 Jehu riep alle inwoners van de stad bijeen en zei tegen hen: ‘Achabs verering van Baäl stelde niets voor vergeleken bij de manier waarop ik Baäl zal gaan vereren. 19 Roep daarom alle priesters, profeten en vereerders van Baäl bijeen. Zorg ervoor dat zij allemaal komen, want wij, vereerders van Baäl, gaan een groot offerfeest houden ter ere van hem. Alle aanhangers van Baäl die niet komen, zullen ter dood worden gebracht!’ Maar Jehu was van plan hen allemaal in één keer op te ruimen. 20,21 Hij stuurde boodschappers door heel Israël om de vereerders van Baäl bijeen te roepen voor de feestelijke bijeenkomst. Allen kwamen en de tempel van Baäl was overvol. 22 Hij gaf het hoofd van de kleedkamer opdracht dat iedere vereerder van Baäl een speciale mantel moest dragen. 23 Jehu en Jonadab, de zoon van Rechab, gingen de tempel in en zeiden tegen de aanwezigen: ‘Zorg ervoor dat hier alleen vereerders van Baäl zijn, laat niemand binnen die de Here aanbidt.’ 24 De priesters van Baäl begonnen geschenken en brandoffers te offeren en intussen omsingelde Jehu het gebouw met tachtig van zijn mannen en droeg hun op: ‘Als iemand ontsnapt, betalen jullie daarvoor met jullie eigen leven.’ 25 Zodra de priester klaar was met het brengen van zijn brandoffer, ging Jehu naar buiten en beval zijn officieren en manschappen: ‘Ga naar binnen en dood iedereen! Laat er niet één ontsnappen!’ Zo slachtten zij iedereen in de tempel af en sleepten de lijken naar buiten. Daarna gingen de mannen het heiligdom in de tempel binnen, 26 sleepten de heilige pilaar die voor de eredienst van Baäl werd gebruikt, naar buiten en verbrandden hem. 27 Zij braken de tempel af en maakten er een openbaar toilet van. En dat is het vandaag de dag nog.

Read full chapter