Add parallel Print Page Options

Petrus en Johannes ter verantwoording geroepen

Terwijl zij nog tegen de mensen spraken, kwam de leider van de tempel samen met de priesters en Sadduceeën naar hen toe. Zij waren woedend dat de apostelen het volk vertelden dat Jezus niet meer dood was en daarmee leerden dat er opstanding uit de dood bestaat. Zij namen Petrus en Johannes gevangen tot de volgende morgen. Maar ondanks dat geloofden veel mensen de apostelen. Daarmee nam het aantal gelovigen toe tot ongeveer vijfduizend.

De volgende morgen kwamen alle Joodse leiders in Jeruzalem in een extra vergadering bijeen. Onder hen waren de hogepriester Annas, Kajafas, Johannes, Alexander en andere familieleden van de hogepriester. Zij lieten Petrus en Johannes binnenbrengen en vroegen hun: ‘Door welke kracht of namens wie hebt u dit gedaan?’ Petrus, die vervuld was van de Heilige Geest, antwoordde: ‘Geachte leiders van Israël: als ik het goed begrijp, worden wij vandaag verhoord omdat wij iets voor een invalide man hebben gedaan, waardoor hij is genezen. 10 Nu, wat ik u en het hele volk van Israël moet zeggen, is dit: dat deze man hier gezond vóór u staat, komt door de naam en de macht van Jezus Christus uit Nazareth, die door u gekruisigd werd, maar door God weer levend is gemaakt. 11 Nu blijkt hoe de steen die door de bouwers was afgekeurd, juist tot de hoeksteen is geworden. 12 Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen gered kunnen worden.’

13 De Joodse leiders waren verbaasd dat Petrus en Johannes zich zo vrijmoedig verdedigden, hoewel zij toch mensen zonder opleiding waren. Zij herinnerden zich dat zij allebei veel met Jezus waren omgegaan. 14 Maar omdat de genezen man bij hen stond, konden zij niets tegen hen inbrengen. 15 Zij stuurden Petrus en Johannes de raadzaal uit en overlegden met elkaar: 16 ‘Wat moeten wij met deze mannen doen? Wij kunnen er niet omheen dat zij een groot wonder hebben gedaan. 17 Iedereen in Jeruzalem weet ervan. Om te voorkomen dat zij nog meer propaganda maken, moeten wij hun verbieden die naam nog verder te noemen, anders zullen zij streng gestraft worden.’ 18 Zij riepen de twee apostelen weer binnen en verboden hun ooit weer over Jezus te spreken. 19 Maar Petrus en Johannes antwoordden: ‘Wat vindt u, is het juist dat wij u in plaats van God gehoorzamen? 20 Wij kunnen gewoon niet zwijgen over wat wij hebben gezien en gehoord.’ 21 Na herhaalde dreigementen lieten de Joodse leiders hen gaan, want zij konden geen goede reden vinden om hen te straffen. Zij durfden hun niets aan te doen, omdat het volk God prees voor wat er was gebeurd: 22 een man van in de veertig die vanaf zijn geboorte verlamd was geweest, was genezen door een wonder!

23 Zodra zij vrij waren, gingen Petrus en Johannes naar hun vrienden en vertelden wat de Joodse leiders hadden gezegd. 24 Daarna baden zij volkomen eensgezind tot God: ‘Machtige Here, U hebt de hemel, de aarde en de zee gemaakt, met alles erop en erin. 25 Door de Heilige Geest hebt U uw dienaar, onze voorvader David, laten zeggen: “Wat zijn de ongelovige volken toch dwaas om tegen de Here op te staan! Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberen God te slim af te zijn! 26 De machthebbers van deze wereld hebben hun hoofden bijeen gestoken en de leiders spannen samen tegen de Here en zijn Gezalfde.”

27 Dat is nu precies wat hier in Jeruzalem gebeurt! Herodes en Pontius Pilatus hebben, samen met de volken van Israël en Rome, de handen ineengeslagen om te strijden tegen uw dienaar Jezus. 28 Daarmee doen zij wat U, in uw wijze macht, van tevoren had bepaald. 29 Kijk, Here, hoe zij dreigen! Geef uw knechten vrijmoedigheid om te zeggen wat U hun opdraagt. 30 Laat zien dat U achter ons staat, door mensen te genezen. Laten er wonderen en tekenen gebeuren wanneer wij namens uw dienaar Jezus optreden.’ 31 Terwijl zij dit aan God vroegen, begon het gebouw waar ze bijeen waren te schudden. Zij werden allemaal vol van de Heilige Geest en verkondigden vrijmoedig de boodschap van God.

32 Alle mensen die in Jezus geloofden, waren van harte eensgezind. Niemand zei dat zijn bezittingen van hem alleen waren, alles was gemeenschappelijk. 33 De apostelen verkondigden met grote overtuigingskracht dat de Here Jezus uit de dood was opgestaan, en Gods zegen rustte op hen allen. 34 Niemand van hen leed gebrek, want allen die land of huizen hadden, verkochten daar zo nu en dan iets van en gaven het geld aan de apostelen. 35 Die deelden uit aan ieder die iets nodig had. 36 Een van die mensen was Jozef, een Leviet van het eiland Cyprus. Hij werd door de apostelen Barnabas genoemd, wat betekent: ‘Zoon van de troost’. 37 Deze Jozef had een stuk land verkocht en het geld aan de apostelen gegeven.

Ananias en Saffira

Ook een zekere Ananias verkocht een stuk land. Maar hij hield, met instemming van zijn vrouw Saffira, een deel van de opbrengst achter. De rest bracht hij naar de apostelen, maar hij deed net alsof het de hele opbrengst was. ‘Ananias,’ zei Petrus, ‘waarom hebt u de duivel toegang gegeven tot uw hart? Waarom probeert u de Heilige Geest te bedriegen? Waarom zegt u dat dit de hele opbrengst van het land is, terwijl u een deel ervan achtergehouden hebt? U had het land niet hoeven verkopen. Het was uw eigendom en nadat het verkocht was, mocht u zelf weten wat u met het geld deed. Hoe kon u zover komen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God!’ Toen Ananias dat hoorde, zakte hij in elkaar en stierf. Iedereen was vreselijk geschrokken. Een paar jonge mannen stonden op en legden hem af. Daarna droegen zij hem naar buiten en begroeven hem. Een uur of drie later kwam zijn vrouw, die van niets wist.

‘Vertel eens,’ zei Petrus tegen haar, ‘is dit geld de hele opbrengst van uw land?’ ‘Ja,’ antwoordde zij, ‘dat klopt.’ ‘Waarom wilden jullie de Geest van de Here bedriegen? De mannen die u daar hoort aankomen, hebben zojuist uw man begraven. Zij zullen ook u dood naar buiten dragen.’ 10 Op hetzelfde moment zakte zij voor hem in elkaar en stierf. De jonge mannen kwamen binnen. Toen zij zagen dat zij ook dood was, droegen zij haar naar buiten en begroeven haar bij haar man.

11 De gemeente was hiervan diep onder de indruk en de andere mensen niet minder. 12 De apostelen deden heel veel wonderen en tekenen onder het volk. De gelovigen kwamen regelmatig bij elkaar in de tempel, in de Zuilenhal van Salomo, één van hart en ziel. 13 De andere mensen die in de tempel kwamen, durfden zich niet bij hen aan te sluiten, maar hadden wel veel respect voor hen.

14 Het aantal gelovigen bleef echter groeien. Talloze mannen en vrouwen gingen in de Here geloven. 15 De mensen droegen de zieken naar buiten en legden hen neer op veldbedden en matrassen, zij hoopten dat als Petrus voorbijkwam, in elk geval zijn schaduw op hen zou vallen. 16 Ook uit de omliggende plaatsen kwamen velen naar Jeruzalem. Zij brachten zieken mee en mensen die boze geesten in zich hadden. Allemaal werden zij genezen.

De apostelen voor de Hoge Raad

17 De hogepriester en de Sadduceeën werden jaloers en 18 lieten de apostelen oppakken en in de gevangenis gooien. 19 Maar diezelfde nacht maakte een engel van de Here de gevangenisdeuren open en bracht de apostelen naar buiten. 20 ‘Ga naar de tempel,’ zei hij, ‘en vertel de mensen alles over het nieuwe leven.’

21 Zij deden wat hun gezegd was en gingen ʼs morgens vroeg al weer naar de tempel om de mensen te onderwijzen. Toen de hogepriester en zijn mannen in de rechtszaal kwamen, riepen zij de Raad bijeen. Ondertussen stuurden zij enkele bewakers naar de gevangenis om de apostelen te halen. 22 Maar toen zij ontdekten dat die er niet waren, gingen ze terug en zeiden: 23 ‘De deuren van de gevangenis waren op slot en de bewakers stonden ervoor op wacht. Maar toen wij naar binnen gingen, was er niemand.’ 24 De leider van de tempel en de leidende priesters waren van hun stuk gebracht en vroegen zich af waar dit op uit zou lopen. 25 Even later kwam iemand hun vertellen dat de mannen die zij gevangen hadden gezet, in de tempel waren en het volk onderwezen.

26 De leider ging er met zijn mannen op af en nam de apostelen zonder geweld gevangen, zij waren bang dat het volk hen anders met stenen zou bekogelen. 27 Zij brachten de apostelen voor de Raad. 28 De hogepriester ondervroeg hen: ‘Wij hebben u streng verboden over die Jezus te spreken. En kijk nu eens wat u hebt gedaan! Heel Jeruzalem weet inmiddels van Hem. U wilt zeker de schuld van zijn bloed over ons brengen!’ 29 Petrus en de andere apostelen antwoordden: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. 30 U hebt Jezus gedood door Hem aan een kruis te hangen. Maar de God van onze voorouders heeft Hem weer levend gemaakt. 31 Hij heeft Hem aan zijn rechterhand gezet, op de ereplaats! Jezus is verheven tot Leider en Redder. Hij zal Israël tot God laten terugkeren en de zonden van het volk vergeven. 32 Wij willen daar graag van vertellen en niet alleen wij, maar ook de Heilige Geest, die God geeft aan wie Hem gehoorzamen.’ 33 De mannen van de Raad waren woedend en wilden hen doden. 34 Maar toen stond een van de raadsleden op. Het was Gamaliël, een Farizeeër en kenner van de Joodse wet. Iedereen had veel respect voor hem. Hij stuurde de apostelen voor een paar minuten de zaal uit en zei: 35 ‘Mannen van Israël, wees voorzichtig met deze mensen. 36 Een hele tijd geleden kwam Theudas in het nieuws, die zich uitgaf voor een groot man. Hij kreeg zoʼn vierhonderd mensen achter zich, maar toen hij gedood werd, viel heel zijn aanhang uiteen. Er bleef niets van over. 37 Later, tijdens de volkstelling, trok Judas de Galileeër de aandacht en wist veel mensen voor zich te winnen. Maar toen hij stierf, gingen al zijn aanhangers weer hun eigen weg. 38 Daarom raad ik u aan u niet met deze mannen te bemoeien. Laat hen met rust. Want als hun ideeën en activiteiten mensenwerk zijn, komt er vanzelf een einde aan. 39 Maar als ze van God komen, zult u er niets tegen kunnen beginnen. Dan loopt u gevaar tegen God Zelf te strijden.’ 40 Zij moesten hem gelijk geven. Na de apostelen te hebben binnengeroepen, lieten ze hun zweepslagen geven. Zij verboden hen streng ooit nog in het openbaar over Jezus te spreken en lieten hen daarna gaan.

41 Blij verlieten de apostelen de rechtszaal, want God had hun het voorrecht gegeven ter wille van Jezus slecht behandeld te worden. 42 Zij trokken zich niets aan van de Hoge Raad en bleven gewoon over Jezus spreken, in de tempel en bij de mensen thuis. Elke dag vertelden zij dat Jezus de Christus is.

De apostelen stellen extra mensen aan

Toen er steeds meer mensen bijkwamen die in Jezus geloofden, ontstond er op een gegeven ogenblik ontevredenheid bij de Griekssprekende gelovigen. Zij klaagden dat de Hebreeuwssprekenden het dagelijks voedsel niet eerlijk verdeelden. De weduwen uit hun groep kregen minder dan de anderen. De twaalf apostelen riepen alle gelovigen bijeen. ‘Wij kunnen niet alles tegelijk,’ zeiden zij. ‘Als wij het voedsel moeten uitdelen, hebben wij geen tijd meer om erop uit te gaan en Gods boodschap door te geven. Dat lijkt ons niet goed. Daarom willen wij enkele geschikte mannen aanstellen, die deze taak van ons kunnen overnemen. Kies er zeven uit die goed bekend staan: wijze, verstandige mannen, vol van de Heilige Geest. Wijzelf zullen al onze tijd besteden aan het bidden, het spreken over Gods boodschap en het onderwijzen.’ Zij vonden het allemaal een goed voorstel en kozen zeven mannen uit: Stefanus (een man vol van de Heilige Geest en met een groot geloof), Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs (iemand uit Antiochië die voordat hij christen werd al tot het Joodse geloof was overgegaan). De mannen werden aan de apostelen voorgesteld. Die baden voor hen en legden de handen op hen.

Gods boodschap kreeg steeds meer bekendheid. In Jeruzalem nam het aantal volgelingen van Jezus sterk toe. Ook veel priesters gaven gehoor aan de oproep in Jezus te gaan geloven.

Stefanus was vol van geloof en kracht van God. Hij deed grote wonderen en buitengewone dingen onder het volk. Maar er waren mensen die vonden dat hij daarmee niet mocht doorgaan. Zij hoorden bij de synagoge van de zogenaamde Libertijnen uit Cyrene, Alexandrië, Cilicië en Asia. 10 Zij begonnen met hem te discussiëren en probeerden hem te overtroeven, maar dat lukte niet. Hij was hen veruit de baas door de grote overtuiging en scherpzinnigheid waarmee hij sprak. Het was duidelijk dat Gods Geest hem leidde. 11 Toen stookten zij een paar mannen op het praatje rond te strooien dat zij Stefanus slechte dingen over Mozes en God hadden horen zeggen. 12 Daarmee zetten ze het volk, de leiders en de bijbelgeleerden tegen hem op. Zij gingen naar hem toe, grepen hem vast en brachten hem voor de Hoge Raad. 13 Zij lieten ook enkele valse getuigen komen die allerlei beschuldigingen tegen hem inbrachten: ‘Deze man valt de heilige tempel en de wet aan. 14 Wij hebben hem horen zeggen dat die Jezus van Nazareth de tempel zal afbreken en de oude gebruiken zal veranderen, de gebruiken die Mozes ons heeft gegeven.’ 15 Terwijl de mannen van de Hoge Raad Stefanus onderzoekend aankeken, zagen zij dat zijn gezicht leek op dat van een engel.

Petrus en Johannes worden gevangen genomen

Zo spraken ze tegen de mensen. Maar plotseling werden ze overvallen door de priesters, de tempelbewakers en de Sadduceeërs.[a] Zij waren kwaad dat de leerlingen aan de mensen leerden dat Jezus uit de dood was opgestaan. Ze namen hen gevangen en sloten hen tot de volgende dag op. Want het was intussen al avond geworden. Maar veel van de mensen die hadden staan luisteren, gingen in Jezus geloven. Zo waren er inmiddels ongeveer 5000 mannen die geloofden.

De volgende dag werd er vergaderd door de leiders en wetgeleerden in Jeruzalem. Daar waren Annas de hogepriester, Kajafas, Johannes, Alexander en alle mannen die bij de familie van de hogepriester hoorden. Ze lieten de leerlingen brengen. Ze vroegen hun: "Door welke kracht hebben jullie dat gedaan? En wie heeft jullie gezegd zulke dingen te doen?" Petrus gaf antwoord, vol van de Heilige Geest. Hij zei: "Leiders van het volk, u verhoort ons omdat we een zieke man gezond hebben gemaakt. 10 Ik wil dat u en het hele volk van Israël weten dat wij dat hebben gedaan namens Jezus Christus uit Nazaret. U heeft Hem gekruisigd, maar God heeft Hem teruggeroepen uit de dood en weer levend gemaakt. Door deze Jezus staat deze man nu gezond vóór u. 11 Jezus is de steen die u, de bouwers, niet goed genoeg vond.[b] Toch is hij de belangrijkste bouwsteen van het gebouw geworden. 12 Niemand anders dan Hij kan de mensen redden. Er is op aarde niemand anders door wie de mensen gered kunnen worden."

13 Ze waren heel verbaasd dat Petrus en Johannes zo vol geloof en zonder vrees durfden te spreken. Want Petrus en Johannes waren eenvoudige mensen die niet hadden gestudeerd. En ze herkenden hen, dat ze vroeger bij Jezus hoorden. 14 En omdat ze de man gezond bij hen zagen staan, konden ze moeilijk zeggen dat het niet waar was wat ze zeiden. 15 Ze lieten de leerlingen buiten de zaal wachten. Toen overlegden ze met elkaar: 16 "Wat moeten we met hen doen? Want heel Jeruzalem weet dat ze een wonder hebben gedaan. We kunnen moeilijk zeggen dat er niets gebeurd is. 17 Maar we moeten voorkómen dat er nog meer van dat soort dingen gebeuren. Daarom zullen we hun streng verbieden om tegen de mensen nog over deze Jezus te spreken."

18 Toen riepen ze de leerlingen weer binnen. En ze verboden hun streng om ooit nog over Jezus te spreken. 19 Maar Petrus en Johannes antwoordden: "Beslis zelf of het juist is tegenover God om aan u méér gehoorzaam te zijn dan aan God Zelf. 20 Wij kunnen niet stoppen met de mensen te vertellen wat we hebben gezien en gehoord." 21 Toen bedreigden ze de leerlingen met zware straffen, maar lieten hen toch vrij. Want ze durfden hen niet te straffen, omdat ze bang waren voor de mensen. Want iedereen prees God voor wat er was gebeurd. 22 Want de man die door dit wonder gezond geworden was, was al ouder dan 40 jaar.

Het gebed van Petrus en Johannes

23 Toen ze vrijgelaten waren, gingen Petrus en Johannes naar hun eigen mensen. Ze vertelden hun alles wat de leiders van de priesters en de leiders van het volk tegen hen hadden gezegd. 24 Toen baden ze samen luid en eensgezind tot God: "Heer, U bent de God die de hemel, de aarde, de zee en alles heeft gemaakt. 25 U heeft David door de Heilige Geest in de Psalmen laten zeggen: 'Waarom komen de volken in opstand? Ze smeden plannen die toch niet zullen slagen. 26 De koningen van de aarde maken zich klaar voor de strijd. Ze sluiten zich bij elkaar aan en komen in opstand tegen de Heer en tegen de man die Hij heeft gezalfd.' 27 Inderdaad hebben in deze stad Herodes, Pontius Pilatus, Joden en mensen van andere volken zich verzameld voor de strijd tegen uw heilige Zoon Jezus die U heeft gezalfd. 28 Zij gaan doen wat U al van tevoren had bepaald dat er zou gebeuren. 29 Hoor nu, Heer, hoe ze ons bedreigen. Geef ons de moed om vol geloof en zonder vrees uw woord te spreken. 30 Doe alstublieft grote wonderen en genees mensen door uw heilige Zoon Jezus." 31 Terwijl ze zo baden, beefde het huis waar ze waren. En ze werden allemaal vol van de Heilige Geest. En vol geloof en zonder vrees vertelden ze het woord van God aan de mensen.

De liefde binnen de gemeente

32 De mensen die in Jezus gingen geloven, waren één van hart en ziel. En niemand zei dat iets alleen van hemzelf was. Iedereen deelde alles met de anderen. 33 De apostelen vertelden met grote kracht over Jezus' opstanding uit de dood. Gods liefde en kracht waren duidelijk op hen allemaal aanwezig. 34 En niemand van hen was arm. Want iedereen die akkers of huizen bezat, verkocht die en bracht het geld naar de apostelen. 35 Aan iedereen werd uitgedeeld naar wat hij nodig had.

Ananias en Saffira

36 Er was een man die Joses heette. Hij had van de apostelen de bijnaam 'Barnabas' gekregen. (Dat betekent 'zoon van troost'.) Hij was een Leviet[c] uit Cyprus. 37 Deze Joses verkocht zijn akker en bracht het geld naar de apostelen. (lees verder)

Ananias en Saffira (vervolg)

En er was een andere man, Ananias, die met zijn vrouw Saffira óók een stuk land verkocht. Maar hij hield een deel van het geld voor zichzelf. Zijn vrouw wist daarvan. De rest bracht hij naar de apostelen. Maar Petrus zei: "Ananias, waarom heb je je door de duivel laten opstoken om tegen de Heilige Geest te liegen? Want je hebt een deel van het geld voor jezelf gehouden. Toen je het land nog niet had verkocht, was het toch van jou? En toen je het had verkocht, mocht je met het geld toch doen wat je wilde? Waarom doe je dan alsof dit al het geld is? Je hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God." Toen Ananias dat hoorde, viel hij dood neer. Iedereen die ervan hoorde, werd bang. Een paar jonge mannen maakten hem klaar voor de begrafenis en begroeven hem.

Ongeveer drie uur later kwam zijn vrouw binnen. Ze wist niet wat er was gebeurd. Petrus vroeg haar: "Hebben jullie dat stuk land voor zo-en-zoveel verkocht?" Ze zei: "Ja." Petrus zei tegen haar: "Hoe hebben jullie samen het plan kunnen maken om de Geest van de Heer uit te dagen? Kijk, daar komen net de mannen terug die je man hebben begraven. Ze zullen ook jou begraven." 10 Op datzelfde moment viel ook zij dood neer. En de jonge mannen kwamen binnen en zagen haar dood op de grond liggen. Ze droegen haar naar het graf van haar man en begroeven haar bij hem. 11 Iedereen in de gemeente kreeg hierdoor diep ontzag voor God. Ook alle andere mensen die ervan hoorden.

12 God deed veel wonderen door de apostelen. En ze waren allemaal eensgezind bij elkaar in de 'Zuilengang van Salomo'. 13 Niemand van de Joodse leiders durfde zich bij hen aan te sluiten. Maar de gewone mensen hadden veel respect voor hen. 14 Steeds meer mannen en vrouwen geloofden in de Heer. 15 De mensen legden zelfs de zieken op bedden en matrassen op straat. Want ze hoopten dat Petrus' schaduw op hen zou vallen als hij voorbij kwam. 16 Ook grote groepen mensen uit de steden rondom Jeruzalem stroomden toe. Ze brachten de zieken en de mensen in wie duivelse geesten zaten. En ze werden allemaal genezen.

De apostelen worden gevangen genomen

17 Maar de hogepriester en alle priesters die bij hem hoorden (de 'partij van de Sadduceeërs') werden vreselijk jaloers. 18 Ze namen de apostelen gevangen. 19 Maar 's nachts kwam er een engel van de Heer. Hij deed de deuren van de gevangenis open en bracht hen naar buiten. 20 Hij zei: "Ga naar de tempel en vertel de mensen daar deze woorden van leven." 21 Ze gehoorzaamden de engel. Tegen de ochtend gingen ze weer naar de tempel en legden de mensen daar uit wie Jezus is.

De hogepriester en zijn priesters riepen de Vergadering bij elkaar. Die bestond uit alle geestelijk leiders van het volk Israël. Daarna stuurden ze tempelbewakers naar de gevangenis om de apostelen te laten brengen. 22 Maar toen ze daar aankwamen, ontdekten ze dat de apostelen er niet waren. Ze kwamen terug en zeiden: 23 "De kerker was op slot en de bewakers stonden voor de deuren op wacht. Maar toen we de deur open deden, was er binnen niemand." 24 De aanvoerder van de tempelbewakers en de leiders van de priesters schrokken toen ze dat hoorden. Ze vroegen zich af wat er zou gaan gebeuren. 25 Op dat moment kwam iemand vertellen: "De mannen die jullie gevangen hadden genomen, zijn in de tempel. Ze staan daar de mensen les te geven."

De apostelen voor de Vergadering

26 Toen ging de aanvoerder van de tempelbewakers met zijn mannen naar de tempel. Ze namen hen mee, maar zonder geweld. Want ze waren bang dat de mensen hen anders met stenen zouden doodgooien. 27 Ze brachten hen voor de Vergadering. De hogepriester ondervroeg hen: 28 "Wij hebben jullie streng verboden om nog les te geven over Jezus. Maar inmiddels heeft heel Jeruzalem gehoord wat jullie aan de mensen leren. En jullie willen óns de schuld geven van de dood van die Man." 29 Maar Petrus en de andere elf apostelen zeiden: "Men moet meer gehoorzaam zijn aan God dan aan de mensen. 30 De God van onze voorvaders heeft Jezus uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Jullie hadden Hem aan een kruis gespijkerd en gedood. 31 Maar God heeft Hem tot Koning en Redder van de mensen gemaakt. Hij wil dat Israël door Hem weer gaat leven zoals Hij het wil. Door Hem wil Hij hun ongehoorzaamheid vergeven. 32 Dát is waar wij samen met de Heilige Geest over spreken. Want God heeft de Heilige Geest gegeven aan de mensen die Hem gehoorzaam zijn." 33 Toen ze dit hoorden, werden ze woedend en wilden ze hen laten doden.

34 Maar er was een Farizeeër[d] in de Vergadering voor wie alle mensen veel respect hadden. Dat was de wetgeleerde[e] Gamaliël. Hij stond op en zei dat de apostelen even buiten de zaal gebracht moesten worden. 35 Toen zei hij tegen de Vergadering: "Mannen van Israël, bedenk goed wat jullie met deze mannen zullen doen! 36 Want hiervóór hadden we Teudas die beweerde dat hij iets was. Ongeveer 400 mannen sloten zich bij hem aan. Maar hij werd gedood en zijn groep viel uit elkaar. 37 Na hem hadden we Judas de Galileeër. Dat was in de tijd dat de mensen zich van de Romeinse keizer moesten laten inschrijven. Heel veel mensen sloten zich bij hem aan. Maar ook hij werd gedood en de hele groep is uit elkaar geslagen. 38 Daarom zeg ik jullie: bemoei je niet met deze mensen, maar laat hen met rust. Want als wat zij doen mensenwerk is, zal het worden vernietigd. 39 Maar als het iets van God is, zullen jullie het niet kunnen vernietigen. Het zou kunnen zijn dat jullie tegen God aan het strijden zijn." 40 En ze luisterden naar hem. Ze riepen de apostelen weer binnen en lieten hun zweepslagen geven. Toen verboden ze hun opnieuw om over Jezus te spreken. Daarna lieten ze hen gaan.

41 Ze vertrokken, blij dat ze slecht behandeld waren vanwege hun geloof in Jezus. 42 En ze bleven elke dag in de tempel en bij de mensen thuis over Jezus Christus vertellen.

De apostelen zoeken zeven extra mannen uit

Het aantal leerlingen werd steeds groter. Maar de Griekse gelovigen begonnen te mopperen tegen de Joodse gelovigen. Ze zeiden dat er voor de Griekse weduwen in de gemeente minder goed werd gezorgd bij de maaltijden dan voor de Joodse weduwen. Toen riepen de twaalf apostelen alle leerlingen bij elkaar. Ze zeiden: "Het is niet goed als wijzelf voor de maaltijden moeten zorgen. Want dan hebben wij minder tijd voor het woord van God. Daarom moeten jullie zeven mannen uitzoeken waarvan iedereen weet dat het goede mensen zijn. Het moeten wijze mannen zijn die vol zijn van de Heilige Geest. Zij zullen de taak krijgen om voor de maaltijden te zorgen. Dan kunnen wíj ons bezig houden met bidden en met lesgeven over het woord."

Dit vond iedereen een goed plan. Ze kozen Stefanus uit, een man vol geloof en vol van de Heilige Geest. Verder Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs. Nikolaüs kwam uit Antiochië en had zich vroeger bij het Joodse geloof aangesloten. Ze brachten hen bij de apostelen. Die baden voor hen. Daarna legden ze hun de handen op om hen te zegenen voor het werk.

Het woord van God verspreidde zich en het aantal leerlingen in Jeruzalem groeide snel. Ook heel veel priesters gingen in Jezus geloven.

Stefanus

Stefanus deed grote wonderen bij de mensen. Hij was een man vol geloof en vol kracht. Maar een aantal leiders van de 'synagoge van de Libertijnen'[f] zocht ruzie met Stefanus. (De leden van die synagoge waren Joden uit Cyrene, Alexandrië, Cilicië en Asia.) 10 Maar ze konden niet op tegen de wijsheid die de Heilige Geest hem gaf. 11 Toen kochten ze een aantal mannen om die moesten zeggen: "Wij hebben hem Mozes en God horen beledigen." 12 Zo stookten ze iedereen tegen hem op. De menigte dromde op hem af en sleepte hem mee naar de Vergadering. 13 Ze brachten mensen mee die hem expres beschuldigden van dingen die niet waar waren. Ze zeiden: "Deze man leert de mensen aldoor beledigende dingen over onze heilige tempel en over de Boeken. 14 Want wij hebben hem horen zeggen dat deze Jezus uit Nazaret deze tempel zal afbreken. Ook dat Hij de gewoonten zal veranderen die Mozes ons heeft gegeven." 15 Toen staarden de mannen van de Vergadering Stefanus aan. Want zijn gezicht was gaan stralen als het gezicht van een engel.

Footnotes

  1. Handelingen 4:1 De Sadduceeërs waren een godsdienstige groep die vooral bestond uit priesters die afstamden van Sadok, de hogepriester in de tijd van David en Salomo. Zij probeerden zo precies mogelijk Gods wetten toe te passen die met de offers en de tempel te maken hadden. Maar ze waren niet geïnteresseerd in het toepassen van Gods wetten op het dagelijks leven. De Sadduceeërs hadden grote invloed, door wetgeving en rechtspraak op godsdienstig gebied.
  2. Handelingen 4:11 Dit waren bekende woorden voor deze vergadering, want dit staat in één van de Psalmen. Petrus legt hier dus uit wat die woorden betekenen. Lees Psalmen 118:22.
  3. Handelingen 4:36 Levieten waren mannen uit de stam van Levi. De stam van Levi was ooit door God aangewezen om Hem te dienen in het heiligdom. De Levieten uit de familie van Aäron werden priester, de andere Levieten hielpen de priesters in het heiligdom. Lees Numeri 3:5-10.
  4. Handelingen 5:34 De Farizeeërs waren mensen die probeerden om zich zo precies mogelijk aan de wet van God te houden. Ze hadden een heel uitgebreid systeem van regels opgebouwd over hoe de wet van God in het dagelijks leven toegepast zou moeten worden. Ze waren zelfs nog preciezer dan nodig was, want ze hielden zich ook aan de strengere regels die alleen voor de priesters golden. Ze vonden zichzelf veel beter dan het 'gewone volk' dat zich minder met de wet bezighield. Ze hielden zich daarvan op een afstand, omdat ze vonden dat ze 'onrein' werden van die mensen.
  5. Handelingen 5:34 De wetgeleerden bestudeerden de wet van God en leerden die aan de mensen.
  6. Handelingen 6:9 De 'Synagoge van de Libertijnen' was een synagoge waar een bepaalde opvatting over de Thora (= de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse bijbel) geleerd werd.

Peter and John Before the Sanhedrin

The priests and the captain of the temple guard(A) and the Sadducees(B) came up to Peter and John while they were speaking to the people. They were greatly disturbed because the apostles were teaching the people, proclaiming in Jesus the resurrection of the dead.(C) They seized Peter and John and, because it was evening, they put them in jail(D) until the next day. But many who heard the message believed; so the number of men who believed grew(E) to about five thousand.

The next day the rulers,(F) the elders and the teachers of the law met in Jerusalem. Annas the high priest was there, and so were Caiaphas,(G) John, Alexander and others of the high priest’s family. They had Peter and John brought before them and began to question them: “By what power or what name did you do this?”

Then Peter, filled with the Holy Spirit,(H) said to them: “Rulers and elders of the people!(I) If we are being called to account today for an act of kindness shown to a man who was lame(J) and are being asked how he was healed, 10 then know this, you and all the people of Israel: It is by the name of Jesus Christ of Nazareth,(K) whom you crucified but whom God raised from the dead,(L) that this man stands before you healed. 11 Jesus is

“‘the stone you builders rejected,
    which has become the cornerstone.’[a](M)

12 Salvation is found in no one else, for there is no other name under heaven given to mankind by which we must be saved.”(N)

13 When they saw the courage of Peter and John(O) and realized that they were unschooled, ordinary men,(P) they were astonished and they took note that these men had been with Jesus.(Q) 14 But since they could see the man who had been healed standing there with them, there was nothing they could say. 15 So they ordered them to withdraw from the Sanhedrin(R) and then conferred together. 16 “What are we going to do with these men?”(S) they asked. “Everyone living in Jerusalem knows they have performed a notable sign,(T) and we cannot deny it. 17 But to stop this thing from spreading any further among the people, we must warn them to speak no longer to anyone in this name.”

18 Then they called them in again and commanded them not to speak or teach at all in the name of Jesus.(U) 19 But Peter and John replied, “Which is right in God’s eyes: to listen to you, or to him?(V) You be the judges! 20 As for us, we cannot help speaking(W) about what we have seen and heard.”(X)

21 After further threats they let them go. They could not decide how to punish them, because all the people(Y) were praising God(Z) for what had happened. 22 For the man who was miraculously healed was over forty years old.

The Believers Pray

23 On their release, Peter and John went back to their own people and reported all that the chief priests and the elders had said to them. 24 When they heard this, they raised their voices together in prayer to God.(AA) “Sovereign Lord,” they said, “you made the heavens and the earth and the sea, and everything in them.(AB) 25 You spoke by the Holy Spirit through the mouth of your servant, our father David:(AC)

“‘Why do the nations rage
    and the peoples plot in vain?
26 The kings of the earth rise up
    and the rulers band together
against the Lord
    and against his anointed one.[b][c](AD)

27 Indeed Herod(AE) and Pontius Pilate(AF) met together with the Gentiles and the people of Israel in this city to conspire against your holy servant Jesus,(AG) whom you anointed. 28 They did what your power and will had decided beforehand should happen.(AH) 29 Now, Lord, consider their threats and enable your servants to speak your word with great boldness.(AI) 30 Stretch out your hand to heal and perform signs and wonders(AJ) through the name of your holy servant Jesus.”(AK)

31 After they prayed, the place where they were meeting was shaken.(AL) And they were all filled with the Holy Spirit(AM) and spoke the word of God(AN) boldly.(AO)

The Believers Share Their Possessions

32 All the believers were one in heart and mind. No one claimed that any of their possessions was their own, but they shared everything they had.(AP) 33 With great power the apostles continued to testify(AQ) to the resurrection(AR) of the Lord Jesus. And God’s grace(AS) was so powerfully at work in them all 34 that there were no needy persons among them. For from time to time those who owned land or houses sold them,(AT) brought the money from the sales 35 and put it at the apostles’ feet,(AU) and it was distributed to anyone who had need.(AV)

36 Joseph, a Levite from Cyprus, whom the apostles called Barnabas(AW) (which means “son of encouragement”), 37 sold a field he owned and brought the money and put it at the apostles’ feet.(AX)

Ananias and Sapphira

Now a man named Ananias, together with his wife Sapphira, also sold a piece of property. With his wife’s full knowledge he kept back part of the money for himself,(AY) but brought the rest and put it at the apostles’ feet.(AZ)

Then Peter said, “Ananias, how is it that Satan(BA) has so filled your heart(BB) that you have lied to the Holy Spirit(BC) and have kept for yourself some of the money you received for the land?(BD) Didn’t it belong to you before it was sold? And after it was sold, wasn’t the money at your disposal?(BE) What made you think of doing such a thing? You have not lied just to human beings but to God.”(BF)

When Ananias heard this, he fell down and died.(BG) And great fear(BH) seized all who heard what had happened. Then some young men came forward, wrapped up his body,(BI) and carried him out and buried him.

About three hours later his wife came in, not knowing what had happened. Peter asked her, “Tell me, is this the price you and Ananias got for the land?”

“Yes,” she said, “that is the price.”(BJ)

Peter said to her, “How could you conspire to test the Spirit of the Lord?(BK) Listen! The feet of the men who buried your husband are at the door, and they will carry you out also.”

10 At that moment she fell down at his feet and died.(BL) Then the young men came in and, finding her dead, carried her out and buried her beside her husband.(BM) 11 Great fear(BN) seized the whole church and all who heard about these events.

The Apostles Heal Many

12 The apostles performed many signs and wonders(BO) among the people. And all the believers used to meet together(BP) in Solomon’s Colonnade.(BQ) 13 No one else dared join them, even though they were highly regarded by the people.(BR) 14 Nevertheless, more and more men and women believed in the Lord and were added to their number.(BS) 15 As a result, people brought the sick into the streets and laid them on beds and mats so that at least Peter’s shadow might fall on some of them as he passed by.(BT) 16 Crowds gathered also from the towns around Jerusalem, bringing their sick and those tormented by impure spirits, and all of them were healed.(BU)

The Apostles Persecuted

17 Then the high priest and all his associates, who were members of the party(BV) of the Sadducees,(BW) were filled with jealousy. 18 They arrested the apostles and put them in the public jail.(BX) 19 But during the night an angel(BY) of the Lord opened the doors of the jail(BZ) and brought them out.(CA) 20 “Go, stand in the temple courts,” he said, “and tell the people all about this new life.”(CB)

21 At daybreak they entered the temple courts, as they had been told, and began to teach the people.

When the high priest and his associates(CC) arrived, they called together the Sanhedrin(CD)—the full assembly of the elders of Israel—and sent to the jail for the apostles. 22 But on arriving at the jail, the officers did not find them there.(CE) So they went back and reported, 23 “We found the jail securely locked, with the guards standing at the doors; but when we opened them, we found no one inside.” 24 On hearing this report, the captain of the temple guard and the chief priests(CF) were at a loss, wondering what this might lead to.

25 Then someone came and said, “Look! The men you put in jail are standing in the temple courts teaching the people.” 26 At that, the captain went with his officers and brought the apostles. They did not use force, because they feared that the people(CG) would stone them.

27 The apostles were brought in and made to appear before the Sanhedrin(CH) to be questioned by the high priest. 28 “We gave you strict orders not to teach in this name,”(CI) he said. “Yet you have filled Jerusalem with your teaching and are determined to make us guilty of this man’s blood.”(CJ)

29 Peter and the other apostles replied: “We must obey God rather than human beings!(CK) 30 The God of our ancestors(CL) raised Jesus from the dead(CM)—whom you killed by hanging him on a cross.(CN) 31 God exalted him to his own right hand(CO) as Prince and Savior(CP) that he might bring Israel to repentance and forgive their sins.(CQ) 32 We are witnesses of these things,(CR) and so is the Holy Spirit,(CS) whom God has given to those who obey him.”

33 When they heard this, they were furious(CT) and wanted to put them to death. 34 But a Pharisee named Gamaliel,(CU) a teacher of the law,(CV) who was honored by all the people, stood up in the Sanhedrin and ordered that the men be put outside for a little while. 35 Then he addressed the Sanhedrin: “Men of Israel, consider carefully what you intend to do to these men. 36 Some time ago Theudas appeared, claiming to be somebody, and about four hundred men rallied to him. He was killed, all his followers were dispersed, and it all came to nothing. 37 After him, Judas the Galilean appeared in the days of the census(CW) and led a band of people in revolt. He too was killed, and all his followers were scattered. 38 Therefore, in the present case I advise you: Leave these men alone! Let them go! For if their purpose or activity is of human origin, it will fail.(CX) 39 But if it is from God, you will not be able to stop these men; you will only find yourselves fighting against God.”(CY)

40 His speech persuaded them. They called the apostles in and had them flogged.(CZ) Then they ordered them not to speak in the name of Jesus, and let them go.

41 The apostles left the Sanhedrin, rejoicing(DA) because they had been counted worthy of suffering disgrace for the Name.(DB) 42 Day after day, in the temple courts(DC) and from house to house, they never stopped teaching and proclaiming the good news(DD) that Jesus is the Messiah.(DE)

The Choosing of the Seven

In those days when the number of disciples was increasing,(DF) the Hellenistic Jews[d](DG) among them complained against the Hebraic Jews because their widows(DH) were being overlooked in the daily distribution of food.(DI) So the Twelve gathered all the disciples(DJ) together and said, “It would not be right for us to neglect the ministry of the word of God(DK) in order to wait on tables. Brothers and sisters,(DL) choose seven men from among you who are known to be full of the Spirit(DM) and wisdom. We will turn this responsibility over to them(DN) and will give our attention to prayer(DO) and the ministry of the word.”

This proposal pleased the whole group. They chose Stephen,(DP) a man full of faith and of the Holy Spirit;(DQ) also Philip,(DR) Procorus, Nicanor, Timon, Parmenas, and Nicolas from Antioch, a convert to Judaism. They presented these men to the apostles, who prayed(DS) and laid their hands on them.(DT)

So the word of God spread.(DU) The number of disciples in Jerusalem increased rapidly,(DV) and a large number of priests became obedient to the faith.

Stephen Seized

Now Stephen, a man full of God’s grace and power, performed great wonders and signs(DW) among the people. Opposition arose, however, from members of the Synagogue of the Freedmen (as it was called)—Jews of Cyrene(DX) and Alexandria as well as the provinces of Cilicia(DY) and Asia(DZ)—who began to argue with Stephen. 10 But they could not stand up against the wisdom the Spirit gave him as he spoke.(EA)

11 Then they secretly(EB) persuaded some men to say, “We have heard Stephen speak blasphemous words against Moses and against God.”(EC)

12 So they stirred up the people and the elders and the teachers of the law. They seized Stephen and brought him before the Sanhedrin.(ED) 13 They produced false witnesses,(EE) who testified, “This fellow never stops speaking against this holy place(EF) and against the law. 14 For we have heard him say that this Jesus of Nazareth will destroy this place(EG) and change the customs Moses handed down to us.”(EH)

15 All who were sitting in the Sanhedrin(EI) looked intently at Stephen, and they saw that his face was like the face of an angel.

Footnotes

  1. Acts 4:11 Psalm 118:22
  2. Acts 4:26 That is, Messiah or Christ
  3. Acts 4:26 Psalm 2:1,2
  4. Acts 6:1 That is, Jews who had adopted the Greek language and culture