Add parallel Print Page Options

Het gouden beeld en de brandende oven

Koning Nebukadnezar liet een gouden beeld maken van 27 meter hoog en 2,70 meter breed. Hij plaatste het in de vlakte Dura, in het gebied Babel. Daarna bracht de koning alle hooggeplaatsten in overheidsdienst bijeen om de inwijding van Nebukadnezars beeld bij te wonen. Nadat zij allemaal waren gearriveerd en hun plaats voor het monument hadden ingenomen, riep een heraut met krachtige stem: ‘Volken uit alle landen en van allerlei talen, dit is het bevel van de koning: straks zult u de muziek horen van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en van allerlei andere instrumenten. En zodra die muziek begint te spelen, moet u zich languit op de grond werpen en koning Nebukadnezars gouden beeld aanbidden. Ieder die niet neervalt om te aanbidden, zal ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid.’ Bij het horen van de eerste tonen wierp dus iedereen, ongeacht zijn volk, taal of godsdienst, zich op de grond en aanbad het beeld.

Maar enige hoge functionarissen gingen naar de koning en dienden een aanklacht in tegen enkele Judeeërs die weigerden het beeld te aanbidden! ‘Majesteit,’ zeiden zij, 10 ‘u hebt bevel gegeven dat iedereen zich op de grond moet laten vallen en het gouden beeld aanbidden, zodra de muziek begint te spelen. 11 Wie dat niet doet, zal in de brandende oven worden gegooid. 12 Maar nu zijn daar een paar Judese mannen, Sadrach, Mesach en Abednego, die u hebt belast met het bestuur over het gewest Babel. Deze mannen storen zich niet aan uw bevel en weigeren uw goden te vereren of het gouden beeld dat u hebt opgericht, te aanbidden.’ 13 Laaiend van woede beval Nebukadnezar Sadrach, Mesach en Abednego te halen. Toen zij waren voorgeleid, zei hij: 14 ‘Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat u mijn goden niet wilt vereren en het gouden beeld niet wilt aanbidden? 15 Ik geef u nog één kans. Maar dan moet u zich bij het horen van de eerste tonen wel op de grond laten vallen en het beeld aanbidden. Doet u dat niet, dan zult u ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zou u dan uit mijn handen kunnen redden?’ 16 De drie mannen antwoordden: ‘Wij vinden het niet nodig uw vraag te beantwoorden. 17 Onze God, die wij vereren, is in staat ons te redden uit de brandende oven en uit uw macht, majesteit. 18 Maar ook als Hij dat niet doet, kunt u er zeker van zijn dat wij uw goden niet zullen vereren en uw gouden beeld niet zullen aanbidden!’

19 Nebukadnezar werd razend op Sadrach, Mesach en Abednego. Zijn gezicht vertrok van woede. Hij beval dat de oven zevenmaal heter dan gewoonlijk moest worden opgestookt. 20 Hij droeg een paar van de sterkste mannen uit zijn leger op Sadrach, Mesach en Abednego vast te binden en in de brandende oven te gooien. 21 Zij werden stevig geboeid en met kleren en al in de oven gesmeten. 22 Omdat de koning in zijn woede zoʼn abnormaal heet vuur in de oven wilde hebben, schoten de vlammen eruit en doodden de soldaten die hen erin gooiden! 23 Zo vielen de drie vastgebonden Judese mannen in de hoog oplaaiende vlammen. 24 Plotseling sprong koning Nebukadnezar geschrokken overeind. ‘Wat zie ik nu?’ riep hij tegen zijn raadsmannen. ‘Wij hadden toch dríe mannen in de oven gegooid?’ ‘Jazeker, majesteit,’ antwoordden zij, 25 ‘Maar kijk!’ schreeuwde Nebukadnezar. ‘Nu zie ik er víer vrij rondlopen tussen de vlammen en zij zijn ongedeerd! En de vierde ziet eruit als een engel.’ 26 Nebukadnezar liep zo dicht mogelijk naar de open deur van de brandende oven en riep: ‘Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de hoogste God, kom naar buiten! Kom hier!’ Het drietal stapte uit het vuur. 27 De stadhouders, gouverneurs, landvoogden en raadsheren verdrongen zich om hen heen en zagen dat zij geen letsel van het vuur hadden opgelopen. Hun hoofdhaar was niet verschroeid, hun mantels waren ongeschonden en er hing zelfs geen brandlucht om hen heen.

28 ‘Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego!’ zei Nebukadnezar. ‘Hij heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren die op Hem vertrouwden, te bevrijden. Hij liet hen niet in de steek toen zij mijn bevel trotseerden en liever hun leven waagden dan een andere god dan hun eigen God te vereren of te aanbidden. 29 Daarom vaardig ik het bevel uit dat iedereen, van welk volk, taal of natie dan ook, die iets oneerbiedigs zegt over de God van Sadrach, Mesach en Abednego in stukken wordt gehouwen. En zijn huis zal met de grond worden gelijkgemaakt. Want geen andere god kan met zoveel machtsvertoon redden als deze God heeft gedaan.’ 30 Sadrach, Mesach en Abednego stonden vanaf dat moment in hoog aanzien bij de koning.

Het beeld van koning Nebukadnezar

Op een keer liet koning Nebukadnezar een gouden beeld maken van 60 el (27 m) hoog en 6 el (2,70 m) breed. Hij liet het neerzetten in het Dura-dal in de provincie Babel. Daarna liet hij alle bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en legeraanvoerders van alle provincies komen. Alle hoge ambtenaren moesten aanwezig zijn bij de inwijding van het beeld. Zo kwamen ze allemaal voor de inwijding van het beeld dat koning Nebukadnezar had laten neerzetten. Ze gingen allemaal vóór het beeld staan. En een dienaar riep luid: "Luister goed naar het volgende bevel, iedereen die hier verzameld is! Zodra de muziek begint te spelen, moeten jullie neerknielen en je diep buigen en het gouden beeld aanbidden dat koning Nebukadnezar heeft neergezet. Wie dat niet doet, zal onmiddellijk in de brandende oven worden gegooid." Daarom boog iedereen zich diep zodra de muziek begon te spelen. Iedereen die daar was, van welk land dan ook, knielde neer, boog zich diep en aanbad het gouden beeld dat koning Nebukadnezar had neergezet.

Op dat moment kwamen er een paar Babyloniërs bij de koning. Ze beschuldigden de Judeeërs. Ze zeiden tegen koning Nebukadnezar: "Mijn heer de koning, leef in eeuwigheid! 10 U heeft het bevel gegeven dat, zodra de muziek begon te spelen, iedereen moest neerknielen en zich diep moest buigen om het gouden beeld te aanbidden. 11 Ook heeft u gezegd dat wie dat niet deed, in de brandende oven gegooid zou worden. 12 Mijn heer de koning, een aantal mannen heeft zich niets van u aangetrokken. Het zijn de mannen uit Juda die u heeft aangewezen tot bestuurders van de provincie Babel, namelijk Sadrach, Mesach en Abednego. Ze willen uw goden niet aanbidden. Ook het gouden beeld niet dat u heeft neergezet."

13 Koning Nebukadnezar werd woedend. Hij gaf het bevel om Sadrach, Mesach en Abednego te halen. Ze werden bij de koning gebracht. 14 De koning zei tegen hen: "Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat jullie weigeren om mijn goden te aanbidden? En dat jullie niet willen neerknielen voor het beeld dat ik heb neergezet? 15 De muziek zal weer gaan spelen. Zorg ervoor dat jullie klaarstaan. Als jullie de muziek horen, zorg dan dat jullie neerknielen, je diep buigen en het beeld aanbidden dat ik heb gemaakt. Als jullie dat niet doen, zullen jullie onmiddellijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zal jullie dan nog kunnen redden?" 16 Toen antwoordden Sadrach, Mesach en Abednego: "Mijn heer de koning, het is niet nodig dat wij ons tegenover u verdedigen. 17 Het is zó: de God die wij aanbidden is in staat om ons te redden. Hij zal ons uit de brandende oven en uit uw macht redden. 18 Maar ook als Hij dat niet doet, mijn heer de koning, zullen we uw goden niet aanbidden. En we zullen ook niet buigen voor het gouden beeld dat u heeft neergezet."

De mannen in de brandende oven

19+20 Toen werd Nebukadnezar razend. Ziedend van woede gaf hij het bevel dat Sadrach, Mesach en Abednego in het vuur moesten worden gegooid. Maar eerst liet hij het vuur nog zeven keer zo heet stoken als normaal. Toen gaf hij een paar sterke mannen uit zijn lijfwacht bevel de drie vast te binden en in het vuur te gooien. 21 Ze werden vastgebonden, met hun mantels, broeken, mutsen en andere kleren nog aan. Zo werden ze in de brandende oven gegooid. 22 Dit werd onmiddellijk gedaan, op bevel van de koning. Doordat de koning de oven zo heet had laten opstoken, verbrandden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven hadden gebracht, door de hitte die van de oven afkwam. 23 Sadrach, Mesach en Abednego vielen vastgebonden in de oven.

24 Toen schrok koning Nebukadnezar hevig. Hij sprong overeind en vroeg aan zijn raadgevers: "We hebben toch dríe mannen in het vuur gegooid? En ze waren toch gebonden?" Zij antwoordden: "Jazeker, mijn heer de koning." 25 De koning riep: "Maar ik zie víer mannen vrij in het vuur rondwandelen! En het vuur doet hun niets! En die vierde man lijkt wel een zoon van de goden!" 26 Toen liep Nebukadnezar naar de deur van de oven en riep: "Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de Allerhoogste God! Kom eruit en kom hier!" Toen stapten Sadrach, Mesach en Abednego uit het vuur. 27 En de bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en aanvoerders van de koning dromden om hen heen. Ze zagen dat het vuur hun niets had gedaan. Ze hadden geen brandwonden en hun haar was niet verschroeid. Hun kleren waren nog heel en er hing zelfs geen brandlucht aan.

28 Toen zei Nebukadnezar: "Prijs de God van Sadrach, Mesach en Abednego! Hij heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren te redden. Want ze vertrouwden op Hem. Ze waren ongehoorzaam aan mijn bevel. Ze waren bereid te sterven omdat ze alleen hun eigen God wilden aanbidden en geen enkele andere god. 29 Daarom geef ik vandaag het bevel dat iedereen die de God van Sadrach, Mesach en Abednego beledigt, in stukken gehakt zal worden. Het maakt niet uit van welk volk hij is. Ook zal zijn huis worden verwoest. Want geen één andere god kan zó mensen redden als deze God!"

30 Toen gaf de koning aan Sadrach, Mesach en Abednego als beloning een hoge positie in de provincie Babel.

The Image of Gold and the Blazing Furnace

King Nebuchadnezzar made an image(A) of gold, sixty cubits high and six cubits wide,[a] and set it up on the plain of Dura in the province of Babylon. He then summoned the satraps,(B) prefects, governors, advisers, treasurers, judges, magistrates and all the other provincial officials(C) to come to the dedication of the image he had set up. So the satraps, prefects, governors, advisers, treasurers, judges, magistrates and all the other provincial officials assembled for the dedication of the image that King Nebuchadnezzar had set up, and they stood before it.

Then the herald loudly proclaimed, “Nations and peoples of every language,(D) this is what you are commanded to do: As soon as you hear the sound of the horn, flute, zither, lyre, harp,(E) pipe and all kinds of music, you must fall down and worship the image(F) of gold that King Nebuchadnezzar has set up.(G) Whoever does not fall down and worship will immediately be thrown into a blazing furnace.”(H)

Therefore, as soon as they heard the sound of the horn, flute, zither, lyre, harp and all kinds of music, all the nations and peoples of every language fell down and worshiped the image of gold that King Nebuchadnezzar had set up.(I)

At this time some astrologers[b](J) came forward and denounced the Jews. They said to King Nebuchadnezzar, “May the king live forever!(K) 10 Your Majesty has issued a decree(L) that everyone who hears the sound of the horn, flute, zither, lyre, harp, pipe and all kinds of music must fall down and worship the image of gold,(M) 11 and that whoever does not fall down and worship will be thrown into a blazing furnace. 12 But there are some Jews whom you have set over the affairs of the province of Babylon—Shadrach, Meshach and Abednego(N)—who pay no attention(O) to you, Your Majesty. They neither serve your gods nor worship the image of gold you have set up.”(P)

13 Furious(Q) with rage, Nebuchadnezzar summoned Shadrach, Meshach and Abednego. So these men were brought before the king, 14 and Nebuchadnezzar said to them, “Is it true, Shadrach, Meshach and Abednego, that you do not serve my gods(R) or worship the image(S) of gold I have set up? 15 Now when you hear the sound of the horn, flute, zither, lyre, harp, pipe and all kinds of music, if you are ready to fall down and worship the image I made, very good. But if you do not worship it, you will be thrown immediately into a blazing furnace. Then what god(T) will be able to rescue(U) you from my hand?”

16 Shadrach, Meshach and Abednego(V) replied to him, “King Nebuchadnezzar, we do not need to defend ourselves before you in this matter. 17 If we are thrown into the blazing furnace, the God we serve is able to deliver(W) us from it, and he will deliver(X) us[c] from Your Majesty’s hand. 18 But even if he does not, we want you to know, Your Majesty, that we will not serve your gods or worship the image of gold you have set up.(Y)

19 Then Nebuchadnezzar was furious with Shadrach, Meshach and Abednego, and his attitude toward them changed. He ordered the furnace heated seven(Z) times hotter than usual 20 and commanded some of the strongest soldiers in his army to tie up Shadrach, Meshach and Abednego(AA) and throw them into the blazing furnace. 21 So these men, wearing their robes, trousers, turbans and other clothes, were bound and thrown into the blazing furnace. 22 The king’s command was so urgent and the furnace so hot that the flames of the fire killed the soldiers who took up Shadrach, Meshach and Abednego,(AB) 23 and these three men, firmly tied, fell into the blazing furnace.

24 Then King Nebuchadnezzar leaped to his feet in amazement and asked his advisers, “Weren’t there three men that we tied up and threw into the fire?”

They replied, “Certainly, Your Majesty.”

25 He said, “Look! I see four men walking around in the fire, unbound and unharmed, and the fourth looks like a son of the gods.”

26 Nebuchadnezzar then approached the opening of the blazing furnace and shouted, “Shadrach, Meshach and Abednego, servants of the Most High God,(AC) come out! Come here!”

So Shadrach, Meshach and Abednego came out of the fire, 27 and the satraps, prefects, governors and royal advisers(AD) crowded around them.(AE) They saw that the fire(AF) had not harmed their bodies, nor was a hair of their heads singed; their robes were not scorched, and there was no smell of fire on them.

28 Then Nebuchadnezzar said, “Praise be to the God of Shadrach, Meshach and Abednego, who has sent his angel(AG) and rescued(AH) his servants! They trusted(AI) in him and defied the king’s command and were willing to give up their lives rather than serve or worship any god except their own God.(AJ) 29 Therefore I decree(AK) that the people of any nation or language who say anything against the God of Shadrach, Meshach and Abednego be cut into pieces and their houses be turned into piles of rubble,(AL) for no other god can save(AM) in this way.”

30 Then the king promoted Shadrach, Meshach and Abednego in the province of Babylon.(AN)

Footnotes

  1. Daniel 3:1 That is, about 90 feet high and 9 feet wide or about 27 meters high and 2.7 meters wide
  2. Daniel 3:8 Or Chaldeans
  3. Daniel 3:17 Or If the God we serve is able to deliver us, then he will deliver us from the blazing furnace and