Add parallel Print Page Options

Ze dronken wijn en prezen hun goden van goud, zilver, koper, ijzer, hout en steen.[a]

Op dat moment verschenen er op de muur van het paleis plotseling vingers van een mensenhand. Vlak bij de kandelaar schreven ze iets op de kalk van de muur. De koning staarde naar de schrijvende vingers. Hij werd lijkwit. Hij wankelde van angst en schrik en zijn knieën knikten.

Read full chapter

Footnotes

  1. Daniël 5:4 Waarschijnlijk wordt bedoeld dat ze 'proostten' op hun goden van zilver, koper, enz.