Add parallel Print Page Options

De rechters en leiders (vervolg)

17 Slacht voor jullie Heer God nooit een dier dat niet helemaal gezond is. Want jullie Heer God vindt dat verschrikkelijk.

Stel dat in één van de steden die de Heer jullie gaat geven, iemand wordt ontdekt die ongehoorzaam is aan jullie Heer God. Hij houdt zich niet meer aan het verbond. Hij is andere goden gaan aanbidden en dienen, ook al heeft de Heer dat verboden. Of hij aanbidt bijvoorbeeld de zon, de maan of de sterren. Als jullie zoiets horen, moeten jullie goed nagaan of het waar is. Als blijkt dat zoiets verschrikkelijks inderdaad in Israël gebeurt, moeten jullie de man of vrouw die dit heeft gedaan, naar de poort brengen.[a] Daar moeten jullie hem met stenen doodgooien. Als twee of drie mensen hetzelfde vertellen over wat er gebeurd is, moet die man of vrouw worden gedood. Maar als er maar één getuige is, mag hij niet worden gedood. De mensen die zeggen dat de persoon schuldig is, moeten zelf als eerste een steen gooien. Daarna de andere mensen. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

Stel dat een rechtszaak voor jullie te moeilijk is. Bijvoorbeeld als er iemand is gedood, of als er een ruzie is, of als er iemand gewond is geraakt (want dat zijn redenen om naar een rechter te gaan). Ga dan naar de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen Vraag daar aan de Levitische priesters en de rechter om raad. Dan zullen zij erover beslissen. 10 Jullie moeten je houden aan de beslissing die zij nemen. Jullie moeten precies doen wat zij jullie hebben gezegd. 11 Jullie mogen niets aan hun beslissing veranderen. 12 Als iemand het waagt om niet te doen wat de priester of de rechter over die zaak heeft besloten, moet hij worden gedood. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen. 13 Dan zal het hele volk dit horen en diep ontzag hebben en niet meer eigenwijs zijn.

Regels voor het aanwijzen van een koning

14 Straks hebben jullie het land veroverd en wonen jullie in het land dat de Heer jullie geeft. Misschien willen jullie dan een koning hebben, net als de volken om jullie heen. 15 Laat dan de man die de Heer jullie aanwijst, koning over jullie worden. Hij moet iemand van jullie eigen volk zijn, een Israëliet. Dus geen buitenlander, die geen Israëliet is. 16 Maar jullie koning mag niet veel paarden verzamelen (voor het leger).[b] En hij mag geen mensen naar Egypte sturen om meer paarden te krijgen. Want de Heer heeft tegen jullie gezegd: 'Jullie mogen nooit meer naar Egypte teruggaan.' 17 Ook mag hij niet veel vrouwen nemen, want dan zou hij misschien verleid worden om God te verlaten. [c] Ook mag hij niet te veel goud en zilver verzamelen.[d] 18 Als hij koning is geworden, moet hij voor zichzelf een kopie laten maken van deze wet die de Levitische priesters hebben. 19 Hij moet die kopie altijd bij zich hebben en er zijn hele leven in lezen. Zo zal hij leren om diep ontzag te hebben voor zijn Heer God. En zo zal hij zich aan alle wetten en leefregels houden die er in staan. 20 Dan zal hij niet trots worden en zal hij niet gaan denken dat die wetten voor hem niet gelden. En hij zal niet ongehoorzaam worden aan deze wet. Dan zullen hij en zijn zonen lang over Israël regeren.

Inkomsten van priesters en Levieten

18 De Levitische priesters, en de hele stam van Levi, zullen geen eigen gebied en geen eigen stuk grond hebben, zoals de rest van Israël. Ze zullen leven van de offers die aan de Heer gegeven worden. Daarom zullen ze geen eigen gebied hebben, zoals de andere stammen. In plaats daarvan hebben ze de Heer, zoals Hij hun heeft beloofd.

De priesters hebben recht op een deel van de offers. Als jullie een dier komen offeren, zijn de schouder, de wangen en de maag voor de priester. Ook moeten jullie het eerste deel van jullie oogst van het graan, de wijn en de olijf-olie aan de priester geven. Ook de eerste wol van jullie schapen. Want jullie Heer God heeft de stam van Levi uit al jullie stammen uitgekozen om Hem altijd te dienen.

Stel dat een Leviet in één van de steden van Israël woont en graag naar de plaats wil gaan die de Heer zal uitkiezen. Hij wil, net als de Levieten daar, zijn Heer God gaan dienen in het heiligdom. Dan krijgt hij dezelfde hoeveelheden van de offers als de andere Levieten. Het maakt niet uit hoeveel geld hij zelf heeft doordat hij de erfenis van zijn vader heeft moeten verkopen.

Waarzeggerij en profetie

Als jullie in het land zijn gekomen dat de Heer God aan jullie gaat geven, moeten jullie niet dezelfde verschrikkelijke dingen gaan doen als de volken die daar nu wonen. 10 Niemand van jullie mag zijn zoon of dochter als brand-offer offeren. Jullie mogen op geen enkele manier aan waarzeggerij doen. Niet met een wichelroede, niet door voortekens uit te leggen en niet door toverij. 11 Jullie mogen ook geen geesten oproepen, met geesten praten of de geesten van gestorven mensen om raad vragen. 12 Want de Heer vindt het verschrikkelijk als jullie dat doen. De volken die nu in het land wonen, doen deze verschrikkelijke dingen wel. Juist daarom jaagt de Heer God hen voor jullie weg. 13 Maar júllie moeten helemaal rein zijn voor de Heer God.

14 De volken die jullie nu gaan wegjagen, luisteren naar waarzeggers en tovenaars. Maar de Heer God wil niet dat júllie dat doen. 15 Hij zal jullie in plaats daarvan een profeet geven, iemand van jullie eigen volk, een Israëliet zoals ik. Naar hém moeten jullie luisteren. 16 Want daar hebben jullie op de berg Horeb om gevraagd op de dag dat jullie daar bij jullie Heer God moesten komen. Toen zeiden jullie: 'We willen niet langer de stem van de Heer God horen en dit grote vuur niet langer zien. Want we zijn bang dat we erdoor worden gedood.' 17 Toen zei de Heer tegen mij: 'Het is goed wat ze hebben gezegd. 18 Ik zal hun een profeet geven, iemand uit hun eigen volk, een Israëliet zoals jij. Ik zal hem vertellen wat hij tegen hen zeggen moet. 19 Als de mensen niet luisteren naar wat de profeet namens Mij moet zeggen, zal Ik hen daarvoor straffen. 20 Maar als een profeet eigenwijs wordt en beweert dat hij namens Mij spreekt terwijl Ik hem die dingen niet gezegd heb, zal Ik hem doden. Ook als hij namens andere goden spreekt zal Ik hem doden.'

21 Jullie vragen je misschien af hoe jullie kunnen weten of hij de woorden van God spreekt of niet. 22 Stel dat een profeet zegt dat hij namens de Heer spreekt, maar er gebeurt niet wat hij heeft gezegd, dan had de Heer hem die boodschap niet gegeven. De profeet is eigenwijs geworden en heeft zomaar iets gezegd. Jullie hoeven je van hem niets aan te trekken.

De vrijsteden

19 Jullie Heer God gaat de volken vernietigen die nu in het land wonen. Jullie gaan hun gebied veroveren en in hun steden en huizen wonen. Wanneer jullie daar wonen, moeten jullie drie steden apart houden. Verdeel het land in drie stukken en wijs in elk stuk een vrijstad aan. Iemand die per ongeluk iemand anders heeft gedood, kan daarheen vluchten. Verdeel de vrijsteden zó over het land, dat de afstand tot een vrijstad overal ongeveer even groot is. Als iemand per ongeluk iemand anders heeft gedood (dus niet omdat hij hem haatte), mag hij naar die vrijstad vluchten om in leven te blijven. Ik zal jullie een voorbeeld geven. Stel dat je met iemand in het bos hout gaat hakken. Je zwaait je bijl om een boom om te hakken. Het ijzer schiet los van de steel en het raakt de andere man, zodat hij wordt gedood. In zo’n geval kun je naar één van die steden vluchten en in leven blijven. Als de afstand naar de stad te groot is, zou de man die wraak komt nemen voor de dood van die ander, je kunnen inhalen. En dan zou hij je doden, ook al heb je de doodstraf niet verdiend omdat je niet uit haat hebt gedood. Het was een ongeluk. Daarom moeten jullie drie steden apart houden.

Op een gegeven moment zal de Heer God jullie land groter maken, zoals Hij aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft beloofd. Hij zal jullie het hele land geven dat Hij aan jullie voorvaders beloofd heeft. Maar dan moeten jullie je wel precies houden aan alles wat ik jullie nu zeg. Jullie moeten van de Heer God houden en altijd leven zoals Hij het wil. Als jullie land dan groter wordt, moeten jullie nóg drie steden aanwijzen. 10 Want anders zouden er onschuldige mensen worden gedood in het land dat de Heer God jullie gaat geven doordat de afstand tot een vrijstad te groot is. Dan zouden jullie schuldig zijn aan hun dood.

11 Maar als iemand een ander expres doodt en dan naar één van deze steden vlucht, 12 dan moeten de leiders van zijn stad hem daar laten ophalen. Ze moeten hem uitleveren aan de man die de dood van die andere man komt wreken. En hij moet hem doden. 13 Jullie mogen hem niet in leven laten. Want hij heeft expres gedood. Zo moeten jullie de schuld voor de dood van onschuldige mensen uit Israël wegdoen. Dan zal het goed met jullie gaan.

14 Jullie families zullen allemaal een eigen stuk grond krijgen. De grenzen daarvan worden nu vastgesteld. Die grenzen moeten voor altijd hetzelfde blijven in het land dat de Heer jullie geeft. Jullie mogen de grenzen dus niet verleggen.

Beschuldigingen

15 Jullie mogen niemand veroordelen als er maar één persoon is die hem beschuldigt. Dat mag alleen als twee of drie mensen hetzelfde kunnen vertellen over wat er is gebeurd.

16 Als iemand een ander expres beschuldigt van iets wat niet waar is, 17 moeten ze samen bij de Heer komen, bij de priesters en de rechters die er dan zijn. 18 Dan moeten de rechters de zaak goed uitzoeken. Als blijkt dat de man de ander inderdaad expres beschuldigd heeft van iets wat niet waar is, 19 dan moeten jullie hem de straf geven die hij de ander had willen geven. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen. 20 Want de andere mensen zullen ervan horen en ontzag hebben en zoiets niet nog eens durven doen. 21 Jullie moeten hem straffen met de straf die de ander had zullen krijgen: een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet.[e]

Footnotes

  1. Deuteronomium 17:5 In de poort verzamelden zich de wijze mannen van een plaats. Daar behandelden ze de rechtszaken.
  2. Deuteronomium 17:16 God wilde niet dat de koning op de sterkte van zijn leger zou vertrouwen, maar dat hij op Hem zou vertrouwen.
  3. Deuteronomium 17:17 Koningen trouwden vaak met dochters van verschillende buitenlandse koningen, om zo de kans op oorlog met die koningen te verkleinen. Maar God wilde niet dat de koning op zijn verbonden zou vertrouwen voor zijn veiligheid, maar dat hij op Hem zou vertrouwen. Bovendien brachten die buitenlandse vrouwen hun eigen goden mee het land in, wat de koning gemakkelijk op het verkeerde pad kon brengen.
  4. Deuteronomium 17:17 God wilde niet wil dat de koning zou vertrouwen op zijn geld waarmee hij bijvoorbeeld een leger kan huren, maar dat hij op Hem zou vertrouwen.
  5. Deuteronomium 19:21 Maar dus ook nooit méér dan dat. Dit voorkwam jarenlange vetes waarbij elke keer wraak werd genomen voor wat de ander was aangedaan.