Add parallel Print Page Options

Wijsheid heeft niets te betekenen

De schrijver van dit boek wordt Prediker genoemd. Hij is koning in Jeruzalem en zoon van David.

Naar mijn mening is niets van blijvende waarde, alles is zinloos.

Want wat bereikt een mens met al zijn harde werken hier op aarde? Generaties gaan en generaties komen, maar er verandert niets wezenlijks. De zon komt op en gaat onder en haast zich rond de aarde om opnieuw op te gaan. De wind blaast vanuit het zuiden en het noorden, hier en daar, steeds wisselend van kracht en richting, zonder ooit een doel te bereiken. De rivieren monden uit in de zee, maar de zee raakt nooit vol. Het water keert weer terug naar de rivieren en vloeit weer naar de zee.

Alles is onuitsprekelijk vermoeiend. Hoeveel wij ook zien, het is nooit genoeg. Hoeveel wij ook horen, tevreden zijn wij nooit. De geschiedenis herhaalt zich steeds weer. Niets is werkelijk nieuw, 10 alles is al eens gezegd of gedaan. Kunt u iets nieuws aanwijzen? Hoe weet u of het eeuwen geleden ook al niet bestond? 11 Wij kunnen niet meer achterhalen wat in vroeger tijden gebeurde en toekomstige generaties zullen zich niet meer herinneren wat wij in onze tijd hebben gedaan.

12 Ik, Prediker, was koning van Israël en regeerde vanuit Jeruzalem. 13 Ik nam mij voor de zin van alles wat onder de hemel gebeurde, te willen begrijpen. Dat is een vermoeiende bezigheid die God de mens heeft gegeven om hem nederig te maken. 14 Alle arbeid is een opeenvolging van zinloosheid, het bouwen van luchtkastelen. 15 Wat verkeerd is, kan niet worden goedgepraat en wat niet bestaat, kan niet worden onderzocht, het heeft geen enkel nut na te denken over wat had kunnen gebeuren. 16 Ik zei tegen mijzelf: ‘Kijk, ik heb meer onderzocht dan welke andere koning ook die voor mij in Jeruzalem regeerde. Ik ben wijzer en heb meer inzicht.’ 17 Daarom deed ik mijn uiterste best wijs te zijn in plaats van dwaas, maar nu realiseer ik mij dat zelfs dát een luchtkasteel is. 18 Want hoe wijzer ik werd, des te bezorgder werd ik. Hoe meer iemand weet, des te meer verdriet hij heeft.

Werk en levensvreugde betekenen niets

Ik zei tegen mijzelf: ‘Vooruit, geniet van het leven en vermaak je zo goed mogelijk.’ Maar ik merkte dat ook dat zinloos was. Want het is dwaas om de hele tijd te lachen. Plezier maken heeft immers geen enkel nut. Daarom besloot ik, na lang nadenken, voldoening te zoeken in het drinken van veel wijn. Ondertussen bleef ik mijn doel, het zoeken naar wijsheid, scherp voor ogen houden. Ik probeerde het met die dwaasheid om er zo achter te komen wat voor de meeste mensen het enige geluk in hun leven betekent.

Daarna probeerde ik bevrediging te vinden in het uitvoeren van grootse dingen, zoals het bouwen van huizen en aanleggen van wijngaarden, tuinen, parken en boomgaarden voor mijzelf en de waterreservoirs die nodig waren om alle aangeplante gewassen van water te voorzien. Daarna kocht ik slaven en slavinnen en ook hun kinderen werden mijn slaven. Ik fokte grote kuddes vee, meer dan een koning vóór mij ooit had bezeten. Ik verzamelde zilver en goud door belastingen te heffen van vele koningen en gebieden. Ik liet zangers en zangeressen optreden en genoot het gezelschap van veel vrouwen. Ik werd machtiger en rijker dan enige andere koning vóór mij in Jeruzalem, maar bij dat alles bleef ik mijn wijsheid houden. 10 Ik nam alles wat ik wilde en ontzegde mijzelf geen enkel plezier. Ik merkte zelfs dat hard werken mij goed deed. Het plezier dat ik daarin had, was dan ook de enige beloning die ik voor al mijn inspanningen kreeg. 11 Toen ik terugkeek op alles wat ik had ondernomen, leek het mij echter allemaal nutteloos. Het was weer een najagen van dromen en nergens was iets werkelijk waardevols te vinden.

12 Toen begon ik de wijsheid en de dwaasheid met elkaar te vergelijken. Wat doet de nieuwe koning met het werk van zijn voorganger? 13 Wel heb ik gezien dat wijsheid waardevoller is dan dwaasheid, net zoals het licht beter is dan de duisternis, 14 want een wijze ziet wat hij doet, maar een dwaas dwaalt in het donker. Maar tegelijk merkte ik dat er één ding was dat zowel de wijze als de dwaas overkwam: 15 ik sterf net zo goed als de dwaas. Welke waarde heeft mijn wijsheid dan? Zo kwam ik erachter dat zelfs de wijsheid slechts betrekkelijke waarde heeft. 16 Want de wijze en de dwaas sterven allebei en in de toekomst worden beiden vergeten.

17 Daarom heb ik een hekel gekregen aan het leven: al het werk op aarde stond mij tegen. Alles schijnt nutteloos, dwaas en het najagen van dromen te zijn. 18 Ik kreeg een gevoel van afkeer toen ik bedacht dat ik alle vruchten van mijn harde werken aan anderen moest nalaten. 19 Want wie kan mij vertellen of mijn zoon een wijs man of een dwaas zal zijn? En toch zal alles aan hem worden gegeven, het lijkt zinloos.

20 Daarom begon ik eraan te twijfelen of alles waarvoor ik zoveel moeite had gedaan, dat wel waard was. 21 Want ook al zou ik mijn hele leven besteden aan het zoeken naar wijsheid, kennis en vaardigheden, ik moet het toch allemaal nalaten aan iemand die er niets voor heeft gedaan, dat is niet alleen dwaas, maar ook erg onrechtvaardig. 22 Wat krijgt een mens dus als beloning voor al zijn werk? 23 Dagen, gevuld met zorgen en verdriet en rusteloze, doorwaakte nachten. Een ontmoedigend idee.

24 Daarom besloot ik dat een mens niets beters kan doen dan genieten van eten en drinken, bij al het werk dat hij doet. Toen realiseerde ik mij dat ook dat genoegen afkomstig is uit de hand van God. 25 Wie kan zonder Hem eten of vrolijk zijn? 26 Want God geeft een mens die Hem bevalt wijsheid, kennis en vreugde, maar van iemand die Hem niet bevalt, neemt God zijn rijkdom af en geeft het aan hen die Hij graag mag. En ook dit is weer een voorbeeld van de zinloosheid van luchtkastelen bouwen.

Alles op zijn tijd

Voor alles bestaat een bepaalde tijd: een tijd om te worden geboren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te oogsten, een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om te verwoesten en een tijd om te herbouwen, een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te treuren en een tijd om te dansen, een tijd om stenen weg te gooien en een tijd om stenen bij elkaar te zoeken, een tijd om te omhelzen en een tijd om niet te omhelzen, een tijd om te vinden en een tijd om te verliezen, een tijd om iets te bewaren en een tijd om iets weg te gooien, een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om stil te zijn en een tijd om te spreken, een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten, een tijd van oorlog en een tijd van vrede.

Wat bereikt iemand nu werkelijk door hard te werken? 10 Ik heb hierover nagedacht met betrekking tot alle soorten werk die God de mensheid heeft gegeven. 11 Voor alles wat Hij heeft gemaakt, bestaat een geschikt moment. Ook al heeft God het besef van de eeuwigheid in het hart van de mensen geplant, toch kan de mens al Gods werk, vanaf het eerste begin tot het absolute einde, niet overzien. 12 Daarom trek ik de conclusie dat er niets beters voor een mens is dan blij te zijn en plezier in het leven te scheppen, zolang hij kan. 13 En daarnaast dat hij zou moeten eten en drinken en zou moeten genieten van alle vruchten van zijn werk, omdat dat alles een geschenk van God is.

14 En ik weet dat alles wat God doet, onherroepelijk is, er kan niets aan worden toegevoegd of van worden afgedaan, God heeft daarbij voor ogen dat de mens ontzag moet hebben voor de Almachtige God. 15 Wat er nu is, was er lang geleden ook al, en wat nog gaat gebeuren, is al eerder gebeurd. Wat in het verre verleden gebeurde en toen verdween, brengt God weer terug.

16 Verder merkte ik dat overal op aarde de misdaad zich onder het oog van de justitie afspeelt en dat zelfs de rechtbanken corrupt zijn. 17 Ik zei bij mijzelf: ‘God zal op het juiste moment alles wat de mens doet, beoordelen, zowel het goede als het kwade.’ 18 En toen besefte ik dat God de wereld haar zondige gang laat gaan om de mensheid op de proef te stellen en de mensen te laten zien dat zij in feite niets beter zijn dan de dieren. 19 Want mensen en dieren ademen allebei dezelfde lucht in en sterven ook allebei. De mensheid heeft in feite dus niets vóór op de dierenwereld, wat zinloos eigenlijk! 20 Zij gaan allemaal naar dezelfde plaats, het stof waaruit zij kwamen en waarnaar zij ook weer moeten terugkeren. 21 Want wie kan bewijzen dat de geest van de mensen opstijgt en de geest van de dieren neerdaalt in het stof? 22 Op die manier kwam ik erachter dat er voor een mens niets beters bestaat dan vreugde te scheppen in zijn werk, want daarom is hij hier. Niemand kan hem van iets laten genieten na zijn dood, daarom moet hij er nú van genieten.

Verdrukking en verdriet op aarde

Daarna keek ik naar alle verdrukking en verdriet op aarde, ik zag de tranen van de onderdrukten, er was niemand die hen hielp. Hun onderdrukkers gebruikten veel geweld, maar er was niemand die de onderdrukten hielp. Ik kwam tot de slotsom dat de doden beter af zijn dan de levenden. En het beste af zijn zij die nooit werden geboren en al het kwaad en onrecht op aarde niet zullen zien.

Vervolgens ontdekte ik dat succes meestal voortkomt uit afgunst en jaloezie. Maar ook dat is dwaasheid. De dwaas weigert te werken en verhongert daardoor bijna. Beter nu en dan een beetje rust, dan steeds maar hard werken en zinloos gejaag.

Ik constateerde nog een zinloze zaak op aarde. Daarbij gaat het om de mens die helemaal alleen is, zonder zoon of broer, maar die toch keihard werkt om meer rijkdom te krijgen. Maar aan wie moet hij dat alles nalaten? En waarom ontzegt hij zich nu zoveel? Het is allemaal nutteloos en ontmoedigend. Twee mensen kunnen door samenwerking meer bereiken dan een. 10 Als er een valt, helpt de ander hem overeind. Maar als er een valt en hij is alleen, zit hij in moeilijkheden. 11 In een koude nacht kunnen twee mensen onder één deken elkaar verwarmen, maar hoe zou iemand in zijn eentje warm moeten worden? 12 Iemand die alleen staat, kan worden aangevallen en verslagen, maar twee mensen kunnen elkaar te hulp komen en zo de overwinning behalen, drie is zelfs nog beter, want een koord dat uit drie strengen is gevlochten is niet gemakkelijk te breken.

13 Het is beter een arme, maar wijze jongere te zijn dan een oude en dwaze koning die alle goede raad van de hand wijst. 14 Want zoʼn jongere zou uit de gevangenis kunnen komen om koning te worden, ook al werd hij arm geboren. 15 Iedereen wil zoʼn jongere graag helpen, omdat hij de nieuwe machthebber wordt. 16 Hij kan de leider van miljoenen mensen worden en een goede heerser voor zijn onderdanen zijn. Maar dan groeit rond hem een nieuwe generatie op die hem weer aan de kant wil zetten. Dus ook hiervan blijkt weer de dwaasheid en zinloosheid.

17 Neem uzelf in acht als u naar de tempel, Gods huis, gaat. Het is beter om rustig te luisteren dan ondoordacht te offeren, zoals een dwaas wel doet, die zich er niet van bewust is dat dat verkeerd is.

Respect voor God

Denk eerst na voor u iets zegt en doe God geen overhaaste beloften. Want Hij is in de hemel en wij slechts hier op aarde. Zeg daarom alleen het hoognodige. Net zoals te veel drukte u nachtmerries bezorgt, zo gaat u door te veel gepraat verkeerde dingen zeggen. Als u met God spreekt en Hem zweert dat u iets voor Hem zult doen, stel dat dan niet uit, want God heeft een hekel aan ondoordachte beloften. Kom uw belofte aan Hem na. Het is veel beter niet te zeggen dat u iets zult doen, dan het wel te zeggen en het daarna toch niet te doen. In dat geval zondigt u met uw mond. Probeer u niet te verdedigen door de priester van God te vertellen dat het allemaal een misverstand was. Dat zou God boos maken, Hij zou dan wel eens een eind kunnen maken aan uw voorspoed in het leven. Dromen en veel gepraat zijn er al genoeg, heb liever ontzag voor God.

Als u ziet dat een arme door rijken wordt onderdrukt en dat overal in het land het recht geweld wordt aangedaan, wees dan niet verbaasd. Want iedere beambte houdt rekening met zijn chef en de hogere beambten luisteren ook weer naar hun superieuren. En boven al die mensen staat de koning. En als die koning nu maar toegewijd is aan zijn land!

Iemand die van geld houdt, heeft nooit genoeg. Wat een dwaasheid om te denken dat geld gelukkig maakt. 10 Hoe meer u hebt, des te meer mensen ervan willen profiteren. Dus wat is het voordeel van rijkdom, behalve dan toekijken hoe het geld u door de vingers glipt? 11 Een man die hard werkt, slaapt goed, of hij nu veel of weinig eet, maar de rijken maken zich zorgen en lijden aan slapeloosheid. 12 Er is nog een groot kwaad dat ik gezien heb en dat veel leed met zich meebrengt, als een rijke verandert in een vrek. 13 Als die rijkdom door een ongeluk verloren gaat, is er niets om aan de zoon na te laten. 14 Zo iemand sterft net zo arm als hij op de wereld gekomen is. Hij heeft alles voor niets gedaan en laat niets na. 15 Dit alles is triest en ellendig, want zoals hij in de wereld is gekomen, zo moet hij ook heengaan. Wat heeft al die moeite opgeleverd? 16 Het was een triest bestaan, vol verdriet, ziekte en ergernis.

17 Maar er is tenminste nog één goed ding voor een mens, hij mag genieten van lekker eten en drinken en andere prettige dingen bij al het harde werken dat hij doet in de korte tijd die God hem laat leven. 18 En natuurlijk is het ook goed als een mens rijkdom heeft gekregen van God en bovendien de gezondheid bezit om ervan te kunnen genieten. Houden van je werk en je plaats in het leven te aanvaarden, dat is werkelijk een geschenk van God. 19 Iemand die dat doet, denkt er niet vaak aan dat hij maar kort leeft, want God geeft hem vreugde.

Het leven is volgens de koning zinloos

Er is nog een groot kwaad dat ik op vele plaatsen heb gezien. God heeft sommige mensen grote rijkdom en veel aanzien gegeven, zodat zij alles kunnen krijgen wat zij wensen, maar God laat hem er niet van genieten, alles komt bij anderen terecht. Dat is zinloos en triest. Als een man honderd kinderen heeft en heel oud wordt, maar hij kan er niet van genieten en hij krijgt niet eens een fatsoenlijke begrafenis, dan vind ik dat hij beter af was geweest als hij dood was geboren. Want al was zijn geboorte dan zinloos geweest en was hij naamloos in duisternis geëindigd, zonder ooit de zon te hebben gezien of van haar bestaan te hebben geweten, dan was dat toch beter dan een heel oude, maar ongelukkige man te zijn. Al leeft een man tweeduizend jaar, maar zonder van het goede in dit leven te genieten, wat heeft hij daar dan aan? Zowel wijzen als dwazen besteden hun leven aan het bijeenschrapen van voedsel, zonder dat zij ooit genoeg schijnen te krijgen. Welk voordeel heeft een wijze vergeleken met een dwaas? Wat heeft een arme eraan te weten wat er allemaal bereikt kan worden in dit leven? Het is beter te genieten van wat je hebt, dan altijd maar meer te willen. Dat is dwaas en heeft geen enkel nut.

10 Wat voor mens men ook is, al lang geleden was bekend wat er van hem zou worden. Daarom heeft het totaal geen nut met God in discussie te gaan over uw levensbestemming.

11 Hoe meer woorden u gebruikt, des te minder betekenen zij, waarom zou u dus nog veel zeggen? 12 Wie kan zeggen hoe iemand zijn tijd het beste kan gebruiken in de weinige dagen van zijn vluchtige leven? Wie weet wat voor de toekomst het beste is, als hij dan al dood is? Want wie kan in de toekomst kijken?

Het leven is niet te begrijpen

Dit zijn de woorden van Prediker, de zoon van David. Prediker was koning in Jeruzalem.

Alles is maar lucht en leegte, zegt Prediker. Niets heeft werkelijk zin! Het hele leven is maar lucht en iets onbegrijpelijks! Wat heeft een mens aan al zijn harde werken en zwoegen onder de zon? Mensen worden geboren en sterven, maar de aarde blijft altijd bestaan. De zon komt op en de zon gaat onder en haast zich hijgend naar de plaats waar ze weer moet opkomen. De wind waait naar het zuiden en draait naar het noorden. Aldoor draaiend en waaiend gaat hij verder en komt steeds weer terug. Alle rivieren stromen naar de zee, maar toch raakt de zee niet vol. Aldoor keert het water terug naar de bronnen van waaruit de rivieren ontstaan. Alles is verschrikkelijk vermoeiend. De ogen zijn nooit klaar met kijken, de oren zijn nooit klaar met horen. Alles wat er gebeurd is, zal steeds weer gebeuren. En alles wat er gedaan is, zal weer worden gedaan. Er is nooit iets nieuws onder de zon. 10 Soms gebeurt er iets waarvan de mensen zeggen: "Kijk, dit is iets nieuws." Maar dan is het lang geleden ook al gebeurd, voordat wij er waren. 11 De mensen weten niets meer van wat er lang geleden gebeurde. En ook van wat er later gebeuren zal, zullen de mensen die nóg weer later leven, niets meer weten.

Wijsheid brengt verdriet met zich mee

12 Ik, Prediker, was koning van Israël en regeerde in Jeruzalem. 13 Ik wilde graag alles weten en wijs worden. Ik wilde ontdekken wat voor zin alles heeft wat er onder de hemel gebeurt. Dat is een moeilijke bezigheid die God aan de mensen heeft gegeven. Je wordt er alleen maar moe van. 14 Ik keek naar alles wat onder de zon wordt gedaan. En ik ontdekte: alles is lucht en onbegrijpelijk. 15 Wat krom is, kan niet recht worden. En wat ontbreekt, is ontelbaar. 16 Ik zei bij mezelf: "Ik ben wijzer dan alle mensen die vóór mij in Jeruzalem hebben geregeerd. Ik heb heel veel wijsheid en kennis opgedaan. 17 Daarom wil ik graag het verschil leren tussen wijsheid en dwaasheid, tussen verstandig en onverstandig." Maar ik heb begrepen dat ook dat teleurstellend is. 18 Want met veel wijsheid komt veel verdriet. Hoe meer je weet, hoe groter je verdriet.

Genieten is ook maar lucht

Ik zei tegen mezelf: "Ik zal proberen te genieten. Ik zal blij zijn met de goede dingen van het leven." Maar ook dat is maar lucht. Van het lachen ontdekte ik dat het dwaas is. Blijdschap heeft geen nut. Ik heb dat uitgezocht door veel wijn te drinken (maar dat deed ik wel met verstand). Want ik wilde weten of het soms beter voor de mensen is om zich dwaas te gedragen in de korte tijd dat zij leven.

Ook deed ik geweldige dingen: ik bouwde paleizen. Ik plantte wijngaarden. Ik legde tuinen en parken aan. Ik plantte daarin allerlei fruitbomen. Ik groef vijvers om water te hebben voor een bos van jonge bomen. Ik kocht slaven en slavinnen. Ook hun kinderen die in mijn paleis werden geboren, werden mijn slaven en slavinnen. Ik bezat heel veel koeien, schapen en geiten. Veel meer dan alle andere koningen die vóór mij in Jeruzalem hadden geregeerd. Ik kreeg steeds meer zilver en goud. Ik bezat schatten en geschenken die ik gekregen had van de koningen en landen waarover ik heerste. Ik liet zangers en zangeressen komen, en allerlei dingen die de mensen mooi vinden, en allerlei muziekinstrumenten. Ik werd belangrijker en rijker dan alle andere koningen die vóór mij in Jeruzalem hadden geregeerd. Intussen bleef ik wijs. 10 Ik kon alles krijgen wat ik hebben wilde om van te genieten. En ik genoot van alles wat ik met hard werken had bereikt. Dat had ik tenminste bereikt. 11 Maar toen keek ik naar alles wat ik had bereikt en hoe hard ik daarvoor had gezwoegd. En ik zag dat het allemaal maar lucht was, een teleurstellende bezigheid. Niets daarvan had zin onder de zon.

12 Toen dacht ik na over wijsheid. Ook over dwaasheid. Want wat zal de volgende koning doen met wat de vorige koning heeft gedaan? Alles is al gedaan. 13 Wel zag ik dat het beter is om wijs te zijn dan om dwaas te zijn. Net zoals het licht beter is dan het donker. 14 Want een wijs mens heeft ogen in zijn hoofd en ziet wat hij doet. Maar een dwaas loopt in het donker. Maar ik zag ook dat het met beiden hetzelfde afloopt! 15 Daarom zei ik bij mezelf: "Wat met dwaze mensen gebeurt, gebeurt ook met mij. Wat heb ik er dan aan gehad dat ik zo vreselijk wijs ben geweest?" En ik zei bij mezelf dat wijsheid dus maar lucht is. 16 Want niemand weet later nog iets van wat de wijze mensen hebben gedaan. Net zoals ze later niets meer weten van wat de dwaze mensen hebben gedaan. Alles wat er nu gedaan wordt, zal later helemaal vergeten zijn. En ach, wijs of dwaas, we sterven allemaal.

17 Daarom kreeg ik een hekel aan dit leven. Want alles wat er onder de zon gebeurt, vond ik maar lucht. Het leven is onbegrijpelijk en teleurstellend. 18 Ik kreeg een hekel aan al mijn harde werken en zwoegen onder de zon. Want ik zou alles toch moeten achterlaten voor de man die na mij zal regeren. 19 En je weet niet of hij wijs zal zijn of dwaas. Toch zal hij de macht hebben over alles waarvoor ik met zoveel wijsheid gezwoegd heb onder de zon. Het is dus ook maar lucht.

20 Zo begon ik te wanhopen aan het nut van al mijn harde werken en zwoegen onder de zon. 21 Want eerst heeft iemand met wijsheid en kennis en talent ergens voor gezwoegd. Maar daarna moet hij het achterlaten voor iemand die er niets voor heeft gedaan. Ook dat is lucht. Het is iets verschrikkelijks. 22 Want wat heeft hij dan aan al zijn harde werken? Wat heeft hij dan aan al zijn plannen en aan al zijn zwoegen onder de zon? 23 Dag en nacht zwoegt hij, zonder rust te hebben. Ook dat is lucht. Het is iets onbegrijpelijks.

24 Het is het beste voor een mens om te eten en te drinken en te genieten van wat hij met zijn harde werken heeft bereikt. Maar ik heb ontdekt dat dat iets is wat God geeft. 25 Want wie kan eten en drinken en genieten, zonder Hem? 26 Want aan iemand die van Hem houdt, geeft Hij wijsheid, kennis en blijdschap. Maar iemand die niets om Hem geeft, laat Hij werken en sparen voor iemand die wél van Hem houdt. Dus ook zíjn harde werken en zwoegen is maar lucht. Dat is verschrikkelijk.

Voor alles is een tijd

Er is voor alle dingen een moment en voor alle dingen onder de hemel is er een tijd.
Er is een tijd om geboren te worden en er is een tijd om te sterven.
Er is een tijd om te planten en er is een tijd om uit de grond te trekken.
Er is een tijd om te doden en er is een tijd om te genezen.
Er is een tijd om af te breken en er is een tijd om op te bouwen.
Er is een tijd om te huilen en er is een tijd om te lachen.
Er is een tijd om te treuren en er is een tijd om te dansen.
Er is een tijd om stenen weg te gooien en er is een tijd om stenen te verzamelen.
Er is een tijd om te omhelzen en er is een tijd om afstand te houden.
Er is een tijd om te zoeken en er is een tijd om te verliezen.
Er is een tijd om te bewaren en er is een tijd om weg te gooien.
Er is een tijd om te scheuren en er is een tijd om dicht te naaien.
Er is een tijd om te zwijgen en er is een tijd om te spreken.
Er is een tijd om van iemand te houden en er is een tijd om iemand te haten.
Er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede.

Wat voor nut heeft een mens van zijn gezwoeg? 10 Zwoegen is een trieste bezigheid die God aan de mensen heeft gegeven om zich mee te vermoeien. 11 Maar Hij heeft het zó gemaakt, dat alles op zijn tijd goed is. Ook heeft Hij de mensen een besef van de eeuwigheid gegeven. Maar toch kunnen ze niets begrijpen van wat God vanaf het begin tot aan het einde heeft gedaan. 12 Ik heb wel begrepen dat het 't beste is voor een mens om blij te zijn en goede dingen te doen in het leven. 13 Ik bedoel dit: als iemand eet en drinkt en van goede dingen geniet bij al zijn gezwoeg, dan heeft hij dat niet aan zichzelf te danken, maar is het een geschenk van God.

14 Ik heb begrepen dat alles wat God doet, voor eeuwig is. Je kan er niets aan toevoegen of er iets vanaf halen. God doet het, met de bedoeling dat de mensen diep ontzag voor Hem zullen hebben. 15 Wat er nu is, was er al lang. En wat er zal zijn, is al lang geweest. God laat steeds weer de dingen gebeuren die al eerder gebeurd zijn.

Het leven is oneerlijk

16 Ook zag ik dat er onder de zon geen eerlijke rechtspraak is. De rechters oordelen niet rechtvaardig. Ze veroordelen onschuldige mensen. 17 Ik zei bij mezelf: "God zal oordelen over goede en slechte mensen. Want er is voor alles een tijd." 18 En ik zei bij mezelf: "God zal de mensen laten zien dat ze zonder Hem net als de dieren zijn. 19 Want het lot van de mensen is hetzelfde als van de dieren. Ze worden allebei door hetzelfde lot getroffen. Want dieren en mensen sterven allebei. Allebei hebben dezelfde soort adem. De mensen zijn niet anders dan de dieren. Ze zijn maar lucht, tijdelijk, voorbijgaand. 20 Mensen en dieren gaan naar dezelfde plaats. Beiden zijn van stof gemaakt en beiden worden uiteindelijk weer stof. 21 Wie ziet dat de adem van de mensen omhoog gaat naar de hemel en de adem van de dieren naar beneden, de aarde in? 22 Daarom denk ik dat de mens maar het best kan genieten van wat hij doet. Want dat is het enige wat hij heeft. Want als hij eenmaal is gestorven, wie kan hem dan laten terugkeren om hem te laten zien wat er ná hem op aarde gebeurt? (lees verder)

Het leven is oneerlijk (vervolg)

Ook keek ik naar alle ellende onder de zon. Ik zag de tranen van de mensen die onderdrukt worden. En ze hadden niemand die hen troostte. En de mensen die hen onderdrukten, hadden de macht. Maar zij hadden óók niemand die hen troostte. Daarom vond ik dat de mensen die al gestorven zijn, er beter aan toe zijn dan de mensen die nog leven. En ik vond dat de mensen die nog niet geboren zijn, er nóg beter aan toe zijn. Want zij weten helemaal niets van alle slechte dingen die er onder de zon gebeuren.

Ook zag ik dat het harde werken en zwoegen van de mensen alleen maar anderen jaloers maakt. Ook dat is maar lucht en iets teleurstellends. Het is wel waar dat je een dwaas bent als je je armen over elkaar slaat en niets doet, want dan verhonger je door je eigen luiheid. Maar toch is een beetje rust beter dan veel gezwoeg en veel teleurstellingen.

Beter samen dan alleen

Ik zag nog iets dat maar lucht is onder de zon. Namelijk iemand die alleen is, zelfs zonder kind of broer, en die toch nooit ophoudt met zwoegen. Hij blijft verlangen naar meer rijkdom. Maar voor wie zwoegt hij dan? Voor wie ziet hij ervan af om rustig van het goede te genieten? Ook dit is maar lucht en iets verkeerds. Het is beter om met z'n tweeën te zijn dan alleen. Want met z'n tweeën hebben ze een goede beloning bij hun gezwoeg. 10 Want als ze vallen, helpt de één de ander weer overeind. Maar als iemand alleen is en valt, wie helpt hem dan weer overeind? 11 En als ze liggen te slapen, houdt de één de ander warm. Maar hoe kan een mens warm worden als hij alleen is? 12 En als iemand alleen is, kan hij door iemand anders overwonnen worden. Maar twee mensen kunnen tegen een vijand standhouden. En als ze met z'n drieën zijn, zijn ze nóg sterker. Net zoals een driedubbel touw niet gauw zal breken.

Macht bederft je

13 Beter een arme jonge man die wijs is, dan een oude, onverstandige koning die van niemand goede raad wil aannemen. 14 Want de arme, wijze jonge man komt uit de gevangenis en wordt koning, terwijl de man die als koning geboren was, arm zal worden. 15 Ik zag alle mensen onder de zon meelopen met de jonge man die de koning zou opvolgen. 16 Eindeloos veel mensen hebben vóór hem geleefd en weten dus niets van hem. En heel veel mensen zullen ná hem leven en niets van hem weten. Dus ook dit is maar lucht en teleurstellend.

Beloof niet te snel iets aan God

17 Let goed op wat je doet als je naar Gods tempel gaat. De bedoeling is, dat je daar goed naar God luistert. Dat is beter dan domweg je offers te brengen. Je moet begrijpen dat je vergeving nodig hebt, omdat je verkeerd gedaan hebt tegen God. (lees verder)

Beloof niet te snel iets aan God (vervolg)

Let op je woorden. Beloof niet te snel iets aan de Heer. Want God is in de hemel en jij bent maar op de aarde. Gebruik daarom maar weinig woorden. Want net zoals je er 's nachts van gaat dromen als je druk met iets bezig bent geweest, ga je domme dingen zeggen als je te veel praat. Als je God iets beloofd hebt, doe dan ook zo snel mogelijk wat je hebt beloofd. Want Hij houdt er niet van als mensen niet doen wat ze hebben gezegd. Want dan ben je een dwaas. Wat je beloofd hebt, moet je ook doen. Het is beter om niets te beloven, dan om iets te beloven en het niet te doen. Zorg ervoor dat je niets verkeerds zegt. En zeg niet tegen de priester van God dat je belofte maar een vergissing was. Want je zou God boos maken met je woorden, zodat Hij je werk niet langer zegent. Want net zoals de meeste dromen geen betekenis hebben, worden er ook heel veel dingen gezegd die de mensen niet menen. Praat dus niet te veel, maar heb liever diep ontzag voor God.

Gedachten over rijkdom

Wees er niet verbaasd over dat arme mensen in het land onderdrukt worden, en dat de rechtspraak oneerlijk is. Want de ene ambtenaar loert op de baan van de ambtenaar die boven hem staat. En de hogere ambtenaren loeren weer op de ambtenaren die boven hén staan. Dan is het maar goed dat iedereen moet leven van de oogst van het land. Zelfs de koning heeft alleen te eten als het goed gaat met de landbouw.

Wie van geld houdt, heeft nooit genoeg geld. En wie van rijkdom houdt, verdient nooit genoeg. Ook dat is maar lucht. 10 Als iemand rijker wordt, heeft hij ook meer mensen die ervan moeten eten. En wat heeft de eigenaar er dan aan? Hij kan niet anders dan toekijken.

11 Iemand die hard werkt, slaapt heerlijk. Het maakt niet uit of hij veel of weinig heeft gegeten. Maar een rijk mens heeft zóveel gegeten, dat hij er niet van kan slapen.

12 Ik heb iets heel vreselijks gezien onder de zon: iemand die zijn rijkdom voor zichzelf houdt. Maar het loopt slecht met hem af. 13 Want door tegenslag raakt hij alles kwijt. Er blijft niets over wat zijn zoon nog kan erven. 14 En als hij rijk sterft, kan hij toch niets meenemen van wat hij bezit. Toen hij geboren werd, bezat hij niets. En als hij sterft, neemt hij niets mee. 15 Dit is heel vreselijk. Zoals hij in de wereld gekomen is, zo is hij ook weer gegaan. Waar heeft hij dan zijn leven lang zo hard voor gewerkt? 16 Zijn hele leven heeft hij zonder blijdschap zijn eten gegeten. Zijn leven bestond uit pijn, verdriet en narigheid.

17 Maar ik heb ook iets goeds ontdekt. In de korte tijd die God je heeft gegeven om te leven, is het fijn om te eten en te drinken en te genieten van de goede dingen waarvoor je zo hard hebt gewerkt en gezwoegd onder de zon. Daar heb je recht op. 18 Als God je rijk maakt, geeft Hij je de mogelijkheid om te eten en alles te hebben wat je nodig hebt. En om te genieten van alles waarvoor je zo hard hebt gewerkt. Dat is dan een geschenk van God. 19 Dan denk je er niet aan hoe kort het leven maar is, omdat God je zo laat genieten en je blij maakt.

Ook rijkdom is maar lucht

Ik heb iets vreselijks gezien onder de zon, iets wat heel veel voorkomt. Dat is: als God een man rijk heeft gemaakt, maar Hij laat hem er niet van genieten. Hij heeft wel alles wat hij zou willen hebben, maar iemand anders maakt het allemaal op. Ook dat is maar lucht. Het is zinloos en triest. Stel dat iemand honderd kinderen heeft, heel lang leeft en erg oud wordt. Maar als hij niet van het leven geniet en zelfs geen begrafenis krijgt – dan vind ik dat een doodgeboren kind beter af is dan hij. Want zo'n kind komt zonder naam op de wereld en zonder iets van het leven te weten. En zonder naam en zonder iets van het leven te weten, verdwijnt het in de duisternis. Het heeft nooit het zonlicht gezien. Maar het heeft rust, en die oude man niet. Zelfs als die man tweeduizend jaar leefde – als hij niet kan genieten van het leven, wat heeft het dan voor zin? Alles eindigt hetzelfde: in de dood. Een mens zwoegt alleen maar zo hard om te kunnen eten. En toch heeft hij nooit genoeg. Waarin heeft een wijs mens het dan beter dan een dwaas? Wijs zijn maakt niet gelukkig. En waarin heeft een arme het beter hier op aarde? Arm zijn maakt óók niet gelukkig. Je kunt beter genieten van wat je hebt, dan altijd maar méér willen hebben. Want ook dat is maar lucht en iets teleurstellends.

10 Wat de mens ook is, zijn naam is al lang geleden genoemd.[a] Hij is maar een mens, hij is sterfelijk. Hij kan het nooit winnen van hem die sterker is dan hij: de dood.

11 Er zijn veel dingen die alles alleen maar zinlozer, triester en onbegijpelijker maken. Wat heb je er dan aan? 12 Want wie weet wat goed is voor een mens in de korte tijd dat hij leeft? Het leven glijdt als een schaduw voorbij. Wie kan aan een mens vertellen wat er na hem onder de zon zal gebeuren?

Footnotes

  1. Prediker 6:10 God noemde de mens Adam, mogelijk afgeleid van 'adama', wat 'bodem', of 'stof' betekent.