Add parallel Print Page Options

21 Toen liet Mozes de leiders van Israël bij zich komen. Hij zei tegen hen: "Zorg ervoor dat iedereen een lam gaat uitkiezen voor zijn gezin en dat hij dat slacht. 22 Het bloed moet in een schaal opgevangen worden. Daarna moet iedereen een bosje van de hysop-plant indopen in de schaal en daarmee het bloed aan de deurposten smeren, rond de deur van zijn huis. Niemand mag zijn huis uitgaan tot de volgende morgen. 23 De Heer zal door het land trekken om de Egyptenaren te straffen. Als Hij het bloed rondom een deur ziet, zal de Heer die deur voorbijgaan. De vernietiger zal jullie huizen niet mogen binnengaan. Hij zal niemand van jullie mogen doden.

24 Dit moeten jullie altijd blijven doen en jullie familie ná jullie ook. 25 Ook als jullie in het land gekomen zijn dat de Heer jullie gaat geven zoals Hij beloofd heeft. 26 En als jullie kinderen later vragen: 'Waarom doen jullie dat?' dan moeten jullie antwoorden: 27 'Het is het Paasoffer voor de Heer. Want Hij ging in Egypte onze huizen voorbij, toen Hij de Egyptenaren strafte. Onze huizen sloeg Hij over."

Toen knielde het volk neer en boog zich diep voor de Heer. 28 Ze gingen naar huis en deden precies wat de Heer tegen Mozes en Aäron had gezegd.

De tiende ramp: de dood

29 Om middernacht doodde de Heer elke oudste zoon in Egypte. Hij doodde de oudste zoon van de farao die ná hem koning zou worden, tot en met de oudste zoon van de gevangene in de gevangenis. Ook alle eerstgeboren dieren van het vee. 30 De farao en alle Egyptenaren werden 's nachts wakker. Overal in het land werd luid gehuild. Want in elk huis was wel iemand gestorven. 31 De farao liet Mozes en Aäron halen. Hij zei tegen hen: "Maak dat jullie wegkomen uit mijn land! Jullie en alle andere Israëlieten! Ga de Heer aanbidden, zoals jullie hebben gevraagd. 32 Neem ook jullie schapen, koeien en geiten mee, zoals jullie hebben gevraagd. Ga weg! En zegen mij ook." 33 Ook de Egyptenaren smeekten het volk om snel uit het land te vertrekken. Want ze zeiden: "We gaan allemaal dood!"

Het volk Israël vertrekt uit Egypte

34 De Israëlieten deden het brooddeeg (waar nog geen gist in zat) in bakpannen. Die wikkelden ze in kleren en zo zetten ze die op hun schouders. 35 Verder deden de Israëlieten wat Mozes en Aäron hadden gezegd: ze vroegen aan de Egyptenaren om zilveren en gouden voorwerpen en om kleren. 36 En de Heer zorgde ervoor dat de Egyptenaren goud, zilver en kleren aan hen meegaven. Zo beroofden de Israëlieten de Egyptenaren. 37 Daarna trokken ze van Raämses naar Sukkot. Het waren ongeveer 600.000 mannen te voet. De vrouwen en kinderen waren daar nog niet bij meegeteld. 38 Ook trokken er nog allerlei andere mensen met hen mee. Verder heel veel schapen, geiten en koeien.

39 Ze bakten broden van het deeg dat ze uit Egypte hadden meegenomen. Die waren gebakken van deeg zonder gist. Want er was geen tijd geweest om het deeg te laten gisten. Want ze hadden haast, doordat ze uit Egypte waren weggejaagd. Ook was er geen tijd geweest om eten voor onderweg klaar te maken.

40 De Israëlieten hadden 430 jaar in Egypte gewoond.[a] 41 En na 430 jaar, precies op de dag af, vertrok het hele volk van de Heer uit Egypte. 42 De mensen moeten altijd blijven denken aan wat de Heer die nacht voor hen heeft gedaan. Daarom moeten de Israëlieten elk jaar deze nacht vieren.

Regels voor het Paasfeest

43 De Heer zei tegen Mozes en Aäron: "Wanneer jullie het Paasfeest vieren, moeten jullie je aan de volgende regels houden:

Geen één vreemdeling mag van het paaslam eten.

44 Slaven die door iemand zijn gekocht, mogen er alleen van eten als ze besneden zijn.[b]

45 Vreemdelingen en knechten uit een ander land mogen er niet van eten.

46 Jullie moeten het paaslam in huis opeten. Jullie mogen er niets van mee naar buiten nemen, het huis uit.

Jullie mogen geen één bot van het paaslam breken.

47 Het hele volk van Israël moet dit feest vieren.

48 Als een vreemdeling die bij jullie woont graag voor de Heer het Paasfeest wil vieren, dan mag dat. Maar alleen als hij zich eerst met alle mannen die bij zijn gezin horen, laat besnijden. Pas dán mag hij het Paasfeest meevieren. Want als hij besneden is, telt hij mee als iemand die in het land geboren is. Maar iemand die niet is besneden, mag niet van het paaslam eten.

49 Deze regels gelden voor de Israëlieten én voor de vreemdelingen die bij jullie wonen."

50 De Israëlieten deden alles precies zoals de Heer aan Mozes en Aäron had bevolen.

Read full chapter

Footnotes

  1. Exodus 12:40 God had lang daarvóór al tegen Abraham gezegd dat dit zo zou gebeuren. Lees Genesis 15:13 en 14.
  2. Exodus 12:44 Wie niet besneden was, hoorde niet bij Gods verbond. Lees Genesis 17:10-14. En wie niet bij Gods verbond hoorde, mocht niet meedoen met de feesten van de Heer.

21 Then Moses summoned all the elders of Israel and said to them, “Go at once and select the animals for your families and slaughter the Passover(A) lamb. 22 Take a bunch of hyssop,(B) dip it into the blood in the basin and put some of the blood(C) on the top and on both sides of the doorframe. None of you shall go out of the door of your house until morning. 23 When the Lord goes through the land to strike(D) down the Egyptians, he will see the blood(E) on the top and sides of the doorframe and will pass over(F) that doorway, and he will not permit the destroyer(G) to enter your houses and strike you down.

24 “Obey these instructions as a lasting ordinance(H) for you and your descendants. 25 When you enter the land(I) that the Lord will give you as he promised, observe this ceremony. 26 And when your children(J) ask you, ‘What does this ceremony mean to you?’ 27 then tell them, ‘It is the Passover(K) sacrifice to the Lord, who passed over the houses of the Israelites in Egypt and spared our homes when he struck down the Egyptians.’”(L) Then the people bowed down and worshiped.(M) 28 The Israelites did just what the Lord commanded(N) Moses and Aaron.

29 At midnight(O) the Lord(P) struck down all the firstborn(Q) in Egypt, from the firstborn of Pharaoh, who sat on the throne, to the firstborn of the prisoner, who was in the dungeon, and the firstborn of all the livestock(R) as well. 30 Pharaoh and all his officials and all the Egyptians got up during the night, and there was loud wailing(S) in Egypt, for there was not a house without someone dead.

The Exodus

31 During the night Pharaoh summoned Moses and Aaron and said, “Up! Leave my people, you and the Israelites! Go, worship(T) the Lord as you have requested. 32 Take your flocks and herds,(U) as you have said, and go. And also bless(V) me.”

33 The Egyptians urged the people to hurry(W) and leave(X) the country. “For otherwise,” they said, “we will all die!”(Y) 34 So the people took their dough before the yeast was added, and carried it on their shoulders in kneading troughs(Z) wrapped in clothing. 35 The Israelites did as Moses instructed and asked the Egyptians for articles of silver and gold(AA) and for clothing.(AB) 36 The Lord had made the Egyptians favorably disposed(AC) toward the people, and they gave them what they asked for; so they plundered(AD) the Egyptians.

37 The Israelites journeyed from Rameses(AE) to Sukkoth.(AF) There were about six hundred thousand men(AG) on foot, besides women and children. 38 Many other people(AH) went up with them, and also large droves of livestock, both flocks and herds. 39 With the dough the Israelites had brought from Egypt, they baked loaves of unleavened bread. The dough was without yeast because they had been driven out(AI) of Egypt and did not have time to prepare food for themselves.

40 Now the length of time the Israelite people lived in Egypt[a] was 430 years.(AJ) 41 At the end of the 430 years, to the very day, all the Lord’s divisions(AK) left Egypt.(AL) 42 Because the Lord kept vigil that night to bring them out of Egypt, on this night all the Israelites are to keep vigil to honor the Lord for the generations to come.(AM)

Passover Restrictions

43 The Lord said to Moses and Aaron, “These are the regulations for the Passover meal:(AN)

“No foreigner(AO) may eat it. 44 Any slave you have bought may eat it after you have circumcised(AP) him, 45 but a temporary resident or a hired worker(AQ) may not eat it.

46 “It must be eaten inside the house; take none of the meat outside the house. Do not break any of the bones.(AR) 47 The whole community of Israel must celebrate it.

48 “A foreigner residing among you who wants to celebrate the Lord’s Passover must have all the males in his household circumcised; then he may take part like one born in the land.(AS) No uncircumcised(AT) male may eat it. 49 The same law applies both to the native-born and to the foreigner(AU) residing among you.”

50 All the Israelites did just what the Lord had commanded(AV) Moses and Aaron.

Read full chapter

Footnotes

  1. Exodus 12:40 Masoretic Text; Samaritan Pentateuch and Septuagint Egypt and Canaan