Add parallel Print Page Options

Het lot van de inwoners van Edom

35 1,2 Opnieuw kwam er een boodschap van de Here. Hij zei: ‘Mensenzoon, kijk in de richting van de berg Seïr en klaag de inwoners van Edom aan met de woorden: de Oppermachtige Here zegt: “Ik keer Mij tegen u en zal u met mijn vuist neerslaan en volledig vernietigen. 4,5 Omdat u mijn volk Israël haat, zal Ik uw steden verwoesten en u tot een onbewoonbaar gebied maken. Dan zult u weten dat Ik de Here ben. U bent altijd al vijanden van Israël geweest en hebt hen overgeleverd aan oorlogsgeweld toen er met Israël werd afgerekend. Zo waar Ik leef,” zegt de Oppermachtige Here, “omdat u zo graag bloed ziet vloeien, zal Ik u een bloedbad geven maar dan wel van uw eigen bloed! Ik zal de bewoners van de berg Seïr totaal uitroeien. En allen die proberen te ontsnappen of die terugkeren, zullen ook omkomen. Ik zal uw bergen vullen met doden, uw heuvels en dalen zullen zijn gevuld met de slachtoffers van het zwaard. U zult nooit meer herleven. Voor altijd zult u verlaten liggen, uw steden zullen nooit meer worden herbouwd. Dan zult u weten dat Ik de Here ben.

10 Want u zei: ‘Ik zal zowel Israël als Juda in handen krijgen. Wij zullen ze veroveren. Wat kan het ons schelen dat God daar is!’” 11 Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Zo waar Ik leef, Ik zal uw wandaden beantwoorden met mijn toorn, Ik zal u al uw jaloezie en haat betaald zetten. En Ik zal mijn naam in Israël eer aandoen door wat Ik met u doe. 12,13 En u zult erachter komen dat Ik elk kwaad woord dat u tegen het bergland van Israël hebt geuit, heb gehoord. ‘Zijn volk is hulpeloos, we kunnen het nu zonder gevaar opslokken,’ zei u in uw grootspraak tegen de Here. En Ik heb alles gehoord! 14 De hele wereld zal blij zijn als Ik u in een wildernis verander. 15 U had plezier om Israëls lot. Maar nu zal Ik Mij verheugen over het uwe! Uw land zal een woestijn worden. U zult worden weggevaagd, volk van het Seïrgebergte en alle inwoners van Edom! Dan zult u moeten erkennen dat Ik de Here ben!”’

Gods woorden over Edom

35 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, ga met je gezicht in de richting van de bergen van Edom staan en profeteer ertegen. Zeg: Dit zegt de Heer: Pas maar op, bergen van Edom! Ik zal jullie straffen en helemaal verwoesten. Van jullie steden zal Ik alleen puinhopen overlaten en jullie land zal een wildernis worden. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben. Edom, je bent altijd de vijand van Israël geweest.[a] In de tijd dat Ik de Israëlieten wilde straffen, heb je hen in de oorlogen gedood. Daarom zweer Ik bij Mijzelf dat Ik nu júllie zal doden. Omdat jullie zoveel bloed vergoten hebben, zullen jullie nu daarvoor met je eigen bloed betalen. Ik zal de bergen van Edom helemaal verwoesten en iedereen in het land doden. Je bergen zullen bedekt zijn met lijken. Overal op de heuvels, in de dalen en in de beken zullen de lijken liggen. Iedereen zal worden gedood. Voor altijd zul je verwoest blijven liggen. Je steden zullen nooit meer worden herbouwd. Zo zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben.

10 Edom, je hebt gezegd: 'Die twee landen en die twee volken zullen van mij zijn![b] We gaan ze veroveren!'[c] Het land waar Ik, de Heer, woon! 11 Daarom zweer Ik bij Mijzelf dat Ik met jou hetzelfde zal doen als wat jij in je haat gedaan hebt. Op de dag dat Ik je straf, zul je weten wie Ik ben. 12 Ik heb al je beledigingen gehoord, toen je over de bergen van Israël riep: 'Kijk eens, ze zijn verwoest! We kunnen ze leeghalen!' 13 Ik heb wel gehoord hoe je Mij met je brutale woorden beledigde! Steeds brutaler werd je! 14 Ik zeg je: de hele wereld zal blij zijn als Ik jouw land verwoest. 15 Jij was blij over de verwoesting van Israël. Net zo blij zullen de andere landen zijn als Ik jouw land verwoest. Je bergen, je hele land, Edom, zal totaal verwoest worden. De mensen zullen beseffen dat Ik de Heer ben."

Footnotes

  1. Ezechiël 35:5 Die vijandschap stamt al uit de tijd van de tweelingbroers Jakob en Esau. Jakob kreeg later de naam Israël. Uit hem ontstond het volk Israël. Ezau werd ook wel Edom genoemd. Uit hem ontstond het volk Edom. Lees Genesis 25:19-33 en Genesis 27.
  2. Ezechiël 35:10 De 'twee landen' en de 'twee volken' zijn het koninkrijk Israël en het koninkrijk Juda.
  3. Ezechiël 35:10 Edom hielp koning Nebukadnezar van Babel met de verovering van het koninkrijk Juda. Lees Psalmen 137:7 en Obadja 11 tot en met 14. Later gingen ze er zelf wonen.

A Prophecy Against Edom

35 The word of the Lord came to me: “Son of man, set your face against Mount Seir;(A) prophesy against it and say: ‘This is what the Sovereign Lord says: I am against you, Mount Seir, and I will stretch out my hand(B) against you and make you a desolate waste.(C) I will turn your towns into ruins(D) and you will be desolate. Then you will know that I am the Lord.(E)

“‘Because you harbored an ancient hostility and delivered the Israelites over to the sword(F) at the time of their calamity,(G) the time their punishment reached its climax,(H) therefore as surely as I live, declares the Sovereign Lord, I will give you over to bloodshed(I) and it will pursue you.(J) Since you did not hate bloodshed, bloodshed will pursue you. I will make Mount Seir a desolate waste(K) and cut off from it all who come and go.(L) I will fill your mountains with the slain; those killed by the sword will fall on your hills and in your valleys and in all your ravines.(M) I will make you desolate forever;(N) your towns will not be inhabited. Then you will know that I am the Lord.(O)

10 “‘Because you have said, “These two nations and countries will be ours and we will take possession(P) of them,” even though I the Lord was there, 11 therefore as surely as I live, declares the Sovereign Lord, I will treat you in accordance with the anger(Q) and jealousy you showed in your hatred of them and I will make myself known among them when I judge you.(R) 12 Then you will know that I the Lord have heard all the contemptible things you have said against the mountains of Israel. You said, “They have been laid waste and have been given over to us to devour.(S) 13 You boasted(T) against me and spoke against me without restraint, and I heard it.(U) 14 This is what the Sovereign Lord says: While the whole earth rejoices, I will make you desolate.(V) 15 Because you rejoiced(W) when the inheritance of Israel became desolate, that is how I will treat you. You will be desolate, Mount Seir,(X) you and all of Edom.(Y) Then they will know that I am the Lord.’”