Add parallel Print Page Options

Het water dat leven brengt

47 Toen bracht de man mij terug naar de ingang van de tempel. Ik zag water van onder de ingang van de tempel wegstromen in oostelijke richting. Het water liep rechts langs de zuidkant van het altaar naar beneden. Hij bracht mij daarna via de noordelijke poort buiten de muur en leidde mij naar de oostelijke poort, waar ik het water zag opborrelen aan de zuidkant (van de oostelijke poort). Al metend nam hij mij over een afstand van vierhonderdvijftig meter mee langs de stroom en zei mij mee over te steken. Op die plaats kwam het water tot aan mijn enkels. Hij telde nog eens vierhonderdvijftig meter uit en daar reikte het water al tot mijn knieën. Nog eens vierhonderdvijftig meter verderop reikte het water tot mijn middel. Bij het volgende meetpunt na vierhonderdvijftig meter was het water zo diep dat ik moest zwemmen om te kunnen oversteken. Lopen was niet mogelijk. Hij zei mij te onthouden wat ik had gezien en nam mij mee terug langs de oever.

Toen ik aan de oever terugkwam, zag ik aan beide zijden van de stroom talloze bomen staan! Hij vertelde mij toen: ‘Deze rivier stroomt in oostelijke richting door de woestijn en door het Jordaandal naar de Dode Zee, waar het het zoute water zal genezen en weer fris en helder zal maken. Alles wat met het water van deze rivier in aanraking komt, zal leven. De Dode Zee zal wemelen van vis, omdat haar water weer zuiver zal zijn. Waar dit water ook stroomt, zal het leven brengen. 10 Vissers zullen langs de kusten van de Dode Zee staan en vis vangen van Engedi tot aan En-Eglaïm. Overal langs de kust zullen visnetten in de zon liggen te drogen. Alle soorten vis zullen in de Dode Zee rondzwemmen, net als in de Middellandse Zee! 11 Alleen de moerassen en poelen zullen niet worden genezen, zij zullen zout blijven. 12 Langs de rivieroevers zullen allerlei soorten vruchtbomen groeien. De bladeren zullen nooit verdorren en afvallen. Er zullen altijd vruchten aan zitten. Elke maand zal er een nieuwe oogst zijn, zonder ook maar één misoogst! Want de bomen krijgen voortdurend water van de rivier die in de tempel zijn bron heeft. Het fruit zal als voedsel dienen en de bladeren zullen geneeskrachtig zijn.

13 De Oppermachtige Here zegt: “Dit zijn de aanwijzingen voor de verdeling van het land onder de twaalf stammen van Israël: de stam van Jozef (Efraïm en Manasse) zal twee gedeelten krijgen. 14 Verder zal elke stam een even groot gedeelte krijgen. Ik heb plechtig gezworen dat Ik het land aan uw voorouders zou geven en nu zult u het erven. 15 De noordgrens zal vanaf de Middellandse Zee naar Hethlon lopen, vandaar naar Sedad, 16 dan via Hamath, Beroth en Sibraïm, plaatsen op de grens tussen Damascus en Hamath, ten slotte naar Hazer, dat op de grens van Hauran ligt. 17 Zo zal de noordgrens lopen van de Middellandse Zee tot aan Hazar-Enon op de grens, de omgeving van Damascus en Hamath in het noorden. 18 De oostgrens zal vanaf Hazar-Enon in zuidelijke richting naar de berg Hauran lopen, waar hij naar het westen in de richting van de Jordaan zal afbuigen tot aan de zuidelijke punt van het Meer van Galilea. Vandaar loopt hij verder langs de Jordaan en voorbij de Dode Zee naar Tamar, op die manier Israël van Gilead scheidend. 19 De zuidgrens zal vanaf Tamar in westelijke richting naar de bronnen bij Meribath-Kades lopen en vanaf dat punt verder de loop van de beek van Egypte volgen tot aan de Middellandse Zee. 20 In het westen zal uw land worden begrensd door de Middellandse Zee, vanaf de zuidgrens tot aan het punt op de kust tegenover Hamath. 21 Verdeel het land binnen deze grenzen onder de stammen van Israël. 22 Neem het land als een erfenis voor uzelf en voor de buitenlanders die met hun gezinnen bij u wonen. Alle kinderen die in het land worden geboren, ook als hun ouders buitenlanders zijn, moeten worden beschouwd als Israëlitische burgers door geboorte en hebben dezelfde rechten als uw eigen kinderen. 23 Al deze immigranten moet land worden gegeven, bij welke stam zij ook verblijven.”’

De beek die uit de tempel stroomt

47 Toen bracht de man mij terug naar de ingang van het tempelhuis. En ik zag opeens dat er water onder de drempel vandaan stroomde. Het stroomde als een beek naar het oosten. Want de voorkant van het tempelhuis stond in de richting van het oosten. Het water stroomde naar beneden en liep aan de zuidkant van het altaar de grond in. Toen bracht hij mij naar de poort aan de noordkant. Hij nam mij door de poort mee naar buiten en bracht mij buitenom naar de poort aan de oostkant. Daar zag ik hoe het water aan de zuidkant van de oostpoort tevoorschijn kwam en naar buiten kolkte.

De man liep naar het oosten. Hij had een meetlint in zijn hand. Hij meette 1000 el (530 meter) af en liet mij daar door het water lopen. Het kwam tot aan mijn enkels. Toen meette hij weer 1000 el en liet mij door het water lopen. Het water kwam tot aan mijn knieën. Toen meette hij weer 1000 el. Het water kwam tot aan mijn middel. Hij meette nog eens 1000 el. Nu was het water een rivier geworden waarin ik niet meer lopen kon. Want het water was zó diep, dat je er alleen maar in zou kunnen zwemmen. Lopen kon niet meer.

Toen zei hij tegen mij: "Heb je het gezien, mensenzoon?" Daarna bracht hij mij terug naar de oever van de rivier. Toen ik terugliep, zag ik dat het langs beide kanten van de rivier vol stond met bomen.[a] Hij zei tegen mij: "Dit water stroomt naar het gebied in het oosten. Eerst komt het in de vlakte en daarna in de zee.[b] Het stroomt de zee in, zodat het water van de zee gezond wordt. Overal waar de twee rivieren komen, zal het wemelen van levende dieren. Het water zal vol vis zijn. Want als dit water in de zee komt, wordt het water van de zee gezond. Zo zal de rivier overal leven brengen. 10 Vanaf En-Gedi tot aan En-Eglaïm zullen er vissers langs de rivier staan. Overal zullen ze hun visnetten te drogen leggen. Er zal net zoveel vis zijn en er zullen net zoveel soorten zijn als in de Grote Zee.[c]

11 Maar de moerassen en plassen langs de rivier zullen niet gezond worden. Zij blijven te zout. 12 Aan beide kanten van de rivier zullen allerlei fruitbomen groeien. De bladeren zullen nooit afvallen en er zullen altijd vruchten aan groeien. Elke maand zullen er vruchten aan zitten, doordat de bomen water krijgen van de rivier uit de tempel. De mensen zullen van de vruchten eten. En de bladeren zullen genezing geven."

De grenzen van het land

13 De Heer zei: "Dit zegt de Heer: Dit zijn de grenzen van het land dat het eigendom zal zijn van de twaalf stammen van Israël. De stam van Jozef zal twee stukken grond krijgen.[d] 14 Het land zal het eigendom van de stammen zijn, omdat Ik dat aan jullie voorvaders gezworen heb. 15 Dit zullen de grenzen zijn: de noordgrens loopt van de Grote Zee naar Hetlon, 16 van Hetlon langs Zedad, Hamat, Berota en Sibraïm (tussen het gebied van Damaskus en het gebied van Hamat), langs de grens van Hauran, en tenslotte tot Hazar-Hatikon. 17 Zo loopt de noordgrens dus van de Grote Zee langs Hazer-Enan. Ten noorden daarvan ligt het gebied van Damaskus. Van Hazer-Enan loopt de grens door naar Hamat. Zo loopt de noordgrens.

18 De oostgrens loopt van het gebied tussen Hauran en Damaskus, langs de Jordaan die tussen Gilead en het land van Israël stroomt, tot aan de zee in het oosten. Zo loopt de oostgrens.

19 De zuidgrens loopt vanaf Tamar naar het zuiden, tot het water van Meriba bij Kades, en dan langs de Beek van Egypte naar de Grote Zee. Zo loopt de zuidgrens.

20 De westgrens loopt langs de Grote Zee tot aan Hamat. Zo loopt de westgrens.

21 Het land moet verdeeld worden onder de stammen van Israël. 22 Jullie moeten het over de families verloten, en de grond zal het eigendom van de stammen zijn. Ook de vreemdelingen die bij jullie wonen en die gezinnen hebben, mogen daar wonen. Ze zullen dezelfde rechten hebben als de Israëlieten. Ook zij zullen een eigen stuk grond in jullie land krijgen. 23 Elke vreemdeling moet een eigen stuk grond krijgen van de stam waarbij hij woont, zegt de Heer."

Footnotes

  1. Ezechiël 47:7 Ook kan: 'Ik zag dat het langs beide rivieren vol stond met bomen.' (G.A. van de Weerd, De Profeet Ezechiël, deel 2, pag. 656). Het lijkt er inderdaad op dat de rivier splitst, want in vers 9 wordt ook opeens gesproken over twee rivieren. Ook in Zacharia 14:8 staat dat er twee rivieren zullen zijn.
  2. Ezechiël 47:8 Dat is de Dode Zee.
  3. Ezechiël 47:10 Dat is de Middellandse Zee
  4. Ezechiël 47:13 Namelijk een gebied voor Jozefs ene zoon Efraïm en een gebied voor zijn andere zoon Manasse.

The River From the Temple

47 The man brought me back to the entrance to the temple, and I saw water(A) coming out from under the threshold of the temple toward the east (for the temple faced east). The water was coming down from under the south side of the temple, south of the altar.(B) He then brought me out through the north gate(C) and led me around the outside to the outer gate facing east, and the water was trickling from the south side.

As the man went eastward with a measuring line(D) in his hand, he measured off a thousand cubits[a] and then led me through water that was ankle-deep. He measured off another thousand cubits and led me through water that was knee-deep. He measured off another thousand and led me through water that was up to the waist. He measured off another thousand, but now it was a river(E) that I could not cross, because the water had risen and was deep enough to swim in—a river that no one could cross.(F) He asked me, “Son of man, do you see this?”

Then he led me back to the bank of the river. When I arrived there, I saw a great number of trees on each side of the river.(G) He said to me, “This water flows toward the eastern region and goes down into the Arabah,[b](H) where it enters the Dead Sea. When it empties into the sea, the salty water there becomes fresh.(I) Swarms of living creatures will live wherever the river flows. There will be large numbers of fish, because this water flows there and makes the salt water fresh; so where the river flows everything will live.(J) 10 Fishermen(K) will stand along the shore; from En Gedi(L) to En Eglaim there will be places for spreading nets.(M) The fish will be of many kinds(N)—like the fish of the Mediterranean Sea.(O) 11 But the swamps and marshes will not become fresh; they will be left for salt.(P) 12 Fruit trees of all kinds will grow on both banks of the river.(Q) Their leaves will not wither, nor will their fruit(R) fail. Every month they will bear fruit, because the water from the sanctuary(S) flows to them. Their fruit will serve for food and their leaves for healing.(T)

The Boundaries of the Land

13 This is what the Sovereign Lord says: “These are the boundaries(U) of the land that you will divide among the twelve tribes of Israel as their inheritance, with two portions for Joseph.(V) 14 You are to divide it equally among them. Because I swore with uplifted hand to give it to your ancestors, this land will become your inheritance.(W)

15 “This is to be the boundary of the land:(X)

“On the north side it will run from the Mediterranean Sea(Y) by the Hethlon road(Z) past Lebo Hamath to Zedad, 16 Berothah[c](AA) and Sibraim (which lies on the border between Damascus and Hamath),(AB) as far as Hazer Hattikon, which is on the border of Hauran. 17 The boundary will extend from the sea to Hazar Enan,[d] along the northern border of Damascus, with the border of Hamath to the north. This will be the northern boundary.(AC)

18 “On the east side the boundary will run between Hauran and Damascus, along the Jordan between Gilead and the land of Israel, to the Dead Sea and as far as Tamar.[e] This will be the eastern boundary.(AD)

19 “On the south side it will run from Tamar as far as the waters of Meribah Kadesh,(AE) then along the Wadi of Egypt(AF) to the Mediterranean Sea.(AG) This will be the southern boundary.

20 “On the west side, the Mediterranean Sea will be the boundary to a point opposite Lebo Hamath.(AH) This will be the western boundary.(AI)

21 “You are to distribute this land among yourselves according to the tribes of Israel. 22 You are to allot it as an inheritance(AJ) for yourselves and for the foreigners(AK) residing among you and who have children. You are to consider them as native-born Israelites; along with you they are to be allotted an inheritance among the tribes of Israel.(AL) 23 In whatever tribe a foreigner resides, there you are to give them their inheritance,” declares the Sovereign Lord.(AM)

Footnotes

  1. Ezekiel 47:3 That is, about 1,700 feet or about 530 meters
  2. Ezekiel 47:8 Or the Jordan Valley
  3. Ezekiel 47:16 See Septuagint and 48:1; Hebrew road to go into Zedad, 16 Hamath, Berothah.
  4. Ezekiel 47:17 Hebrew Enon, a variant of Enan
  5. Ezekiel 47:18 See Syriac; Hebrew Israel. You will measure to the Dead Sea.