Add parallel Print Page Options

Inleiding

Dit is een brief van Paulus, een boodschapper van God. Ik ben geen boodschapper van God geworden omdat mensen mij die taak hebben gegeven. Nee, ik heb die taak gekregen van Jezus Christus[a] en van God de Vader. (God de Vader heeft Jezus uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt.) Ik schrijf deze brief aan de gemeenten in Galatië. Jullie krijgen de groeten van de broeders die bij mij zijn. En ik bid dat God, die onze Vader is, in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus.

Vroeger waren we ongehoorzaam aan God. Maar Jezus is gekomen om ons te redden uit de macht van deze slechte wereld. Hij redde ons door Zichzelf te offeren aan het kruis. Want zo had onze God en Vader het besloten. Alle eer is voor Hem, voor eeuwig! Amen! Zo is het!

Er is maar één goed nieuws

Omdat God zo goed en vriendelijk is, heeft Hij jullie geroepen om bij Jezus te horen. Maar ik ben er verbaasd over, dat jullie je al zo gauw bij Hem hebben laten wegtrekken. Want jullie zijn ander 'goed nieuws' gaan geloven. Maar er ís helemaal geen ander goed nieuws! Mensen die jullie dat wijsmaken, zijn bedriegers. Ze verdraaien het goede nieuws van Christus.[b] Hun 'goede nieuws' is anders dan het goede nieuws dat wij jullie al hebben verteld. Maar luister goed: mensen die dat doen, zijn vervloekt! Zelfs als ík dat zou doen, of een engel uit de hemel. Ik zeg het nóg een keer: als iemand jullie 'goed nieuws' komt brengen dat anders is dan het goede nieuws dat jullie al hebben gekregen, dan is hij vervloekt!

10 Probeer ik met mijn boodschap mensen te plezieren, of God te plezieren? Probeer ik het mensen naar de zin te maken? Nee. Als ik zou proberen om mensen te plezieren, zou ik geen echte dienaar van Jezus zijn.[c] 11 Want het goede nieuws dat ik breng, broeders en zusters, is niet door mijzelf bedacht. 12 Ik heb het ook niet van andere mensen gekregen of van mensen geleerd. Maar Jezus Christus Zelf heeft het mij verteld.

Hoe Paulus door Jezus werd geroepen

13 Jullie hebben vast wel gehoord dat ik vroeger volgens het Joodse geloof leefde. Toen heb ik de gemeente van God heel erg vervolgd. Ik heb geprobeerd om de gemeente te vernietigen.[d] 14 Ik had harder gestudeerd op het Joodse geloof dan een heleboel andere mensen van mijn leeftijd. Ik deed heel erg mijn best om de wetten en gewoonten van onze voorouders te bewaren en te beschermen.

15+16 Maar God had mij al vóór mijn geboorte uitgekozen. Hij had besloten dat Hij in mij zijn Zoon bekend wilde maken. Hij wilde dat ik het goede nieuws van zijn Zoon aan de niet-Joodse volken zou gaan vertellen. En toen Hij mij in zijn liefdevolle goedheid riep, heb ik geen moment getwijfeld. Ik heb met niemand overlegd. 17 Ook ben ik niet naar Jeruzalem gereisd, naar de mensen die al vóór mij boodschappers van God waren geworden. Maar ik ben naar Arabië vertrokken. En veel later ben ik van Arabië teruggegaan naar Damaskus.

18 Pas drie jaar later ben ik naar Jeruzalem gegaan. Daar heb ik Petrus bezocht. Ik ben toen twee weken bij hem gebleven. 19 De enige andere boodschapper van God die ik toen ontmoet heb, was Jakobus, de broer van de Heer. 20 Het is echt waar wat ik hier schrijf. God weet dat ik niet lieg. 21 Daarna ben ik naar het gebied van Syrië en het gebied van Cilicië gegaan. 22 Tot dan toe had nog niemand van de gemeenten van Christus in Judea mij ooit gezien. Alleen hoorden ze steeds weer zeggen: 23 "Weet je nog die man die ons vroeger vervolgde? Nu vertelt hij de mensen over het geloof dat hij vroeger probeerde te vernietigen!" 24 En ze prezen God voor wat Hij in mij had gedaan.

Paulus' bezoek aan de leiders van de gemeente in Jeruzalem

Pas 14 jaar later ging ik weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. Dat deed ik omdat God mij dat had gezegd. En ik legde uit aan de gemeente in Jeruzalem op welke manier ik het goede nieuws aan de niet-Joodse mensen vertelde. Ik legde dat nog een keer apart uit aan de leiders van de gemeente in Jeruzalem. Want ik wilde zeker weten dat ik het goed deed. En ze vonden het goed zo. Titus hoefde van de leiders zelfs niet besneden[e] te worden, ook al is hij een Griek. Dit kwam ter sprake, omdat er ook bedriegers in de gemeente waren gekomen. Zij wilden zien hoe het zat met de vrijheid die wij in Christus hebben. Ze probeerden de mensen te leren dat ze zich aan de wet van Mozes moesten houden. Ze wilden de gelovigen weer tot slaven van de wet maken. Maar we hebben hun geen kans gegeven. Want de waarheid van het goede nieuws moet duidelijk blijven.

Maar de leiders van de gemeente (het maakt mij niets uit wat ze daarvóór waren, want voor God zijn alle mensen gelijk) hebben mij geen andere taak gegeven. Nee, juist niet. Want ze begrepen dat ik die taak van God had gekregen. Voor hen was het duidelijk dat God wilde dat ik het goede nieuws aan de niet-Joodse volken zou brengen. Net zoals Petrus duidelijk de taak had om het goede nieuws aan de Joden te brengen. God had aan Petrus de kracht gegeven om zijn boodschapper te zijn voor het Joodse volk. Diezelfde kracht had God aan mij gegeven om zijn boodschapper te zijn voor de andere volken. Dat zagen ze ook. Daarom zeiden Jakobus, Petrus en Johannes (de belangrijkste leiders van de gemeente van Jeruzalem) tegen mij dat ze het helemaal met me eens waren. Ze drukten mij en Barnabas de hand. En we spraken af, dat wíj naar de niet-Joodse volken zouden gaan, en zíj naar de Joden. 10 Alleen wilden ze graag dat we ook ons best zouden blijven doen om de arme gelovigen in Jeruzalem te helpen. Dat heb ik dan ook altijd gedaan.

Verschil van mening tussen Paulus en Petrus

11 Maar toen Petrus later in Antiochië kwam, heb ik eerlijk tegen hem gezegd dat wat hij deed niet goed was. 12 Want eerst ging hij gewoon eten bij niet-Joodse mensen die in Jezus waren gaan geloven. Maar toen er Joodse gelovigen uit de gemeente van Jakobus naar Antiochië kwamen, was hij bang dat zij daar iets van zouden zeggen. En hij durfde dat niet meer te doen. 13 Ook de andere Joden in de stad die in Jezus waren gaan geloven durfden dat niet meer. Zelfs Barnabas ging met hen meedoen. 14 Maar ik zag dat dit volgens de waarheid van het goede nieuws niet juist is. Daarom zei ik tegen Petrus waar iedereen bij was: "Jij, als Jood, kon eerst op dezelfde manier als de niet-Joodse gelovigen leven in plaats van als een Jood. Hoe durf je dan nu van de niet-Joden te eisen dat ze zich aan de Joodse regels gaan houden?[f] 15 Wíj zijn als Jood geboren en hebben de wet van Mozes gekregen. 16 Maar we weten dat een mens niet kan worden vrijgesproken van schuld door zich aan de wet van Mozes te houden. Hij kan alleen worden vrijgesproken door in Jezus Christus te geloven. Daarom zijn ook wij, Joden, in Jezus Christus gaan geloven. Want alleen zó konden we worden vrijgesproken van schuld: door ons geloof in Christus. Want niemand kan worden vrijgesproken van schuld door zich aan de wet van Mozes te houden."

17 Als we vrij van schuld willen worden door Christus, geven we toe dat we ongehoorzame mensen zijn. Betekent dat dan dat Christus iets met het kwaad te maken heeft? Helemaal niet! 18 Maar als ik de wet van Mozes eerst afschaf, en me daarna weer aan die wet ga houden om te worden vrijgesproken van schuld, bewijs ik daarmee zelf dat ik ongehoorzaam ben. Want dan verwacht ik het toch nog steeds van de wet ook al zegt God dat dat niet zal helpen. 19 De wet van Mozes werd mijn dood, door mijn ongehoorzaamheid aan de wet. Ik ben dus dood voor de wet. Nu kan ik voor God leven. 20 Want ik ben samen met Christus gekruisigd. Toch leef ik! Dat komt doordat niet meer mijn eigen 'ik' leeft, maar Christus leeft in mij.[g] En zo lang ik nog in dit lichaam leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Want Hij houdt heel veel van mij en heeft zijn leven voor mij geofferd. 21 En ik zal niet doen alsof dat niet zo is. Want stel dat de mensen van hun schuld vrijgesproken hadden kunnen worden door zich aan de wet van Mozes te houden. Dan had Christus niet hoeven sterven! Dan zou Hij alles voor niets hebben gedaan.

Gods belofte aan Abraham

O, domme Galaten! Wie heeft jullie betoverd? Hoe kan het dat jullie het goede nieuws niet langer gehoorzamen? Ik heb jullie toch zó duidelijk de gekruisigde Christus beschreven! Laat mij jullie deze ene vraag stellen: hebben jullie de Geest gekregen doordat jullie je aan de wet van Mozes hielden? Of kregen jullie Hem doordat jullie het goede nieuws hebben gehoord en geloofd? Zijn jullie dan zó dom? Jullie zijn je nieuwe leven begonnen met de Geest. Eindigen jullie dan nu met het houden van regels? Is alle ellende die jullie vanwege het geloof overkomen is, dan helemaal voor niets geweest? Als jullie je nu weer aan de wet gaan houden, is het inderdaad helemaal voor niets geweest. God heeft jullie zijn Geest gegeven en doet wonderen bij jullie. Doet Hij dat omdat jullie je zo goed aan de wet van Mozes houden? Of doet Hij dat omdat jullie geloven wat ik jullie heb verteld?

Ook Abraham heeft God geloofd.[h] Daarom zei God dat Abraham leefde zoals Hij het wil. Jullie moeten begrijpen dat alleen de mensen die in Jezus geloven kinderen van Abraham zijn. De Boeken wisten van tevoren dat God de niet-Joodse volken door hun geloof zou vrijspreken van schuld. Daarom hebben de Boeken van tevoren aan Abraham het goede nieuws verteld: "Door de zegen die op jou is, zullen alle volken gezegend worden." De mensen die hetzelfde geloof hebben als Abraham, ontvangen dus samen met Abraham Gods zegen.

10 Veel mensen willen leven zoals God het wil en daarmee vrij zijn van schuld. Daarom proberen ze zich precies aan de wet van Mozes te houden. Ze vertrouwen er op dat dat hen zal redden. Maar zij zijn vervloekt! Want er staat in de Boeken: "Iedereen die zich níet precies houdt aan alles wat er in het boek van de wet van Mozes geschreven staat, is vervloekt."[i] 11 En er staat ook: "Maar mensen die leven zoals Ik het wil, leven door hun geloof in Mij." Het is dus duidelijk: niemand kan ervoor zorgen dat hij geen enkele schuld heeft tegenover God, door zich aan de wet van Mozes te houden. 12 Want bij de wet van Mozes gaat het niet om geloof, maar om het doen van de wet. Want er staat in de Boeken: "Als je alles doet wat de wet van Mozes zegt, zul je leven."[j] 13 Maar Christus heeft ons bevrijd van de vervloeking van de wet van Mozes. Hoe? Door Zelf die vervloeking op Zich te nemen. Want er staat in de Boeken: "Vervloekt is iedereen die aan een hout hangt." 14 Zo kon God de zegen die Hij aan Abraham had gegeven, ook aan niet-Joodse volken geven. Namelijk als ze in Jezus Christus geloven. En door dat geloof konden we de Heilige Geest ontvangen die God had beloofd.

15 Broeders en zusters, ik zal dit uitleggen met een voorbeeld. Als je met iemand een verbond sluit, zetten jullie er allebei je handtekening onder. Daarna kan niemand dat verbond nog veranderen. Gods belofte aan Abraham is een verbond. 16 Nu is het zo, dat God zijn belofte deed aan Abraham en aan zijn kind. God zei niet: 'kinderen,' in het meervoud. Maar: 'kind', in het enkelvoud. Met dat kind bedoelde Hij Christus. 17 Ik bedoel dit: God sloot met Abraham een verbond dat over Christus ging. Pas 430 jaar later werd de wet van Mozes gegeven. Dan kan die wet dat verbond niet veranderen. Dus de belofte is er nog steeds. 18 Stel dat we Gods erfenis (= onze redding) zouden kunnen krijgen door ons aan de wet van Mozes te houden. Dan zou die erfenis niets te maken hebben met Gods belofte aan Abraham. Maar juist door zijn belofte aan Abraham liet God zien dat Hij hem wilde zegenen.

Het doel van de wet

19 Waarom gaf God dan de wet? Om aan de mensen te laten zien dat ze schuldig waren. Want ze konden zich niet aan de wet houden. Maar ze moesten zich aan de wet van Mozes houden tót het Kind was gekomen dat God aan Abraham had beloofd. Engelen hebben op bevel van God de wet gegeven aan iemand die tussen God en de mensen in stond, namelijk Mozes. 20 Zo iemand is er niet als er maar één partij is. Hij is er alleen als er meer partijen zijn. God is Eén en Hij was de enige partij toen Hij zijn belofte aan Abraham gaf. Maar de wet is een verbond tussen twee partijen: God en Israël.

21 Botst de wet van Mozes dan met de belofte van God? Helemaal niet! Want als de wet de mensen had kunnen redden, dan zouden de mensen inderdaad vrij van schuld zijn geweest als ze zich precies aan die wet hielden. 22 Maar dat konden ze niet. Dus door de wet gingen de mensen juist zien hoe slecht ze zijn. Zo zouden ze gaan begrijpen dat ze alleen door geloof in Jezus Christus hun deel van de belofte zouden krijgen en niet door zich aan de wet van Mozes te houden.

23 Maar voordat dit geloof er kwam, beschermde de wet ons. De wet hield ons op het rechte pad. Pas later zouden we begrijpen dat we geloof nodig hebben. 24 De wet van Mozes was dus bedoeld om ons te leiden en op te voeden totdat Christus zou komen. En door in Christus te gaan geloven, zouden we kunnen worden vrijgesproken van schuld. 25 En nu het geloof is gekomen, hoeven we niet meer door de wet van Mozes geleid en opgevoed te worden. 26 Want door jullie geloof in Jezus Christus zijn jullie allemaal kinderen van God geworden. 27 Want alle mensen die in Christus zijn gedoopt, worden met Christus bedekt. Hij bedekt je zoals een kledingstuk je bedekt.[k] 28 Hierbij maakt het niet uit of je Jood of geen Jood bent, slaaf of vrij mens, man of vrouw. Jullie zijn namelijk allemaal één in Jezus Christus. 29 En als jullie van Christus zijn, zijn jullie kinderen van Abraham.[l] Daarom erven jullie zijn belofte. Zo is de belofte die God vroeger aan Abraham deed, nu ook voor jullie.

Paulus maakt zich zorgen over de gemeente in Galatië

Ik bedoel het volgende. Stel dat een zoon al wel de erfenis van zijn vader heeft geërfd, maar hij is nog niet volwassen. Dan heeft hij eigenlijk nog net zo weinig als een slaaf. Want hij is wel de eigenaar van alles, maar hij mag er zelf nog helemaal niets mee doen. Iemand anders neemt voor hem de beslissingen. En dat duurt tot het moment dat zijn vader had bepaald. Hetzelfde geldt eigenlijk voor ons. Zolang wij Joden nog niet 'volwassen' waren, moesten we gehoorzamen aan de wet van Mozes die God ons had gegeven. Net zoals een slaaf zijn heer moet gehoorzamen. Maar toen het moment was gekomen dat God had bepaald, stuurde Hij zijn Zoon. Die Zoon werd geboren uit een Joodse vrouw. En omdat Hij dus een Jood was, moest Hij zich aan de wet van Mozes houden. Alleen zó zou Hij de mensen die zich ook aan de wet van Mozes moesten houden, kunnen bevrijden. Zo zouden we niet langer slaven zijn. We werden kinderen van God, met de rechten van kinderen. En omdat jullie kinderen van God zijn, heeft God de Geest van zijn Zoon in jullie hart uitgestort. Die Geest roept in je: "Lieve Vader!" Jullie zijn dus geen slaven meer, maar kinderen van God. En omdat jullie Gods kinderen zijn, erven jullie ook, dankzij Christus.

Toen jullie God nog niet kenden, dienden jullie goden die eigenlijk helemaal geen goden zijn. Maar nu hebben jullie God leren kennen (of beter gezegd: nu kent God júllie). Waarom willen jullie je dan weer aan allerlei nutteloze godsdienstige regels gaan houden? Jullie maken jezelf opnieuw tot slaven van wetten en regels. 10 Jullie houden je aan allerlei speciale dagen en maanden, feesten en jaren! 11 Ik ben ongerust over jullie. Ik ben bang dat mijn moeite voor jullie misschien voor niets is geweest. 12 Ik smeek jullie, broeders en zusters, om net zo vrij van de wet te zijn als ik, omdat ik ook net als jullie ben geworden.

Jullie hebben mij nooit kwaad gedaan. 13 Toen ik voor het eerst het goede nieuws bij jullie kwam vertellen, was ik er slecht aan toe. 14 Toch was dat voor jullie geen reden om mijn goede nieuws niet te geloven of om mij uit te lachen. Nee, jullie ontvingen mij als een boodschapper van God. Ja, als Jezus Zelf. 15 Jullie waren zo gelukkig! Maar wat is daarvan overgebleven? Want ik weet heel zeker, dat jullie toen je eigen ogen uitgerukt zouden hebben en aan mij zouden hebben gegeven als dat mij geholpen zou hebben. Zoveel hielden jullie van mij. 16 Ben ik dan nu jullie vijand geworden, nu ik jullie de waarheid zeg en streng tegen jullie ben?

17 Deze mensen die willen dat jullie je weer aan de wet van Mozes gaan houden, lijken erg hun best te doen voor jullie. Maar ze overtuigen jullie van de verkeerde dingen. En ze hebben verkeerde bedoelingen. Want ze willen jullie van ons losmaken. Ze willen dat jullie hén zullen gaan gehoorzamen. 18 Nu is het goed als jullie je best doen. Maar dan moeten jullie wel je best doen in de goede dingen! En ook niet alleen als ik bíj jullie ben, maar ook als ik er níet ben. 19 Mijn kinderen, ik bid vurig voor jullie en doe mijn uiterste best voor jullie. En dat blijf ik doen totdat Christus helemaal zichtbaar is in jullie. 20 Ik zou willen dat ik op dit moment bij jullie was en vriendelijker tegen jullie kon spreken. Want ik maak me zorgen over jullie.

Vergelijking met Sara en Hagar

21 Jullie willen dus zo graag volgens de wet van Mozes leven. Luister dan eens goed naar wat daarin staat.[m] 22 Daarin staat dat Abraham twee zonen had. De ene zoon was van zijn bijvrouw Hagar, een slavin. De andere zoon was van zijn vrije vrouw Sara. 23 De zoon die uit de slavin werd geboren, was ontstaan door Abrahams eigen menselijke plan. Maar de zoon van de vrije vrouw was ontstaan door Gods belofte. 24+25 Dit heeft een diepere betekenis.[n] Want de situatie van deze twee vrouwen kun je gebruiken als vergelijking voor de twee verschillende verbonden van God met de mensen. Hagar stelt dan het verbond van de berg Sinaï in Arabië voor.[o] Uit dat verbond van Sinaï worden slaven van de wet geboren. Hagar stelt ook het tegenwoordige Jeruzalem voor. Want de stad Jeruzalem en haar bewoners zijn slaven van de wet van Mozes. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij en geen slavin van de wet. En dat is ónze moeder. 27 Want er staat in de Boeken: "Wees blij en juich, ook al heb je nooit kinderen gekregen! Want ook al ben je nu eenzaam, toch zul je veel meer kinderen hebben dan de vrouw die een man heeft."[p]

28 Broeders en zusters, wij zijn kinderen die ontstaan zijn door geloof in de belofte, net zoals Izaäk. 29 Maar vóór Izaäk was er een zoon ontstaan door een menselijk plan zonder geloof. Dat was Ismaël, de zoon van Hagar. En die zoon vervolgde de zoon die door geloof in de belofte was ontstaan. Dat was Izaäk, de zoon van Sara. Hetzelfde gebeurt nu ook. Want wij die vrij zijn door de Heilige Geest, worden vervolgd door de mensen die slaven zijn van de wet. 30 Maar wat zegt het woord van God? "Stuur de slavin en haar zoon weg. Want de zoon van de slavin mag niet erven samen met de zoon van de vrije vrouw." 31 Broeders en zusters, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije vrouw.

De vrijheid die we in Christus hebben

Leef dus in de vrijheid die Christus ons gegeven heeft. Laat je niet opnieuw tot slaven maken van wetten en regels. Ik zeg jullie: als jullie je laten besnijden[q] omdat jullie je aan de wet van Mozes willen houden, kan Christus jullie niet redden. Ik zeg het nog eens heel duidelijk: iedereen die zich laat besnijden, moet zich ook aan alle andere regels van de wet van Mozes houden. Jullie denken dat jullie kunnen worden vrijgesproken van schuld door je aan de wet van Mozes te houden. Maar dan hebben jullie niets aan Christus! Want Hij vergeeft niet omdat je dat verdient met je goede gedrag, maar omdat je op Hem vertrouwt. Maar door Gods Geest weten wíj zeker dat we zullen worden vrijgesproken van schuld, omdat we geloven. Want als je bij Christus hoort, maakt het helemaal niets meer uit of je besneden bent of niet. Maar alleen geloof is belangrijk, geloof dat zichtbaar wordt door liefdevolle daden.

Jullie begonnen zo goed! Wie is jullie in de weg gaan staan, zodat jullie de waarheid niet meer volgen? Dat idee kwam niet van Hem die jullie geroepen heeft! Denk erom, een klein beetje gist laat al het deeg gisten. Als één mens slecht is, steekt hij de mensen om zich heen aan. 10 Ik weet zeker dat jullie het hiermee eens zullen zijn. Maar de mensen die proberen om jullie te bedriegen en in de war te brengen, zullen daarvoor gestraft worden. Het maakt niet uit wie ze zijn.

11 Broeders en zusters, als ik de mensen nog zou leren dat ze zich moeten laten besnijden, waarom word ik dan vervolgd? Want dan is de boodschap van het kruis toch niet iets waar mensen zich kwaad over hoeven te maken? 12 Ik vind dat de mensen die jullie zo in de war brengen, zichzelf maar moesten castreren!

Doen wat Gods Geest wil, of doen wat we zelf graag willen

13 Broeders en zusters, jullie zijn door God geroepen om vrij te zijn. Maar jullie mogen die vrijheid niet gebruiken om maar te doen waar jullie zin in hebben. Nee, jullie moeten elkaar liefdevol dienen. 14 Want de hele wet van Mozes wordt samengevat met deze woorden: "Houd net zoveel van je medemens als van jezelf." 15 Maar als jullie als beesten tegen elkaar tekeer gaan, pas dan maar op dat jullie niet door elkaar verscheurd worden! 16 Ik bedoel dit: laat je leiden door de Geest en niet door je 'ik'. 17 Want wat het 'ik' wil, is precies het tegenovergestelde van wat de Geest wil. En wat de Geest wil, is precies het tegenovergestelde van wat het 'ik' wil. Jullie moeten dus niet doen wat je maar wil. 18 Maar als jullie je door de Geest laten leiden, is de wet van Mozes niet voor jullie.[r]

19 Het is duidelijk wat verlangens van het 'ik' zijn: verkeerde dingen doen op het gebied van seks, er maar op los leven, 20 afgoden aanbidden, toverij, haat, ruzie, jaloersheid, driftbuien, egoïsme, verdeeldheid, boosheid, 21 moord, dronkenschap, wilde feesten en meer van dat soort dingen. Ik waarschuw jullie hiervoor, zoals ik al eerder heb gedaan. Want mensen die deze dingen blijven doen, zullen niet in het Koninkrijk van God komen.

22 Maar door de Geest ontstaan liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, hulpvaardigheid, zelfbeheersing. 23 Tegen zulke dingen heeft de wet van Mozes niets. 24 De mensen die van Christus zijn, hebben hun 'ik' met alles wat daarbij hoort gekruisigd. 25 Laat je dus leiden door Gods Geest. Dan zul je ook door de Geest op het rechte pad blijven. 26 We moeten niet lopen opscheppen, elkaar irriteren of jaloers zijn op elkaar.

Help elkaar en oordeel niet over een ander

Broeders en zusters, stel dat jullie merken dat iemand in de gemeente iets slechts heeft gedaan. Dan moeten jullie je door de Geest laten leiden en hem weer op het rechte pad brengen. Doe dat op een vriendelijke manier. Doe niet alsof je beter bent dan hij. Je moet eraan denken dat je zelf óók in de verleiding kan komen om ongehoorzaam aan God te zijn. Help elkaar met de moeilijke dingen in het leven. Want dan doe je wat de wet van Christus van jullie wil. Als je jezelf beter vindt dan een ander, houd je jezelf voor de gek. Beoordeel alleen je eigen werk. Kijk alleen of je het zelf goed gedaan hebt of niet. En als je het goed gedaan hebt, mag je er tevreden over zijn. Maar ga er niet bij anderen over opscheppen. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen taak.

Deel wat je hebt met de mensen die jou lesgeven over het woord van God.

Houd jezelf niet voor de gek, want God laat Zich ook niet voor de gek houden. Wat je zaait, zul je ook oogsten. Dus als je slechte dingen zaait door alleen maar te doen wat je zelf wil, zul je ellende en dood oogsten. Maar als je goede dingen zaait door te leven zoals de Geest het wil, zul je eeuwig leven oogsten. Laten we nooit stoppen om goed te doen. Want uiteindelijk zullen we daarvan de zegen oogsten. Maar dan moeten we wel doorzetten! 10 Daarom moeten we, wanneer we de kans hebben, voor iedereen goed zijn. Maar vooral voor de mensen die bij Gods gezin horen.

Slot

11 Lees de volgende woorden goed. Ik schrijf ze jullie zelf, met grote letters![s] 12 Alle mensen die zo graag willen dat jullie je laten besnijden, proberen daarmee een goede indruk op de Joden te maken. Dat doen ze alleen maar omdat ze zelf niet vervolgd willen worden voor hun geloof in de gekruisigde Christus. 13 De mensen die zich hebben laten besnijden, houden zich zelf niet eens aan de wet van Mozes. Maar ze willen wél dat jullie je laten besnijden. Want dan kunnen zij er over opscheppen dat jullie hebben gedaan wat zij zeiden. 14 Maar ík wil alleen maar opscheppen over onze gekruisigde Heer Jezus Christus, en over niets anders. Door Hem is de wereld voor mij gekruisigd. En door Hem ben ik voor de wereld gekruisigd. 15 Want in Christus is het helemaal niet belangrijk meer of je besneden bent of niet. Wat wél belangrijk is, is of God een nieuwe mens van je heeft gemaakt. 16 Ik wens Gods vrede en kracht toe aan alle mensen die zich daaraan houden, en aan Gods volk Israël.[t]

17 Verder moet niemand mij nog lastig komen vallen met vragen of ik wel echt door God gestuurd ben. Want aan de littekens op mijn lichaam is te zien dat ik een slaaf van de Heer Jezus ben.[u]

18 Ik bid dat onze Heer Jezus Christus in alles goed voor jullie zal zijn en dat zijn kracht in jullie geest zal zijn, broeders en zusters!

Footnotes

  1. Galaten 1:1 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.
  2. Galaten 1:7 Het goede nieuws is dat de mensen door Jezus gered kunnen worden. Maar deze mensen leerden de christenen dat alleen in Jezus geloven niet genoeg was om gered te worden. Ze zeiden dat ze zich óók aan de wet van Mozes moesten houden. Maar dat was niet wat Paulus de mensen geleerd had.
  3. Galaten 1:10 Het lijkt er op dat er mensen waren die Paulus ervan beschuldigden dat hij probeerde bepaalde mensen te plezieren. Maar met zijn uitspraken in vers 8 en 9 wil hij laten zien dat dat niet waar is. In vers 10 zegt hij eigenlijk: "Iemand die zulke dingen zegt, probeert toch niet om mensen te plezieren?"
  4. Galaten 1:13 Lees Handelingen 8:1 en 3 en Handelingen 9:1 tot 9.
  5. Galaten 2:3 Lees Genesis 17:9-13. Alle Joodse mannen moesten hun geslachtsdeel laten besnijden. Dat was het teken van het verbond van God met het Joodse volk. Nu wilden de Joodse gelovigen dat ook de niet-Joodse gelovigen zich zouden laten besnijden. Eigenlijk vonden ze dat zij eerst Jood moesten worden om christen te kunnen worden.
  6. Galaten 2:14 Het wordt niet in de tekst genoemd, maar kennelijk is dat wat Petrus begon te leren aan de christenen die geen Jood waren.
  7. Galaten 2:20 Lees hierover meer in Romeinen 6:1-14.
  8. Galaten 3:6 Lees Hebreeën 11:8, 9, 17-19.
  9. Galaten 3:10 Lees Deuteronomium 27:26.
  10. Galaten 3:12 Maar doordat het gewoon niemand lukt om zich voor 100% aan de wet te houden, komt iedereen vanzelf onder de vervloeking. Maar Jezus maakt die vervloeking ongedaan voor de mensen die in Hem geloven.
  11. Galaten 3:27 Lees ook Romeinen 6.
  12. Galaten 3:29 Namelijk omdat je hetzelfde geloof in God hebt als Abraham. Lees hierover Romeinen 4:1-12.
  13. Galaten 4:21 Bij de Joden worden de eerste vijf boeken 'de Wet' genoemd. Dus ook het boek Genesis waarin het verhaal van Abraham staat, hoort bij de 'wet'.
  14. Galaten 4:24 Hierna komt een moeilijk stukje. Paulus zet hier twee groepen mensen tegenover elkaar, en twee verbonden van God met de mensen. De ene groep en het ene verbond vergelijkt hij met Hagar, de andere groep en het andere verbond met Sara.
    De ene groep bestaat uit de mensen die bij het verbond van de wet horen: de Joden die zich aan de wet houden. Ze zijn 'slaven' van de wet. Paulus vergelijkt deze mensen met de zoon van Abrahams bijvrouw Hagar. Hagar was een slavin. De zoon die ze kreeg, ontstond door Abrahams menselijke plan om een zoon te krijgen. De zoon van een slavin is zelf ook slaaf. Net zo zijn de mensen die zich aan de wet moeten houden, slaven van de wet. Hij noemt deze groep mensen 'bewoners van Jeruzalem'. Zoals Hagar de moeder is van een slaaf, is Jeruzalem de 'moeder' van slaven van de wet.
    De andere groep bestaat uit de mensen die horen bij het verbond dat God met Abraham sloot: mensen die vrij zijn van de wet
    van Mozes door hun geloof in Jezus. (God beloofde Abraham dat Hij hem een zoon zou geven uit Sara.) Paulus vergelijkt deze mensen met de zoon van Sara. Sara was een vrije vrouw. De zoon die ze kreeg, ontstond door Gods belofte en Abrahams geloof in Gods belofte. De zoon van een vrije vrouw is zelf ook vrij. Net zo zijn de mensen door geloof in Jezus vrije mensen. Hij noemt deze groep mensen 'bewoners van het hemelse Jeruzalem'. Zoals Sara de moeder is van een vrij man, is het hemelse Jeruzalem de 'moeder' van de mensen die vrij zijn van de wet.
  15. Galaten 4:24 Op de berg Sinaï sloot God een verbond met het volk Israël en gaf hun de wet.
  16. Galaten 4:27 Met deze moeder bedoelt Paulus Sara. Sara kon eerst geen kinderen krijgen. Pas toen ze heel oud was, kreeg ze één zoon, omdat God dat beloofd had. Nu heeft ze heel veel kinderen, omdat de christenen 'door hetzelfde geloof als dat Abraham had' als het ware óók haar kinderen zijn.
  17. Galaten 5:2 Lees Genesis 17:9-13. Alle Joodse mannen moesten hun geslachtsdeel laten besnijden. Dat was het teken van het verbond van God met het Joodse volk. Mensen van een ander volk die bij het Joodse volk wilden gaan horen, moesten zich ook altijd laten besnijden. Maar de leiders hebben begrepen dat de besnijdenis niet hoort bij het nieuwe verbond. Je hoort er niet langer bij omdat je besneden bent, maar omdat je in Jezus gelooft.
  18. Galaten 5:18 Vergelijk dit met 1 Timoteüs 1:8-11.
  19. Galaten 6:11 Paulus had deze brief door iemand anders laten opschrijven. Alleen deze laatste regels schreef hij zelf.
  20. Galaten 6:16 Lees Psalmen 125:5b.
  21. Galaten 6:17 Vroeger kreeg een slaaf een teken in zijn lichaam gesneden of gebrand waaraan te zien was wie zijn meester was. De littekens die Paulus had opgelopen doordat hij zoveel geleden had voor zijn geloof, lieten duidelijk zien dat Jezus zijn meester was.