Add parallel Print Page Options

De zondvloed

De dag brak aan waarop de Here tegen Noach zei: ‘Ga met uw familie aan boord van de ark, want u bent de enige rechtvaardige tussen al die anderen die de aarde bewonen. Neem ook de dieren aan boord, van elke soort één paar, uitgezonderd de dieren die Ik heb bestemd tot voedsel en offer. Van die dieren moet u zeven paar aan boord nemen, evenals van de vogels. Op die manier zullen ze na de grote watervloed hun soort in stand houden. Over een week zal het gaan regenen. Veertig dagen en nachten achter elkaar. Alle levende wezens die Ik heb gemaakt en die op het droge leven, zullen sterven.’

Noach volgde al de bevelen van de Here op. Hij was zeshonderd jaar oud toen de vloed over de aarde kwam en hij ging met zijn vrouw, zijn zonen en hun vrouwen in de ark om aan de vloed te ontkomen. 8,9 Alle dieren die bestemd waren om te offeren of om op te eten en de andere soorten, kwamen in paren naar de ark: mannetjes en vrouwtjes, precies zoals God het Noach had gezegd. 10,11 Een week later, toen Noach zeshonderd jaar oud was, op de zeventiende dag van de tweede maand, stroomde de regen uit de hemel neer en braken de ondergrondse watermassaʼs open. 12 En dat gedurende veertig dagen en nachten! 13 Maar Noach was die dag met zijn vrouw, hun zonen Sem, Cham en Jafet en hun vrouwen aan boord van de ark gegaan. 14 Bij hen in de ark zaten alle diersoorten, zowel wilde dieren als vee, kruipende dieren en vogels. 15 Ze kwamen twee aan twee, mannetjes en vrouwtjes, precies zoals God het had bevolen. 16 Toen sloot de Here God de toegang tot de ark.

17 Veertig dagen lang raasde de enorme watervloed over de aarde, bedekte alles en nam de ark hoog op zijn golven mee. 18 Het water steeg en steeg, maar de ark bleef veilig drijven. 19 Ten slotte bedekte het water ook de hoogste bergen. 20 Het stond zeven meter boven de hoogste bergtoppen. 21 En alle levende wezens op aarde verdronken: vogels, vee, wilde en kruipende dieren en alle mensen, 22 alles wat ademde en op het land leefde. 23 God vernietigde alles, uitgezonderd Noach en zijn familie die in de ark waren. 24 De watervloed bedekte de aarde honderdvijftig dagen lang.

Noach gaat in de boot

De Heer zei tegen Noach: "Ga nu met je hele gezin aan boord. Want van alle mensen ben jij de enige die leeft zoals Ik het wil. Neem van alle reine[a] dieren zeven paartjes mee, dus zeven mannetjes en zeven vrouwtjes. Maar neem van de dieren die niet rein zijn één paartje mee, dus één mannetje en één vrouwtje. Neem ook van alle soorten vogels zeven paartjes mee, dus zeven mannetjes en zeven vrouwtjes, om hun soort te redden. Want over zeven dagen zal Ik het 40 dagen en 40 nachten laten regenen op de aarde. Dan zal Ik alles vernietigen wat Ik heb gemaakt."

Noach deed alles wat de Heer hem had bevolen. Noach was 600 jaar toen de grote overstroming de aarde bedekte. Hij ging met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen de boot in, vanwege de overstroming. Van de reine dieren en van de onreine dieren, van de vogels en van alle kruipende dieren, kwamen mannetjes en vrouwtjes twee aan twee naar Noach in de boot, zoals God tegen Noach had gezegd.

De grote overstroming

10 Zeven dagen later begon de overstroming. 11 Noach was toen 600 jaar. Op de 17e dag van de tweede maand kolkte al het water dat onder de grond zat uit de bronnen naar boven. Ook begon het verschrikkelijk hard te regenen. 12 Het stortregende 40 dagen en 40 nachten. 13 Op de dag dat het begon te regenen, gingen Noach, zijn zonen Sem, Cham en Jafet, de vrouw van Noach en de drie vrouwen van zijn zonen in de boot. 14 Ook van alle soorten wilde dieren, van alle soorten vee, van alle soorten kruipende dieren en van alle soorten vogels kwamen dieren naar de boot. 15 Van alle soorten dieren die op aarde leefden, kwamen de dieren twee aan twee naar Noach in de boot. 16 Steeds een mannetje en een vrouwtje, zoals God tegen hem had gezegd. Daarna deed de Heer de deur achter Noach dicht.

17 Het water steeg 40 dagen lang hoger en hoger. De boot kwam van de grond los. 18 Toen het water bleef stijgen, begon de boot vrij rond te drijven. 19 Het water kwam zó hoog, dat zelfs de hoge bergen onder water kwamen te staan. 20 Tenslotte stond het water 15 el (7 meter) boven de bergtoppen. 21 Alles wat leefde ging dood: vogels, vee, wilde dieren, kruipende dieren. Ook alle mensen. 22 Alles wat op het droge leefde, stierf. 23 Zo vernietigde God alles wat op de aarde leefde: mensen, dieren en vogels. Alles stierf. Alleen Noach bleef over, met de mensen en dieren die bij hem in de boot waren. 24 Het water bedekte de aarde 150 dagen lang (5 maanden).

Footnotes

  1. Genesis 7:2 Reine dieren waren de dieren die gegeten mochten worden. Onreine dieren waren de dieren die niet gegeten mochten worden. Hierover is te lezen in Deuteronomium 14:3-21.

The Lord then said to Noah, “Go into the ark, you and your whole family,(A) because I have found you righteous(B) in this generation. Take with you seven pairs of every kind of clean(C) animal, a male and its mate, and one pair of every kind of unclean animal, a male and its mate, and also seven pairs of every kind of bird, male and female, to keep their various kinds alive(D) throughout the earth. Seven days from now I will send rain(E) on the earth(F) for forty days(G) and forty nights,(H) and I will wipe from the face of the earth every living creature I have made.(I)

And Noah did all that the Lord commanded him.(J)

Noah was six hundred years old(K) when the floodwaters came on the earth. And Noah and his sons and his wife and his sons’ wives entered the ark(L) to escape the waters of the flood. Pairs of clean and unclean(M) animals, of birds and of all creatures that move along the ground, male and female, came to Noah and entered the ark, as God had commanded Noah.(N) 10 And after the seven days(O) the floodwaters came on the earth.

11 In the six hundredth year of Noah’s life,(P) on the seventeenth day of the second month(Q)—on that day all the springs of the great deep(R) burst forth, and the floodgates of the heavens(S) were opened. 12 And rain fell on the earth forty days and forty nights.(T)

13 On that very day Noah and his sons,(U) Shem, Ham and Japheth, together with his wife and the wives of his three sons, entered the ark.(V) 14 They had with them every wild animal according to its kind, all livestock according to their kinds, every creature that moves along the ground according to its kind and every bird according to its kind,(W) everything with wings. 15 Pairs of all creatures that have the breath of life in them came to Noah and entered the ark.(X) 16 The animals going in were male and female of every living thing, as God had commanded Noah.(Y) Then the Lord shut him in.

17 For forty days(Z) the flood kept coming on the earth, and as the waters increased they lifted the ark high above the earth. 18 The waters rose and increased greatly on the earth, and the ark floated on the surface of the water. 19 They rose greatly on the earth, and all the high mountains under the entire heavens were covered.(AA) 20 The waters rose and covered the mountains to a depth of more than fifteen cubits.[a][b] (AB) 21 Every living thing that moved on land perished—birds, livestock, wild animals, all the creatures that swarm over the earth, and all mankind.(AC) 22 Everything on dry land that had the breath of life(AD) in its nostrils died. 23 Every living thing on the face of the earth was wiped out; people and animals and the creatures that move along the ground and the birds were wiped from the earth.(AE) Only Noah was left, and those with him in the ark.(AF)

24 The waters flooded the earth for a hundred and fifty days.(AG)

Footnotes

  1. Genesis 7:20 That is, about 23 feet or about 6.8 meters
  2. Genesis 7:20 Or rose more than fifteen cubits, and the mountains were covered