Add parallel Print Page Options

De dagen van Babel zijn geteld

13 Dit is de profetie die God aan Jesaja, de zoon van Amoz, over Babel gaf.

Laat de vlaggen en de vaandels wapperen als de vijand tot de aanval overgaat. Roep naar hen, Israël, en geef een teken wanneer zij optrekken tegen Babel om de paleizen van de rijken en de machthebbers te vernietigen. Ik, de Here, heb mijn heilige legers bevel gegeven, Ik heb mijn helden opgeroepen mijn vonnis te voltrekken, ze juichen over mijn overwinning.

Luister eens naar het rumoer in de bergen! Luister naar het geluid van het marcherende leger! Het is het lawaai en de roep van vele volken. Vanuit verre landen heeft de Here van de hemelse legers hen daar gebracht. Zij zijn de wapens die zijn hand tegen u, o Babel, hanteert. Zij dragen zijn toorn met zich mee en zullen uw hele land met de grond gelijk maken. Jammer, want de tijd van de Here is nu gekomen, de tijd dat de Almachtige u verwoest. Uw armen zijn verlamd door angst. De moedigste harten smelten en zijn bang. De angst grijpt u met pijnlijke scheuten, zoals de weeën een zwangere vrouw overvallen. U kijkt elkaar radeloos aan, de schrik staat op uw gezicht te lezen. Want kijk, de dag van de Here is in aantocht, de vreselijke dag van zijn verbolgenheid en vurige toorn. Het land zal worden vernietigd, evenals alle zondaars. 10 De hemelen boven hen zullen donker zijn. De sterren, de zon en de maan zullen geen licht geven. 11 En Ik zal de wereld straffen voor haar kwaad, alle inwoners voor hun zonden. Ik zal de arrogantie van de trotse man en de hooghartigheid van de rijke neerslaan. 12 Mensen zullen schaars zijn als goud, zeldzamer dan het goud van Ofir. 13 Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. 14 De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput zijn. Zij trekken terug naar hun eigen land als een hert dat wordt achtervolgd door honden. Zij dwalen rond als schapen die alleen zijn gelaten door hun herder. 15 Wie niet vlucht, zal neergestoken worden. 16 Hun kinderen zullen voor hun ogen worden verpletterd, hun huizen geplunderd, hun vrouwen verkracht. 17 Want Ik zal de Meden tegen Babel opzetten en geen enkel bedrag in zilver of goud zal hen kunnen afkopen. 18 De aanvallende legers zullen geen medelijden hebben met de jonge mensen van Babel, met babyʼs of met kinderen. 19 Zo zal Babel, het luisterrijkste van alle koninkrijken, de bloem van de Chaldese cultuur, net zo volledig worden verwoest als Sodom en Gomorra, toen de Here vuur uit de hemel stuurde. 20 Babel zal voor eeuwig worden vernietigd. Generatie na generatie zal voorbij gaan, maar het land zal nooit meer worden bewoond. De nomaden zullen er zelfs geen kamp opslaan. En de herders zullen hun schapen er niet laten overnachten. 21 Wilde woestijndieren zullen het bewonen en huilende beesten zullen zich in de vervallen huizen ophouden. Er zullen struisvogels leven en geesten zullen er komen om te dansen. 22 Hyenaʼs en jakhalzen zullen in de paleizen rondlopen. De dagen van Babel zijn geteld, de dag van de verwoesting is nabij.

God ontfermt Zich over de Israëlieten

14 Maar de Here zal Zich over de Israëlieten ontfermen, zij zijn nog steeds het volk dat Hij heeft uitgekozen. Hij zal hen terugbrengen en zij zullen zich weer in het land Israël vestigen. Mensen van vele nationaliteiten zullen zich bij hen voegen en hun bondgenoten zijn. De volken van de wereld zullen hen helpen bij hun terugkeer en zij die in hun land komen wonen, zullen hen dienen. Door hen tot slaven te maken, zal Israël niet langer in slavernij verkeren, Israël zal over zijn vijanden heersen!

Op die prachtige dag dat de Here zijn volk bevrijdt van zorgen en angst, van slavernij en ketens, zult u spottend tegen de koning van Babel zeggen: ‘Tiran, eindelijk krijgt u uw verdiende loon! Want de Here heeft uw verdorven macht vernietigd en uw slechte bewind te gronde gericht. U vervolgde mijn volk met uw schrikbewind en hield de volken in de greep van de angst. U ontketende een meedogenloze vervolging.’

Maar nu is er vrede en rust in de hele wereld! Overal heerst uitbundige vreugde! Zelfs de bomen van het bos, de cipressen en ceders van de Libanon, zingen dit blijde lied: ‘Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog omhakken, eindelijk hebben wij rust.’

De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te ontmoeten. 10 Eenstemmig roepen zij: ‘Nu bent u net zo zwak als wij, u bent nu een van ons!’ 11 Uw macht en kracht zijn verdwenen, zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven, de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken! 12 U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon. 13 Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden. 14 Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’ 15 Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen. 16 Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden? 17 Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’ 18 De koningen van de volken liggen eervol in hun graven, 19 maar uw lichaam is weggegooid als een afgekeurde tak, het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardenhoeven. 20 Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en moordde uw eigen volk uit. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning. 21 Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.

22 ‘Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten. 23 Ik zal van Babel een verlaten land maken, waar roerdompen zich thuisvoelen in de poelen en de moerassen. Ik zal het land schoonvegen met de bezem van de vernietiging,’ zegt de Here van de hemelse legers. 24 Hij heeft gezworen dat Hij dit zal doen, want dit is zijn plan. 25 ‘Ik heb besloten het Assyrische leger te vernietigen als het zich in Israël bevindt. Ik zal de Assyriërs neerslaan op mijn bergen. Mijn volk zal niet langer hun slavenvolk zijn. 26 Dit is mijn plan voor de hele aarde. Ik zal het uitvoeren met mijn enorme macht die over de hele wereld reikt.’ 27 De Here, de God van de hemelse legers, heeft gesproken, wie kan zijn plannen veranderen? Als Hij zijn hand opheft, wie zal Hem dan tegenhouden?

28 Dit is de boodschap die ik kreeg in het jaar waarin koning Achaz stierf.

29 Lach niet te vroeg, Filistijnen, ook al is de koning die u onderdrukte, dood. Die stok is gebroken, dat wel, maar zijn zoon is een groter gevaar dan de vader ooit is geweest! Want uit de slang wordt een adder geboren en die brengt een vurige draak voort die u zal vernietigen! 30 Ik zal de armen van mijn volk veilig hoeden en zij zullen in mijn weide grazen! De behoeftigen zullen in vrede kunnen gaan liggen. Maar wat u betreft, u zal Ik met de honger en het zwaard uitroeien. 31 Jammer, Filistijnse steden, want uw lot is bezegeld. Uw hele land is veroordeeld. Want uit het noorden nadert een rookkolom: een leger in gesloten gelederen. 32 Welk antwoord heeft men de boden van het volk te geven? Dit: God heeft Jeruzalem een hecht fundament gegeven en Hij heeft Zich voorgenomen de armen van zijn volk binnen haar muren een veilige schuilplaats te geven.

Gods profetie over Moab

15 Dit is Gods profetie over Moab.

Uw steden Ar en Kir zullen in één nacht worden verwoest. Uw onderdanen in Dibon gaan naar hun tempels om te treuren om het lot van Nebo en Medeba, zij scheren uit rouw hun hoofdhaar en hun baard af. In zakken gekleed lopen zij door de straten en vanuit elk huis is het geklaag van de rouwenden te horen. De kreten vanuit Chesbon en Eleále worden tot in Jahas vernomen. De moedigste strijders van Moab schreeuwen het uit van angst.

Met pijn in het hart denk ik aan Moab! Haar inwoners vluchten naar Soar en Eglath-Selisia. Huilend gaan zij langs de weg naar Lubith omhoog en hun geklaag is op de weg naar Horonaïm nog te horen.

Zelfs de Nimrim-rivier wordt een woestenij. Het gras verdort en de kwetsbare planten verwelken. De vertwijfelde vluchtelingen nemen alleen dat mee wat zij van hun bezittingen kunnen dragen en vluchten over de Wilgenbeek. In het land Moab, van het ene tot het andere eind, wordt gerouwd en geklaagd. Het water van de Dimon is rood gekleurd door bloed, maar Ik zal nog meer rampen over de Dimon laten gaan. Leeuwen zullen jagen op wie ontsnapte of achterbleef.

Moab beschuldigd van overmoed

16 Stuur vette lammeren als geschenk naar de heerser van het land. Laat deze vanaf de rotsen in de woestijn naar Jeruzalem gaan. Want de Moabitische vrouwen zullen achterblijven aan de oevers van de rivier de Arnon als opgejaagde vogels die hun nest zijn kwijtgeraakt. Zij zullen smeken om raad en hulp: ‘Verleen ons asiel en bescherm ons. Verraad onze verblijfplaats niet aan onze achtervolgers. 4,5 Laat onze ontheemden bij u mogen blijven, verberg hen voor onze vijanden! God zal u belonen voor de vriendelijkheid die u ons bewijst. Als u de Moabitische vluchtelingen toestaat zich onder u te vestigen, zal God als de terreur en onderdrukking voorbij zijn, Davids troon voor altijd laten bestaan. Op die troon zal Hij een goede en rechtvaardige koning zetten.’

Is dit het trotse Moab waarover wij zoveel hebben gehoord? Zijn hooghartigheid en overmoed, trots en zelfoverschatting zijn helemaal verdwenen! Daarom zullen de Moabieten om hun eigen lot treuren. Ja, Moab, u zult rouwen om de nederlaag van Kir-Haréseth, om de verlaten boerderijen van Chesbon en de wijngaarden van Sibma. De vijandelijke leiders hebben de wijngaarden die zich uitstrekten tot aan Jazer in de woestijn en waarvan de ranken zelfs tot voorbij de zee bij Jazer reikten, vernield. Daarom huil ik om Jazer en om de wijngaarden van Sibma. Mijn tranen zullen vloeien om Chesbon en Eleále, want uw zomerfruit en uw oogst zijn vertrapt. 10 De blijdschap is weg, de vreugde om de oogst is verdwenen. Het blijde zingen in de wijngaarden zal niet meer worden gehoord. Het persen van de druiven in de wijnpersen ligt voor altijd stil. Ik heb een einde gemaakt aan al hun oogstvreugde.

11 Ik zal diep in mijn binnenste huilen om Moab en Kir-Heres. 12 De Moabieten zullen vertwijfeld bidden tot hun afgoden op de heuveltoppen, maar dat zal niets helpen, zij zullen in hun tempels naar hun afgoden schreeuwen, maar er zal niemand komen om hen te redden. 13,14 Deze woorden zijn al eerder over Moab gezegd, maar nu zegt de Here: binnen drie jaar zal het met de heerlijkheid van Moab en met al zijn grootspraak gedaan zijn. Wat ervan overblijft, zal gering en machteloos zijn.

Gods woorden over Babel

13 De Heer liet aan Jesaja zien wat er met Babel zal gebeuren.[a] Hij moest van de Heer tegen de mensen zeggen:

De Heer zegt: "Zet een vlag neer op een hoge heuvel, als teken voor de strijd. Roep de mensen samen. Steek je hand op als teken voor de aanval. Laat hen de paleispoorten van Babel binnenvallen. Ik heb mijn bevelen gegeven aan het volk dat Ik heb uitgekozen. Ik heb mijn helden de opdracht gegeven Babel voor Mij te straffen. Ze juichen van blijdschap over mijn kracht."

In de bergen klinkt het gedreun van een groot leger. Het is het lawaai van volken die zich hebben verzameld. De Heer van de hemelse legers verzamelt zijn legers. Ze komen uit een ver land, van het einde van de aarde. Ze zijn het wapen dat de Heer zal gebruiken om dat hele land (Babylonië) mee te straffen. Huil! Want de dag van Gods straf komt eraan! De Almachtige God komt met een verwoestende kracht die alles vernietigt. De mensen zullen verlamd zijn van angst. Ze zullen alle moed verliezen. Ja, ze zullen buikpijn hebben van angst. Radeloos zullen ze elkaar aankijken. De vlammen zullen hun uitslaan van angst.[b]

De dag van Gods straf staat voor de deur. Een verschrikkelijke dag waarop de woede van de Heer zichtbaar wordt. Hij zal het land verwoesten. De mensen die Hem niet gehoorzaamden, zullen worden vernietigd. 10 De sterren zullen geen licht meer geven. Bij zonsopkomst zal de zon zwart zijn. De maan zal niet meer schijnen. 11 De Heer zegt: "Ik ga de wereld straffen voor zijn slechtheid. Ik ga de mensen die zich niets van Mij aantrekken, vernietigen. Ik zal een einde maken aan de trots van die eigenwijze mensen. De machtige, wrede heersers zullen voor Mij moeten buigen. 12 Ik vernietig hen. Ik maak de mensen zo zeldzaam als goud, zo zeldzaam als zuiver goud uit Ofir. 13 De hemel zal schudden en de aarde zal beven als Ik mijn woede over de wereld uitstort. 14 De mensen zullen als opgejaagde herten en als schapen zonder herder op de vlucht slaan. Iedereen zal vluchten naar zijn eigen volk en zijn eigen land. 15 Iedereen die ontdekt wordt, wordt neergestoken. Iedereen die wordt gegrepen, wordt gedood. 16 Ze zullen zien hoe hun kinderen worden gedood, hun huizen leeggeroofd en hun vrouwen verkracht.

17 Let op, Ik stuur de Meden op Babel af. Ze geven niets om zilver. Goud interesseert hen niet. Ze laten zich met geen enkel bedrag omkopen tot vrede. 18 Hun bogen schieten jonge mannen neer. Ze hebben met niemand medelijden. Zelfs baby's en kinderen worden gedood. 19 En Babylonië, het mooiste van alle koninkrijken, het land waar alle Babyloniërs trots op waren, zal verwoest worden. Het zal net zo worden als Sodom en Gomorra toen die door God ondersteboven waren gekeerd. 20 Nooit zal er nog iemand wonen. Geen Arabier zal er zijn tent opzetten. Geen herder zal er met zijn kudde rondtrekken. 21 Er zullen alleen jakhalzen wonen. In de huizen zullen uilen wonen. Er zullen struisvogels lopen en duivelse geesten rondspringen. 22 In de burchten en prachtig versierde paleizen zullen allerlei wilde dieren wonen. Binnenkort gaat dit gebeuren. De dagen van Babel zijn geteld."

Het einde van de koning van Babel

14 Jesaja zegt: Want de Heer zal medelijden hebben met het volk Israël. Opnieuw zal Hij Israël uitkiezen. Opnieuw zal Hij het volk in zijn eigen land laten wonen. Dan zullen de vreemdelingen zich bij hen aansluiten. Ze zullen bij Israël willen horen. De volken zullen de Israëlieten komen halen en Israël naar zijn eigen plaats brengen. Ze zullen de slaven worden van de Israëlieten, in het land dat Israël van de Heer heeft gekregen. Zo zullen de volken die eerst de Israëlieten gevangen hadden genomen, nu zelf gevangenen zijn. Zo zullen de Israëlieten heersen over de volken die eerst over hen heersten. In die tijd zal de Heer een einde maken aan jullie verdriet en jullie slavernij. En dan zullen jullie een spotlied maken op de koning van Babel:

"Het is afgelopen met de onderdrukker!
Het is afgelopen met die gouden stad!
De Heer heeft de macht gebroken
van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Hij heeft de macht gebroken
van de koningen die zonder ophouden en zonder medelijden de landen veroverden,
zonder dat iemand hen kon tegenhouden.
Maar nu heeft de hele aarde rust.
Iedereen juicht en is blij.
Zelfs de cipressen zijn blij met de vrede,
samen met de cederbomen van de Libanon.
Ze zeggen: 'Sinds jij bent neergeslagen,
komt niemand ons meer omhakken.'
Het dodenrijk is in rep en roer om je te ontvangen, koning van Babel!
De geesten van mensen die allang dood zijn,
worden voor jou wakker gemaakt.
De geesten van gestorven koningen staan op van hun troon.
10 Ze heten je welkom met de woorden: 'Jij bent nu net als wij je kracht kwijt.
Je bent nu één van ons.
11 Je rijkdom en je muziek zijn met jou verdwenen.
Voortaan zijn wormen je matras en larven je deken.'
12 Morgenster, zoon van het ochtendlicht, wat ben je diep gevallen!
Jij die over de volken heerste, bent neergeslagen.
13 En je dacht nog wel: 'Ik zal opstijgen naar de hemel,
en hoog boven de sterren[c] van God mijn troon neerzetten.
Ik zal op mijn troon zitten op de berg
waar de engelen voor de troon van God samenkomen,
ver in het noorden.
14 Ik zal hoog boven de wolken op mijn troon zitten.
Ik zal net zo machtig zijn als de Allerhoogste God.'
15 Maar wat is er van je geworden?
Je bent in het dodenrijk neergestort,
in het diepst van de aarde!
16 Wie jou nu zien, kijken verbaasd naar je.
Ze denken: 'Is dit nu de man voor wie de hele wereld bang was?
Is dit de man voor wie de koningen beefden?
17 Die de wereld veranderde in een wildernis?
Die alle steden verwoestte?
Die nooit een gevangene naar huis terug liet gaan?'
18 De koningen van de aarde worden allemaal in een schitterend graf begraven.
19 Maar jij bent ver van je graf neergegooid,
weggesmeten als een rotte tak,
in een kuil bedolven onder lijken van gedode krijgers,
vertrapt als een dood dier.
20 Je bent niet begraven bij de koningen,
omdat je je eigen land hebt verwoest
en je eigen volk hebt gedood.
Over je kinderen, jij schurk, zal niet eens worden gesproken.
21 Maak een slachtbank klaar om ze te doden,
om ze te straffen voor de slechtheid van hun vader.
Nooit mogen zij de kans krijgen om de aarde te veroveren
en de wereld vol te bouwen met hun steden."

22 "Zo zal Ik Babel straffen," zegt de Heer van de hemelse legers. "Ik zal Babel met wortel en tak uitrukken. Niemand zal overblijven, helemaal niemand. De naam zal worden vergeten. 23 Ik zal er een moerasland van maken, met alleen nog watervogels. Ik zal het land leeg vegen met mijn alles-verwoestende bezem, zegt de Heer van de hemelse legers.

24 Ik zweer dat Ik zal doen wat Ik van plan was. Zoals Ik het heb besloten, zo zal het ook gebeuren, zegt de Heer van de hemelse legers. 25 Ik zal Assurs macht in mijn land vernietigen. Ik zal Assur vertrappen op mijn bergen. Dan zal het juk dat Assur op de schouders van mijn volk had gelegd, worden weggehaald. Mijn volk zal niet langer door Assur onderdrukt worden."[d]

26 Dit is wat de Heer heeft besloten over dat hele volk. Dit is wat de Heer zal doen met alle volken. 27 Want de Heer van de hemelse legers heeft het besloten. Wie kan Hem nog van gedachten laten veranderen? Dit is wat Hij gaat doen. Wie kan Hem nog tegenhouden?

Gods woorden over de Filistijnen

28 Jesaja zegt: In het jaar dat koning Achaz van Juda stierf, moest ik van de Heer zeggen:

29 "Filistea, juich maar niet over Achaz' dood! Want koning Achaz, de stok waarmee Ik jullie sloeg, is wel vernietigd, maar zijn zoon is nog gevaarlijker.[e] De koning was een slang, maar zijn zoon is een adder, en uit de adder wordt een draak geboren! 30 De allerarmste mensen van mijn volk zullen veilig wonen en te eten hebben. Maar júllie, Filistijnen, zullen sterven van de honger! En de mensen die de hongersnood overleven, zullen door hem worden gedood. 31 Huil, wijze mannen in de stadspoorten! Schreeuw, bewoners van de stad! Beef van angst, Filistea! Want uit het noorden komt in een enorme stofwolk een groot leger aan. Dat hele leger rukt vast aaneen gesloten tegen jullie op.

32 Wat voor antwoord zullen de boodschappers krijgen die jullie hebben gestuurd? Dit: de Heer zorgt dat Jeruzalem stevig blijft staan. De arme mensen van zijn volk zullen veilig zijn binnen de muren."

Gods woorden over Moab

15 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Moab.[f]

Luister goed, in de nacht is Ar-Moab vernietigd! Helemaal verwoest! Luister goed, in de nacht is Kir-Moab verwoest! Helemaal vernietigd! De mensen gaan naar Baït en Dibon om te huilen bij de offerheuvels. De bewoners van Moab zullen huilen over hun steden Nebo en Medeba. Als teken van verdriet hebben ze hun hoofd kaal geschoren en hun baard afgeschoren. Ze lopen op straat in rouwkleren. Thuis en op straat huilen ze zonder ophouden. Ook de mensen in Hesbon en Eleale schreeuwen van verdriet. Ze zijn tot in Jahaz te horen. De soldaten van Moab worden er bang van. Ze verliezen alle moed.

Ik ben diep geschokt over Moab. De vluchtelingen uit Moab zijn al bij Zoar, bij Eglat-Silisia. Ze lopen huilend de helling van de Luhit op. Ook op de weg van Horonaïm is gejammer te horen. De oase van Nimrim is een woestijn geworden. Het gras is verdord, er wil niets meer groeien, er is geen groen meer. Alles wat de mensen hadden gespaard en bewaard, dragen ze nu de Wilgenbeek over. In het hele gebied van Moab zal worden gehuild. Zelfs in Eglaïm en Beër-Elim zal gehuil te horen zijn. Want het water van Dimon ziet rood van het bloed. Maar de Heer zal nog meer ellende brengen: de vluchtelingen en de mensen die in Dimon zijn overgebleven, zullen door leeuwen[g] worden verscheurd. (lees verder)

Gods woorden over Moab (vervolg)

16 Vluchtende leiders uit het land Moab, stuur uit de woestijn een aantal lammetjes als geschenk naar de koning van Jeruzalem. Zeg tegen hem: 'De vrouwen van Moab willen de Arnon oversteken. Ze zijn als vogels die van hun nest zijn weggevlucht. Ze staan bij de plaats waar je de Arnon kan oversteken. Doe iets! Red ons! Bescherm ons tegen het gevaar! Verberg onze vluchtelingen en verraad ze niet. Geef alstublieft onderdak aan de vluchtelingen uit Moab. Bescherm hen tegen de vijand tot de ellende voorbij is.'

Maar er zal een einde komen aan het verwoesten en onderdrukken. De verwoesters zullen uit het land verdwijnen. Want er zal iemand komen die goed en rechtvaardig regeert. Een Zoon uit de familie van David zal koning zijn. Hij zal rechtvaardig regeren.

We hebben gehoord hoe trots Moab is. Moab loopt op te scheppen en is erg trots op zichzelf. Maar daar zal een einde aan komen. Moab zal huilen van ellende. Alle bewoners zullen huilen. Ze zullen treuren over de stad Kir-Hareset. Want de stad is verwoest en de mannen zijn gedood. De velden van Hesbon en de wijngaarden van Sibma zijn vernietigd. De koningen van de volken hebben de heerlijke druiven afgeslagen. Eerst reikten die wijngaarden tot Jaëzer, tot aan de woestijn. Hun takken kwamen tot voorbij de Dode Zee.[h] Daarom huil ik over Jaëzer en over de wijngaarden van Sibma. Mijn tranen stromen neer op Hesbon en Eleale. Want er worden geen vrolijke oogstfeesten meer gehouden. 10 Blijdschap en vreugde zijn van de akkers verdwenen. Er wordt niet meer gezongen in de wijngaarden. Er worden geen druiven meer geperst in de druivenpersen. De Heer heeft een einde gemaakt aan de vrolijkheid.

11 Daarom ben ik diep bedroefd over Moab. Mijn hart beeft als de snaren van een harp. Ik huil over Kir-Heres. 12 En hoe de bewoners van Moab ook hun best zullen doen op hun offerheuvels, en hoe ze ook bidden in hun tempels, het zal hun niets helpen.

13 Dit heeft de Heer lang geleden al over Moab gezegd. 14 Maar nu zegt Hij: "Nu gaat het gebeuren. Over precies drie jaar zal Moab worden verwoest.[i] Van zijn grote aantallen bewoners zullen er maar heel weinig overblijven. Er zal een klein, machteloos volkje overblijven."

Footnotes

  1. Jesaja 13:1 Sommige delen hiervan zijn al werkelijkheid geworden. Maar ook is er een 'tweede laag' aanwezig van dingen die nog steeds moeten gebeuren. Hoofdstuk 13 vers 19 tot 21 en hoofdstuk 14 vers 2 en 3 zijn bijvoorbeeld nog niet gebeurd. Daar wordt met 'Babylonië' niet werkelijk het vroegere land Babylonië bedoeld, maar een machtig land aan het eind van de tijd. Lees Openbaring 16:19 en Openbaring 18.
  2. Jesaja 13:8 Dit is te lezen in Daniël 5:1, 5, 25-30. De stad Babel werd onverwachts, in één nacht, veroverd door het leger van Medië en Perzië. Maar vanaf vers 9 lijkt het te gaan over het eind van de tijd.
  3. Jesaja 14:13 Met 'sterren' worden in de bijbel vaak engelen bedoeld.
  4. Jesaja 14:25 Assur bestond inmiddels al niet meer, want het was veroverd door Babylonië. Waarschijnlijk wordt ermee bedoeld dat God een einde zal maken aan de gevangenschap van de bevolking van het koninkrijk Israël en dat de bevolking op een dag terug zal komen naar Israël.
  5. Jesaja 14:29 Koning Hizkia van Juda verwoestte de dorpen en steden van de Filistijnen. De 'draak' die daarna komt, zou dan koning Hizkia's zoon Manasse kunnen zijn, die veel slechte dingen deed. Lees 2 Koningen 18:8 en 2 Koningen 21:1 en 12. Maar hier kan ook een 'tweede laag' bedoeld zijn, die gaat over het eind van de tijd. Want God zegt dat Jeruzalem stevig zal blijven staan, terwijl Jeruzalem in Jesaja's tijd helemaal verwoest werd. Vergelijk met de strijd in Openbaring 20:7-10.
  6. Jesaja 15:1 Lees in Jeremia 48 wat ongeveer 100 jaar later Jeremia over Moab profeteerde.
  7. Jesaja 15:9 Waarschijnlijk worden hier geen echte leeuwen mee bedoeld, maar een volgende vijand.
  8. Jesaja 16:8 Het is heel goed mogelijk dat met deze 'wijngaarden' de legers van Moab worden bedoeld, die tot aan de woestijn en tot over de zee landen hadden veroverd. De 'heerlijke druiven' die werden afgeslagen, zouden dan de verslagen aanvoerders van die legers of de heersers over die landen kunnen zijn. Lees ook de aantekeningen bij Jesaja 10:18 en 34.
  9. Jesaja 16:14 Dit gebeurde inderdaad kort na de dood van koning Achaz van Juda (Lees Jesaja 14:28.). Pas onder koning Nebukadnezar van Babel, rond 582 vóór het jaar nul, vijf jaar na de verwoesting van Jeruzalem, werd Moab volledig verwoest.