Add parallel Print Page Options

God ontfermt Zich over de Israëlieten

14 Maar de Here zal Zich over de Israëlieten ontfermen, zij zijn nog steeds het volk dat Hij heeft uitgekozen. Hij zal hen terugbrengen en zij zullen zich weer in het land Israël vestigen. Mensen van vele nationaliteiten zullen zich bij hen voegen en hun bondgenoten zijn. De volken van de wereld zullen hen helpen bij hun terugkeer en zij die in hun land komen wonen, zullen hen dienen. Door hen tot slaven te maken, zal Israël niet langer in slavernij verkeren, Israël zal over zijn vijanden heersen!

Op die prachtige dag dat de Here zijn volk bevrijdt van zorgen en angst, van slavernij en ketens, zult u spottend tegen de koning van Babel zeggen: ‘Tiran, eindelijk krijgt u uw verdiende loon! Want de Here heeft uw verdorven macht vernietigd en uw slechte bewind te gronde gericht. U vervolgde mijn volk met uw schrikbewind en hield de volken in de greep van de angst. U ontketende een meedogenloze vervolging.’

Maar nu is er vrede en rust in de hele wereld! Overal heerst uitbundige vreugde! Zelfs de bomen van het bos, de cipressen en ceders van de Libanon, zingen dit blijde lied: ‘Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog omhakken, eindelijk hebben wij rust.’

De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te ontmoeten. 10 Eenstemmig roepen zij: ‘Nu bent u net zo zwak als wij, u bent nu een van ons!’ 11 Uw macht en kracht zijn verdwenen, zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven, de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken! 12 U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon. 13 Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden. 14 Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’ 15 Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen. 16 Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden? 17 Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’ 18 De koningen van de volken liggen eervol in hun graven, 19 maar uw lichaam is weggegooid als een afgekeurde tak, het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardenhoeven. 20 Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en moordde uw eigen volk uit. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning. 21 Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.

22 ‘Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten. 23 Ik zal van Babel een verlaten land maken, waar roerdompen zich thuisvoelen in de poelen en de moerassen. Ik zal het land schoonvegen met de bezem van de vernietiging,’ zegt de Here van de hemelse legers. 24 Hij heeft gezworen dat Hij dit zal doen, want dit is zijn plan. 25 ‘Ik heb besloten het Assyrische leger te vernietigen als het zich in Israël bevindt. Ik zal de Assyriërs neerslaan op mijn bergen. Mijn volk zal niet langer hun slavenvolk zijn. 26 Dit is mijn plan voor de hele aarde. Ik zal het uitvoeren met mijn enorme macht die over de hele wereld reikt.’ 27 De Here, de God van de hemelse legers, heeft gesproken, wie kan zijn plannen veranderen? Als Hij zijn hand opheft, wie zal Hem dan tegenhouden?

28 Dit is de boodschap die ik kreeg in het jaar waarin koning Achaz stierf.

29 Lach niet te vroeg, Filistijnen, ook al is de koning die u onderdrukte, dood. Die stok is gebroken, dat wel, maar zijn zoon is een groter gevaar dan de vader ooit is geweest! Want uit de slang wordt een adder geboren en die brengt een vurige draak voort die u zal vernietigen! 30 Ik zal de armen van mijn volk veilig hoeden en zij zullen in mijn weide grazen! De behoeftigen zullen in vrede kunnen gaan liggen. Maar wat u betreft, u zal Ik met de honger en het zwaard uitroeien. 31 Jammer, Filistijnse steden, want uw lot is bezegeld. Uw hele land is veroordeeld. Want uit het noorden nadert een rookkolom: een leger in gesloten gelederen. 32 Welk antwoord heeft men de boden van het volk te geven? Dit: God heeft Jeruzalem een hecht fundament gegeven en Hij heeft Zich voorgenomen de armen van zijn volk binnen haar muren een veilige schuilplaats te geven.

Het einde van de koning van Babel

14 Jesaja zegt: Want de Heer zal medelijden hebben met het volk Israël. Opnieuw zal Hij Israël uitkiezen. Opnieuw zal Hij het volk in zijn eigen land laten wonen. Dan zullen de vreemdelingen zich bij hen aansluiten. Ze zullen bij Israël willen horen. De volken zullen de Israëlieten komen halen en Israël naar zijn eigen plaats brengen. Ze zullen de slaven worden van de Israëlieten, in het land dat Israël van de Heer heeft gekregen. Zo zullen de volken die eerst de Israëlieten gevangen hadden genomen, nu zelf gevangenen zijn. Zo zullen de Israëlieten heersen over de volken die eerst over hen heersten. In die tijd zal de Heer een einde maken aan jullie verdriet en jullie slavernij. En dan zullen jullie een spotlied maken op de koning van Babel:

"Het is afgelopen met de onderdrukker!
Het is afgelopen met die gouden stad!
De Heer heeft de macht gebroken
van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Hij heeft de macht gebroken
van de koningen die zonder ophouden en zonder medelijden de landen veroverden,
zonder dat iemand hen kon tegenhouden.
Maar nu heeft de hele aarde rust.
Iedereen juicht en is blij.
Zelfs de cipressen zijn blij met de vrede,
samen met de cederbomen van de Libanon.
Ze zeggen: 'Sinds jij bent neergeslagen,
komt niemand ons meer omhakken.'
Het dodenrijk is in rep en roer om je te ontvangen, koning van Babel!
De geesten van mensen die allang dood zijn,
worden voor jou wakker gemaakt.
De geesten van gestorven koningen staan op van hun troon.
10 Ze heten je welkom met de woorden: 'Jij bent nu net als wij je kracht kwijt.
Je bent nu één van ons.
11 Je rijkdom en je muziek zijn met jou verdwenen.
Voortaan zijn wormen je matras en larven je deken.'
12 Morgenster, zoon van het ochtendlicht, wat ben je diep gevallen!
Jij die over de volken heerste, bent neergeslagen.
13 En je dacht nog wel: 'Ik zal opstijgen naar de hemel,
en hoog boven de sterren[a] van God mijn troon neerzetten.
Ik zal op mijn troon zitten op de berg
waar de engelen voor de troon van God samenkomen,
ver in het noorden.
14 Ik zal hoog boven de wolken op mijn troon zitten.
Ik zal net zo machtig zijn als de Allerhoogste God.'
15 Maar wat is er van je geworden?
Je bent in het dodenrijk neergestort,
in het diepst van de aarde!
16 Wie jou nu zien, kijken verbaasd naar je.
Ze denken: 'Is dit nu de man voor wie de hele wereld bang was?
Is dit de man voor wie de koningen beefden?
17 Die de wereld veranderde in een wildernis?
Die alle steden verwoestte?
Die nooit een gevangene naar huis terug liet gaan?'
18 De koningen van de aarde worden allemaal in een schitterend graf begraven.
19 Maar jij bent ver van je graf neergegooid,
weggesmeten als een rotte tak,
in een kuil bedolven onder lijken van gedode krijgers,
vertrapt als een dood dier.
20 Je bent niet begraven bij de koningen,
omdat je je eigen land hebt verwoest
en je eigen volk hebt gedood.
Over je kinderen, jij schurk, zal niet eens worden gesproken.
21 Maak een slachtbank klaar om ze te doden,
om ze te straffen voor de slechtheid van hun vader.
Nooit mogen zij de kans krijgen om de aarde te veroveren
en de wereld vol te bouwen met hun steden."

22 "Zo zal Ik Babel straffen," zegt de Heer van de hemelse legers. "Ik zal Babel met wortel en tak uitrukken. Niemand zal overblijven, helemaal niemand. De naam zal worden vergeten. 23 Ik zal er een moerasland van maken, met alleen nog watervogels. Ik zal het land leeg vegen met mijn alles-verwoestende bezem, zegt de Heer van de hemelse legers.

24 Ik zweer dat Ik zal doen wat Ik van plan was. Zoals Ik het heb besloten, zo zal het ook gebeuren, zegt de Heer van de hemelse legers. 25 Ik zal Assurs macht in mijn land vernietigen. Ik zal Assur vertrappen op mijn bergen. Dan zal het juk dat Assur op de schouders van mijn volk had gelegd, worden weggehaald. Mijn volk zal niet langer door Assur onderdrukt worden."[b]

26 Dit is wat de Heer heeft besloten over dat hele volk. Dit is wat de Heer zal doen met alle volken. 27 Want de Heer van de hemelse legers heeft het besloten. Wie kan Hem nog van gedachten laten veranderen? Dit is wat Hij gaat doen. Wie kan Hem nog tegenhouden?

Gods woorden over de Filistijnen

28 Jesaja zegt: In het jaar dat koning Achaz van Juda stierf, moest ik van de Heer zeggen:

29 "Filistea, juich maar niet over Achaz' dood! Want koning Achaz, de stok waarmee Ik jullie sloeg, is wel vernietigd, maar zijn zoon is nog gevaarlijker.[c] De koning was een slang, maar zijn zoon is een adder, en uit de adder wordt een draak geboren! 30 De allerarmste mensen van mijn volk zullen veilig wonen en te eten hebben. Maar júllie, Filistijnen, zullen sterven van de honger! En de mensen die de hongersnood overleven, zullen door hem worden gedood. 31 Huil, wijze mannen in de stadspoorten! Schreeuw, bewoners van de stad! Beef van angst, Filistea! Want uit het noorden komt in een enorme stofwolk een groot leger aan. Dat hele leger rukt vast aaneen gesloten tegen jullie op.

32 Wat voor antwoord zullen de boodschappers krijgen die jullie hebben gestuurd? Dit: de Heer zorgt dat Jeruzalem stevig blijft staan. De arme mensen van zijn volk zullen veilig zijn binnen de muren."

Footnotes

  1. Jesaja 14:13 Met 'sterren' worden in de bijbel vaak engelen bedoeld.
  2. Jesaja 14:25 Assur bestond inmiddels al niet meer, want het was veroverd door Babylonië. Waarschijnlijk wordt ermee bedoeld dat God een einde zal maken aan de gevangenschap van de bevolking van het koninkrijk Israël en dat de bevolking op een dag terug zal komen naar Israël.
  3. Jesaja 14:29 Koning Hizkia van Juda verwoestte de dorpen en steden van de Filistijnen. De 'draak' die daarna komt, zou dan koning Hizkia's zoon Manasse kunnen zijn, die veel slechte dingen deed. Lees 2 Koningen 18:8 en 2 Koningen 21:1 en 12. Maar hier kan ook een 'tweede laag' bedoeld zijn, die gaat over het eind van de tijd. Want God zegt dat Jeruzalem stevig zal blijven staan, terwijl Jeruzalem in Jesaja's tijd helemaal verwoest werd. Vergelijk met de strijd in Openbaring 20:7-10.

14 The Lord will have compassion(A) on Jacob;
    once again he will choose(B) Israel
    and will settle them in their own land.(C)
Foreigners(D) will join them
    and unite with the descendants of Jacob.
Nations will take them
    and bring(E) them to their own place.
And Israel will take possession of the nations(F)
    and make them male and female servants in the Lord’s land.
They will make captives(G) of their captors
    and rule over their oppressors.(H)

On the day the Lord gives you relief(I) from your suffering and turmoil(J) and from the harsh labor forced on you,(K) you will take up this taunt(L) against the king of Babylon:(M)

How the oppressor(N) has come to an end!
    How his fury[a] has ended!
The Lord has broken the rod(O) of the wicked,(P)
    the scepter(Q) of the rulers,
which in anger struck down peoples(R)
    with unceasing blows,
and in fury subdued(S) nations
    with relentless aggression.(T)
All the lands are at rest and at peace;(U)
    they break into singing.(V)
Even the junipers(W) and the cedars of Lebanon
    gloat over you and say,
“Now that you have been laid low,
    no one comes to cut us down.”(X)

The realm of the dead(Y) below is all astir
    to meet you at your coming;
it rouses the spirits of the departed(Z) to greet you—
    all those who were leaders(AA) in the world;
it makes them rise from their thrones—
    all those who were kings over the nations.(AB)
10 They will all respond,
    they will say to you,
“You also have become weak, as we are;
    you have become like us.”(AC)
11 All your pomp has been brought down to the grave,(AD)
    along with the noise of your harps;(AE)
maggots are spread out beneath you
    and worms(AF) cover you.(AG)

12 How you have fallen(AH) from heaven,
    morning star,(AI) son of the dawn!
You have been cast down to the earth,
    you who once laid low the nations!(AJ)
13 You said in your heart,
    “I will ascend(AK) to the heavens;
I will raise my throne(AL)
    above the stars of God;
I will sit enthroned on the mount of assembly,(AM)
    on the utmost heights(AN) of Mount Zaphon.[b]
14 I will ascend above the tops of the clouds;(AO)
    I will make myself like the Most High.”(AP)
15 But you are brought down(AQ) to the realm of the dead,(AR)
    to the depths(AS) of the pit.(AT)

16 Those who see you stare at you,
    they ponder your fate:(AU)
“Is this the man who shook(AV) the earth
    and made kingdoms tremble,
17 the man who made the world a wilderness,(AW)
    who overthrew(AX) its cities
    and would not let his captives go home?”(AY)

18 All the kings of the nations lie in state,
    each in his own tomb.(AZ)
19 But you are cast out(BA) of your tomb
    like a rejected branch;
you are covered with the slain,(BB)
    with those pierced by the sword,(BC)
    those who descend to the stones of the pit.(BD)
Like a corpse trampled underfoot,
20     you will not join them in burial,(BE)
for you have destroyed your land
    and killed your people.

Let the offspring(BF) of the wicked(BG)
    never be mentioned(BH) again.
21 Prepare a place to slaughter his children(BI)
    for the sins of their ancestors;(BJ)
they are not to rise to inherit the land
    and cover the earth with their cities.

22 “I will rise up(BK) against them,”
    declares the Lord Almighty.
“I will wipe out Babylon’s name(BL) and survivors,
    her offspring and descendants,(BM)
declares the Lord.
23 “I will turn her into a place for owls(BN)
    and into swampland;
I will sweep her with the broom of destruction,(BO)
    declares the Lord Almighty.(BP)

24 The Lord Almighty has sworn,(BQ)

“Surely, as I have planned,(BR) so it will be,
    and as I have purposed, so it will happen.(BS)
25 I will crush the Assyrian(BT) in my land;
    on my mountains I will trample him down.
His yoke(BU) will be taken from my people,
    and his burden removed from their shoulders.(BV)

26 This is the plan(BW) determined for the whole world;
    this is the hand(BX) stretched out over all nations.
27 For the Lord Almighty has purposed,(BY) and who can thwart him?
    His hand(BZ) is stretched out, and who can turn it back?(CA)

A Prophecy Against the Philistines

28 This prophecy(CB) came in the year(CC) King Ahaz(CD) died:

29 Do not rejoice, all you Philistines,(CE)
    that the rod that struck you is broken;
from the root of that snake will spring up a viper,(CF)
    its fruit will be a darting, venomous serpent.(CG)
30 The poorest of the poor will find pasture,
    and the needy(CH) will lie down in safety.(CI)
But your root I will destroy by famine;(CJ)
    it will slay(CK) your survivors.(CL)

31 Wail,(CM) you gate!(CN) Howl, you city!
    Melt away, all you Philistines!(CO)
A cloud of smoke comes from the north,(CP)
    and there is not a straggler in its ranks.(CQ)
32 What answer shall be given
    to the envoys(CR) of that nation?
“The Lord has established Zion,(CS)
    and in her his afflicted people will find refuge.(CT)

Footnotes

  1. Isaiah 14:4 Dead Sea Scrolls, Septuagint and Syriac; the meaning of the word in the Masoretic Text is uncertain.
  2. Isaiah 14:13 Or of the north; Zaphon was the most sacred mountain of the Canaanites.