Add parallel Print Page Options

Profetie over Babel

47 Och onoverwinnelijk Babel, kom in het stof zitten. Uw dagen van glorie, luister en hoog aanzien zijn voorbij. O dochter van de Chaldeeën, u zult nooit meer een lieflijke prinses zijn, teer en wondermooi. Pak de handmolen en maal het koren, leg uw sluier maar af, schort uw jurk op en loop zo voor schut. U zult beschaamd zijn als u ontbloot door rivieren zult waden. Ik zal wraak op u nemen en geen genade kennen. Dat zegt onze verlosser, die Israël uit de macht van Babel zal redden, Here van de hemelse legers is zijn naam, de Heilige van Israël. Zit stil in de duisternis, Babel, u zult nooit meer ‘De koningin onder de koninkrijken’ worden genoemd. Want Ik was boos op mijn volk Israël en strafte het door het in uw macht te geven. Maar u kende geen genade. Zelfs grijsaards liet u zware vrachten dragen. U dacht dat uw heerschappij nooit zou eindigen, koningin van de wereld. U gaf helemaal niets om mijn volk en dacht er niet aan op te treden tegen mensen die het kwaad deden. O genotzuchtig koninkrijk, in wellust en onbezorgdheid levend met het idee dat u de wereld regeert. Luister naar het vonnis van mijn rechtbank over uw zonden. U zegt: ‘Ik alleen ben God! Ik zal nooit weduwe worden, nooit mijn kinderen verliezen.’ Welnu, die twee dingen zullen u op hetzelfde moment overkomen. Twee dingen zult u op één dag te verwerken krijgen: weduwschap en het verlies van uw kinderen, ondanks al uw occultisme en toverkunsten. 10 U waande zich veilig in uw verdorvenheid. Uw ‘wijsheid’ en ‘kennis’ brachten u er toe te denken dat u aan niemand verantwoording hoefde af te leggen. 11 Daarom zal de ramp zich bliksemsnel over u voltrekken en wel zo snel dat u niet weet waar hij vandaan komt. Er zal geen zoenoffer te brengen zijn die dit ongekende kan afweren. 12 Roep de horden boze geesten maar op die u al die jaren hebt aanbeden. Doe een beroep op hen om u te helpen opnieuw angst in veler harten te zaaien. 13 U hebt raadgevers genoeg, uw astrologen en sterrenkundigen die u proberen te vertellen wat in de toekomst gebeuren gaat. 14 Maar zij zijn net zo nutteloos als gedroogd gras dat verbrand wordt. Zij kunnen zichzelf niet eens verlossen! Van hen zult u echt geen hulp krijgen. Zij zijn een kolenvuur waaraan u zich niet kunt warmen en dat geen licht geeft om bij te zitten. 15 Al uw vroegere handelspartners zullen wegglippen en verdwijnen, niemand zal in staat zijn u te helpen.

De trouweloosheid van de mens en de trouw van God

48 1,2 Mijn volk, luister naar Mij. U zweert trouw aan de Here, maar u meent er geen woord van. U hebt de mond vol van wonen in de Heilige Stad en van vertrouwen op de God van Israël, maar in uw hart verwerpt u Mij, de Here van de hemelse legers. Steeds weer heb Ik u verteld wat in de toekomst zou gebeuren. Ik had dat nog niet gezegd of Ik liet mijn woorden werkelijkheid worden. Ik wist hoe hard en opstandig u bent. Uw nek is onbuigzaam als ijzer en uw hoofd hard als koper. Daarom vertelde Ik u van tevoren wat Ik ging doen, zodat u nooit zou kunnen zeggen: ‘Mijn afgod deed dit, mijn beeld liet het gebeuren!’ U hebt mijn aankondigingen gehoord en gezien hoe zij werkelijkheid werden, maar u weigert het toe te geven. Nu zal Ik u nieuwe dingen vertellen waarover Ik nog niet eerder heb gesproken. Geheimen die u nog nooit hebt gehoord. Dan kunt u niet zeggen: ‘Dat wisten wij allang!’ Ja, Ik zal u geheel nieuwe dingen vertellen, want Ik weet wat voor trouwelozen u bent, opstandelingen vanaf uw vroegste jeugd, door en door trouweloos. Ter wille van Mijzelf en van de eer van mijn naam zal Ik mijn toorn bedwingen en u niet wegvagen. 10 Ik zal u louteren, niet als zilver, maar in de smeltoven van de ellende zal ik u beproeven. 11 In mijn eigen belang zal Ik u mijn toorn besparen en u niet vernietigen. Als Ik dat wel zou doen, zouden de heidenen zeggen dat hun goden Mij hebben overwonnen. Ik sta mijn eer aan niemand af. 12 Luister naar Mij, mijn volk, mijn uitverkorenen! Ik alleen ben God, Ik ben de eerste, Ik ben de laatste. 13 Mijn hand legde de fundamenten voor de aarde, de palm van mijn rechterhand strekte de hemelen boven u uit, Ik roep ze en ze komen tevoorschijn. 14 Kom allemaal bijeen en luister! Welke van al uw afgoden heeft u ooit verteld: ‘De Here houdt van de man die Hij zal gebruiken om een eind te maken aan het Babylonische rijk. Hij zal de legers van de Chaldeeën onder de voet lopen.’ 15 Maar Ik zeg het. Ik heb hem geroepen, Ik heb hem dit laten doen en zal hem daarbij helpen. 16 Kom dichterbij en luister goed. Ik heb u altijd duidelijk verteld wat zou gaan gebeuren, zodat u het allemaal goed kon begrijpen. En nu heeft de Here God door zijn Geest mij deze boodschap voor u gegeven: 17 de Here, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: Ik ben de Here, uw God, die u leert wat goed voor u is en die u de paden wijst waarlangs u moet lopen. 18 Och, had u toch maar naar mijn geboden geluisterd! Dan had u vrede gehad als een kalmstromende rivier en als golven van gerechtigheid. 19 Dan was u even talrijk geworden als het zand langs de zeeën van de wereld, te veel om te tellen. Dan was uw vernietiging niet nodig geweest.

20 Verlaat Babel zingend en roep de einden van de aarde toe dat de Here zijn dienaren, het volk van Jakob, heeft verlost. 21 Zij hadden geen dorst toen Hij hen door de woestijnen leidde, Hij spleet de rots en het water gutste eruit, zodat zij konden drinken. 22 Maar, zo zegt mijn God, voor de goddelozen is er geen vrede.

Gods antwoord op gebed

49 Luister naar mij, bewoners van verre landen: de Here riep mij, voordat ik werd geboren. Vanuit de schoot van mijn moeder riep Hij mij bij de naam. God zal de veroordelingen die ik u laat horen, scherp als zwaarden maken. Hij heeft mij verborgen in de schaduw van zijn hand, ik ben als een scherpe pijl in zijn pijlkoker. Hij zei tegen mij: ‘U bent mijn dienaar, Israël. In u zal Ik mijn glorie laten zien!’ Ik antwoordde: ‘Maar mijn werk voor hen lijkt zo nutteloos, ik heb mijn krachten voor hen ingezet, maar ik kreeg geen enkele reactie. Mijn beloning laat ik aan God over.’ Toen sprak de Here, die mij in de schoot van mijn moeder vormde als zijn dienaar. Hij gaf mij de opdracht zijn volk Israël bij Hem terug te brengen en heeft mij de kracht en het aanzien gegeven om deze taak uit te voeren. De Here zei: ‘U zult meer doen dan alleen Israël bij Mij terugbrengen. Ik zal u maken tot een licht voor alle volken van de wereld, om redding te brengen tot in de verste uithoeken van de aarde.’

De Here, de redder en Heilige van Israël, zegt tegen hem die diep wordt veracht, van wie de mensen een afkeer hebben en die onderworpen is aan aardse heersers: ‘Koningen zullen opstaan als u voorbij komt, prinsen zullen diep buigen, omdat de Here u heeft uitgekozen, Hij, de trouwe Here, de Heilige van Israël, kiest u uit.’

8,9 De Here zegt: ‘Op het goede moment verhoor Ik uw gebed, op de dag van redding kom Ik u te hulp. Ik zal u tegen gevaar beschermen en u als een teken aan Israël geven, als bewijs dat Ik het land Israël weer zal herstellen en het aan zijn oorspronkelijke bewoners zal teruggeven. Via u zeg Ik tegen de gevangenen van de duisternis: kom naar buiten! Ik geef u uw vrijheid terug! Zij zullen overal voedsel vinden, op kale heuvels vinden ze zelfs iets te eten. 10 Zij zullen geen honger of dorst lijden, de brandende zon en de schroeiende woestijnwinden zullen hen niet meer bereiken, want de Here zal hen leiden naar waterbronnen. 11 Ik zal mijn bergen voor hen tot vlakke paden maken, de wegen zullen dalen overbruggen. 12 Kijk, mijn volk zal vanuit het oosten, het noorden en het westen terugkeren.’

13 Hemelen zing van blijdschap, jubel, o aarde. Barst uit in een lied, o bergen, want de Here heeft zijn volk getroost en zal medelijden hebben met zijn volk dat zo zwaar verdrukt werd. 14 Toch zeggen zij: ‘De Here heeft ons verlaten, Hij is ons vergeten.’ 15 Nooit! Kan een moeder haar kleine kind vergeten en niet van haar eigen zoon houden? Ook al zou dat kunnen, dan zou Ik u nog niet vergeten. 16 Kijk maar, Ik heb uw naam in mijn handpalm gekerfd, de verwoeste muren van Jeruzalem staan Mij voortdurend voor ogen. 17 Uw herbouwers zullen binnenkort komen en allen wegjagen die u verwoestten. 18 Kom en zie, de Here zegt: zo waar als Ik leef, al uw vijanden zullen komen om uw slaven te zijn. Zij zullen zijn als uitgestalde juwelen, als de sieraden van een bruid. 19 Zelfs de meest troosteloze gedeelten van uw verlaten land zullen spoedig wemelen van uw mensen en uw vijanden die u tot slaven maakten, zullen ver weg zijn. 20 De generaties die in ballingschap zijn geboren, zullen terugkomen en zeggen: ‘We hebben meer ruimte nodig! Het is hier overbevolkt!’ 21 Dan zult u denken: ‘Wie heeft mij dit allemaal gegeven? Want het merendeel van mijn kinderen was gedood en de rest werd in ballingschap weggevoerd, mij eenzaam achterlatend. Wie bracht hen ter wereld? Wie voedde hen voor mij op?’

22 De Here God zegt: ‘Ik zal de vreemde volken een teken geven en zij zullen uw zonen in hun armen en uw dochters op hun schouders bij u terugbrengen. 23 Koningen en koninginnen zullen u dienen, zij zullen in al uw behoeften voorzien. Zij zullen tot op de grond voor u buigen en het stof van uw voeten likken, dan zult u weten dat Ik de Here ben. Zij die het van Mij verwachten, zullen nooit beschaamd worden.’

24 Wie kan een prooi uit de handen van een machtige man grijpen? Wie kan van een tiran eisen dat hij zijn gevangenen vrijlaat? 25 Maar de Here zegt: ‘Zelfs de gevangenen van de machtigste en hardvochtigste tiran zullen worden bevrijd, want Ik zal vechten tegen hen die u bevechten en Ik zal uw kinderen redden. 26 Ik zal uw vijanden hun eigen vlees te eten geven en zij zullen dronken worden van de stromen van hun eigen bloed. De hele wereld zal goed weten dat Ik, de Here, uw redder en verlosser ben, de Machtige van Israël.’

De dienaar van God

50 De Here vraagt: ‘Heb Ik u soms verkocht aan schuldeisers? Bent u daarom niet hier? Is uw moeder weg omdat Ik van haar scheidde en haar wegstuurde? Nee, u hebt uzelf verkocht door uw zonden. En uw moeder werd genomen als betaling voor uw schulden. Was Ik te zwak om u te redden? Is het huis daarom stil en leeg wanneer Ik thuiskom? Heb Ik niet langer de macht om te verlossen? Nee, dat is niet de reden! Want Ik kan de zee bestraffen en droogleggen! Ik kan rivieren in woestijnen veranderen, zodat overal stervende vissen liggen. De hemel doe Ik in het zwart gaan als in een rouwgewaad.’

De Here God heeft mij zijn woorden van wijsheid gegeven zodat ik weet wat ik tegen al deze terneergeslagen mensen moet zeggen. Elke morgen maakt Hij mij wakker en opent Hij mijn verstand voor zijn woorden. De Here God heeft tegen mij gesproken en ik heb geluisterd, ik was niet opstandig en keerde Hem niet de rug toe. Ik ontblootte mijn rug voor de zweep en keerde mijn wangen toe aan wie mijn baard uittrokken. Ik verborg mij niet voor de schande, ook al spuwden zij mij in het gezicht. Omdat de Here God mij helpt, word ik niet ontmoedigd. Omdat ik vast van plan ben zijn wil te doen, geef ik geen krimp en ik weet dat ik niet beschaamd zal staan. Hij die mij recht doet, is dichtbij. Wie zal mij nu durven bestrijden? Waar zijn mijn vijanden gebleven? Laten zij eens tevoorschijn komen! Kijk, de Here God staat voor mij! Wie zal mij schuldig verklaren? Al mijn vijanden zullen worden vernietigd als oude kleren die door de motten worden opgegeten! 10 Wie onder u vreest de Here en gehoorzaamt zijn dienaar? Als zulke mannen in de duisternis lopen, verstoken van enig licht, laten zij dan de Here vertrouwen en steunen op hun God. 11 Maar u die leeft in uw eigen licht, u die zich aan uw eigen vuren warmt in plaats van aan Gods vuur, mijn hand zal u treffen en op een bed van smarten zult u moeten liggen.

De Here zal Israël opnieuw zegenen

51 Luister naar Mij, allen die rechtvaardigheid najagen, die de Here zoeken! Denk aan de mijn waaruit u werd gedolven en aan de rots waaruit u werd gehakt! Ja, denk aan uw voorouders Abraham en Sara van wie u afstamt. U maakt zich zorgen omdat u met zo weinigen bent, maar Abraham was helemaal alleen toen Ik hem riep. En toen Ik hem zegende, groeide hij uit tot een machtig volk.

Want de Here zal Israël opnieuw zegenen en haar woestijnen laten bloeien. Haar troosteloze wildernis zal mooi worden als de tuin van Eden. Vreugde en blijdschap, dankbaarheid en heerlijke liederen zullen daar de boventoon voeren. Luister naar Mij, mijn volk, luister, Israël, want van Mij gaat onderwijzing uit en de waarheid die Ik doe kennen, verlicht de volken. Mijn heil en gerechtigheid zijn in aantocht, uw redding is nabij. Ik zal de volken regeren, zelfs de eilanden verwachten Mij en verlangen naar mijn krachtig optreden. Kijk omhoog naar de hemel en naar de aarde onder uw voeten, want de hemel zal als rook verdwijnen, de aarde verslijt als een kledingstuk en de aardbewoners zullen als vliegen sterven. Maar mijn redding geldt voor eeuwig, mijn rechtvaardig bewind zal nooit sterven of eindigen. Luister naar Mij, u die het verschil tussen goed en kwaad kent en die mijn wet in uw hart draagt. Wees niet bang voor verachting door de mensen of voor hun bespottingen. Want de mot zal hen vernietigen als kledingstukken, de worm zal hen opeten als wol, maar mijn gerechtigheid en heil zullen eeuwig duren, mijn reddend heil van generatie op generatie.

Toon op dit moment uw kracht, o Here. Laat U zien als in de dagen van weleer toen U Egypte, de draak van de Nijl, versloeg. 10 Bent U vandaag niet dezelfde machtige God die de zee drooglegde en er een pad doorheen maakte voor hen die U had bevrijd? 11 Zo zullen al de vrijgekochten van de Here naar Sion huiswaarts kunnen gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. In de stad zullen zorgen en verdriet tot het verleden behoren, alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen.

12 Ik, Ik ben het die u troost en deze vreugde geeft. Waarom bent u bang voor gewone stervelingen? Die verdorren als gras en verdwijnen. 13 Dat komt omdat u de Here, uw maker, vergeet. Hij heeft de sterren over de hemel verspreid en de aarde gemaakt. Blijft u bang voor onderdrukking door mensen en leeft u de hele dag in angst voor hun woede? Waar zijn die belagers en hun woede dan? 14 Binnenkort, al heel snel, zult u, gevangenen, worden vrijgelaten. De kerker, verhongering en dood zullen uw lot niet zijn. 15 Want Ik ben de Here uw God, de Here van de hemelse legers, die dwars door de zee voor u een pad maakte, een droge doorgang tussen de hoge golven. 16 En Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en Ik bracht u in veiligheid, geborgen in de holte van mijn hand. Ik plantte de hemelen op hun plaats en vormde de hele aarde. Ik zeg tegen Israël: ‘U bent mijn volk!’ 17 Word wakker, word wakker, Jeruzalem! U hebt genoeg gedronken uit de beker van Gods toorn. U hebt hem tot de laatste druppel leeggedronken en raakte geheel bedwelmd. 18 Geen van haar zonen heeft het overleefd om haar te helpen of te vertellen wat zij moet doen. 19 Deze twee dingen troffen u: vertwijfeling en verwoesting. Ja, honger en het zwaard. Wie van uw vrienden is overgebleven? Wie zal u nu nog troosten? 20 Want uw zonen zijn bezweken en liggen in de straten, hulpeloos als wilde geiten die in een valkuil zijn gelopen. De Here heeft zijn toorn en bestraffing over hen uitgegoten. 21 Maar luister, onderdrukten—vol zorgen en wankelend, maar niet van de sterke drank— 22 want dit zegt de Here uw God, die voor zijn volk zorgt: ‘Kijk, Ik neem de vreselijke beker uit uw handen, u hoeft niet langer van mijn toorn te drinken, het is voorbij. 23 Maar Ik zal die beker in handen geven van hen die u martelden en uw zielen in het stof vertrapten en die over u heen liepen.’

Babel zal worden vernietigd

47 De Heer zegt: "Babel, stad van de Babyloniërs, ga als een slavin op de grond zitten. Je troon is er niet meer. Je zal niet langer als een dame verwend worden. Je zal voortaan moeten werken en graan moeten malen. Leg je sluier maar weg, vrouwe Babel, til je rokken op om met blote benen de rivieren over te steken. Je zal helemaal uitgekleed worden en iedereen zal je naakt zien staan. Je zal te kijk staan. Ik zal je straffen en met niemand genade hebben."

– De naam van onze Redder is: Heer van de hemelse legers, de Heilige God van Israël!

De Heer zegt: "Wees stil en kruip weg in het donker, Babel, stad van de Babyloniërs. Je zal niet langer 'koningin van de koninkrijken' worden genoemd. Ik ben woedend op mijn volk geweest. Ik heb gezegd dat het niet langer mijn volk was. Ik heb mijn volk in jouw macht gegeven. Maar jij bent wreed voor hen geweest, zelfs voor de oude mensen. Je dacht dat je eeuwig zou heersen. Maar je hebt er nooit rekening mee gehouden dat daar een eind aan zou kunnen komen. Je hebt er nooit aan gedacht.

Luister nu, vrouwe Babel, jij die zo van rijkdom houdt en zo onbezorgd woont. Jij zegt wel bij jezelf: 'Niemand is zo machtig als ik! Ik zal niet zo eenzaam als een weduwe achterblijven. En mijn kinderen, de bewoners van Babel, zullen mij nooit afgenomen worden.' Maar deze twee dingen zullen wél gebeuren! Plotseling, op één dag, zullen je bewoners je worden afgenomen en zal jij alleen achterblijven, zoals een weduwe.[a] Je hebt wel geprobeerd om jezelf met toverij en toverspreuken hiertegen te beschermen. Maar toch zal dit met je gebeuren. 10 Je vertrouwde op je slechtheid. Je dacht dat niemand jou iets kon doen. Je hebt door al je wijsheid en kennis teveel verbeelding gekregen. Daardoor ben je gaan denken dat niemand zo machtig is als jij. 11 Maar je zal plotseling door een ramp getroffen worden. Je zal er helemaal niets tegen kunnen doen. Volkomen onverwachts zul je worden verwoest. 12 Ga maar door met je toverijen. Ga maar door met je toverspreuken waar jij je al je hele leven mee bezighoudt. Misschien heb je er iets aan. Misschien zal het je redden. 13 Je bent moe van al het plannen maken. Laten je waarzeggers je nu maar redden. Laten ze maar naar de sterren of de maan kijken om je de toekomst te voorspellen. Laten zij je maar redden van de dingen die gaan gebeuren. 14 Let op, ze zullen zijn als stro dat door het vuur wordt verbrand. Ze zullen hun leven niet uit de vlammen kunnen redden. Want het zal geen vuurtje zijn om je bij te warmen, maar een grote vuurzee. 15 Je zal ook niets hebben aan hen met wie je jarenlang handel dreef. Ze slaan allemaal op de vlucht, zonder jou te redden."

God redt Israël uit de macht van Babel

48 De Heer zegt: "Luister, volk van Israël! Luister goed, bewoners van Israël, en luister, bewoners van Juda! Jullie zweren bij de naam van de Heer. Jullie zeggen dat jullie in de God van Israël geloven. Maar jullie menen er niets van. Toch noemen jullie jezelf bewoners van de heilige stad. Jullie rekenen op de hulp van de God van Israël, de Heer van de hemelse legers.

Wat er vroeger is gebeurd, had Ik al van tevoren aangekondigd. Ik heb daar van tevoren over gesproken. Ik heb het jullie bekend gemaakt. Plotseling deed Ik wat Ik van tevoren al had gezegd. Ik wist dat jullie koppig zijn en zo onbuigzaam als steen. Daarom heb Ik jullie van tevoren gezegd wat Ik zou gaan doen. Voordat het gebeurde, liet Ik het jullie weten. Dan konden jullie niet denken dat jullie afgoden het hadden gedaan, of dat jullie godenbeelden het hadden bevolen. Jullie hebben het zelf van tevoren van Mij gehoord. En nu hebben jullie het zien gebeuren. Waarom geven jullie dat niet toe?

Vanaf nu zal Ik jullie nieuwe dingen laten weten. Dingen waar jullie niets van wisten. Ik heb ze niet van tevoren gezegd. Tot vandaag hadden jullie er niets over gehoord. Jullie kunnen niet zeggen dat jullie het al wisten. Jullie hebben er nooit iets over gehoord en er niets van geweten. Ook vroeger niet.

Want Ik wist dat jullie onbetrouwbaar zouden zijn. Ik wist al vanaf jullie geboorte dat jullie Mij ongehoorzaam zouden zijn. Vanwege mijn eigen eer houd Ik Mij in. Niet omdat jullie het verdienen. Ik zal jullie niet helemaal vernietigen. 10 Let op, Ik heb jullie zuiver gemaakt. Maar niet zoals je zilver zuiver maakt. Ik heb jullie gezuiverd in een ander soort smelt-oven: de smelt-oven van ellende. 11 Ik doe dat alleen voor Mijzelf, en niet omdat jullie dat verdienen. Ik doe dat alleen voor mijn eigen eer, want Ik wil niet dat mijn Naam besmeurd wordt. Ik wil niet dat jullie een andere god eren.

12 Luister naar Mij, volk van Israël dat Ik heb uitgekozen. Ik ben altijd Dezelfde. Ik ben de Eerste en Ik ben ook de Laatste. 13 Ik heb Zelf de aarde gemaakt en de hemel als een tent daar overheen neergezet. Ik hoefde ze alleen maar te roepen en ze waren er. 14 Kom nu allemaal hier en luister. Wie van de goden heeft deze dingen aangekondigd? De man van wie Ik houd[b] zal met Babel en de Babyloniërs doen wat Ik wil. Hij zal hun vijand zijn. 15 Ik heb het gezegd! Ik heb hem geroepen. Ik heb hem laten komen en zijn plannen zullen slagen. 16 Kom naar Mij toe en luister. Ik heb altijd openlijk gesproken. En als het gebeurt, ben Ik erbij."

Jesaja zegt: De Heer en zijn Geest hebben mij gestuurd. 17 Dit zegt de Heer, jullie Redder, de Heilige God van Israël: "Ik ben jullie Heer God. Ik leer jullie hoe jullie moeten leven zodat het goed met jullie zal gaan. Ik leid jullie. 18 Hadden jullie maar naar mijn wetten en leefregels geluisterd! Dan zouden jullie vrede hebben. Vrede die altijd blijft, zoals een rivier altijd blijft stromen. Vrede zonder einde, zoals de golven van de zee. 19 Dan zou jullie familie ná jullie zo ontelbaar zijn geworden als het zand langs de zee, zo ontelbaar als de zandkorrels van het strand. Ze zouden voor altijd zijn blijven bestaan en niet vernietigd zijn.

20 Vertrek uit Babel! Vlucht weg van de Babyloniërs! Maak juichend bekend en laat op de hele aarde horen: 'De Heer heeft zijn volk bevrijd! 21 Ze hadden geen dorst toen Hij hen door de woestijn leidde. Hij liet voor hen water uit de rots komen. Want Hij spleet de rots, zodat er water uit stroomde.'

22 Maar de mensen die zich niets van Mij aantrekken, hebben geen vrede, zegt de Heer."

God kondigt aan dat Hij door zijn dienaar zijn volk en Jeruzalem zal redden

49 Jesaja zegt: Luister naar mij, landen langs de kust. Luister, volken in de verte. De Heer heeft mij geroepen, nog voordat ik geboren werd. Toen gaf Hij mij al mijn naam. Hij beschermde mijn leven. Hij maakte mijn mond zo scherp als een zwaard. Hij maakte van mij een scherpe pijl en stak mij in zijn pijlkoker. Hij zei tegen mij: "Jij bent mijn dienaar, Israël. Door jou zal Ik laten zien hoe geweldig en machtig Ik ben."[c]

Maar ik zei: 'Ik heb me voor niets zo moe gemaakt. Ik heb me voor niets zo ingespannen.' Maar de Heer zal voor mij opkomen. Hij zal mij belonen. De Heer heeft mij geboren laten worden om zijn dienaar te zijn. Hij zegt dat ik het volk Israël naar Hem terug zal brengen. Dat ik Israël weer bij Hem zal verzamelen. Maar Israël zal zich niet láten verzamelen. Toch zal de Heer mij eren. Mijn God zal mijn kracht zijn.

Verder zei de Heer: "Je bent mijn dienaar. Maar niet alleen om de stammen van Israël weer bij elkaar te brengen. En niet alleen om het overblijfsel van Israël weer terug te brengen. Je zal nog iets veel groters doen. Ik maak je ook tot een licht voor alle volken. Door jou zal Ik alle mensen van de hele aarde redden. Dit zegt de Heer, de Redder van Israël, de Heilige God, tegen zijn dienaar: De mensen zullen niets van je willen weten. Je zal de slaaf zijn van heersers. Maar koningen zullen je zien en van hun troon opstaan om jou te eren. En ze zullen zich vol aanbidding neerbuigen, vol ontzag voor Mij, de trouwe Heer, de Heilige God van Israël, die jou heeft uitgekozen."

Dit zegt de Heer: "Op de juiste tijd zal Ik naar je luisteren. Op de juiste tijd zal Ik je redden. Ik zal je beschermen. Door jou zal Ik een verbond sluiten met het volk. Door jou zal Ik doen wat Ik heb beloofd: Ik zal het land weer herstellen. Ik zal de verwoeste eigendommen weer teruggeven. Jij zal tegen gevangenen zeggen: 'Kom naar buiten!' Tegen mensen die in het donker zitten, zul je zeggen: 'Kom tevoorschijn!' " Overal waar ze komen, zullen ze te eten hebben. Op de heuvels zullen ze te eten hebben. 10 Ze zullen geen honger of dorst hebben. Ze zullen geen last hebben van de hitte van de zon. Want hun Redder zal hen leiden. Hij zal hen naar waterbronnen brengen. 11 En Ik zal al mijn bergen in een vlakte veranderen. Mijn wegen zullen vlak zijn. 12 Let op, de mensen zullen uit verre landen komen. Sommigen uit het noorden en westen, anderen uit Sinim in het zuiden van Egypte. 13 Juich, hemel! Roep het uit, aarde! Jubel, bergen! Want de Heer heeft zijn volk getroost. Hij zal de mensen uit hun ellende redden."

God is Jeruzalem niet vergeten

14 De Heer zegt: "Maar Jeruzalem zegt: 'De Heer heeft mij in de steek gelaten. Hij is mij vergeten.' 15 Maar kan een vrouw haar baby vergeten? Zou ze niet meer voor haar eigen kind zorgen? Maar zelfs als zíj haar kind zou kunnen vergeten, Ík zal jou nooit vergeten, Jeruzalem! 16 Kijk, Ik heb je naam in mijn handen geschreven. Ik let aldoor op je veiligheid. 17 Je bewoners zullen weer naar je terugkomen. Je vijanden en verwoesters zullen uit je wegvluchten. 18 Kijk maar rond: je bewoners verzamelen zich en komen allemaal naar je terug. Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer: Je zal weer zo mooi worden als een bruid met al haar sieraden om. Je bewoners zullen je sieraden zijn.

19 Nu zijn er nog puinhopen. De steden zijn verwoest en de velden zijn vernield. Maar je veroveraars zullen wegvluchten. Je land zal amper groot genoeg zijn voor al je bewoners. 20 En je bewoners die als gevangenen uit je weggehaald waren, zullen tegen je zeggen: 'Het is hier te klein. Geef ons meer ruimte, zodat we kunnen wonen.' 21 En je zal bij jezelf zeggen: 'Waar komen al die mensen toch vandaan? Ik had toch niemand meer? Iedereen was toch gevangen meegenomen? Ik was toch leeg en alleen? Ik was toch eenzaam en verlaten achtergebleven? Waar komen ze toch vandaan?'

22 Dit zegt de Heer: Let op, Ik zal met mijn hand de volken een teken geven. Ik zal voor hen mijn vlag neerzetten. Ze zullen het zien en je bewoners weer terugbrengen, zoals je kinderen op de arm of op de schouders meeneemt. 23 Koningen zullen voor je zorgen en koninginnen zullen je voeden. Ze zullen zich diep voor je buigen en je dienen. Dan zul je toegeven dat Ik de Heer ben. Je zal toegeven dat iedereen die op Mij vertrouwt, niet teleurgesteld zal worden. 24 Misschien zeg je: Is het dan mogelijk om een sterk mens zijn buit af te nemen? Kunnen zijn gevangenen dan aan hem ontsnappen? 25 Maar de Heer zegt: Ja, de buit zal van de sterke worden afgenomen. En de gevangenen van de machtige, wrede heerser zullen aan hem ontsnappen. Want Ik zal Zelf strijden tegen de mensen die tegen jou strijden. Ik zal Zelf je bewoners redden. 26 En je vijanden zullen elkaar doden. Ze zullen elkaar ombrengen. Ze zullen dronken van het bloed worden, zoals je dronken wordt van wijn. Iedereen zal weten dat Ik, de Heer, je Redder ben, je Bevrijder, de Machtige God van Jakob."

God legt uit waarom Hij Jeruzalem straft

50 Dit zegt de Heer: "Heb Ik jullie moeder (Jeruzalem) met een echtscheidings-brief weggestuurd omdat Ik van haar wilde scheiden? Heb Ik jullie als slaven aan mijn schuldeisers verkocht omdat Ik schulden moest afbetalen? Nee, let op: Ik heb jullie verkocht omdat jullie zo ongehoorzaam waren! En Ik heb jullie moeder weggestuurd omdat ze zulke slechte dingen deed! Waarom was er niemand toen Ik kwam? Waarom antwoordde er niemand toen Ik riep? Ben Ik dan te zwak om te bevrijden? Heb Ik dan niet genoeg kracht om te redden? Let op, als Ik het wil, valt de zee droog en veranderen rivieren in een woestijn. De vissen gaan dood van de dorst en stinken, omdat er geen water meer is. Ik maak de hemel zo zwart alsof hij rouwkleren aan heeft."

De Heer helpt Jesaja bij zijn moeilijke werk

Jesaja zegt: De Heer leerde me om met mijn woorden de mensen moed in te spreken. Hij maakt me elke morgen wakker. Hij maakt dan mijn oren wakker zodat ik goed kan luisteren, net zoals een leerling goed luistert naar zijn meester. De Heer spreekt zijn woorden in mijn oor en ik gehoorzaam aan wat Hij zegt. Ik verzet mij niet. Ik laat mijn rug stukslaan door de mensen die me willen slaan. Ik laat de mensen mijn baard uit mijn wangen trekken. Ik verberg mijn gezicht niet als de mensen me in het gezicht willen spugen. Want de Heer helpt me. Daarom hoef ik me niet te schamen. Daarom maak ik mijn gezicht zo hard als steen en vertrek ik geen spier. Want ik weet dat de Heer mij niet teleur zal stellen. Hij is dicht bij mij. Hij zegt dat ik onschuldig ben. Wie zal mij dan beschuldigen? Laten we samen naar de rechter gaan. Wie wil het tegen mij opnemen? Laat hij maar komen! Want de Heer helpt mij. Wie zal mij dan schuldig verklaren? Let op, ze zullen allemaal als sneeuw voor de zon verdwijnen.

10 Wie van jullie heeft diep ontzag voor de Heer? Wie luistert er naar de stem van mij, zijn dienaar? Als iemand in het aardedonker wandelt en nergens een lichtpuntje ziet, moet hij op zijn Heer God vertrouwen. 11 Maar jullie steken zelf een vuur aan om licht te hebben. Jullie omringen je met gloeiende spaanders. Let op: daarom zullen jullie in je eigen vuur terechtkomen. Jullie zullen door je eigen spaanders in brand worden gezet.[d] Dat gebeurt omdat de Heer dat wil. Jullie zullen sterven van de pijn.

De mensen hoeven niet bang te zijn voor hun vijanden als de Machtige God hen beschermt

51 De Heer zegt: "Als je verlangt naar rechtvaardigheid, als je verlangt naar Mij, luister dan naar Mij. Kijk eens naar de rots waaruit jullie gehakt zijn. Kijk eens naar de put waaruit jullie opgegraven zijn. Ik bedoel jullie voorouders Abraham en Sara, uit wie jullie zijn ontstaan. Ik riep Abraham toen hij nog geen kinderen had. Ik was goed voor hem en maakte hem tot een groot volk.

Ik zal Jeruzalem troosten. Ik zal de mensen troosten die daar tussen de puinhopen wonen. Ik zal de stad weer als het paradijs maken, als de tuin van de Heer. De stad zal weer vol blijdschap en vreugde zijn, vol dankliederen en muziek.

Mijn volk, luister naar Mij. Spits je oren. Want Ik zal mijn wet geven. Ik zal rechtspreken. Dat zal een licht voor de volken zijn. Binnenkort zal Ik jullie redden. Mijn redding is onderweg. Ik zal rechtspreken over de volken. De landen langs de kust zullen op Mij vertrouwen. Ze zullen er op vertrouwen dat Ik hen help en red.

Kijk naar de hemel boven. Kijk naar de aarde beneden. De hemel zal verdwijnen als rook. De aarde zal verslijten als een kledingstuk. De bewoners van de aarde sterven als vliegen. Maar mijn redding zal voor eeuwig duren en mijn overwinning zal voor eeuwig blijven bestaan.

Mijn volk, jullie kennen mijn rechtvaardigheid. Jullie kennen mijn wet in jullie hart. Luister nu naar Mij. Wees niet bang voor de spot en de schande van mensen. Wees niet bang als ze jullie uitlachen. Want zij zullen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Maar Ik ben voor eeuwig rechtvaardig. Mijn redding blijft door de eeuwen heen bestaan."

Jesaja zegt: Word wakker, Heer! Word wakker! Grijp uw wapens, Heer! Kom voor ons op, zoals vroeger in de tijd van onze verre voorouders. U heeft toen het monster Rahab neergestoken.[e] U heeft de zeedraak gedood. 10 U heeft de waterdiepten laten opdrogen. U heeft de zee veranderd in een weg voor de mensen die U wilde redden. 11 Zo zullen ook de mensen die door U zijn vrijgekocht, jubelend naar Jeruzalem terugkomen. Ze zullen voor eeuwig stralen van vreugde. Ze zullen één en al blijdschap zijn. Verdriet en gezucht zullen wegvluchten.

12 De Heer zegt: "Ik, Ik ben het die jullie troost, bewoners van Jeruzalem! Waarom zijn jullie zo bang voor een sterfelijk mens? Een mens die uiteindelijk net zo snel verdwijnt als het gras? 13 Jullie vergeten Mij, de Heer, jullie Maker, die de aarde stevig neerzette en de hemel als een tent daarboven opzette. Jullie zijn de hele dag bang. Bang voor het geweld van de vijand wanneer hij op weg is om jullie te vernietigen! Maar waar is het geweld van de vijand? 14 Snel zullen de gevangenen uit de kerker worden bevrijd. Ze zullen niet in het dodenrijk terechtkomen. Ze zullen nergens gebrek aan hebben. 15 Want Ik ben jullie Heer God. Ik splijt de zee, zodat de golven bruisen en schuimen. Mijn naam is: Heer van de hemelse legers. 16 Ik geef jullie mijn woorden. Ik bedek jullie met mijn hand om jullie te beschermen. Ik, die de hemel opzet als een tent en de aarde stevig neerzet, zeg tegen de bewoners van Jeruzalem: Jullie zijn mijn volk.

17 Word wakker, Jeruzalem, word wakker, sta op! Je hebt de wijnbeker met mijn straf tot op de bodem leeggedronken. 18 Van al je bewoners was er niemand die jou goed leiding gaf. Niemand van hen zorgde goed voor jou. 19 Dit is er met je gebeurd: verwoesting en ellende, honger en geweld. Niemand heeft medelijden met je. Hoe kan Ik je troosten? 20 Je bewoners liggen gewond en verslagen in de straten, als dieren in een valkuil. Ze zijn neergeslagen door mijn woede.

21 Jeruzalem, je bent er slecht aan toe! Je wankelt alsof je dronken bent, maar je bent niet dronken van wijn. Luister nu goed! 22 Dit zegt je Heer God, die zijn volk in zijn rechtszaak zal verdedigen: Ik neem de beker met de wijn van mijn straf weer uit je hand. Je hoeft er niet langer uit te drinken. 23 Ik zal hem nu aan je vijanden geven. Ik zal hem geven aan de mensen die tegen je zeiden: 'Ga op de grond liggen zodat we je kunnen vertrappen.' En je liet over je heenlopen, alsof je rug de straat was voor de mensen die daarover wilden gaan."

Footnotes

  1. Jesaja 47:9 Babel werd onverwachts, in één nacht, veroverd door het leger van Medië en Perzië. Lees Daniël 5:1,5,25-30.
  2. Jesaja 48:14 Hier wordt koning Kores van Perzië mee bedoeld. Maar óók wordt hiermee Jezus bedoeld. Aan het eind van de tijd zal Jezus voorgoed afrekenen met de vijanden van zijn volk.
  3. Jesaja 49:3 Het is niet duidelijk tegen wie de Heer hier spreekt en wie de 'ik' in de volgende verzen is. Het kan Jesaja zijn, of Israël, of de beloofde Redder: de Messias. Het lijkt een beetje door elkaar te lopen.
  4. Jesaja 50:11 Met dat vuur en die gloeiende spaanders worden zelfbedachte oplossingen bedoeld om uit de ellende te komen.
  5. Jesaja 51:9 'Rahab' betekent 'chaos'. Hiermee wordt Egypte bedoeld. Rahab was in oude verhalen het monster van de chaos (Handboek bij de Bijbel, derde druk 1977, p. 321)