Add parallel Print Page Options

De vrede van God

57 Rechtvaardige mensen verdwijnen, de vromen sterven te vroeg, maar niemand schijnt zich er iets van aan te trekken of zich af te vragen waarom dat gebeurt. Niemand schijnt te beseffen dat God hen wegneemt voordat de kwade dagen komen. Zij zullen in vrede rusten, allen die in hun leven de rechte weg bewandelen. Maar u: kom hier, heksenzonen, kinderen van echtbrekers en overspelige vrouwen! Wie bespot u? Tegen wie trekt u gezichten en steekt u de tong uit? Kinderen van zondaars en leugenaars! Met veel overgave aanbidt u uw afgoden in de schaduw van elke boom en in de dalen slacht u uw kinderen als mensenoffers onder de overhangende rotsen. De gladde stenen in de dalen zijn uw goden. U aanbidt ze en zij, niet Ik, zijn uw erfenis. Moet dit alles Mij gelukkig maken? 7,8 U hebt overspel gepleegd op de heuveltoppen, want u aanbidt daar uw afgoden en laat Mij in de steek. Achter gesloten deuren zet u uw afgodsbeelden op en aanbidt niet Mij, maar iemand anders. Dat is overspel, want u geeft deze afgoden uw liefde in plaats van Mij lief te hebben. U bracht geurig reukwerk en parfum als geschenk naar Moloch. U hebt ver gereisd, zelfs naar het dodenrijk, om nieuwe goden te vinden van wie u kon houden. 10 U werd moedeloos tijdens het zoeken, maar u gaf het niet op. U sprak uzelf moed in en ging door. 11 Waarom was u banger voor hen dan voor Mij? Hoe is het mogelijk dat u zelfs geen moment aan Mij hebt gedacht? Ben Ik te vriendelijk geweest, zodat u voor Mij geen angst voelt? 12 En dan zijn daar uw ‘gerechtigheid’ en uw ‘goede werken’, maar die zullen u niet redden. 13 Laten we maar eens kijken of uw hele verzameling afgoden u kan helpen als u schreeuwt om hulp! Zij zijn zo zwak dat de wind ze zonder moeite wegblaast! Ze tuimelen al om van een ademtocht.

Maar wie op Mij vertrouwt, zal het land bezitten en mijn heilige berg erven. 14 Ik zal zeggen: herstel de weg! Haal de rotsen en stenen weg! Maak een goed begaanbare hoofdweg klaar voor de terugkomst van mijn volk uit gevangenschap. 15 De hoge en doorluchtige, die de eeuwigheid bewoont, de Heilige, zegt: Ik leef in die hoge en heilige plaats, maar ook bij ieder die berouwvol en nederig is, Ik verfris de nederigen en geef nieuwe moed aan mensen met een berouwvol hart. 16 Want Ik zal niet altijd tegen u vechten, noch voor altijd mijn toorn op u loslaten. Als Ik dat deed, zou de hele mensheid verdwijnen, mensen die Ik Zelf gemaakt heb. 17 Ik was boos en sloeg deze begerige mensen neer. Maar zij gingen gewoon door met zondigen en deden alles wat hun zondige hart wilde. 18 Ik heb gezien wat zij doen, maar toch zal Ik hen genezen! Ik zal hen leiden en troosten, hen helpen met berouw hun zonden te belijden. 19 Vrede, vrede voor hen, dichtbij en veraf, want Ik zal hen allemaal genezen. 20 Maar zij die Mij blijven afwijzen, zijn als de rusteloze zee die nooit stilligt, maar altijd modder en vuil opwoelt. 21 Voor hen, zegt mijn God, is er geen vrede!

Godsdienst of dienst aan God

58 Roep met alle kracht, laat uw stem klinken als een bazuin, wijs mijn volk op zijn overtredingen, vertel de nakomelingen van Jakob hun zonden.

Wat zijn zij toch vroom! Zij komen elke dag naar mijn tempel en luisteren graag naar het voorlezen van mijn wetten—net alsof zij eraan gehoorzamen, alsof zij de geboden van hun God niet verachten! Wat doen zij hun best hun godsdienst correct te bedrijven, o wat houden zij van de tempeldiensten!

‘Wij hebben voor U gevast,’ zeggen zij. ‘Waarom bent U niet onder de indruk? Waarom ziet U onze offers niet? Waarom luistert U niet naar onze gebeden? Wij hebben onszelf goed onderzocht en ons vernederd, maar U ziet het helemaal niet!’ Ik zal u vertellen waarom! Omdat u zelfs onder het vasten nog bezig bent met verkeerde zaken en uw arbeiders opjaagt. Welk nut heeft vasten als u blijft ruziën en vechten? Dat soort vasten doet weinig goed in mijn ogen. Is dit wat Ik wil? Dit soort inkeer, dit buigen als riet in de wind, dragen van rouwkleding en het uzelf bedekken met as? Noemt u dat vasten, een dag waaraan Ik welgevallen heb?

Nee, het soort vasten dat Ik van u verlang, is dat u uw band met de zonde verbreekt. Dat u zich bevrijdt van het kwaad. Dat u ophoudt uw arbeiders uit te buiten, hen eerlijk behandelt en hun geeft waar zij recht op hebben. Ik wil dat u uw voedsel deelt met de hongerigen en dat u hulpelozen, armen en ontheemden in uw huizen ontvangt. Geef kleren aan wie het koud hebben en verberg u niet voor familieleden die uw hulp nodig hebben.

Dan zult u stralen als de morgenzon. U zult snel genezen, uw vroomheid zal u voorthelpen, goedheid zal als een schild voor u zijn en de glorie van de Here zal u van achteren beschermen. Dan zal de Here antwoorden als u roept. ‘Ja, hier ben Ik,’ zal Hij direct zeggen. Alles wat u moet doen, is de boosheid uit uw midden wegdoen, ophouden de zwakken te onderdrukken, ophouden valse beschuldigingen te uiten en niet langer slechte geruchten verspreiden! 10 Geef de hongerigen te eten! Help mensen die in moeilijkheden zitten! Dan zal uw licht vanuit de duisternis schijnen en de duisternis om u heen zal zo helder worden als het licht overdag. 11 En de Here zal u onophoudelijk leiden, in uw behoeften voorzien met goede dingen en u gezond houden, dan zult u lijken op een tuin met voldoende water, een altijd opborrelende bron. 12 Uw zonen zullen de lang geleden verlaten ruïnes van uw steden herbouwen en u zult bekend worden als ‘het volk dat zijn muren en steden herbouwt.’ 13 Als u de sabbat in ere houdt, u niet verdiept in uw eigen zaken en pleziertjes, maar van de sabbat geniet en hem met genoegen ‘de heilige dag van de Here’ noemt en als u de Here met uw doen en laten eert, niet uw eigen verlangens en pleziertjes volgt en niet ijdel praat, 14 dan zal de Here uw lust en uw leven zijn en Ik zal u verhogen. Ik zal uw leven op een hoger plan brengen, zodat u volop geniet van de zegeningen die Ik beloofde aan Jakob, uw vader. Ik, de Here, heb het beloofd.

Zonde als oorzaak

59 Luister! De Here is niet te zwak om u te redden. En Hij is ook niet plotseling doof geworden! Hij hoort u wel als u roept! Het probleem is echter dat uw zonden u gescheiden houden van God. Vanwege de zonde heeft Hij zijn gezicht van u afgekeerd en wil Hij niet meer luisteren. Want uw handen zijn moordenaarshanden en uw vingers zijn bevuild door de zonde, u liegt en bedriegt. Niemand wil eerlijk en oprecht zijn. De dingen die u voor de rechtbank beweert, berusten op leugens, u besteedt uw tijd aan het uitbroeden van slechte plannen en de uitvoering ervan. Uw boze plannen zijn als eieren van een adder. Als zij worden uitgebroed, komt er een giftige slang uit voort. Uw zonden zijn als spinnenwebben waarvan geen kleding kan worden gemaakt. Alles wat u doet, is doortrokken van zonde, geweld is uw belangrijkste kenmerk. Uw voeten snellen naar de zonde en er wordt gemakkelijk onschuldig bloed vergoten, uw gedachten zijn uitsluitend op zonden gericht. Waar u ook gaat, laat u een spoor van ellende en dood achter. U weet niet wat werkelijke vrede is, noch wat het betekent rechtvaardig en goed te zijn, u doet voortdurend kwaad en zij die u volgen, zullen geen vrede kennen, net zomin als u.

Daarom is het recht ver van ons, gerechtigheid wordt niet bij ons gevonden. Wij zien uit naar het licht, maar de duisternis houdt ons gevangen. Wij verwachten uitzicht, maar rondom ons is de nacht. 10 Als blinden tasten wij langs de wand. Wij zoeken houvast als mensen die geen ogen hebben. Midden op de dag struikelen wij alsof het donker is. Wij zwerven in de wildernis en lijken sprekend op doden. 11 Wij allen grommen als hongerige beren, wij maken geluiden als het gekir van duiven. Wij hopen dat ons recht zal worden gedaan, maar het gebeurt niet. Wij hopen op redding, maar ook die blijft uit. 12 Want onze zonden blijven zich opstapelen voor de rechtvaardige God en getuigen tegen ons. Ja, wij weten wat een zondaars wij zijn.

13 Wij kennen onze ongehoorzaamheid. Wij hebben de Here, onze God, verloochend. Wij weten hoe opstandig en oneerlijk wij zijn, want wij kiezen onze leugens met zorg. 14 Onze gerechtshoven doen de rechtvaardige onrecht, eerlijkheid is een onbekend verschijnsel voor ons. De waarheid valt dood neer in de straten en oprechtheid heeft geen enkele waarde. 15 Ja, de waarheid is verdwenen en iemand die het verkeerde nalaat, wordt al snel aangevallen.

De Here zag al de boosheid en het was verkeerd in zijn ogen, omdat niemand voor het recht opkwam. 16 Hij zag dat niemand u hielp en vroeg Zich af waarom niemand tussenbeide kwam. Daarom ondernam Hij Zelf stappen om u te redden door zijn machtige kracht en gerechtigheid. 17 Hij deed de gerechtigheid aan als pantser en zette de helm van het heil op zijn hoofd. Hij kleedde Zich met een mantel van vergelding en toorn. 18 Hij zal zijn vijanden hun slechte daden betaald zetten, toorn voor zijn tegenstanders in verre landen. 19 En uiteindelijk zullen zij de naam van God van oost tot west vrezen en verheerlijken. Want Hij zal komen als een vloedgolf, voortgedreven door de adem van de Here. 20 Hij komt als bevrijder naar Sion, naar alle nakomelingen van Jakob die zich van de zonde hebben afgekeerd. 21 ‘Dit verbond sluit Ik met hen,’ zegt de Here, ‘mijn Geest, die op u rust, zal u niet verlaten, ook de woorden die u namens Mij spreekt, zullen steeds bij u zijn. Ook bij uw kinderen en kleinkinderen, voor altijd en eeuwig.’

De terugkeer naar huis

60 Sta op, mijn volk! Laat uw licht schijnen, zodat alle volken het zien! Want de glorie van de Here stroomt over u heen. Een duisternis, zwart als de nacht, zal alle volken van de aarde omhullen, maar de glorie van de Here zal van u afstralen. Alle volken zullen op uw licht afkomen, machtige koningen zullen komen om te zien hoe de glorie van de Here op u rust. Sla uw ogen omhoog en kijk! Want uw zonen en dochters komen vanuit verre landen terug naar huis. Uw ogen zullen glinsteren van vreugde, uw hart zal trillen van blijdschap, want kooplui uit de hele wereld zullen naar u toestromen en u de rijkdommen van vele landen brengen. U zult grote aantallen kamelen zien komen, evenals dromedarissen uit Midjan en Seba en Hefa die goud en reukwerk brengen ter meerdere eer en glorie van God. De kudden van Kedar zullen aan u worden gegeven en de rammen van Nebajot zullen naar mijn altaar worden gebracht, die dag zal Ik mijn glorieuze tempel verheerlijken.

Wie zijn dat, die als wolken naar Israël vliegen? Als duiven naar hun nest? Schepen uit vele landen, de beste die er zijn om de zonen van Israël van ver weg weer naar huis terug te brengen en zij hebben al hun rijkdommen bij zich. Want de Heilige van Israël, over de hele wereld bekend, heeft u in de ogen van iedereen verheerlijkt. 10 Buitenlanders zullen komen en uw steden bouwen, koningen zullen u hulp sturen. Want ook al vernietigde Ik u in mijn toorn, Ik zal genadig voor u zijn door mijn welbehagen. 11 Uw poorten zullen dag en nacht openstaan om de rijkdommen van vele landen door te laten. De koningen van de hele wereld zullen tot uw beschikking staan. 12 Want de volken die weigeren uw bondgenoot te zijn, zullen verdwijnen, zij zullen worden vernietigd. 13 De glorie van de Libanon zal uw eigendom zijn, de bossen met cipressen, platanen en dennenbomen, om mijn heiligdom te verfraaien. Mijn tempel zal schitterend zijn. 14 De zonen van uw onderdrukkers zullen komen en voor u buigen! Zij zullen uw voeten kussen! Zij zullen Jeruzalem de ‘stad van de Here’ en ‘glorieuze berg van de Heilige van Israël’ noemen.

15 Eens werd u veracht en gehaat en niemand wilde uw vriend zijn. Nu zal aan ieder uw schoonheid blijken. Tot een vreugde voor alle generaties van de wereld zal Ik u maken. 16 Sterke koningen en machtige volken zullen u hun beste producten brengen om in al uw behoeften te voorzien en u zult dan weten en volkomen begrijpen dat Ik, de Here, uw redder en verlosser ben, de Machtige van Israël. 17 Ik zal uw koper inruilen voor goud, uw ijzer voor zilver, uw hout voor koper, uw stenen voor ijzer. Vrede en gerechtigheid zullen uw heersers zijn! 18 Het geweld zal uit uw land verdwijnen, er zal geen verwoesting of verderf in uw gebied worden gevonden. Uw muren zullen heil zijn en uw poorten lof. 19 U zult de zon en de maan niet langer nodig hebben om u licht te geven, want de Here, uw God, zal uw eeuwige licht zijn. Hij zal uw glorie zijn. 20 Uw zon zal nooit ondergaan en de maan zal niet afnemen, want de Here zal uw eeuwige licht zijn. Uw dagen van rouw zullen tot een einde komen. 21 Uw hele volk zal goed zijn. Zij zullen hun land voor eeuwig bezitten, want Ik zal hen daar met mijn eigen handen planten, dat zal Mij glorie brengen. 22 Het kleinste gezin zal uitgroeien tot een grote familie, de kleine groep zal een machtig volk worden. Ik, de Here, zal het allemaal laten gebeuren als de tijd ervoor aangebroken is.

Vreugde in plaats van rouw

61 De Geest van God de Here rust op mij, omdat de Here mij heeft gezalfd tot brenger van goed nieuws aan mensen die lijden en worden onderdrukt. Hij heeft mij gestuurd om mensen met gebroken harten te troosten, voor gevangenen vrijlating uit te roepen en hen die opgesloten zitten, te bevrijden. Hij heeft mij gestuurd om aan mensen in de rouw te vertellen dat de tijd van Gods genade voor hen is gekomen, maar ook de dag van zijn toorn tegen hun vijanden. Aan allen die in Israël rouwen, geeft Hij schoonheid in plaats van as, vreugde in plaats van rouw, lof in plaats van neerslachtigheid. Want God heeft hen geplant als sterke en rechtvaardige eiken ter wille van zijn eigen glorie.

Zij zullen de oude ruïnes herbouwen, steden restaureren die lang geleden werden verwoest en deze opnieuw tot leven brengen, ook al hebben zij vele generaties lang in puin gelegen. Buitenlanders zullen uw dienaars zijn, zij zullen uw kudden voederen, uw land ploegen en uw wijngaarden verzorgen. U zult priesters van de Here, helpers van onze God, worden genoemd. U zult worden gevoed met de rijkdommen van de volken en u zult u op hun schatten beroemen. In plaats van schaamte en schande zult u een dubbele hoeveelheid voorspoed en eeuwige vreugde krijgen. Want Ik, de Here, houd van gerechtigheid, Ik haat roof en het kwaad. Ik zal mijn volk trouw belonen en een eeuwigdurend verbond met hen sluiten. Hun nakomelingen zullen bekend en beroemd zijn onder de volken, iedereen zal beseffen dat zij een volk vormen dat door God is gezegend.

10 Laat mij u vertellen hoe gelukkig God mij heeft gemaakt! Want Hij heeft mij gekleed in gewaden van heil en een mantel van gerechtigheid over mijn schouder gelegd. Ik lijk wel een bruidegom in zijn trouwpak of een bruid met haar sieraden. 11 God de Here zal de volken van de wereld zijn gerechtigheid laten zien, allen zullen Hem loven. Als een bloeiende boom of als een tuin, vroeg in de lente, vol met jonge planten die overal opschieten, zo zal God, de Here, gerechtigheid doen voortkomen onder alle volken.

God veroordeelt de leiders van zijn volk (vervolg)

57 Jesaja zegt: Goede mensen worden gedood en niemand trekt het zich aan. Mensen die leven zoals God het wil, worden vermoord en niemand kijkt naar ze om. Niemand bedenkt dat dat gebeurt doordat er onrecht is. Maar die vermoorde mensen hebben wel rust gekregen: de rust van de dood. Maar de Heer zegt tegen de bewoners van Jeruzalem: "Jullie moeder (Jeruzalem) houdt zich bezig met waarzeggerij! En jullie zijn ontrouw aan Mij! Kom nu hier! Over wie maken jullie je vrolijk? Wie schelden jullie uit? Tegen wie steken jullie je tong uit? Jullie zijn door en door slecht. Jullie zijn leugenaars. Jullie aanbidden allerlei goden onder de eikenbomen en onder elke grote boom. Jullie houden daar seksfeesten. Jullie slachten kinderen in de dalen en ravijnen als offer aan jullie goden. Jullie lezen de toekomst uit de gladde stenen in de beek. Jullie offeren er brood en wijn. Zou Ik doen alsof dat niet erg is? Jullie hebben op de bergen andere goden aanbeden en vereerd met jullie offers. Aan jullie deurposten en deuren hebben jullie amuletten opgehangen.[a] Jullie lopen bij Mij weg en hebben seks met allerlei vrouwen. Jullie slaan je bed wijd open! Jullie doen van alles wat Ik verboden heb. Jullie brengen olie en allerlei heerlijke zalven naar de god Moloch. Jullie sturen boodschappers naar verre landen om met hen een verbond te sluiten, zelfs naar het dodenrijk. 10 Jullie zijn moe van jullie lange reizen, maar toch gaan jullie ermee door. Steeds weer vinden jullie kracht om verder te gaan. Daarom geven jullie het niet op.

11 Voor wie waren jullie zo bang, dat jullie logen en ontrouw aan Mij werden en Mij verlieten? Jullie hebben zelfs niet aan Mij gedacht! Heb Ik zo lang gezwegen, dat jullie geen ontzag meer voor Mij hadden? 12 Ik zal jullie laten zien wat jullie aan het doen zijn. En wat jullie doen, zal jullie dan niet kunnen redden. 13 Laat jullie eigen verzameling goden je maar komen redden als jullie om hulp schreeuwen. Maar de wind zal jullie goden meenemen. Eén windvlaag blaast hen allemaal weg. Maar mensen die op Mij vertrouwen, zullen in het land mogen blijven wonen. Mijn heilige berg zal van hen zijn. 14 De mensen zullen zeggen: 'Maak de weg vrij! Maak de weg vrij! Haal alle stenen van de weg af, zodat mijn volk niet zal struikelen.'

15 Dit zegt de Hoogverheven God, die voor eeuwig op de troon zit. Ik ben de Heilige God. Ik woon in de hoge, heilige hemel. Ik woon óók bij de mensen die nederig begrijpen dat ze Mij nodig hebben. Bij de mensen die bij Mij terugkomen en Mij voortaan van harte willen gehoorzamen. Hun zal Ik nieuw leven geven. 16 Want Ik zal niet voor altijd boos blijven. Als Ik altijd boos zou blijven, zouden jullie niet kunnen blijven leven. Terwijl Ik jullie toch het leven heb gegeven. 17 Ik was boos op jullie omdat jullie hebzuchtig waren. Daarom strafte Ik het volk. In mijn woede verborg Ik Mij voor hen. Maar de mensen bleven gewoon hun eigen gang gaan. 18 Ik zie wel wat ze doen, maar toch zal Ik hen genezen. Ik zal hen leiden en troosten. De mensen die spijt hebben en anders gaan leven, zal Ik leiden en troosten. 19 Ik zal ervoor zorgen dat ze Mij voortaan prijzen en danken. Ik geef hun vrede. Vrede voor hen die ver weg zijn (de niet-Joden), en vrede voor hen die dichtbij zijn (de Joden). En Ik zal hen genezen. 20 Maar de mensen die zich niets van Mij aantrekken, zijn zo rusteloos als de zee die wordt opgezweept door de wind. De zee komt nooit tot rust: altijd woelen de golven modder en zand op."[b]

21 Jesaja zegt: Mijn God zegt: "De mensen die zich niets van Mij aantrekken, hebben geen vrede."

Godsdienst zoals God het bedoeld heeft

58 De Heer zei tegen mij: "Roep zo hard als je kan. Houd je niet in. Roep met een stem zo luid als een trompet naar mijn volk Israël wat ze allemaal voor slechte dingen doen. Vertel hun hoe slecht ze zijn. Elke dag komen ze bij Mij. Ze lijken ernaar te verlangen Mij te kennen. Ze vragen Mij om goed voor hen te zijn omdat ze vinden dat ze daar recht op hebben. Ze lijken graag bij Mij te willen zijn. En ze zeggen verbaasd: 'We slaan op vaste dagen het eten over, maar U ziet het niet eens. We doen moeite voor U, maar U let er niet op!'

Maar Ik zeg tegen mijn volk: Op de dagen dat jullie het eten overslaan, doen jullie gewoon waar jullie zin in hebben in plaats van dat jullie spijt hebben van jullie slechtheid. Ook zetten jullie je arbeiders gewoon aan het werk in plaats van dat jullie hun vrij geven zoals de wet zegt.[c] In de tijd dat jullie niet eten, maken jullie ruzie met elkaar en vechten jullie. Zo heb Ik het niet bedoeld. Daarom luister Ik niet naar jullie gebeden. Heb Ík soms tegen jullie gezegd dat jullie de hele dag je hoofd moeten laten hangen? Dat jullie rouwkleren moeten dragen en op as moeten slapen? Moet Ik dáár blij mee zijn?

Als jullie Mij werkelijk willen dienen, zorg dan voor rechtvaardigheid in het land. Haal het juk[d] waaronder de mensen gebukt gaan, van hun schouders af. Laat de verdrukte mensen vrij. Verbreek elk juk. Geef eten aan de mensen die honger hebben. Geef onderdak aan vluchtelingen. Geef kleren aan de mensen die geen kleren hebben. Wees goed voor je volksgenoten. Dán zal het goed met jullie gaan. Dan zal de zon weer in jullie leven opgaan. Dan zal alle ellende snel voorbij zijn. Mijn goedheid zal voor jullie uit gaan. Mijn macht en majesteit zal jullie beschermen. Als jullie Mij dán roepen, zal Ik jullie antwoorden. Als jullie om hulp schreeuwen, zal Ik zeggen: 'Kijk, IK BEN!'[e]

Stop met elkaar te verdrukken, te beschuldigen en leugens over elkaar te vertellen. 10 Geef eten aan de mensen die honger hebben. Zorg voor de arme mensen. Dan zal in deze donkere tijd het licht weer voor jullie doorbreken. Jullie nacht zal veranderen in klaarlichte dag. 11 En Ik zal jullie aldoor leiden. Ik zal jullie te drinken geven als jullie dorst hebben. Ik zal jullie lichaam weer sterk maken. Dan zullen jullie lijken op een waterrijke tuin, op een bron die altijd water geeft. 12 En jullie familie ná jullie zal de oude puinhopen weer opbouwen. Ze zullen de steden die al heel lang verwoest liggen, weer herstellen. Jullie zullen genoemd worden: 'Herbouwers van muren,' en 'Herstellers van straten'.

13 Houd je weer aan de heilige rustdag. Doe op die dag niet langer wat jullie maar willen. Geniet van mijn heilige rustdag. Houd je eraan uit ontzag voor Mij. Stop op die dag met zaken doen en met jullie dagelijkse bezigheden. Stop met al jullie lege woorden. 14 Dan zullen jullie van Mij genieten. Ik zal ervoor zorgen dat jullie weer zullen heersen over het land dat Ik aan jullie voorvader Jakob heb beloofd. Jullie zullen er weer van genieten. Ik, de Heer, heb het gezegd en Ik zal het ook doen."

God redt alleen als de mensen Hem weer willen dienen

59 Jesaja zegt: Let op, de Heer is niet te zwak om jullie te redden. Hij is niet te doof om jullie te horen. Maar jullie ongehoorzaamheid staat tussen jullie en God in. Omdat jullie niet naar Hem luisteren, luistert Hij niet naar jullie. Nee, Hij verbergt Zich voor jullie. Want er kleeft bloed aan jullie handen. Jullie zijn onrechtvaardig. Jullie liegen en bedriegen. Jullie beschuldigen onschuldige mensen. Er zijn geen eerlijke rechters. Ze geloven leugens. De getuigen liegen. De hele rechtspraak is oneerlijk en veroorzaakt ellende. De rechtspraak lijkt op een nest met slangen-eieren. Als je daarvan eet, ga je dood. En als je er op trapt, komt er een adder uit. Alles wat jullie doen, is zo waardeloos als een spinnenweb. Je hebt er niets aan. Net zoals je van spinnenwebben geen kleding kan maken. Je kan je er niet mee bedekken. Alles wat jullie doen is slecht. Overal is geweld. Jullie rennen naar het kwaad. Jullie haasten je om onschuldige mensen te doden. Jullie zitten vol misdadige plannen. Overal waar jullie komen, zaaien jullie dood en ellende. Jullie weten niet hoe jullie in vrede kunnen leven. Jullie weten niet wat rechtvaardigheid is. Alles wat jullie doen is krom. Mensen die zo leven, hebben geen vrede.

Daarom is het recht ver te zoeken. Er is geen rechtvaardigheid. We wachten op licht, maar er is alleen duisternis. We hopen op stralend zonlicht, maar we wandelen in het aardedonker. 10 We tasten als blinden naar de weg, als mensen die geen ogen hebben. We struikelen midden op de dag, alsof het schemert. We zijn in dorre plaatsen, zoals de doden. 11 We grommen als boze beren. We zijn zo treurig als koerende duiven. We hopen op recht, maar het is er niet. We wachten op redding, maar die komt maar niet.

12 We zijn zo vaak ongehoorzaam aan U. Alles wat we verkeerd hebben gedaan, beschuldigt ons. We weten dat we U ongehoorzaam zijn geweest. We hebben niet geleefd zoals U het wil. 13 We zijn ongehoorzaam en liegen tegen U. We hebben onze God verlaten. We onderdrukken anderen. We willen U niet en doen niets anders dan liegen. 14 De rechtspraak is niet langer rechtvaardig. De rechtvaardigheid is ver te zoeken. Want de waarheid wordt in de rechtszaal onderuitgehaald. De eerlijkheid mag niet meer binnen komen. 15 Zo is er geen waarheid. En mensen die weigeren hieraan mee te doen, worden vervolgd en gedood. Maar de Heer ziet al het kwaad dat er gebeurt. Hij is verontwaardigd dat er geen rechtvaardigheid meer is.

16 Hij ziet dat niemand er iets aan probeert te doen. Hij is er geschokt over. Er is niemand die voor een ander opkomt. En omdat de Heer rechtvaardig is, komt Hij Zelf te hulp. 17 Hij trekt rechtvaardigheid aan als een pantser. Redding zet Hij als een helm op zijn hoofd. Wraak trekt Hij aan als een kledingstuk. IJver slaat Hij om als een mantel. 18 Hij zal de mensen straffen voor wat ze hebben gedaan. Hij zal zijn vijanden straffen. Hij zal de landen langs de kust straffen voor hun daden. 19 Van west tot oost zullen de mensen diep ontzag hebben voor de Heer en zijn stralende macht en majesteit. Wanneer de vijand zal komen als een woeste rivier, zal de Geest van de Heer hem tegenhouden. 20 Er zal een Redder komen voor Jeruzalem en voor de mensen van het volk Israël die niet langer ongehoorzaam aan hun God zijn, zegt de Heer. 21 De Heer zegt: "Ik sluit een verbond met jullie. Mijn Geest zal op jullie zijn. En mijn woorden zal Ik in jullie mond leggen. Ze zullen voor altijd en eeuwig in jullie mond, in de mond van jullie kinderen en in de mond van jullie kleinkinderen zijn, zegt de Heer."

Jeruzalem wordt in ere hersteld

60 De Heer zegt: "Sta op, Jeruzalem, kom in het licht. Het stralende licht van de Heer zal op je schijnen. Zijn zon gaat over je op. De aarde en de volken zullen in het donker liggen. Maar op jou zal het licht van de Heer schijnen. Iedereen zal zien dat zijn stralende macht en majesteit bij je is. De volken en hun koningen zullen naar dat licht toe komen dat op jullie schijnt.

Jeruzalem, kijk eens om je heen! Let op, ze komen allemaal van ver naar je toe. Ook je bewoners worden naar je toe gebracht, zoals je kinderen op de arm meeneemt. Ze zullen bij jou verzorgd worden. Wanneer je dat ziet, zul je tranen in de ogen hebben van blijdschap. Je hart zal bonzen van vreugde. De schatten van de zee en de rijkdommen van de volken zullen naar je toe gebracht worden. Grote kudden kamelen uit Midian en Hefa[f] zullen je land bedekken. Uit Scheba zullen de mensen goud en wierook komen brengen. Ze zullen vertellen wat een geweldige dingen de Heer heeft gedaan. De schapen uit Kedar en Nebajot[g] zullen naar je toe worden gebracht. Jullie zullen ze op mijn altaar offeren en Ik zal er blij mee zijn. Ik zal mijn tempel net zo prachtig maken als vroeger.

Wie komen daar als een wolk aanvliegen, als duiven naar hun til? Schepen uit verre landen. De landen langs de kust vertrouwen op Mij. De schepen van Tarsis varen voorop. Ze zullen je bewoners van grote afstand hierheen brengen. Ze brengen zilver en goud mee voor je Heer God, de Heilige God van Israël, omdat Hij je machtig heeft gemaakt.

10 Vreemdelingen zullen je muren weer opbouwen. Koningen van andere landen zullen je dienen. Uit woede heb Ik je gestraft. Maar omdat Ik van je houd, heb Ik ook weer medelijden met je gehad. 11 Je poorten zullen altijd open staan. Dag en nacht zullen zij open staan, zodat de rijkdommen van de volken naar binnen gebracht kunnen worden. Ook hun koningen zullen als jouw krijgsgevangenen meegebracht worden. 12 Volken en koninkrijken die jou niet willen dienen, zullen worden vernietigd. Ze zullen worden verwoest.

13 De schatten van de Libanon zullen naar je toe worden gebracht: hout van cipressen, platanen en dennenbomen. Het zal worden gebruikt om mijn tempel mooi te maken. De plaats waar mijn voeten op aarde rusten[h] zal ermee versierd worden. 14 De zonen van je vijanden zullen nederig naar je toe komen. Al je vijanden zullen zich voor je voeten op de grond laten vallen. Ze zullen je noemen: 'Stad van de Heer, het Jeruzalem van de Heilige God van Israël.' 15 Vroeger was je verlaten en gehaat. Niemand wilde binnen je muren komen. Maar dan zal Ik je tot mijn sieraad maken. Door alle eeuwen heen zullen de mensen blij met je zijn. 16 De volken zullen je voedsel brengen, zoals een moeder haar kind voedt. Je zal koninklijk voedsel krijgen. Je zal weten dat Ik de Heer, je Redder ben, je Bevrijder, de Machtige God van Jakob.

17 Ik zal je koper omruilen voor goud. Je ijzer voor zilver. Je hout voor koper. Je stenen voor ijzer. Ik zal ervoor zorgen dat je leiders je in vrede zullen leiden. En dat ze rechtvaardig zullen zijn. 18 Er zal helemaal geen geweld meer zijn in je land. In je hele land zal niets meer verwoest worden. Je muren zullen 'Voorspoed' heten en je poorten 'Loflied'. 19 De zon zal overdag niet meer voor je hoeven te schijnen, en de maan 's nachts niet. Want het licht van de Heer zal voor eeuwig op je schijnen. Je God zal je licht zijn. 20 Ik ben als een zon die nooit ondergaat en als een maan die nooit afneemt. Want Ik, de Heer, zal je eeuwige licht zijn. Er zal een einde zijn gekomen aan je tijd van rouw en verdriet. 21 Je hele volk zal leven zoals Ik het wil. Ze zullen het land voor eeuwig bezitten. Ze zullen een stek zijn die Ik heb geplant. Ze zullen iets zijn wat Ik heb gemaakt en waarvoor Ik zal worden geprezen. 22 Zelfs de kleinste en minst belangrijke familie zal uitgroeien tot een grote familie, een machtig volk. Ik, de Heer, zal dit op het juiste moment snel werkelijkheid maken."

De dienaar van God die komt redden

61 Jesaja zegt: De Geest van de Heer is op mij.[i] Hij heeft mij met zijn Geest gezalfd om goed nieuws te brengen aan nederige mensen. Hij heeft mij gestuurd om mensen die een gebroken hart hebben, te genezen. Om gevangenen te vertellen dat ze vrij zijn. Om mensen die vastzitten, uit hun gevangenis te halen. Om te vertellen dat het grote feestjaar van de Heer begonnen is. Om te zeggen dat de dag is gekomen dat onze God zijn vijanden zal straffen. Om alle mensen die verdrietig zijn, te troosten. Om alle mensen in Jeruzalem die treuren, weer blij te maken. Ze zullen geen as meer op hun hoofd hebben als teken van verdriet, maar een feestkroon. Ze zullen niet meer gebukt gaan onder verdriet, maar ze zullen blij zijn en feestvieren. Ze zullen worden genoemd: 'Eiken van rechtvaardigheid,' en: 'Bomen door de Heer geplant'. Zo zal Hij worden geëerd.

Ze zullen de oude puinhopen weer opbouwen tot steden. Wat vroeger werd verwoest, zullen ze weer opbouwen. Ze zullen de steden die in puin liggen, vernieuwen. Zelfs steden die eeuwenlang verwoest hebben gelegen, worden weer opgebouwd. Vreemdelingen zullen klaarstaan om voor jullie te werken. Ze zullen jullie vee voor jullie hoeden en op jullie akkers en in de wijngaarden werken. Maar jullie zullen priesters van de Heer worden genoemd, en dienaren van onze God. Jullie zullen leven van de rijkdommen die de volken hebben verzameld. Daarvan zullen jullie genieten. Eerst stonden jullie verschrikkelijk te schande. Maar dat zal jullie dubbel worden vergoed. Eerst werden jullie uitgelachen. Maar dan zullen jullie juichen over de buit. Jullie zullen alles dubbel vergoed krijgen en voor altijd blij zijn.

De Heer zegt: "Want Ik houd van rechtvaardigheid. Ik haat beroving en Ik haat het kwaad. Ik zal ervoor zorgen dat mijn volk precies krijgt waar het recht op heeft. Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten. Hun familie ná hen zal bekend zijn onder de andere volken en landen. Iedereen die hen ziet, zal moeten toegeven dat de Heer met hen is."

10 Jeruzalem zegt: "Ik ben heel erg blij met de Heer. Ik juich over wie God is. Want Hij heeft mij gered. Hij is voor mij opgekomen. Daardoor ben ik nu net zo mooi als een bruidegom in zijn feestkleren, of als een bruid met al haar sieraden om. 11 De Heer zal ervoor zorgen dat de volken rechtvaardig worden en Hem zullen prijzen. Dat is net zo zeker als dat er planten uit de aarde groeien en er zaden ontkiemen in een tuin. Alle volken zullen zien hoe geweldig Hij is. Ze zullen Hem prijzen."

Footnotes

  1. Jesaja 57:8 God had gezegd dat ze zijn wet aan hun deurposten moesten hangen. Lees Deuteronomium 6:4-9. In plaats daarvan hadden ze amuletten opgehangen.
  2. Jesaja 57:20 Bedoeld wordt: Deze mensen komen nooit tot rust en blijven 'vuil' van de slechte dingen die ze doen.
  3. Jesaja 58:3 Lees bijvoorbeeld Leviticus 16:29.
  4. Jesaja 58:6 Een juk is een soort houten balk die dwars over de nek van een os werd gelegd, waarna hij met banden aan de os en aan een ploeg werd vastgemaakt. Zo kon een os gedwongen worden om een ploeg te trekken. In de hele bijbel is een juk een symbool van onderdrukking en slavernij.
  5. Jesaja 58:9 IK BEN is de naam waarmee God zich aan Mozes bekend maakte. Lees Exodus 3:14 en 15. Je kan ook lezen: 'Hier ben Ik, de IK BEN!'
  6. Jesaja 60:6 Hefa was een stam van Midian.
  7. Jesaja 60:7 Kedar en Nebajot waren rijke, Arabische stammen met grote kudden kamelen, schapen en geiten.
  8. Jesaja 60:13 De tempel is Gods voetenbank. Lees Jesaja 6:1
  9. Jesaja 61:1 Jesaja heeft het hier niet alleen over zichzelf. Deze woorden gaan ook over de komst van Jezus (vers 1-3). Lees ook Lukas 4:14-21.