Add parallel Print Page Options

Jesaja, symbool van vreselijke rampen

20 In het jaar waarin koning Sargon van Assur zijn veldmaarschalk naar de Filistijnse stad Asdod stuurde en deze de stad innam, gaf de Here Jesaja, de zoon van Amoz, de opdracht: ‘Trek uw profetenmantel en uw sandalen uit en blijf zo rondlopen.’ Jesaja deed wat de Here hem opdroeg en liep op blote voeten ongekleed rond.

Toen zei de Here: ‘Mijn dienaar Jesaja, die nu drie jaar lang naakt en op blote voeten heeft rondgelopen, is het symbool van de vreselijke rampen, die Ik over Egypte en Ethiopië zal brengen. Want de koning van Assur zal de Egyptenaren en Ethiopiërs gevankelijk wegvoeren, naakt en op blote voeten. Jong en oud zullen met blote billen lopen, tot schande van Egypte. Hoe ontmoedigd zullen de Filistijnen dan zijn, want zij rekenden op de “kracht van Ethiopië” en op hun “machtige bondgenoot” Egypte! En zij zullen zeggen: “Als Egypte zoiets kan overkomen, welke kans hebben wij dan nog?” ’

Gods profetie over Babel

21 Dit is Gods profetie over Babel.

Het onheil komt als een stormwind over u heen vanuit de angstaanjagende woestijn, als een wervelwind uit de Negev-woestijn. Ik zie een dreigend visioen, het is vreselijk om te zien! God vertelt mij wat Hij gaat doen. Ik zie u, geplunderd en vernietigd. Elamieten en Meden zullen deel hebben aan de overwinning. Babel zal vallen en het gekerm van de volken die het onderdrukte, zal ophouden. Mijn maag komt in opstand en brandt van pijn, pijn als van een barende vrouw. Mijn benen worden slap als ik hoor wat God van plan is, ik krimp ineen, verblind door angst. De schrik overvalt mij en mijn hart bonst als een razende. De schemering, waarvan ik vroeger zo genoot, maakt mij nu bang.

Kijk! Zij maken alles klaar voor een feestelijke maaltijd! Ze dekken de tafels met voedsel en schuiven hun zetels bij om te gaan eten. Snel, snel, grijp uw schilden en maak u klaar voor de strijd! U wordt aangevallen!

6,7 Ondertussen (in mijn visioen) had de Here mij gezegd: ‘Zet een uitkijk op de stadsmuur en laat hij melden wat hij ziet. Als hij een groep mannen ziet komen die twee-aan-twee op ezels en kamelen rijden, zeg dan tegen hem: “Dat zijn ze, houd ze goed in de gaten!” ’

8,9 En ik zette een uitkijk op de muur en uiteindelijk schreeuwde hij: ‘Heer, ik heb dag en nacht op wacht gestaan! En nu eindelijk, kijk! Daar komen zij die twee-aan-twee rijden!’ Toen hoorde ik een stem die riep: ‘Babel is gevallen en alle afgoden van Babel liggen gebroken op de grond.’ 10 Och, mijn geslagen en vertrapte volk. Ik heb u alles verteld wat de Here van de hemelse legers, de God van Israël, tegen mij heeft gezegd.

11 Dit is Gods profetie over Edom. Iemand uit uw midden blijft naar mij roepen: ‘Wachter, hoe ver is de nacht gevorderd? Wachter, hoe ver is de nacht gevorderd?’ 12 En de wachter antwoordt: ‘De ochtend breekt aan, maar maar dan komt er weer een nieuwe nacht. Keer terug naar God, dan kan ik u beter nieuws bezorgen. Zoek naar Hem, keer daarna terug en vraag het mij opnieuw!’

13 Dit is Gods profetie over Arabië.

Karavanen van de Dedanieten, u zult u verschuilen in de wouden van Arabië. 14 Volk van Tema, breng deze dorstige vluchtelingen voedsel en water. 15 Zij zijn gevlucht voor getrokken zwaarden, scherpe pijlen en de verschrikkingen van de oorlog! 16 ‘Binnen een jaar,’ zegt de Here, ‘zal er een einde komen aan de overmacht van hun vijand, de machtige stam van Kedar. 17 Slechts enkelen van hun gevreesde boogschutters zullen overblijven.’ De Here, de God van Israël, heeft gesproken.

Gods profetie over Jeruzalem

22 Dit is Gods profetie over Jeruzalem, Dal van het visioen: wat is er aan de hand? Wat is iedereen aan het doen? Waarom rennen ze de daken op en waar staan ze naar te kijken? De hele stad is in opschudding. Wat is er mis in deze rumoerige en uitgelaten stad? De doden die overal liggen, zijn niet gevallen in de strijd, niet eervol gesneuveld! Al uw leiders vluchtten, zij gaven zich zonder verweer over. De mensen probeerden nog te ontkomen, maar ook zij werden gepakt. Laat mij alleen, dan kan ik huilen. Probeer niet mij te troosten. Laat mij huilen om de ondergang van mijn volk. Och, wat een vreselijke dag! Een dag van verwarring en verwoesting, een dag van God, de Here van de hemelse legers! De muren van Jeruzalem worden omver gehaald en de doodskreten echoën tussen de berghellingen. 6,7 De boogschutters zijn Elamieten, de wagenmenners Syriërs en de mannen van Kir dragen de schilden. Zij vullen uw mooie dalen en lopen te hoop voor uw poorten. God heeft zijn beschermende zorg teruggetrokken. U rent naar het arsenaal om wapens te halen! 9-11 U inspecteert de muren van Jeruzalem om te kijken of nog iets moet worden gerepareerd! U keurt de huizen en laat er enkele slopen om aan stenen voor het herstel van de muren te komen. Tussen de stadsmuren bouwt u een reservoir voor het water van de laagstgelegen bron! Maar al uw koortsachtige activiteit zal nutteloos zijn, want u vraagt God niet eenmaal om hulp, hoewel Hij u dit aandoet. Hij heeft Zich dit al lang geleden voorgenomen. 12 God, de Here van de hemelse legers, riep u op tot berouw, tot huilen en rouwen. Hij wilde dat u uw hoofden zou scheren uit berouw over uw zonden. Dat u in zakken gekleed zou gaan als teken van spijt. 13 Maar nee, u zingt en danst en speelt. U houdt feesten waar flink gedronken wordt. ‘Laten wij eten en drinken en vrolijk zijn,’ zegt u. ‘Wat maakt het nog voor verschil, morgen zullen wij sterven.’ 14 De Here van de hemelse legers heeft mij geopenbaard dat deze zonde u tot de dag van uw dood niet zal worden vergeven.

15,16 En diezelfde God, de Here van de hemelse legers, heeft mij verder gezegd: ga naar de hofmaarschalk Sebna en zeg tegen hem: ‘Wie denkt u wel dat u bent dat u deze prachtige grafkamer voor uzelf in de rotsen laat uithakken? 17 Want de Here, die het mogelijk heeft gemaakt dat u zo weelderig bent gekleed, zal u met geweld wegslingeren en u in gevangenschap sturen, hoe sterk u ook bent! 18 Hij zal u als een bal weggooien naar een groot, onherbergzaam land. Daar zult u sterven. Uw uiterlijk was glorieus, maar u bent een schandvlek voor het koningshuis! 19 Ja, Ik ontneem u uw ambt,’ zegt de Here, ‘en u verliest uw hoge positie. 20 In uw plaats zal Ik mijn dienaar Eljakim, de zoon van Hilkia, aanstellen. 21 Hij zal uw ambtsgewaad en titel dragen, uw waardigheid zal de zijne worden. Hij zal een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en heel Juda. 22 Hij zal de sleutel van het huis van David dragen. Niemand zal kunnen openen of sluiten zonder zijn toestemming. 23 Ik zal hem een betrouwbare steunpilaar van mijn volk maken en hem steeds meer verantwoordelijkheden geven 24 en vooral zijn familie zal in zijn roem delen en daarvan profiteren.’ 25 Maar de Here zal die steunpilaar die zo vast in de grond verankerd lijkt te zijn, eruit trekken! Hij zal losraken en omvallen en alles wat erop steunt, zal met hem vallen, want de Here heeft gesproken.

Het heeft geen zin om op Egypte of Ethiopië te vertrouwen

20 Koning Sargon van Assur stuurde zijn legeraanvoerder de Tartan[a] met het leger naar de stad Asdod.[b] Hij veroverde de stad. Toen zei de Heer tegen Jesaja: "Doe je rouwkleren en je schoenen uit." Dat deed hij. Hij liep in zijn lendendoek en op blote voeten rond.[c] Toen zei de Heer: "Mijn dienaar Jesaja zal drie jaar lang in zijn lendendoek en op blote voeten rondlopen. Daarmee laat Ik zien wat er met Egypte en Ethiopië zal gebeuren. Want zó zal de koning van Assur de gevangen genomen Egyptenaren en Ethiopiërs meenemen. Hij zal jong en oud zonder kleren, op blote voeten en met blote billen meenemen. Ze zullen zich vreselijk schamen. Iedereen die op Ethiopië vertrouwde, zal helemaal ontmoedigd zijn. En iedereen die op de macht van Egypte rekende, zal alle hoop verliezen. De bewoners van dit land langs de kust[d] zullen zeggen: 'We rekenden er op dat zij ons zouden helpen tegen de koning van Assur! Maar als het zó met hen afloopt, hoe kunnen we dan nog worden gered?' "

Gods woorden over Babel

21 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Babel, het woestijnland bij de zee.[e]

De vijand zal als een stormwind komen aanjagen vanuit de woestijn, uit een vreselijk land. De Heer liet mij iets verschrikkelijks zien: een verraderlijke verrader en een verwoestende verwoester. Elam, val aan! Medië, omsingel de stad! Babel zal worden veroverd. De mensen zullen niet langer door Babel onderdrukt worden. Wat ik heb gezien, maakt mij doodsbang. Ik heb er vreselijke buikpijn van. Ik krimp in elkaar van de pijn. Mijn hart bonkt. Ik had uitgekeken naar de avond, maar de avond werd een nachtmerrie.

Dit is wat ik zag: De koning van Babel houdt een feestmaaltijd.[f] De tafels staan gedekt en de mensen eten en drinken. Maar ga liever jullie schilden oliën en je klaar maken voor de strijd, aanvoerders! Want de Heer heeft tegen mij gezegd: "Ga en zet een wachtpost op de stadsmuur. Laat hij vertellen wat hij ziet. Als hij strijdwagens ziet, en ruiters op ezels of kamelen, dan moet hij heel goed opletten!" Uiteindelijk riep de wachtpost luid als een leeuw: "Ik sta al dagen op de uitkijk. Al nachten lang sta ik op de wachttoren op te letten, heer. Maar nu komen ze! Er komt een strijdwagen met mannen, en een paar ruiters!" En ze riepen hem toe: "Babel is veroverd! Alle godenbeelden liggen kapot op de grond!"

10 – O mijn vertrapte en geslagen volk, ik heb jullie alles verteld wat de Heer van de hemelse legers, de God van Israël, tegen mij heeft gezegd.

Gods woorden over Edom

11 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Edom.

Iemand roept uit Edom naar mij: "Wachter, hoelang duurt de nacht nog? Wachter, hoelang nog?" 12 Ik antwoord: "Er komt een nieuwe dag, maar ook een nieuwe nacht. Vraag als je vragen hebt. Kom maar terug."

Gods woorden over Arabië

13 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Arabië.

Dedanieten, overnacht met jullie karavanen in het bos van Arabië. 14 Bewoners van Tema, breng deze dorstige mensen water. Breng deze vluchtelingen brood. 15 Want ze zijn op de vlucht voor zwaarden en bogen en de ellende van de strijd. 16 Want de Heer heeft tegen mij gezegd: "Over precies een jaar zal het afgelopen zijn met de macht van Kedar.[g] 17 Van de beroemde boogschutters van Kedar zullen er maar een paar overblijven." De Heer, de God van Israël, heeft het gezegd en Hij zal het ook doen.

Gods woorden over Jeruzalem

22 Jesaja zegt: Dit is wat de Heer me in het dal liet zien. Ik zag het vóór me, als in een droom.

Mensen, waarom klimmen jullie op de daken van jullie huizen? Wat is er aan de hand? Luister, jij rumoerige, levendige, vrolijke stad! Je bewoners zijn niet eervol met het zwaard gedood in de strijd! Nee, al je aanvoerders zijn laf gevlucht. En ze zijn door de boogschutters gevangen genomen. Iedereen die werd gevonden, werd gebonden, hoe ver hij ook was gevlucht. Daarom zeg ik: Laat me alleen, om te huilen. Probeer niet om me te troosten. Want de steden van mijn volk zijn verwoest. De Heer, de Heer van de hemelse legers, heeft gezorgd voor een dag van angst en verwarring en verwoesting.[h]

Dit is wat de Heer me in het dal liet zien: muren die neergehaald zijn. Geschreeuw dat tot in de bergen te horen is. Strijdwagens en ruiters met pijl en boog zijn uit Elam gekomen. Soldaten uit Kir lopen met ontblote schilden. Wagens zullen jullie prachtige dalen vullen. Ruiters zullen zich opstellen bij de poorten van de stad. De Heer zal Juda niet langer beschermen. In die tijd zullen jullie de wapens uit het paleis 'Bos van de Libanon' halen.[i] En jullie zullen zorgelijk kijken naar de vele scheuren in de muren van de 'Stad van David'.[j] Jullie zullen water verzamelen uit de benedenste vijver als voorraad. 10 Jullie zullen de huizen van Jeruzalem één voor één bekijken om te zien welke huizen jullie zullen afbreken. Want met die stenen willen jullie de muur versterken. 11 Jullie zullen een waterbak maken tussen de twee muren, om er het water van de Oude Vijver in te bewaren. Maar jullie willen niet om hulp vragen aan Hem die dit allemaal heeft veroorzaakt. Jullie gaan niet naar Hem die dit lang geleden al had besloten. 12 In die tijd zal de Heer jullie oproepen om te treuren en te huilen. Hij hoopt dat jullie je haar zullen afscheren en rouwkleren zullen aantrekken als teken van spijt. 13 Maar jullie luisteren er niet naar. Jullie gaan door met feestvieren met veel vlees en wijn. Jullie slachten maar koeien, doden maar schapen en drinken maar wijn. Jullie zeggen: 'Laten we eten en drinken, want het leven is maar kort!' 14 Maar de Heer van de hemelse legers heeft mij laten weten: "Hiervoor zullen ze hun hele leven geen vergeving krijgen, zegt de Heer, de Heer van de hemelse legers."

Gods woorden over aanvoerder Sibna

15 Dit zei de Heer van de hemelse legers tegen mij: "Ga naar hofmaarschalk Sibna. Zeg tegen hem: 16 Wie denkt u dat u bent, en wat denkt u dat u bent, dat u een prachtig graf voor uzelf hier in de rotsen laat uithakken? 17 De Heer zal u met een grote zwaai wegslingeren, zoals een mens iets ver weg gooit. En dan zal Hij u bedekken. 18 Hij zal u oppakken als een bal en u wegslingeren naar een ver en groot land. Daar zult u sterven. En daar zullen uw mooie strijdwagens terechtkomen. Want u bent een schande voor uw koning! 19 Daarom zal Ik u uw baan afnemen. Ik zal u ontslaan.

20 En dan zal Ik mijn dienaar Eljakim roepen, de zoon van Hilkia. 21 Ik zal uw taak aan hém geven. Hij zal de kleren en de gordel van een hofmaarschalk mogen dragen. Hij zal het werk mogen doen dat u tot dan toe deed. Hij zal als een vader zorgen voor de bewoners van Jeruzalem en voor het volk van Juda. 22 Ik zal hem de sleutel van het koninkrijk van David geven. Als hij opendoet, kan niemand sluiten. Als hij sluit, kan niemand opendoen.[k] 23 Ik zal hem stevig doen staan, zo stevig als een spijker in de muur. Zijn hele familie zal erdoor worden geëerd dat hij dit werk mag doen. 24 Maar de grote verantwoordelijkheid zal op hem drukken. Zijn hele familie zal aan hem trekken en hangen. Ze zullen zijn als potten, kruiken en pannen die met z'n allen aan één spijker worden gehangen. 25 In die tijd zal de spijker, die zo stevig in de muur zat, het niet houden. Hij zal losraken, afbreken en vallen. Zo zal ook Eljakim vallen. En alles wat aan de spijker hing, zal breken. De Heer van de hemelse legers heeft het gezegd en Hij zal het ook doen."

Footnotes

  1. Jesaja 20:1 'Tartan' is waarschijnlijk geen naam, maar een rang in het leger.
  2. Jesaja 20:1 Asdod was een Filistijnse stad.
  3. Jesaja 20:2 Dit was de kleding van een slaaf.
  4. Jesaja 20:6 Hiermee worden Juda en Israël bedoeld. Want zij vertrouwden op andere landen in plaats van op de Heer.
  5. Jesaja 21:1 De Babyloniërs hadden een kanalensysteem aangelegd om hun akkers van water te voorzien en om te voorkomen dat de Eufraat iedere keer alles verwoestte als hij buiten zijn oevers trad. Met de zee die hier genoemd wordt, zou daarom een soort stuwmeer bedoeld kunnen zijn.
  6. Jesaja 21:5 Dit is te lezen in Daniël 5:1, 5, 25-30. Babel werd onverwachts, in één nacht, veroverd door het leger van Medië en Perzië.
  7. Jesaja 21:16 Kedar was een grote, rijke bedoeïenenstam in Arabië.
  8. Jesaja 22:5 Ongeveer 100 jaar nadat Jesaja dit had gezegd, werd Jeruzalem veroverd door koning Nebukadnezar.
  9. Jesaja 22:8 'Bos van de Libanon' was de naam van het paleis dat koning Salomo had gebouwd. Lees 1 Koningen 7:1.
  10. Jesaja 22:9 'Stad van David' was het gedeelte van Jeruzalem waar de burcht van Jeruzalem was en waar koning David vroeger zijn paleis had gebouwd. Lees 2 Samuel 5:7 en 9.
  11. Jesaja 22:22 Dit betekent dat de Heer hem een heel belangrijke plaats gaf. Hij had de hoogste macht in het koninkrijk. Vergelijk dit met Openbaring 3:7.

A Prophecy Against Egypt and Cush

20 In the year that the supreme commander,(A) sent by Sargon king of Assyria, came to Ashdod(B) and attacked and captured it— at that time the Lord spoke through Isaiah son of Amoz.(C) He said to him, “Take off the sackcloth(D) from your body and the sandals(E) from your feet.” And he did so, going around stripped(F) and barefoot.(G)

Then the Lord said, “Just as my servant(H) Isaiah has gone stripped and barefoot for three years,(I) as a sign(J) and portent(K) against Egypt(L) and Cush,[a](M) so the king(N) of Assyria will lead away stripped(O) and barefoot the Egyptian captives(P) and Cushite(Q) exiles, young and old, with buttocks bared(R)—to Egypt’s shame.(S) Those who trusted(T) in Cush(U) and boasted in Egypt(V) will be dismayed and put to shame.(W) In that day(X) the people who live on this coast will say, ‘See what has happened(Y) to those we relied on,(Z) those we fled to for help(AA) and deliverance from the king of Assyria! How then can we escape?(AB)’”

A Prophecy Against Babylon

21 A prophecy(AC) against the Desert(AD) by the Sea:

Like whirlwinds(AE) sweeping through the southland,(AF)
    an invader comes from the desert,
    from a land of terror.

A dire(AG) vision has been shown to me:
    The traitor betrays,(AH) the looter takes loot.
Elam,(AI) attack! Media,(AJ) lay siege!
    I will bring to an end all the groaning she caused.

At this my body is racked with pain,(AK)
    pangs seize me, like those of a woman in labor;(AL)
I am staggered by what I hear,
    I am bewildered(AM) by what I see.
My heart(AN) falters,
    fear makes me tremble;(AO)
the twilight I longed for
    has become a horror(AP) to me.

They set the tables,
    they spread the rugs,
    they eat, they drink!(AQ)
Get up, you officers,
    oil the shields!(AR)

This is what the Lord says to me:

“Go, post a lookout(AS)
    and have him report what he sees.
When he sees chariots(AT)
    with teams of horses,
riders on donkeys
    or riders on camels,(AU)
let him be alert,
    fully alert.”

And the lookout[b](AV) shouted,

“Day after day, my lord, I stand on the watchtower;
    every night I stay at my post.
Look, here comes a man in a chariot(AW)
    with a team of horses.
And he gives back the answer:
    ‘Babylon(AX) has fallen,(AY) has fallen!
All the images of its gods(AZ)
    lie shattered(BA) on the ground!’”

10 My people who are crushed on the threshing floor,(BB)
    I tell you what I have heard
from the Lord Almighty,
    from the God of Israel.

A Prophecy Against Edom

11 A prophecy against Dumah[c]:(BC)

Someone calls to me from Seir,(BD)
    “Watchman, what is left of the night?
    Watchman, what is left of the night?”
12 The watchman replies,
    “Morning is coming, but also the night.
If you would ask, then ask;
    and come back yet again.”

A Prophecy Against Arabia

13 A prophecy(BE) against Arabia:(BF)

You caravans of Dedanites,(BG)
    who camp in the thickets of Arabia,
14     bring water for the thirsty;
you who live in Tema,(BH)
    bring food for the fugitives.
15 They flee(BI) from the sword,(BJ)
    from the drawn sword,
from the bent bow
    and from the heat of battle.

16 This is what the Lord says to me: “Within one year, as a servant bound by contract(BK) would count it, all the splendor(BL) of Kedar(BM) will come to an end. 17 The survivors of the archers, the warriors of Kedar, will be few.(BN)” The Lord, the God of Israel, has spoken.(BO)

A Prophecy About Jerusalem

22 A prophecy(BP) against the Valley(BQ) of Vision:(BR)

What troubles you now,
    that you have all gone up on the roofs,(BS)
you town so full of commotion,
    you city of tumult(BT) and revelry?(BU)
Your slain(BV) were not killed by the sword,(BW)
    nor did they die in battle.
All your leaders have fled(BX) together;
    they have been captured(BY) without using the bow.
All you who were caught were taken prisoner together,
    having fled while the enemy was still far away.
Therefore I said, “Turn away from me;
    let me weep(BZ) bitterly.
Do not try to console me
    over the destruction of my people.”(CA)

The Lord, the Lord Almighty, has a day(CB)
    of tumult and trampling(CC) and terror(CD)
    in the Valley of Vision,(CE)
a day of battering down walls(CF)
    and of crying out to the mountains.
Elam(CG) takes up the quiver,(CH)
    with her charioteers and horses;
    Kir(CI) uncovers the shield.
Your choicest valleys(CJ) are full of chariots,
    and horsemen are posted at the city gates.(CK)

The Lord stripped away the defenses of Judah,
    and you looked in that day(CL)
    to the weapons(CM) in the Palace of the Forest.(CN)
You saw that the walls of the City of David
    were broken through(CO) in many places;
you stored up water
    in the Lower Pool.(CP)
10 You counted the buildings in Jerusalem
    and tore down houses(CQ) to strengthen the wall.(CR)
11 You built a reservoir between the two walls(CS)
    for the water of the Old Pool,(CT)
but you did not look to the One who made it,
    or have regard(CU) for the One who planned(CV) it long ago.

12 The Lord, the Lord Almighty,
    called you on that day(CW)
to weep(CX) and to wail,
    to tear out your hair(CY) and put on sackcloth.(CZ)
13 But see, there is joy and revelry,(DA)
    slaughtering of cattle and killing of sheep,
    eating of meat and drinking of wine!(DB)
“Let us eat and drink,” you say,
    “for tomorrow we die!”(DC)

14 The Lord Almighty has revealed this in my hearing:(DD) “Till your dying day this sin will not be atoned(DE) for,” says the Lord, the Lord Almighty.

15 This is what the Lord, the Lord Almighty, says:

“Go, say to this steward,
    to Shebna(DF) the palace(DG) administrator:(DH)
16 What are you doing here and who gave you permission
    to cut out a grave(DI) for yourself(DJ) here,
hewing your grave on the height
    and chiseling your resting place in the rock?

17 “Beware, the Lord is about to take firm hold of you
    and hurl(DK) you away, you mighty man.
18 He will roll you up tightly like a ball
    and throw(DL) you into a large country.
There you will die
    and there the chariots(DM) you were so proud of
    will become a disgrace to your master’s house.
19 I will depose you from your office,
    and you will be ousted(DN) from your position.(DO)

20 “In that day(DP) I will summon my servant,(DQ) Eliakim(DR) son of Hilkiah. 21 I will clothe him with your robe and fasten your sash(DS) around him and hand your authority(DT) over to him. He will be a father to those who live in Jerusalem and to the people of Judah. 22 I will place on his shoulder(DU) the key(DV) to the house of David;(DW) what he opens no one can shut, and what he shuts no one can open.(DX) 23 I will drive him like a peg(DY) into a firm place;(DZ) he will become a seat[d] of honor(EA) for the house of his father. 24 All the glory of his family will hang on him: its offspring and offshoots—all its lesser vessels, from the bowls to all the jars.

25 “In that day,(EB)” declares the Lord Almighty, “the peg(EC) driven into the firm place will give way; it will be sheared off and will fall, and the load hanging on it will be cut down.” The Lord has spoken.(ED)

Footnotes

  1. Isaiah 20:3 That is, the upper Nile region; also in verse 5
  2. Isaiah 21:8 Dead Sea Scrolls and Syriac; Masoretic Text A lion
  3. Isaiah 21:11 Dumah, a wordplay on Edom, means silence or stillness.
  4. Isaiah 22:23 Or throne