Add parallel Print Page Options

Gods profetie over Samaria

28 Wee de stad Samaria, omringd door haar vruchtbare vallei. Samaria, de trots en vreugde van de dronkaards van Israël! Wee haar schoonheid, de gekroonde glorie van dronkaards, het is een bloem die verwelkt! De Here is sterk en machtig, Hij is als een hagelstorm, een vernietigende orkaan, als een alles wegspoelende vloedgolf, Hij zet de hele aarde naar zijn hand. Eens zal de oogstrelende schoonheid van Samaria, omringd door een vruchtbare vallei, plotseling verdwenen zijn. Zij zal gretig worden weggeplukt, zoals een vroege vijg wordt weggeplukt en gretig opgegeten!

Uiteindelijk zal dan de Here van de hemelse legers Zelf hun gekroonde glorie zijn, de prachtige diadeem voor wie er van zijn volk zijn overgebleven. Hij zal de rechters een verlangen naar rechtvaardigheid geven en grote moed aan de soldaten die bij de poort weten stand te houden.

Maar ook Jeruzalem wordt door dronkaards geleid! Haar priesters en profeten wankelen en waggelen. Zij maken domme fouten en begaan grote vergissingen. Hun tafels liggen vol met braaksel, overal ligt vuil. ‘Wie denkt Jesaja wel dat hij is,’ zeggen de mensen, ‘om op zoʼn toon tegen ons te spreken! Zijn wij soms kleine kinderen, net oud genoeg om te praten? 10 Hij vertelt ons steeds weer hetzelfde, gebod op gebod, regel op regel, dan weer dit en dan weer dat!’

11 Werkelijk, om tot dit volk te spreken zal God buitenlanders sturen, mensen die in onverstaanbare talen spreken! 12 Zij zouden rustig kunnen leven in hun eigen land, maar zij wilden niet naar Hem luisteren. 13 De Here zal het daarom steeds opnieuw voor hen uitspellen. Het keer op keer in simpele bewoordingen vertellen, elke keer als Hij de kans heeft. Maar toch zullen zij over deze simpele en oprechte boodschap struikelen en vallen. Zij zullen worden gebroken en vertrapt en gevangengenomen.

14 Luister daarom goed naar de woorden van de Here, spottende heersers in Jeruzalem. 15 U zegt: ‘Wij hebben een afspraak gemaakt met de dood en een verdrag met het dodenrijk, om gedekt te zijn tegen de stormvloed die over ons komt. Wij hebben de leugen als een schuilplaats en verstoppen ons achter bedrog.’

16 Maar de Here God zegt: ‘Kijk, Ik plaats een steen als fundament in Sion, een kostbare hoeksteen die Ik heb uitgekozen, en wie zijn vertrouwen daarin stelt, hoeft nooit meer een andere toevlucht te zoeken. 17 Ik zal met het meetsnoer en het paslood van de rechtvaardigheid het fundament dat u maakte, controleren. Het ziet er wel goed uit, maar de hagelstorm van Assur zal die onbetrouwbare schuilplaats vernietigen, als een watervloed zal hij het wegvagen. 18 Ik zal uw verbond met de dood en het dodenrijk tenietdoen, zodat u in de grond wordt gestampt als de vijand uw land binnenstormt.

19 Steeds weer zal die stormvloed komen opzetten en u meevoeren, totdat uiteindelijk de vreselijke waarheid van mijn waarschuwingen tot u zal doordringen.’

20 Het bed dat u hebt gemaakt, is veel te kort om op te liggen, de dekens zijn te smal om u te bedekken. 21 De Here zal plotseling in toorn verschijnen, net als op de berg Perazim en in het dal bij Gibeon, om iets vreemds en ongewoons te doen. 22 Spot daarom niet meer, anders wordt uw straf alleen maar zwaarder. Want God, de Here van de hemelse legers, heeft mij duidelijk gezegd dat Hij vastbesloten is het land te vernietigen.

23,24 Luister naar mij, luister eens heel goed: ploegt een boer voortdurend zijn land zonder te zaaien? Blijft hij de aarde eggen, zonder gewas in te planten? 25 Plant hij uiteindelijk niet verschillende soorten kruiden en koren, elk op een apart stuk grond? 26 Hij weet precies wat hij moet doen, want God heeft het hem laten zien en begrijpen. 27 Hij dorst niet alles op dezelfde manier. Voor dille wordt geen dorsslede gebruikt, maar een stok. Komijn wordt niet gedorst met een wagenrad, maar met een roede, heel voorzichtig. 28 Koren voor brood wordt niet helemaal geplet, maar alleen kort gedorst. 29 Zo zal ook Here van de hemelse legers in zijn wijsheid niet eindeloos, zonder maat, straffen.

Gods profetie over Jeruzalem

29 Wee Jeruzalem, de stad van David. Jaar na jaar brengt u uw vele offers, maar Ik zal een zwaar gericht over u laten gaan. U zult huilen en veel verdriet hebben.

Want Jeruzalem zal dan haar bijnaam, Vuuraltaar, eer aandoen: het zal een altaar worden dat bedekt is met bloed. Ik zal uw vijand zijn. Ik zal Jeruzalem omsingelen en haar belegeren met forten om haar te vernietigen, zoals eens David deed. Uw stem zal als een geest vanuit de aarde fluisteren als u zich onder de grond verstopt.

Maar plotseling zullen uw meedogenloze vijanden worden weggedreven als kaf in de wind. In een oogwenk zal Ik, de Here van de hemelse legers, Mij op hen werpen met donder, aardbevingen, wervelwinden en vuur. Alle volken die Jeruzalem bestrijden, zullen als een droom verdwijnen! Zoals iemand die honger heeft van eten droomt, maar toch hongerig blijft en iemand die versmacht van de dorst, over drinken droomt maar nog steeds dorst heeft als hij wakker wordt. Zo zullen uw vijanden dromen van een glorieuze overwinning en er geen behalen.

Verbaast u dat? Gelooft u het niet? Ga uw gang dan maar en wees blind als u dat wilt! U bent dronken, maar niet van het drinken. U waggelt, maar niet door de wijn! 10 Want de Here heeft een geest van diepe slaap over u uitgegoten. Hij heeft uw ogen, dat zijn de profeten en uw geestelijke leiders, gesloten, 11 zodat al deze toekomstige gebeurtenissen een gesloten boek voor hen zijn. Als u het aan iemand geeft die kan lezen, zegt hij: ‘Ik kan het niet lezen, want het is verzegeld.’ 12 En als u het aan iemand geeft die niet kan lezen, zegt die: ‘Het spijt me, ik kan niet lezen.’

13 En daarom zegt de Here: ‘Deze mensen eren God met de mond, maar in hun hart moeten zij niets van Mij hebben. Hun godsdienst is slechts door mensen opgelegd en aangeleerd. 14 Daarom zal Ik de wijsheid van de wijze mensen wegnemen en het inzicht van de verstandigen benevelen.’

15 Wee degenen die hun plannen voor God proberen te verbergen, die Hem niet op de hoogte stellen van hun doen en laten! ‘God kan ons toch niet zien,’ zeggen zij bij zichzelf. ‘Hij weet niet wat er aan de hand is!’ 16 Wat halen zij zich toch in het hoofd! Is Hij, de pottenbakker, niet veel belangrijker dan de potten die Hij maakt? Durft u tegen Hem zeggen: ‘Hij heeft ons niet gemaakt?’

17 Binnenkort zal de wildernis van de Libanon een boomgaard zijn, een prachtig, weelderig woud. 18 Op die dag zullen doven de woorden van de Schrift horen en vanuit hun diepe duisternis zullen blinden mijn plannen zien. 19 De nederigen zullen blij zijn om de Here en de armen zullen juichen vanwege de Heilige van Israël. 20 De gewelddadigen zullen verdwijnen en de spotters verstommen. Allen die slechte dingen beramen, zullen worden gedood, 21 zij die er bij het minste of geringste op los slaan, die vanuit een hinderlaag de rechter die hen veroordeelde, overvallen en slaan en zij die elk excuus gebruiken om oneerlijk te zijn.

22 Daarom zegt de Here, die Abraham verloste: ‘Mijn volk zal niet langer verbleken van schrik of te kijk worden gezet. 23 Want als Jakob en zijn kinderen zien wat Ik in hun land heb gedaan, zullen zij mijn naam vrezen en prijzen. Zij zullen de Heilige van Israël loven en ontzag voor Hem hebben.’ 24 Zij die dwaalden zullen tot inzicht komen en dwarsliggers zullen kennis verwerven.

God zal Samaria en Jeruzalem met rampen straffen voor hun slechtheid

28 Jesaja zegt: Pas maar op, stad Samaria![a] Je bent wel zo mooi dat je de kroon van het land wordt genoemd, maar je staat op het hoofd van een dronkenlap. Je lijkt wel een mooie bloem, maar die bloem zal afvallen. Je bent wel de trots van het prachtige dal van Israël, maar je bewoners zijn dronken. Let op, de Heer heeft iemand uitgekozen om je te straffen. Hij komt als een hagelbui, als een verwoestende storm, als een zware overstroming die alles tegen de grond slaat. Samaria, de kroon van de dronken mannen van Israël, zal worden vertrapt. En met die prachtige bloem, die prachtige kroon van het dal van Israël, zal het net zo aflopen als met een vroege vijg aan een boom: een voorbijganger plukt hem zo maar af en eet hem op.

In die tijd zal de Heer van de hemelse legers Zelf een prachtige kroon zijn voor het overblijfsel van zijn volk. Hij zal er met zijn Geest voor zorgen dat de rechters weer rechtvaardig zijn. En Hij zal door zijn Geest de soldaten heldenmoed geven, zodat ze de vijanden tot ver buiten de stadspoorten zullen terugjagen.

Ook Jeruzalem[b] wordt geleid door dronkenlappen. Priesters en profeten waggelen rond. Ze zijn verward door de wijn. Ze waggelen als de Heer hun iets laat zien. Ze wankelen als ze moeten rechtspreken. De tafels waaraan ze zitten, liggen vol met hun braaksel. Er is geen plek meer schoon. Ze zeggen: 'Wil die Jesaja ons soms leren hoe het moet? Wil hij ons leren begrijpen wat God zegt? Denkt hij soms dat we kleine kinderen zijn? 10 Wat hij zegt is altijd maar wet op wet, wet op wet, regel op regel, regel op regel, hier wat, daar wat. Allemaal gezeur.'

11 Daarom zal de Heer tot dit volk spreken door mensen met een vreemde, andere taal. 12 Ooit heeft Hij tegen het volk gezegd: 'Hier kunnen jullie rusten. De mensen die moe zijn, kunnen hier uitrusten. Hier kunnen jullie verfrist worden.' Maar ze wilden niet luisteren. 13 Voor hen is alles wat de Heer zegt alleen maar wet op wet, wet op wet, regel op regel, regel op regel, hier wat, daar wat. Daardoor zullen ze struikelen en te pletter vallen. Ze zullen in de val lopen en gevangen genomen worden.

14 Luister daarom, jullie die zich niets van de Heer aantrekken! Jullie, die over dit volk in Jeruzalem heersen! 15 Jullie zeggen: 'We hebben een verbond met de dood gesloten (Egypte), en met het dodenrijk een verdrag gemaakt. Als de vijand (Assur) als een grote overstroming en als een vloedgolf aankomt, zal hij ons niet kunnen bereiken. Wij zijn veilig.' Maar jullie verbergen je achter een leugen en verstoppen je onder bedrog.[c] 16 Daarom zegt de Heer: "Ik ga in Sion een Steen[d] leggen, een stevige, kostbare Steen. Een Steen die de belangrijkste Bouwsteen van het gebouw zal worden en die stevig zal liggen. Wie op die Steen vertrouwt, zal niet hoeven te vluchten. 17 Ik zal jullie opmeten en beoordelen. Mijn recht is mijn meetlint en mijn rechtvaardigheid is mijn waterpas. Dan zal de vijand als een hagelbui jullie schuilplaats van leugens (= het verbond met Egypte) platgooien. Hij zal die als een vloedgolf wegspoelen." 18 Jullie verbond met de dood (Egypte) zal worden vernietigd en jullie verdrag met het dodenrijk zal niet blijven bestaan. Als de vijand als een grote vloedgolf komt, zullen jullie daardoor worden vernietigd. 19 Elke keer als hij langskomt, zal hij jullie meesleuren. Steeds opnieuw zal hij langskomen, dag en nacht. Alleen al als jullie horen zeggen dat hij komt, zal dat een nachtmerrie voor jullie zijn.

20 Jullie zullen je verschrikkelijk voelen. Alsof je bed te kort is om languit te liggen en je deken te smal is om onder weg te kruipen. 21 Want de Heer zal iets bijzonders bij jullie doen, net als vroeger bij de Filistijnen bij de berg Perazim, en net als vroeger in het dal van Gibeon.[e] Het zal iets heel ongewoons zijn, iets heel bijzonders. 22 Lach niet langer om wat ik zeg, want dan zal jullie leven alleen maar nóg moeilijker worden. Want de Heer van de hemelse legers heeft mij gezegd dat Hij vastbesloten is om het hele land te vernietigen.

Wat God doet, is altijd wijs

23 Jesaja zegt: Luister naar wat ik zeg! Let op mijn woorden! 24 Gaat een boer soms altijd maar door met het land om te ploegen als hij wil gaan zaaien? Gaat hij aldoor maar door met stenen weghalen uit de akker? 25 Nee, als hij daarmee klaar is, zaait hij dille en komijn. Of hij zaait graan: tarwe, gerst, spelt, ieder op een plaats. 26 God leert hem wat hij precies moet doen. Hij leert hem ook hoe hij moet oogsten en hoe hij de korrels uit de aren moet kloppen. 27 De dille klop je niet op dezelfde manier uit als tarwe. En komijn klop je veel voorzichtiger uit dan gerst. Elke soort moet op zijn eigen manier worden behandeld. 28 Ook het graan voor het brood moet op zijn eigen manier worden uitgeklopt, anders gaan de korrels kapot. 29 Al deze kennis komt van de Heer van de hemelse legers. Gods wijsheid is groot. Zijn plannen zijn wijs. Met alles wat God doet heeft Hij een plan.

De verovering van Jeruzalem

29 De Heer zegt: "Pas maar op, Jeruzalem, stad waar mijn offervuur brandt! Pas maar op, Jeruzalem, stad waar koning David woonde! Jaar na jaar worden steeds op mijn feesten de offers verbrand. Maar op een dag zal Ik je zó in moeilijkheden brengen, dat je ervan zal kreunen en steunen, Jeruzalem. Dan zal de hele stad één vuurzee worden. Want Ik zal je laten omsingelen. Er zullen aanvalstorens om je heen gezet worden. Ik zal je laten aanvallen, Jeruzalem. Dan zul je geen grote mond meer hebben. Je zal nog maar een heel klein stemmetje hebben, dat diep uit de grond lijkt te komen. Het zal maar zacht vanuit het stof te horen zijn. Alleen wat gepiep klinkt er nog.

Maar je vijanden die jou met hun grote, wrede legers bedreigden, zullen verdwijnen als stof in de wind. Plotseling zal dat gebeuren, in één ogenblik. De Heer van de hemelse legers zal met donderend geweld naar je toe komen. De aarde zal beven. Hij zal komen met donder, aardbevingen, gedreun, storm, bliksem en een alles-verwoestend vuur. Alle vijanden die Jeruzalem aanvielen, zullen verdwijnen, zoals een droom verdwijnt als je wakker wordt. Alle vijanden die Jeruzalem en de andere steden bedreigen, zullen plotseling verdwijnen. Iemand die honger heeft, droomt dat hij eet. Maar als hij wakker wordt, heeft hij nog steeds een lege maag. Iemand die dorst heeft, droomt dat hij drinkt. Maar als hij wakker wordt, is hij nog steeds uitgeput van de dorst. Net zo zal het gaan met de legers van de volken die proberen om Jeruzalem te veroveren. Van hun plannen zal niets terecht komen."

Het volk zal niets begrijpen van Jesaja's waarschuwingen

Jesaja zegt: Ze aarzelen. Wees daar maar verbaasd over! Ze zijn vrolijk. Roep daarom! Ze zijn dronken, maar niet van wijn. Ze waggelen, maar niet van drank. 10 De Heer heeft een geest van slaap over jullie uitgegoten. Hij heeft jullie geestelijke ogen dichtgeplakt: jullie profeten, leiders en zieners zien niets meer. De Heer heeft hun geestelijke ogen bedekt. 11 Daardoor begrijpen jullie niets van wat ik zeg. Het is alsof je aan iemand die lezen kan, een boek geeft dat op slot zit. Als je tegen hem zegt: "Lees dit eens," zal hij antwoorden: "Ik kan het niet lezen, want het zit op slot." 12 Of alsof je een boek geeft aan iemand die niet kan lezen. Als je tegen hem zegt: "Lees dit eens," zal hij antwoorden: "Ik kan niet lezen."

13 De Heer heeft gezegd: "Dit volk eert Mij alleen maar met hun woorden, met hun mond. Maar hun hart is ver bij Mij vandaan. Ze dienen Mij op een manier die ze zelf hebben bedacht. 14 Let op, daarom zal Ik bij dit volk nog meer ongewone dingen doen. Vreemde en wonderlijke dingen. De mensen zullen niets aan hun wijsheid hebben. Wijze mensen zullen niets begrijpen van wat Ik doe."

15 Het zal slecht aflopen met de mensen die proberen hun plannen voor de Heer te verbergen. Het zal slecht aflopen met de mensen die dingen doen die het daglicht niet kunnen verdragen. Het zal slecht aflopen met de mensen die zeggen: "Niemand ziet wat ik doe. Niemand weet ervan." 16 Jullie keren de zaak om. Jullie doen alsof de klei de pottenbakker gebruikt, in plaats van andersom. Jullie denken dat een pot tegen zijn maker zegt: "Jij hebt mij niet gemaakt." Of dat een bord tegen de pottenbakker zegt: "Je kan er niets van." Dat is wat jullie zeggen tegen jullie Maker!

Het zal ook weer goed komen met Jeruzalem

17 Jesaja zegt: Nog maar even, en dan zal de Libanon veranderen in een vruchtbaar land. En het vruchtbare land zal veranderen in een bos! 18 Dan zullen geestelijk dove mensen kunnen horen wat er uit de Boeken wordt voorgelezen. De ogen van geestelijk blinde mensen zullen gaan zien. Het zal niet langer donker voor hen zijn. 19 De eerlijke mensen zullen blij zijn met de Heer. De arme mensen zullen juichen over de Heilige God van Israël. 20 Want het zal afgelopen zijn met de machtige, wrede heerser die de mensen onderdrukt en die lacht om de Heer. Het zal afgelopen zijn met alle mensen die zich niets van God aantrekken en slechte dingen doen. 21 Mensen die schuldige mensen vrijspreken en onschuldige mensen veroordelen, zullen worden gedood. 22 Daarom zegt de Heer, de Redder van Abraham, tegen het volk Israël: "Israël zal zich niet langer hoeven te schamen. Het zal niet meer bleek zien van schrik. 23 Want als Israël ziet wat Ik bij hen heb gedaan, zullen ze Mij aanbidden. Ze zullen de Heilige God van Jakob aanbidden. Ze zullen diep ontzag hebben voor de God van Israël. 24 De mensen die mijn wetten niet gehoorzaamden en de verkeerde kant op dwaalden, zullen verstandig worden en naar Mij gaan luisteren. En de koppige mensen die Mij niet wilden gehoorzamen, zullen van Mij willen leren hoe ze moeten leven."

Footnotes

  1. Jesaja 28:1 Samaria was de hoofdstad van het koninkrijk Israël.
  2. Jesaja 28:7 Jeruzalem was de hoofdstad van het koninkrijk Juda.
  3. Jesaja 28:15 Ze dachten veilig te zijn door hun verbond met Egypte, maar dat was niet zo.
  4. Jesaja 28:16 Met die Steen wordt Jezus bedoeld. Op Hem zal God zijn Koninkrijk bouwen. Lees 1 Petrus 2:6.
  5. Jesaja 28:21 Het gaat hier over twee bijzondere overwinningen van David op de Filistijnen bij de Perazim en bij Gibeon. Lees 1 Kronieken 14:8-17.