Add parallel Print Page Options

Gods antwoord op gebed

49 Luister naar mij, bewoners van verre landen: de Here riep mij, voordat ik werd geboren. Vanuit de schoot van mijn moeder riep Hij mij bij de naam. God zal de veroordelingen die ik u laat horen, scherp als zwaarden maken. Hij heeft mij verborgen in de schaduw van zijn hand, ik ben als een scherpe pijl in zijn pijlkoker. Hij zei tegen mij: ‘U bent mijn dienaar, Israël. In u zal Ik mijn glorie laten zien!’ Ik antwoordde: ‘Maar mijn werk voor hen lijkt zo nutteloos, ik heb mijn krachten voor hen ingezet, maar ik kreeg geen enkele reactie. Mijn beloning laat ik aan God over.’ Toen sprak de Here, die mij in de schoot van mijn moeder vormde als zijn dienaar. Hij gaf mij de opdracht zijn volk Israël bij Hem terug te brengen en heeft mij de kracht en het aanzien gegeven om deze taak uit te voeren. De Here zei: ‘U zult meer doen dan alleen Israël bij Mij terugbrengen. Ik zal u maken tot een licht voor alle volken van de wereld, om redding te brengen tot in de verste uithoeken van de aarde.’

De Here, de redder en Heilige van Israël, zegt tegen hem die diep wordt veracht, van wie de mensen een afkeer hebben en die onderworpen is aan aardse heersers: ‘Koningen zullen opstaan als u voorbij komt, prinsen zullen diep buigen, omdat de Here u heeft uitgekozen, Hij, de trouwe Here, de Heilige van Israël, kiest u uit.’

8,9 De Here zegt: ‘Op het goede moment verhoor Ik uw gebed, op de dag van redding kom Ik u te hulp. Ik zal u tegen gevaar beschermen en u als een teken aan Israël geven, als bewijs dat Ik het land Israël weer zal herstellen en het aan zijn oorspronkelijke bewoners zal teruggeven. Via u zeg Ik tegen de gevangenen van de duisternis: kom naar buiten! Ik geef u uw vrijheid terug! Zij zullen overal voedsel vinden, op kale heuvels vinden ze zelfs iets te eten. 10 Zij zullen geen honger of dorst lijden, de brandende zon en de schroeiende woestijnwinden zullen hen niet meer bereiken, want de Here zal hen leiden naar waterbronnen. 11 Ik zal mijn bergen voor hen tot vlakke paden maken, de wegen zullen dalen overbruggen. 12 Kijk, mijn volk zal vanuit het oosten, het noorden en het westen terugkeren.’

13 Hemelen zing van blijdschap, jubel, o aarde. Barst uit in een lied, o bergen, want de Here heeft zijn volk getroost en zal medelijden hebben met zijn volk dat zo zwaar verdrukt werd. 14 Toch zeggen zij: ‘De Here heeft ons verlaten, Hij is ons vergeten.’ 15 Nooit! Kan een moeder haar kleine kind vergeten en niet van haar eigen zoon houden? Ook al zou dat kunnen, dan zou Ik u nog niet vergeten. 16 Kijk maar, Ik heb uw naam in mijn handpalm gekerfd, de verwoeste muren van Jeruzalem staan Mij voortdurend voor ogen. 17 Uw herbouwers zullen binnenkort komen en allen wegjagen die u verwoestten. 18 Kom en zie, de Here zegt: zo waar als Ik leef, al uw vijanden zullen komen om uw slaven te zijn. Zij zullen zijn als uitgestalde juwelen, als de sieraden van een bruid. 19 Zelfs de meest troosteloze gedeelten van uw verlaten land zullen spoedig wemelen van uw mensen en uw vijanden die u tot slaven maakten, zullen ver weg zijn. 20 De generaties die in ballingschap zijn geboren, zullen terugkomen en zeggen: ‘We hebben meer ruimte nodig! Het is hier overbevolkt!’ 21 Dan zult u denken: ‘Wie heeft mij dit allemaal gegeven? Want het merendeel van mijn kinderen was gedood en de rest werd in ballingschap weggevoerd, mij eenzaam achterlatend. Wie bracht hen ter wereld? Wie voedde hen voor mij op?’

22 De Here God zegt: ‘Ik zal de vreemde volken een teken geven en zij zullen uw zonen in hun armen en uw dochters op hun schouders bij u terugbrengen. 23 Koningen en koninginnen zullen u dienen, zij zullen in al uw behoeften voorzien. Zij zullen tot op de grond voor u buigen en het stof van uw voeten likken, dan zult u weten dat Ik de Here ben. Zij die het van Mij verwachten, zullen nooit beschaamd worden.’

24 Wie kan een prooi uit de handen van een machtige man grijpen? Wie kan van een tiran eisen dat hij zijn gevangenen vrijlaat? 25 Maar de Here zegt: ‘Zelfs de gevangenen van de machtigste en hardvochtigste tiran zullen worden bevrijd, want Ik zal vechten tegen hen die u bevechten en Ik zal uw kinderen redden. 26 Ik zal uw vijanden hun eigen vlees te eten geven en zij zullen dronken worden van de stromen van hun eigen bloed. De hele wereld zal goed weten dat Ik, de Here, uw redder en verlosser ben, de Machtige van Israël.’

De dienaar van God

50 De Here vraagt: ‘Heb Ik u soms verkocht aan schuldeisers? Bent u daarom niet hier? Is uw moeder weg omdat Ik van haar scheidde en haar wegstuurde? Nee, u hebt uzelf verkocht door uw zonden. En uw moeder werd genomen als betaling voor uw schulden. Was Ik te zwak om u te redden? Is het huis daarom stil en leeg wanneer Ik thuiskom? Heb Ik niet langer de macht om te verlossen? Nee, dat is niet de reden! Want Ik kan de zee bestraffen en droogleggen! Ik kan rivieren in woestijnen veranderen, zodat overal stervende vissen liggen. De hemel doe Ik in het zwart gaan als in een rouwgewaad.’

De Here God heeft mij zijn woorden van wijsheid gegeven zodat ik weet wat ik tegen al deze terneergeslagen mensen moet zeggen. Elke morgen maakt Hij mij wakker en opent Hij mijn verstand voor zijn woorden. De Here God heeft tegen mij gesproken en ik heb geluisterd, ik was niet opstandig en keerde Hem niet de rug toe. Ik ontblootte mijn rug voor de zweep en keerde mijn wangen toe aan wie mijn baard uittrokken. Ik verborg mij niet voor de schande, ook al spuwden zij mij in het gezicht. Omdat de Here God mij helpt, word ik niet ontmoedigd. Omdat ik vast van plan ben zijn wil te doen, geef ik geen krimp en ik weet dat ik niet beschaamd zal staan. Hij die mij recht doet, is dichtbij. Wie zal mij nu durven bestrijden? Waar zijn mijn vijanden gebleven? Laten zij eens tevoorschijn komen! Kijk, de Here God staat voor mij! Wie zal mij schuldig verklaren? Al mijn vijanden zullen worden vernietigd als oude kleren die door de motten worden opgegeten! 10 Wie onder u vreest de Here en gehoorzaamt zijn dienaar? Als zulke mannen in de duisternis lopen, verstoken van enig licht, laten zij dan de Here vertrouwen en steunen op hun God. 11 Maar u die leeft in uw eigen licht, u die zich aan uw eigen vuren warmt in plaats van aan Gods vuur, mijn hand zal u treffen en op een bed van smarten zult u moeten liggen.

De Here zal Israël opnieuw zegenen

51 Luister naar Mij, allen die rechtvaardigheid najagen, die de Here zoeken! Denk aan de mijn waaruit u werd gedolven en aan de rots waaruit u werd gehakt! Ja, denk aan uw voorouders Abraham en Sara van wie u afstamt. U maakt zich zorgen omdat u met zo weinigen bent, maar Abraham was helemaal alleen toen Ik hem riep. En toen Ik hem zegende, groeide hij uit tot een machtig volk.

Want de Here zal Israël opnieuw zegenen en haar woestijnen laten bloeien. Haar troosteloze wildernis zal mooi worden als de tuin van Eden. Vreugde en blijdschap, dankbaarheid en heerlijke liederen zullen daar de boventoon voeren. Luister naar Mij, mijn volk, luister, Israël, want van Mij gaat onderwijzing uit en de waarheid die Ik doe kennen, verlicht de volken. Mijn heil en gerechtigheid zijn in aantocht, uw redding is nabij. Ik zal de volken regeren, zelfs de eilanden verwachten Mij en verlangen naar mijn krachtig optreden. Kijk omhoog naar de hemel en naar de aarde onder uw voeten, want de hemel zal als rook verdwijnen, de aarde verslijt als een kledingstuk en de aardbewoners zullen als vliegen sterven. Maar mijn redding geldt voor eeuwig, mijn rechtvaardig bewind zal nooit sterven of eindigen. Luister naar Mij, u die het verschil tussen goed en kwaad kent en die mijn wet in uw hart draagt. Wees niet bang voor verachting door de mensen of voor hun bespottingen. Want de mot zal hen vernietigen als kledingstukken, de worm zal hen opeten als wol, maar mijn gerechtigheid en heil zullen eeuwig duren, mijn reddend heil van generatie op generatie.

Toon op dit moment uw kracht, o Here. Laat U zien als in de dagen van weleer toen U Egypte, de draak van de Nijl, versloeg. 10 Bent U vandaag niet dezelfde machtige God die de zee drooglegde en er een pad doorheen maakte voor hen die U had bevrijd? 11 Zo zullen al de vrijgekochten van de Here naar Sion huiswaarts kunnen gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. In de stad zullen zorgen en verdriet tot het verleden behoren, alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen.

12 Ik, Ik ben het die u troost en deze vreugde geeft. Waarom bent u bang voor gewone stervelingen? Die verdorren als gras en verdwijnen. 13 Dat komt omdat u de Here, uw maker, vergeet. Hij heeft de sterren over de hemel verspreid en de aarde gemaakt. Blijft u bang voor onderdrukking door mensen en leeft u de hele dag in angst voor hun woede? Waar zijn die belagers en hun woede dan? 14 Binnenkort, al heel snel, zult u, gevangenen, worden vrijgelaten. De kerker, verhongering en dood zullen uw lot niet zijn. 15 Want Ik ben de Here uw God, de Here van de hemelse legers, die dwars door de zee voor u een pad maakte, een droge doorgang tussen de hoge golven. 16 En Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en Ik bracht u in veiligheid, geborgen in de holte van mijn hand. Ik plantte de hemelen op hun plaats en vormde de hele aarde. Ik zeg tegen Israël: ‘U bent mijn volk!’ 17 Word wakker, word wakker, Jeruzalem! U hebt genoeg gedronken uit de beker van Gods toorn. U hebt hem tot de laatste druppel leeggedronken en raakte geheel bedwelmd. 18 Geen van haar zonen heeft het overleefd om haar te helpen of te vertellen wat zij moet doen. 19 Deze twee dingen troffen u: vertwijfeling en verwoesting. Ja, honger en het zwaard. Wie van uw vrienden is overgebleven? Wie zal u nu nog troosten? 20 Want uw zonen zijn bezweken en liggen in de straten, hulpeloos als wilde geiten die in een valkuil zijn gelopen. De Here heeft zijn toorn en bestraffing over hen uitgegoten. 21 Maar luister, onderdrukten—vol zorgen en wankelend, maar niet van de sterke drank— 22 want dit zegt de Here uw God, die voor zijn volk zorgt: ‘Kijk, Ik neem de vreselijke beker uit uw handen, u hoeft niet langer van mijn toorn te drinken, het is voorbij. 23 Maar Ik zal die beker in handen geven van hen die u martelden en uw zielen in het stof vertrapten en die over u heen liepen.’

De Here heeft zijn volk getroost

52 Word wakker, word wakker, Jeruzalem en bekleed u met de kracht van God. Doe uw mooiste kleren aan, o Sion, Heilige Stad, want wie onbesneden of onrein is zal niet langer door uw poorten naar binnen komen. Kom omhoog uit het stof, Jeruzalem, neem de slavenbanden van uw nek, gevangengenomen dochter van Sion. Want de Here zegt: toen Ik u als ballingen verkocht, vroeg Ik geen geld van uw onderdrukkers. Nu koop Ik u ook terug zonder iets te betalen. Mijn volk werd zonder reden getiranniseerd door Egypte en Assur en Ik stond dat toe. En nu, wat is dit? vraagt de Here. Waarom is mijn volk weer slaaf en wordt het zonder reden onderdrukt? Zij die het overheersen, roemen in hoogmoed en mijn naam wordt de hele dag door het slijk gehaald. Daarom zal Ik mijn naam aan mijn volk bekendmaken en het zal de kracht kennen die in die naam schuilt. Dan zal het ten slotte ontdekken dat Ik tegen hen spreek.

Wat heerlijk zijn op de bergen de voeten van de brengers van het goede nieuws van vrede en heil, het nieuws dat de God van Israël regeert. De wachtposten schreeuwen en zingen van blijdschap, want met hun eigen ogen zien zij hoe de Here God zijn volk weer naar huis terugbrengt. Laten de ruïnes van Jeruzalem uitbarsten in blij gezang, want de Here heeft zijn volk getroost. Hij heeft Jeruzalem verlost. 10 Aan alle volken heeft de Here laten zien hoe machtig Hij is, de verste uithoeken van de aarde zullen het heil van onze God zien. 11 Ga uit, ga daar weg, raak het onreine niet aan. Laat Babel en alles wat het belichaamt, ver achter u. Het is onrein voor u. U bent het heilige volk van de Here, reinig uzelf, allen die vaten van de Here naar zijn huis dragen. 12 U zult niet haastig vertrekken, rennend voor uw leven, want de Here zal voor u uit gaan en Hij, de God van Israël, zal u van achteren beschermen.

13 Kijk, mijn dienaar krijgt voorspoed, Hij zal hoog worden verheven. 14,15 Zoals voorheen velen zich over Hem ontzetten, zelfs vorsten om Hem huiverden, omdat zijn uiterlijk misvormd en niet meer menselijk was, zo staan nu vele volken verbaasd en sluiten koningen hun mond, omdat zij zien wat hun nog nooit was verteld en omdat zij aanschouwen wat nog nooit was gehoord.

Als een lam naar de slachtbank geleid

53 Maar ach, wie gelooft wat wij vertellen? Wie zal luisteren? Aan wie heeft God zijn macht geopenbaard? In Gods ogen was Hij een groene scheut die groeide aan een wortel in droge en onvruchtbare grond. Maar in onze ogen had Hij niets aantrekkelijks. Niets dat maakte dat wij Hem graag wilden aanvaarden.

Wij verafschuwden en verachtten Hem, een man van zorgen, vertrouwd met het bitterste verdriet. Wij keerden Hem de rug toe en keken de andere kant op als Hij langs kwam. Hij werd veracht en dat deed ons niets. Maar het was ons leed dat Hij droeg, ons lijden drukte Hem neer. Wij dachten dat Hij door God geslagen en vernederd was. Hij werd doorstoken en verbrijzeld ter wille van onze zonden. Hij werd zwaar gestraft zodat wij vrede konden hebben, Hij werd geslagen en daardoor werden wij genezen! Wij zijn het die als schapen afdwaalden! Wij verlieten Gods paden en gingen onze eigen weg. Desondanks legde God de schuld en zonden van ons allen op Hem! Hij werd in een hoek gedreven en mishandeld, maar zei geen woord. Hij was als een schaap dat voor de slacht weggebracht werd. Hij deed zijn mond niet open, zoals een lam stil is terwijl het geschoren wordt. Door een onrechtvaardig vonnis werd Hij weggenomen en geen van zijn tijdgenoten had er oog voor dat Hij werd weggerukt uit het leven. Maar wie van al die mensen realiseerde zich toen dat het hun zonden waren waarvoor Hij stierf? Dat Hij hun straf op Zich nam?

Men had Hem als misdadiger willen begraven, maar Hij werd gelegd in het graf van een rijke, omdat Hij niets had misdaan, nooit een verkeerd woord had gezegd en in Hem geen onrecht werd gevonden. 10 Maar het was de bedoeling van de Here dat Hij werd verbrijzeld en met verdriet overladen. Wanneer Hij zijn leven heeft geofferd voor de zonde, zal Hij talloze nakomelingen krijgen, vele erfgenamen. Hij zal lang leven en Gods voornemen zal bij Hem in goede handen zijn. 11 En als Hij ziet wat er allemaal is bereikt door zijn lijden, zal Hij voldoening smaken. Door wat Hij heeft ondervonden, zal mijn rechtvaardige dienaar vele mensen bevrijden van schuld en rechtvaardig maken in de ogen van God, want Hij zal al hun zonden dragen. 12 Daarom zal Ik Hem de eerbewijzen geven van iemand die machtig is en hoog in aanzien staat, want Hij heeft Zichzelf in de dood gegeven. Hij werd beschouwd als een misdadiger, maar droeg de zonden van velen. Hij pleitte bij God voor overtreders.

God kondigt aan dat Hij door zijn dienaar zijn volk en Jeruzalem zal redden

49 Jesaja zegt: Luister naar mij, landen langs de kust. Luister, volken in de verte. De Heer heeft mij geroepen, nog voordat ik geboren werd. Toen gaf Hij mij al mijn naam. Hij beschermde mijn leven. Hij maakte mijn mond zo scherp als een zwaard. Hij maakte van mij een scherpe pijl en stak mij in zijn pijlkoker. Hij zei tegen mij: "Jij bent mijn dienaar, Israël. Door jou zal Ik laten zien hoe geweldig en machtig Ik ben."[a]

Maar ik zei: 'Ik heb me voor niets zo moe gemaakt. Ik heb me voor niets zo ingespannen.' Maar de Heer zal voor mij opkomen. Hij zal mij belonen. De Heer heeft mij geboren laten worden om zijn dienaar te zijn. Hij zegt dat ik het volk Israël naar Hem terug zal brengen. Dat ik Israël weer bij Hem zal verzamelen. Maar Israël zal zich niet láten verzamelen. Toch zal de Heer mij eren. Mijn God zal mijn kracht zijn.

Verder zei de Heer: "Je bent mijn dienaar. Maar niet alleen om de stammen van Israël weer bij elkaar te brengen. En niet alleen om het overblijfsel van Israël weer terug te brengen. Je zal nog iets veel groters doen. Ik maak je ook tot een licht voor alle volken. Door jou zal Ik alle mensen van de hele aarde redden. Dit zegt de Heer, de Redder van Israël, de Heilige God, tegen zijn dienaar: De mensen zullen niets van je willen weten. Je zal de slaaf zijn van heersers. Maar koningen zullen je zien en van hun troon opstaan om jou te eren. En ze zullen zich vol aanbidding neerbuigen, vol ontzag voor Mij, de trouwe Heer, de Heilige God van Israël, die jou heeft uitgekozen."

Dit zegt de Heer: "Op de juiste tijd zal Ik naar je luisteren. Op de juiste tijd zal Ik je redden. Ik zal je beschermen. Door jou zal Ik een verbond sluiten met het volk. Door jou zal Ik doen wat Ik heb beloofd: Ik zal het land weer herstellen. Ik zal de verwoeste eigendommen weer teruggeven. Jij zal tegen gevangenen zeggen: 'Kom naar buiten!' Tegen mensen die in het donker zitten, zul je zeggen: 'Kom tevoorschijn!' " Overal waar ze komen, zullen ze te eten hebben. Op de heuvels zullen ze te eten hebben. 10 Ze zullen geen honger of dorst hebben. Ze zullen geen last hebben van de hitte van de zon. Want hun Redder zal hen leiden. Hij zal hen naar waterbronnen brengen. 11 En Ik zal al mijn bergen in een vlakte veranderen. Mijn wegen zullen vlak zijn. 12 Let op, de mensen zullen uit verre landen komen. Sommigen uit het noorden en westen, anderen uit Sinim in het zuiden van Egypte. 13 Juich, hemel! Roep het uit, aarde! Jubel, bergen! Want de Heer heeft zijn volk getroost. Hij zal de mensen uit hun ellende redden."

God is Jeruzalem niet vergeten

14 De Heer zegt: "Maar Jeruzalem zegt: 'De Heer heeft mij in de steek gelaten. Hij is mij vergeten.' 15 Maar kan een vrouw haar baby vergeten? Zou ze niet meer voor haar eigen kind zorgen? Maar zelfs als zíj haar kind zou kunnen vergeten, Ík zal jou nooit vergeten, Jeruzalem! 16 Kijk, Ik heb je naam in mijn handen geschreven. Ik let aldoor op je veiligheid. 17 Je bewoners zullen weer naar je terugkomen. Je vijanden en verwoesters zullen uit je wegvluchten. 18 Kijk maar rond: je bewoners verzamelen zich en komen allemaal naar je terug. Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer: Je zal weer zo mooi worden als een bruid met al haar sieraden om. Je bewoners zullen je sieraden zijn.

19 Nu zijn er nog puinhopen. De steden zijn verwoest en de velden zijn vernield. Maar je veroveraars zullen wegvluchten. Je land zal amper groot genoeg zijn voor al je bewoners. 20 En je bewoners die als gevangenen uit je weggehaald waren, zullen tegen je zeggen: 'Het is hier te klein. Geef ons meer ruimte, zodat we kunnen wonen.' 21 En je zal bij jezelf zeggen: 'Waar komen al die mensen toch vandaan? Ik had toch niemand meer? Iedereen was toch gevangen meegenomen? Ik was toch leeg en alleen? Ik was toch eenzaam en verlaten achtergebleven? Waar komen ze toch vandaan?'

22 Dit zegt de Heer: Let op, Ik zal met mijn hand de volken een teken geven. Ik zal voor hen mijn vlag neerzetten. Ze zullen het zien en je bewoners weer terugbrengen, zoals je kinderen op de arm of op de schouders meeneemt. 23 Koningen zullen voor je zorgen en koninginnen zullen je voeden. Ze zullen zich diep voor je buigen en je dienen. Dan zul je toegeven dat Ik de Heer ben. Je zal toegeven dat iedereen die op Mij vertrouwt, niet teleurgesteld zal worden. 24 Misschien zeg je: Is het dan mogelijk om een sterk mens zijn buit af te nemen? Kunnen zijn gevangenen dan aan hem ontsnappen? 25 Maar de Heer zegt: Ja, de buit zal van de sterke worden afgenomen. En de gevangenen van de machtige, wrede heerser zullen aan hem ontsnappen. Want Ik zal Zelf strijden tegen de mensen die tegen jou strijden. Ik zal Zelf je bewoners redden. 26 En je vijanden zullen elkaar doden. Ze zullen elkaar ombrengen. Ze zullen dronken van het bloed worden, zoals je dronken wordt van wijn. Iedereen zal weten dat Ik, de Heer, je Redder ben, je Bevrijder, de Machtige God van Jakob."

God legt uit waarom Hij Jeruzalem straft

50 Dit zegt de Heer: "Heb Ik jullie moeder (Jeruzalem) met een echtscheidings-brief weggestuurd omdat Ik van haar wilde scheiden? Heb Ik jullie als slaven aan mijn schuldeisers verkocht omdat Ik schulden moest afbetalen? Nee, let op: Ik heb jullie verkocht omdat jullie zo ongehoorzaam waren! En Ik heb jullie moeder weggestuurd omdat ze zulke slechte dingen deed! Waarom was er niemand toen Ik kwam? Waarom antwoordde er niemand toen Ik riep? Ben Ik dan te zwak om te bevrijden? Heb Ik dan niet genoeg kracht om te redden? Let op, als Ik het wil, valt de zee droog en veranderen rivieren in een woestijn. De vissen gaan dood van de dorst en stinken, omdat er geen water meer is. Ik maak de hemel zo zwart alsof hij rouwkleren aan heeft."

De Heer helpt Jesaja bij zijn moeilijke werk

Jesaja zegt: De Heer leerde me om met mijn woorden de mensen moed in te spreken. Hij maakt me elke morgen wakker. Hij maakt dan mijn oren wakker zodat ik goed kan luisteren, net zoals een leerling goed luistert naar zijn meester. De Heer spreekt zijn woorden in mijn oor en ik gehoorzaam aan wat Hij zegt. Ik verzet mij niet. Ik laat mijn rug stukslaan door de mensen die me willen slaan. Ik laat de mensen mijn baard uit mijn wangen trekken. Ik verberg mijn gezicht niet als de mensen me in het gezicht willen spugen. Want de Heer helpt me. Daarom hoef ik me niet te schamen. Daarom maak ik mijn gezicht zo hard als steen en vertrek ik geen spier. Want ik weet dat de Heer mij niet teleur zal stellen. Hij is dicht bij mij. Hij zegt dat ik onschuldig ben. Wie zal mij dan beschuldigen? Laten we samen naar de rechter gaan. Wie wil het tegen mij opnemen? Laat hij maar komen! Want de Heer helpt mij. Wie zal mij dan schuldig verklaren? Let op, ze zullen allemaal als sneeuw voor de zon verdwijnen.

10 Wie van jullie heeft diep ontzag voor de Heer? Wie luistert er naar de stem van mij, zijn dienaar? Als iemand in het aardedonker wandelt en nergens een lichtpuntje ziet, moet hij op zijn Heer God vertrouwen. 11 Maar jullie steken zelf een vuur aan om licht te hebben. Jullie omringen je met gloeiende spaanders. Let op: daarom zullen jullie in je eigen vuur terechtkomen. Jullie zullen door je eigen spaanders in brand worden gezet.[b] Dat gebeurt omdat de Heer dat wil. Jullie zullen sterven van de pijn.

De mensen hoeven niet bang te zijn voor hun vijanden als de Machtige God hen beschermt

51 De Heer zegt: "Als je verlangt naar rechtvaardigheid, als je verlangt naar Mij, luister dan naar Mij. Kijk eens naar de rots waaruit jullie gehakt zijn. Kijk eens naar de put waaruit jullie opgegraven zijn. Ik bedoel jullie voorouders Abraham en Sara, uit wie jullie zijn ontstaan. Ik riep Abraham toen hij nog geen kinderen had. Ik was goed voor hem en maakte hem tot een groot volk.

Ik zal Jeruzalem troosten. Ik zal de mensen troosten die daar tussen de puinhopen wonen. Ik zal de stad weer als het paradijs maken, als de tuin van de Heer. De stad zal weer vol blijdschap en vreugde zijn, vol dankliederen en muziek.

Mijn volk, luister naar Mij. Spits je oren. Want Ik zal mijn wet geven. Ik zal rechtspreken. Dat zal een licht voor de volken zijn. Binnenkort zal Ik jullie redden. Mijn redding is onderweg. Ik zal rechtspreken over de volken. De landen langs de kust zullen op Mij vertrouwen. Ze zullen er op vertrouwen dat Ik hen help en red.

Kijk naar de hemel boven. Kijk naar de aarde beneden. De hemel zal verdwijnen als rook. De aarde zal verslijten als een kledingstuk. De bewoners van de aarde sterven als vliegen. Maar mijn redding zal voor eeuwig duren en mijn overwinning zal voor eeuwig blijven bestaan.

Mijn volk, jullie kennen mijn rechtvaardigheid. Jullie kennen mijn wet in jullie hart. Luister nu naar Mij. Wees niet bang voor de spot en de schande van mensen. Wees niet bang als ze jullie uitlachen. Want zij zullen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Maar Ik ben voor eeuwig rechtvaardig. Mijn redding blijft door de eeuwen heen bestaan."

Jesaja zegt: Word wakker, Heer! Word wakker! Grijp uw wapens, Heer! Kom voor ons op, zoals vroeger in de tijd van onze verre voorouders. U heeft toen het monster Rahab neergestoken.[c] U heeft de zeedraak gedood. 10 U heeft de waterdiepten laten opdrogen. U heeft de zee veranderd in een weg voor de mensen die U wilde redden. 11 Zo zullen ook de mensen die door U zijn vrijgekocht, jubelend naar Jeruzalem terugkomen. Ze zullen voor eeuwig stralen van vreugde. Ze zullen één en al blijdschap zijn. Verdriet en gezucht zullen wegvluchten.

12 De Heer zegt: "Ik, Ik ben het die jullie troost, bewoners van Jeruzalem! Waarom zijn jullie zo bang voor een sterfelijk mens? Een mens die uiteindelijk net zo snel verdwijnt als het gras? 13 Jullie vergeten Mij, de Heer, jullie Maker, die de aarde stevig neerzette en de hemel als een tent daarboven opzette. Jullie zijn de hele dag bang. Bang voor het geweld van de vijand wanneer hij op weg is om jullie te vernietigen! Maar waar is het geweld van de vijand? 14 Snel zullen de gevangenen uit de kerker worden bevrijd. Ze zullen niet in het dodenrijk terechtkomen. Ze zullen nergens gebrek aan hebben. 15 Want Ik ben jullie Heer God. Ik splijt de zee, zodat de golven bruisen en schuimen. Mijn naam is: Heer van de hemelse legers. 16 Ik geef jullie mijn woorden. Ik bedek jullie met mijn hand om jullie te beschermen. Ik, die de hemel opzet als een tent en de aarde stevig neerzet, zeg tegen de bewoners van Jeruzalem: Jullie zijn mijn volk.

17 Word wakker, Jeruzalem, word wakker, sta op! Je hebt de wijnbeker met mijn straf tot op de bodem leeggedronken. 18 Van al je bewoners was er niemand die jou goed leiding gaf. Niemand van hen zorgde goed voor jou. 19 Dit is er met je gebeurd: verwoesting en ellende, honger en geweld. Niemand heeft medelijden met je. Hoe kan Ik je troosten? 20 Je bewoners liggen gewond en verslagen in de straten, als dieren in een valkuil. Ze zijn neergeslagen door mijn woede.

21 Jeruzalem, je bent er slecht aan toe! Je wankelt alsof je dronken bent, maar je bent niet dronken van wijn. Luister nu goed! 22 Dit zegt je Heer God, die zijn volk in zijn rechtszaak zal verdedigen: Ik neem de beker met de wijn van mijn straf weer uit je hand. Je hoeft er niet langer uit te drinken. 23 Ik zal hem nu aan je vijanden geven. Ik zal hem geven aan de mensen die tegen je zeiden: 'Ga op de grond liggen zodat we je kunnen vertrappen.' En je liet over je heenlopen, alsof je rug de straat was voor de mensen die daarover wilden gaan."

De bevolking van Jeruzalem zal terugkomen naar de stad

52 De Heer zegt: "Word wakker, Jeruzalem, word wakker! Wees weer sterk! Doe je mooiste kleren weer aan, Jeruzalem, heilige stad! Er zal nooit meer iemand van een ander volk binnen jouw muren komen. Schud het stof van je af, Jeruzalem, ga op je troon zitten. Haal het touw van je nek af, gevangen genomen bewoners van Jeruzalem. Want dit zegt de Heer: Eerst heb Ik jullie verkocht zonder voor jullie een prijs te vragen. Nu zal Ik jullie terugkopen zonder jullie vijanden iets voor jullie te betalen. Want dit zegt de Heer: Vroeger ging mijn volk naar Egypte, om daar als vreemdelingen te wonen. Daarna heeft Assur het volk onderdrukt zonder dat het daar een reden voor had. En wat zie Ik nu? Zonder reden is mijn volk door Babel gevangen meegenomen. Zijn overheersers hebben mijn volk doen huilen. En de hele dag beledigen ze Mij. Daarom zal mijn volk in die tijd ontdekken wat mijn naam betekent. Ze zullen weten dat Ik het ben die het zeg: 'Kijk, IK BEN.' "[d]

Jesaja zegt: Wat is het heerlijk om over de bergen de voeten te horen aankomen van iemand die goed nieuws komt brengen. Wat heerlijk om de boodschapper te horen aankomen die komt vertellen dat het weer vrede wordt en dat er spoedig redding komt. En die tegen Jeruzalem zegt: 'God is je Koning.' De wachtposten op je muren roepen en juichen. Want met eigen ogen zullen ze zien hoe de Heer de bewoners naar Jeruzalem terugbrengt. Puinhopen van Jeruzalem, juich! Want de Heer heeft zijn volk getroost! Hij heeft Jeruzalem bevrijd! 10 De Heer heeft alle volken laten zien hoe machtig Hij is. Tot aan het einde van de aarde zullen de mensen zien hoe God redt.

11 Vertrek, vertrek, ga weg daar uit Babel! Raak niets aan dat onrein is. Ga bij hen weg. Maak je klaar voor de Heer, jullie die de voorwerpen van de tempel van de Heer dragen.[e] 12 Jullie hoeven niet haastig te vertrekken. Het zal geen vlucht zijn. Want de Heer gaat voor jullie uit en de God van Israël bewaakt jullie achterhoede.[f]

De dienaar van de Heer zal heel erg lijden

13 De Heer zegt: "Mijn dienaar[g] zal wijs zijn. En Hij zal eer, heel veel eer ontvangen. 14 Eerst waren de mensen geschokt over wat er met Hem gebeurde. Hij werd erger mishandeld dan alle andere mensen. Hij zag er nog amper menselijk uit. 15 Maar Hij zal vele volken stomverbaasd doen staan. Koningen zullen niets meer weten te zeggen. Want ze zullen iets zien en horen waar ze nog nooit eerder over hebben gehoord. Ze zullen het horen en het begrijpen." (lees verder)

De dienaar van de Heer zal heel erg lijden (vervolg)

53 Jesaja zegt: Wie gelooft wat ik heb gezegd? Wie heeft werkelijk begrepen hoe machtig de Heer is? Zijn dienaar groeide bij Hem op als een buigzaam jong takje, als een wortel uit kurkdroge grond. Hij zag er niet bijzonder uit, zodat we iets van Hem verwacht zouden hebben. Als we naar Hem keken, zagen we niets bijzonders. Niemand wilde iets met Hem te maken hebben. Hij werd door iedereen in de steek gelaten. Hij kende pijn en verdriet en ziekte. De mensen draaiden hun hoofd weg als ze Hem zagen. We hebben geen enkel respect voor Hem gehad.

Wij dachten dat Hem dat allemaal overkwam omdat Hij door God werd gestraft! Maar Hij heeft ónze ziekten op zich genomen en ónze pijn weggedragen. Híj werd mishandeld vanwege ónze ongehoorzaamheid aan God. Híj werd geslagen omdat wíj zoveel slechte dingen deden. Híj kreeg de straf, zodat wíj vrede met God zouden kunnen hebben. Zíjn lichaam werd stukgeslagen met de zweep, zodat wíj genezing zouden kunnen krijgen van onze ziekten. We dwaalden allemaal rond als schapen die geen herder hebben. We deden allemaal wat we zelf wilden. Maar de Heer heeft al ónze ongehoorzaamheid op Hém gelegd.[h] Hij werd mishandeld, maar Hij protesteerde niet. Hij zei niets, net als een lam dat wordt weggebracht om geslacht te worden, en net als een schaap dat wordt geschoren. Hij werd uit de angst en uit de veroordeling weggenomen. En wie van de mensen van zijn tijd kon het iets schelen dat Hij uit het leven werd weggerukt en gedood? Hij heeft de straf gedragen voor de ongehoorzaamheid van mijn volk. De mensen dachten dat Hij bij de misdadigers begraven zou worden. Maar Hij kreeg een graf bij de rijken. Dat was omdat Hij nooit iets slechts had gedaan en nooit iets gezegd had wat niet waar was. 10 Maar de Heer had besloten Hem helemaal te verpletteren. God maakte Hem ziek. Nadat Hij zijn eigen leven heeft opgeofferd om ons te bevrijden van onze schuld, zal Hij kinderen hebben.[i] En Hij zal heel lang leven. Door Hem zal de Heer zijn plannen kunnen uitvoeren. 11 En nadat Hij zo vreselijk heeft geleden, zal Hij ervan genieten dat Gods plan werkelijkheid is geworden.

De Heer zegt: "Zo zal mijn Dienaar, die zelf nooit iets verkeerds gedaan heeft, heel veel mensen bevrijden van hun schuld. Want Hij zal hun ongehoorzaamheid op Zich nemen. 12 Daarom zal Ik Hem een belangrijke plaats geven, bij de machtigen. Hij zal met hen de buit verdelen. Want Hij heeft vrijwillig zijn leven gegeven. Hij heeft Zich laten behandelen als een misdadiger. Zo droeg Hij de straf voor de ongehoorzaamheid van heel veel mensen. En Hij heeft gebeden voor de schuldige mensen."

Footnotes

  1. Jesaja 49:3 Het is niet duidelijk tegen wie de Heer hier spreekt en wie de 'ik' in de volgende verzen is. Het kan Jesaja zijn, of Israël, of de beloofde Redder: de Messias. Het lijkt een beetje door elkaar te lopen.
  2. Jesaja 50:11 Met dat vuur en die gloeiende spaanders worden zelfbedachte oplossingen bedoeld om uit de ellende te komen.
  3. Jesaja 51:9 'Rahab' betekent 'chaos'. Hiermee wordt Egypte bedoeld. Rahab was in oude verhalen het monster van de chaos (Handboek bij de Bijbel, derde druk 1977, p. 321)
  4. Jesaja 52:6 IK BEN is de naam waarmee God zich aan Mozes bekend maakte. Lees Exodus 3:14 en 15. Je kan ook lezen: 'Hier ben Ik, de IK BEN.'
  5. Jesaja 52:11 Lees Ezra 1:7-10.
  6. Jesaja 52:12 Lees Ezra 8:21-23.
  7. Jesaja 52:13 Dit gedeelte, tot Jesaja 53:12, is een profetie over de komst van Jezus en over zijn dood.
  8. Jesaja 53:6 Lees ook 1 Petrus 2:24.
  9. Jesaja 53:10 Wat hiermee bedoeld wordt is te lezen in Johannes 1:12 en 13.