Add parallel Print Page Options

De Messias voorspeld

‘Het volk dat in de duisternis leeft, zal een groot Licht zien, en over hen die wonen in het land waar de dood heerst, zal een Licht opgaan. Want Israël zal weer groot worden gemaakt en blij zijn, zoals men in de oogsttijd blij is of zoals overwinnaars blij zijn als zij de buit verdelen. Want God zal de ketens van dit volk breken en de zweep die het slaat, kapot maken zoals Hij ook deed toen grote groepen Midjanieten door Gideons kleine bende werden verslagen. Op die glorieuze dag van vrede zal het oorlogstuig niet meer worden gebruikt, de met bloed doordrenkte mantels en de dreunende laars zullen worden verbrand.

Want een Kind is ons geboren, een Zoon werd ons gegeven en de heerschappij zal op zijn schouders rusten. Dit zullen zijn koninklijke titels zijn: Wonderbare Raadgever, Machtige God, Eeuwige Vader, Vredevorst.

Aan zijn vredevolle bewind zal nooit een einde komen. Vanaf de troon van zijn vader David zal Hij rechtvaardig regeren. Hij zal alle volken van de wereld rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeuren omdat de brandende liefde van de Here van de hemelse legers zich heeft voorgenomen dit te doen!

7-9 De Here heeft gesproken tot het trotse Israël, dat zegt dat het zijn land beter en mooier dan tevoren zal herbouwen, ook al is het nu een puinhoop. De wilde vijgenbomen zijn omgehakt, maar die zullen worden vervangen door ceders!

10,11 De Here antwoordt op uw grootspraak door uw vijanden tegen u in het veld te brengen. De Syriërs vanuit het oosten en de Filistijnen vanuit het westen. Zij zullen Israël gulzig verslinden. En zelfs dan zal de toorn van de Here tegen u nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft dreigend opgeheven. 12 Want na al deze straffen zult u zich niet bekeren en u niet naar Hem, de Here van de hemelse legers, toekeren.

13,14 Daarom zal de Here in één dag Israël ontdoen van kop en staart, de leiders en de valse profeten. 15 Want de leiders hebben het volk langs dwaalwegen steeds verder naar de ondergang gevoerd. 16 Daarom beleeft de Here geen genoegen aan hun jonge mannen en heeft Hij zelfs geen medelijden met de weduwen en de wezen. Want zij zijn huichelaars en uit hun monden komt alleen dwaasheid. Daarom is zijn toorn nog niet bekoeld en heeft Hij zijn hand nog dreigend opgeheven. 17 Hij zal al deze verdorvenheid, deze dorens en distels, verbranden. De vlammen zullen ook de bossen in de as leggen en alles zal in rook opgaan. 18 Het land is zwartgeblakerd door dat vuur, door de toorn van de Here van de hemelse legers. Het volk valt ten prooi aan de vlammen. 19 Iedereen vecht tegen zijn broeder om zijn eten te stelen, maar niemand heeft ooit genoeg. Ten slotte zullen zij zelfs het vlees van hun verwanten eten! 20 Manasse tegen Efraïm en Efraïm tegen Manasse en die beiden tegen Juda. Zelfs door dit alles zal Gods toorn nog niet zijn bekoeld en blijft zijn hand dreigend tegen hen opgeheven.’

De straf voor Assur

10 ‘Wee de onrechtvaardige rechters en zij die slechte wetten uitvaardigen,’ zegt de Here, ‘zodat er geen gerechtigheid is voor de armen, weduwen en wezen. Zelfs zij worden door hen beroofd. En wat zult u doen als Ik vanuit een ver land de verwoesting op u afstuur? Tot wie zult u zich wenden om hulp? Waar zullen uw schatten veilig zijn? Ik zal u niet helpen, u zult voortstrompelen als gevangenen en tussen de verslagenen op de grond liggen. En zelfs dan is mijn toorn nog niet bekoeld en blijft mijn hand dreigend opgeheven. Assur is de zweep van mijn toorn, zijn militaire kracht is mijn wapen tegen dit goddeloze en vervloekte volk. Hij zal hen tot slaven maken, hen uitplunderen en als vuil onder zijn voeten vertrappen.

Maar de koning van Assur zal niet weten dat Ik hem stuurde. Hij zal eenvoudig denken dat hij mijn volk aanvalt als onderdeel van zijn plan om de wereld te veroveren. Hij zal aankondigen dat al zijn aanvoerders spoedig koningen over de veroverde gebieden zullen zijn. “Wij zullen Kalno vernietigen, net als Karchemis,” zal hij zeggen, “en Hamath zal net als Arpad tegen ons ten onder gaan. Samaria zullen wij vernietigen, net zoals wij het Damascus deden. 10 Wij hebben menig koninkrijk ten val gebracht dat machtiger afgoden kende dan die van Samaria en Jeruzalem. 11 Als wij Samaria en zijn afgoden hebben vernietigd, zullen wij ook Jeruzalem met zijn afgoden te gronde richten.” ’

12 Nadat de Here de koning van Assur heeft gebruikt om zijn doel te bereiken, zal Hij Zich tegen het volk van Assur keren en de Assyriërs op hun beurt straffen, want zij zijn trotse en hooghartige mensen. 13 Zij beweren: ‘Wij hebben door eigen kracht en wijsheid deze oorlogen gewonnen. Met onze eigen kracht braken wij de muren kapot, vernietigden het volk en droegen hun schatten weg. 14 In onze grootheid beroofden wij het volk van zijn schatten als iemand die een vogelnest leegrooft en wij verzamelden koninkrijken als een boer die eieren raapt. Niemand kan een vinger naar ons uitsteken of zijn mond openen om tegen ons te piepen!’

15 Maar de Here zegt: ‘Zal de bijl er prat op gaan dat hij meer kracht heeft dan de man die hem hanteert? Is de zaag machtiger dan de man die zaagt? Kan een stok slaan zonder een hand die hem vasthoudt? Kan een wandelstok uit zichzelf lopen?’ 16 Om uw grootspraak, koning van Assur, zal de Here God van de hemelse legers uw trotse legereenheden vernietigen als door een verterend vuur. 17 God, het Licht en de Heilige van Israël, zal het vuur en de vlam zijn die hen zal vernietigen. In een enkele nacht zal Hij die Assyriërs die het land Israël hebben verwoest, verbranden als dorens en distels. 18 Het machtige leger van Assur lijkt op een groot woud, maar toch zal het worden vernietigd. De Here zal hen vernietigen, hun ziel en hun lichaam, zoals een zieke die langzaam wegkwijnt. 19 Slechts enkele leden van dat machtige leger zullen overblijven, zo weinig dat een kind hen zou kunnen tellen!

20 Uiteindelijk zullen de overlevenden in Israël en Juda dan hun vertrouwen weer stellen in de Here, de Heilige van Israël. In plaats van angstig te zijn voor degenen die hen sloegen. 21 Een restant van hen zal terugkeren naar de machtige God. 22 Want al waren de Israëlieten zo talrijk als het zand aan het strand van de zee, slechts een klein deel van hen zal op dat moment zijn overgebleven om terug te keren. Uw ondergang staat vast en daaruit vloeit gerechtigheid voort. 23 Ja, de Here God van de hemelse legers heeft nu al vast besloten hen te verteren, zodat alle volken het kunnen zien. 24 Daarom zegt de Here God van de hemelse legers: ‘O mijn volk in Jeruzalem, wees niet bang voor de Assyriërs als zij u onderdrukken, zoals de Egyptenaren lang geleden deden. 25 Het zal niet lang duren, binnen korte tijd zal mijn toorn tegen u bekoelen en dan zal mijn toorn zich tegen hen keren om hen te vernietigen.’ 26 De Here van de hemelse legers zal zijn engel sturen om hen in een machtige slag te verslaan, zoals in de tijd dat Gideon de Midjanieten bij de rots Oreb versloeg of zoals toen God de Egyptische legers in de zee liet verdrinken. 27 Op die dag zal God de last van de schouders van zijn volk afnemen. Hij zal het bevrijden van het slavenjuk en dat juk vernietigen.

28,29 Kijk, de machtige legers van Assur zijn in aantocht! Nu zijn zij bij Ajath en nu bij Migron. Zij slaan voorraden op bij Michmas en trekken de pas over, zij overnachten in Geba. De angst houdt Rama in zijn greep, alle inwoners van Gibea—de stad van Saul—rennen voor hun leven. 30 Schreeuw van angst, inwoners van Gallim! Geef de waarschuwing door aan Laïs, want het machtige leger is in aantocht. Arm Anathoth, wat een wreed lot staat u te wachten! 31 Daar vluchten de inwoners van Madmena, de inwoners van Gebim maken zich klaar om er vandoor te gaan. 32 Maar de vijand houdt halt bij Nob en blijft daar de rest van de dag. Hij schudt zijn vuist tegen Jeruzalem op de berg Sion. 33 Maar dan, kijk, kijk! De Here, de Here van alle hemelse legers, hakt die machtige boom om! Hij vernietigt heel dat enorme leger, groot en klein, officieren en manschappen. 34 Hij, de Machtige, zal de vijand omhakken zoals de bijl van een houthakker de bomen in de bossen van de Libanon omhakt.

Een nieuwe vrucht uit oude wortels

11 Maar uit de stronk van Isaï, de omgehakte boom van David, zal een scheut groeien, een nieuwe vrucht bloeit op uit zijn wortels. En de Geest van de Here zal op Hem rusten, de Geest van wijsheid en inzicht, van raad en kracht, de Geest van kennis en van ontzag voor de Here. Ontzag voor de Here zal zijn lust en leven zijn. Hij zal niet rechtspreken op grond van wat aannemelijk lijkt of op grond van valse getuigenis of van horen zeggen. De armen en verdrukten zal Hij verdedigen. Maar Hij treft de aarde met het zwaard van zijn mond en doodt de schuldigen met zijn adem, want Hij zal bekleed zijn met rechtvaardigheid en trouw.

Dan zullen de wolf en het lam bij elkaar liggen en er zal vrede heersen tussen panter en geit. Kalveren en mestvee zullen veilig tussen de leeuwen kunnen lopen en een klein kind zal hen hoeden. De koeien zullen tussen beren grazen, jonge beertjes zullen bij kalveren liggen en de leeuwen zullen net als de koeien gras eten. Babyʼs zullen veilig tussen giftige slangen kruipen en een klein kind kan rustig zijn hand in een nest met giftige adders steken. Op heel mijn heilige berg zal niemand schade aanrichten of iets vernietigen, want zoals het water de zee vult, zal de aarde vol zijn van de kennis van de Here.

10 In die beslissende tijd zal een nakomeling van Isaï opstaan als een banier en over de volken regeren. Hun hoop zal op Hem gevestigd zijn, alle volken zullen naar Hem toekomen, want het land waar Hij woont, is een glorieuze plaats. 11 In die tijd zal de Here voor de tweede keer een restant van zijn volk terugbrengen naar het land Israël. Zij zullen komen vanuit Assur, Egypte, Pathros, Ethiopië, Elam, Babel, Hamath en uit alle ver afgelegen kustlanden. 12 Hij zal een banier voor hen oprichten tussen de volken waarheen ze zijn weggevoerd. Hij zal de verstrooide Israëlieten bijeenbrengen vanuit alle hoeken van de aarde. 13 Dan zal er ten slotte een einde komen aan de jaloezie tussen Israël en Juda, zij zullen elkaar niet langer bestrijden. 14 Samen zullen zij de volken in het oosten en het westen aanvallen. Zij zullen hun krachten bundelen om hen te vernietigen en zij zullen Edom, Moab en Ammon onderwerpen.

15 De Here zal een pad door de Rode Zee droogleggen en zijn hand over de Eufraat bewegen en een machtige wind sturen die haar zal verdelen in zeven afzonderlijke beekjes die gemakkelijk kunnen worden overgestoken. 16 Hij zal een gebaande weg vanuit Assur maken voor het restant dat daar is overgebleven, net zoals Hij voor heel Israël deed toen het uit Egypte terugkeerde.

Een loflied voor God

12 Op die dag zult u zeggen: ‘Ik loof U, Here! Uw toorn was op mij, maar nu troost U mij.

Kijk, God is gekomen om mij te redden! Ik zal vertrouwen en niet bang zijn, want de Here is mijn kracht en mijn lied, Hij is mijn heil. Wat is het een vreugde om te drinken uit zijn fontein van heil!’

Op die wonderbaarlijke dag zult u zeggen: ‘De Here zij gedankt! Geprezen zij zijn Naam! Vertel de wereld over zijn liefdevolle daden. Want Hij is machtig! Zing voor de Here, want Hij heeft wonderbaarlijke dingen gedaan. Maak zijn glorie over de hele wereld bekend. Laten alle inwoners van Jeruzalem met vreugde juichen, want groot en machtig is de Heilige van Israël, die onder u woont.’

Er zal weer licht komen in het duister: God belooft de Redder (vervolg)

Het volk dat in het donker leeft, zal een groot licht zien. Er komt weer licht voor het volk dat al vlak voor de poorten van de dood leefde. U heeft het volk weer groot gemaakt. U heeft het volk weer blij gemaakt. Het volk viert net zo vrolijk feest als bij een oogstfeest of bij het verdelen van een grote buit. Want het juk[a] dat zwaar op hun schouders lag, de stangen op hun schouders en de stok waarmee ze werden geslagen, zijn door U stukgebroken. Het wordt een bevrijding zoals vroeger, toen de Midianieten verslagen werden.[b] Alle stampende soldatenlaarzen en alle met bloed bevlekte soldatenkleren zullen worden verbrand. Ze zullen in het vuur worden gegooid. Want er is een Kind geboren: we hebben een Koningszoon gekregen. Hij zal als Koning heersen. Hij wordt Wijze Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredekoning genoemd. Hij zal voor eeuwig regeren en in zijn koninkrijk zal het eeuwig vrede zijn. Hij zal eerlijk en rechtvaardig over het koninkrijk van koning David regeren, voor eeuwig. De Heer van de hemelse legers zal dit doen omdat Hij zo ontzettend veel van zijn volk houdt.

Gods straf over Israël

Jesaja zegt: De Heer spreekt recht over het volk Israël. Alle bewoners van het koninkrijk Israël en van Samaria zullen het merken. Ze zeggen nu nog wel trots: "Muren van gebakken stenen zijn ingestort, maar we zullen ze herbouwen van uitgehakte stenen. De wilde vijgenbomen zijn omgehakt, maar we zullen er cederbomen voor in de plaats zetten." 10 Maar de Heer zal vijanden van koning Rezin van Aram ophitsen tegen Israël. Hij zal Israëls vijanden verzamelen. 11 Van de ene kant valt Aram aan, van de andere kant komen de Filistijnen en samen slokken ze Israël op. Maar nog steeds is de Heer woedend en zijn straf houdt nog niet op.

12 Want het volk gaat nog steeds niet terug naar de Heer die hen strafte. Nog steeds gaan ze niet naar de Heer van de hemelse legers om hulp. 13 Daarom zal de Heer op één dag van Israël de kop en de staart afsnijden, de palmtak en de rietstengel. 14 De leiders zijn de kop en de palmtak, en de leugen-profeten zijn de staart en de rietstengel. 15 De leiders van dit volk zijn slechte leiders: ze leiden dit volk expres de verkeerde kant op. Daardoor loopt het slecht met het volk af. 16 Daarom zal de Heer niet langer blij zijn over de jonge mannen. Hij zal niet langer medelijden hebben met de weeskinderen en de weduwen. Want iedereen is slecht. Niemand trekt zich nog iets van God aan. Alles wat de mensen zeggen, is dwaas. Daarom is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.

17 Want het kwaad verspreidt zich als een vuur. Het zal dorens en distels verbranden. Daarna zal het vuur de struiken en bomen van het bos in brand zetten. Een dikke rookwolk stijgt op. 18 Ook de woede van de Heer is als een laaiend vuur dat het hele land zal verbranden. In het hele land zal het donker worden. Alle mensen zullen omkomen. 19 De mensen zullen elkaar aanvallen: ze stelen links, maar zullen nog steeds honger hebben. Ze roven rechts, maar de honger zal blijven. De stammen van Israël zullen elkaar aanvallen: 20 Manasse valt Efraïm aan en Efraïm valt Manasse aan, en samen vallen ze Juda aan. Daarom is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.

God waarschuwt Israël

10 De Heer zegt tegen Israël: "Het zal slecht aflopen met de onrechtvaardige leiders die onrechtvaardige wetten en regels maken. Wetten waardoor arme mensen worden verdrukt en oneerlijk worden behandeld. Wetten waardoor de weduwen worden uitgebuit en de weeskinderen worden geplunderd. Maar wat zullen jullie doen op de dag dat Ik jullie kom straffen? Wat zullen jullie doen op de dag dat Ik een volk uit de verte op jullie afstuur om jullie te vernietigen? Naar wie zullen jullie vluchten om hulp te gaan halen? Waar zullen jullie je rijkdommen in veiligheid brengen? Jullie zullen allemaal bukken onder het slavenjuk of omkomen in de strijd." Om al deze dingen is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.

God zal Assur straffen voor zijn trots

Maar tegen Assur zegt de Heer: "Assur, het zal slecht met jou aflopen. Jij bent de stok waarmee Ik mijn volk wil slaan. Jij bent het wapen van mijn boosheid. Ik zal jou op mijn volk afsturen, omdat Ik woedend ben op mijn volk dat zich niets van Mij aantrekt. Ik zal jou laten komen om het land leeg te roven en te vertrappen als vuilnis in de straten. Maar jij begrijpt niet dat dit míjn plan is. Jij hebt je eigen plannen. Jij wil allerlei volken vernietigen. Jij denkt: 'Ik heb toch overal koningen aangesteld? Ik heb de steden Kalno en Karkemis, Hamat en Arpad, Samaria en Damaskus veroverd. Met al die steden liep het hetzelfde af. 10 Ze hadden veel meer goden dan Jeruzalem en Samaria. En hun godenbeelden waren veel mooier dan die van Jeruzalem en Samaria. Toch heb ik die steden veroverd. 11 Dan zal ik Samaria en Jeruzalem met hun goden toch zeker óók kunnen veroveren?'

12 Maar eerst zal Ik met Jeruzalem op de berg Sion doen wat Ik van plan ben. Daarna zal Ik de koning van Assur straffen voor zijn trots. 13 Want hij denkt: 'Ik heb landen veroverd en hun voorraden meegenomen. Ik heb als een reus de bewoners onder de voet gelopen. En dat heb ik allemaal door mijn eigen macht en mijn eigen wijsheid gedaan! 14 Ik nam de rijkdommen van de volken mee. Dat was net zo gemakkelijk als het leeghalen van vogelnestjes. Ik raapte de hele aarde leeg zoals je eieren uit een verlaten nest raapt. Niemand durfde met zijn vleugels te slaan, zijn snavel open te doen of te piepen.'

15 Maar kan een bijl soms over zijn werk opscheppen tegen de man die ermee hakt? Kan een zaag over zijn werk opscheppen tegen de man die ermee zaagt? Beweegt een staf soms de man die hem vasthoudt? Het is toch maar een stuk hout? 16 Waarom is Assur dan trots op wat hij heeft gedaan? Daarom zal Ik, de Heer van de hemelse legers, de honger sturen naar het rijke Assur. De honger zal al zijn rijkdom doen verdwijnen, net zoals een vuur alles verbrandt. 17 Want de Heer, het Licht van Israël, zal als een vuur zijn. De Heilige God van Israël zal als een vlam zijn. En die vlam en dat vuur zullen op één dag alles van Assur verbranden alsof het dorens en distels zijn. 18 Zijn prachtige bossen en wijngaarden[c] zal Ik op één dag helemaal vernietigen.[d] Assur zal zo zwak worden als iemand die ernstig ziek is. 19 Er zullen maar heel weinig bomen overblijven. Een kind kan ze tellen."

Een klein deel van Israël zal overblijven

20 De Heer zegt: "Het overblijfsel van het volk Israël zal in die tijd niet langer vertrouwen op Assur, de stok waarmee Ik hen sloeg. Maar dan zullen ze werkelijk vertrouwen op Mij, de Heilige God van Israël. 21 Dat kleine overblijfsel van het volk Israël zal terugkomen bij de sterke God. 22 Want, Israël, al is je volk nu zo ontelbaar als het zand langs de zee, slechts een klein overblijfsel zal terugkomen. Want Ik ben vastbesloten om je te vernietigen. Deze straf heb je verdiend. 23 Het besluit van de Heer van de hemelse legers staat vast en iedereen zal het zien."

24 De Heer van de hemelse legers zegt: "Mijn volk dat op de berg Sion woont, wees niet bang als jullie worden verdrukt door Assur, zoals jullie vroeger werden verdrukt door Egypte. 25 Want het duurt maar even. Daarna ben Ik niet meer boos op júllie, maar op Assur. Dan zal Ik Assur straffen en vernietigen. 26 Dan zal Ik hém met mijn zweep slaan, zoals Ik Midian heb geslagen bij de rots Oreb,[e] zegt de Heer van de hemelse legers. En zoals Ik vroeger bij de Rietzee[f] mijn staf heb gezwaaid en mijn macht heb laten zien, zo zal Ik nu weer mijn staf zwaaien en mijn macht laten zien. 27 In die tijd zal de last die Assur op jullie schouders had gelegd, van jullie afglijden. Het juk[g] dat hij op jullie nek had gelegd, zal worden vernietigd, vanwege de man die Ik heb gezalfd."

Assur valt het land binnen

28 Jesaja zegt: het leger van De vijand overvalt[h] Ajat, trekt door Migron, laat zijn bepakking in Michmas achter, 29 trekt de bergpas over en brengt de nacht door in Geba. De bewoners in Rama beven van angst. De mensen uit Gibea-van-Saul vluchten. 30 Schreeuw het uit, Bat-Gallim! Pas op, Laïs! Arm Anatot! 31 De mensen uit Madmena vluchten. De bewoners van Gebim slaan massaal op de vlucht. 32 De vijand staat al bij Nob.[i] Ze schudden dreigend hun vuisten in de richting van de berg Sion en Jeruzalem.

33 Maar let op, de Heer van de hemelse legers zal met geweld de boomtoppen afkappen. De hoge stammen zullen worden omgehakt. 34 Met een bijl zal Hij het dichte bos van de Libanon omhakken. De Libanon zal kaalgekapt worden[j] door de Almachtige God.

God geeft een nieuwe toekomst onder een nieuwe Koning

11 Jesaja zegt: Maar net zoals er uit de stronk van een omgehakte boom weer een jong takje[k] begint te groeien en vruchten krijgt, zal er een Zoon geboren worden uit de familie van Isaï (de vader van koning David). De Geest van de Heer zal op Hem zijn. Hij zal vol zijn van de Geest van wijsheid, de Geest van verstand, de Geest van raad, de Geest van sterkte, de Geest van kennis van God en de Geest van ontzag voor God. Hij zal diep ontzag voor God hebben en daarvan genieten. Hij zal niet oordelen op grond van wat Hij ziet of van anderen hoort. Hij zal rechtvaardig zijn voor arme en bescheiden mensen. Maar voor de mensen die zich niets van God aantrekken, zal zijn oordeel zijn als een zweepslag. Hij zal hem die zich niets van hem aantrekt, zonder moeite doden. Hij blaast hem weg. Want Hij zal altijd rechtvaardig en eerlijk zijn.

Dan zullen wolven en schapen bij elkaar leven. Panters en geitjes zullen samen liggen rusten. Kalveren en jonge leeuwen groeien samen op. Een kleine jongen zal ze hoeden. Koeien en beren zullen samen gras eten. Hun jongen zullen samen spelen. Leeuwen zullen net als koeien hooi eten. Baby's zullen spelen bij het hol van een adder. Kleuters zullen giftige slangen uit hun nest pakken. Niemand zal een ander nog kwaad doen op Gods heilige berg. Want op de hele aarde zal iedereen de Heer kennen. Zoals de zee vol is van water, zo zullen de mensen vol zijn van de Heer. 10 Want in die tijd zullen alle volken van de aarde naar de stronk van Isaï gaan, naar de jonge tak die daaruit groeide, de Zoon van David. Hij zal zijn als een vlag op een heuvel, die al van ver te zien is. Iedereen zal naar Hem toe gaan. En de plaats waar Hij woont zal vol zijn van zijn schitterende macht en majesteit.

De Heer zal zijn volk Israël redden

11 In die tijd zal de Heer opnieuw zijn volk redden. Hij zal het overblijfsel van zijn volk verzamelen uit Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en de landen langs de kust. 12 Hij zal een vlag neerzetten bij de volken, zodat iedereen kan zien waar hij naartoe moet gaan. De mensen waren uit Israël en Juda weggejaagd en woonden overal verspreid. Maar Hij zal hen uit alle windrichtingen verzamelen. 13 Dan zullen de bewoners van Israël niet langer jaloers zijn op de bewoners van Juda. De vijanden van Juda zullen vernietigd worden. En Juda zal Israël niet meer aanvallen. Ze zullen niet langer met elkaar oorlog voeren. 14 Samen zullen ze de Filistijnen in het westen aanvallen. Samen zullen ze de volken van het oosten beroven. Samen zullen ze Edom en Moab aanvallen en verslaan. Samen zullen ze de Ammonieten overwinnen zodat die hen moeten dienen.

15 Dan zal de Heer een weg banen zoals vroeger door de Rietzee bij Egypte. En Hij zal met zijn adem het water van de Eufraat wegblazen.[l] Hij zal de machtige Eufraat uit elkaar slaan tot zeven kleine stroompjes die je te voet kan oversteken. 16 Dan zal de weg naar huis openliggen voor het overblijfsel van zijn volk dat nog in Assur was overgebleven. Net zoals de weg open lag voor het volk Israël toen het uit Egypte vertrok.[m]

Danklied voor God

12 Jesaja zegt: In die tijd zullen de mensen zeggen:

"Ik prijs U, Heer!
Want U was erg boos op mij, maar nu niet meer.
Nu troost U mij.
U bent mijn Redder.
Ik zal op U vertrouwen en niet meer bang zijn.
Want U bent mijn kracht en mijn lied.
U heeft mij gered."

Dan zal de Heer jullie bron van blijdschap zijn. En in die tijd zullen jullie zeggen:

"Dank de Heer! Aanbid Hem!
Vertel de volken wat Hij allemaal heeft gedaan.
Vertel dat Hij de machtige God is.
Zing voor de Heer, want Hij heeft geweldige dingen gedaan!
De hele wereld moet het weten.
Juich en jubel, bewoners van Sion,
want de geweldige en Heilige God van Israël woont bij jullie!"

Footnotes

  1. Jesaja 9:3 Een juk is een soort houten balk die dwars over de nek van een os werd gelegd, waarna hij met banden aan de os en aan een ploeg werd vastgemaakt. Zo kon een os gedwongen worden om een ploeg te trekken. In de hele bijbel is een juk een symbool van onderdrukking en slavernij.
  2. Jesaja 9:3 Hiermee wordt de dag bedoeld dat Gideon met een klein legertje een groot leger van Midian versloeg. Lees Richters 7:1-22.
  3. Jesaja 10:18 Met 'bossen en wijngaarden' worden in de profetieën vaak legers en de legerleiding bedoeld.
  4. Jesaja 10:18 In de tijd van koning Hizkia is Assurs leger inderdaad in één dag vernietigd. Lees 2 Koningen 19:29-35.
  5. Jesaja 10:26 Gideon versloeg met een klein leger het grote leger van Midian. Lees Richters 7:7 en 21-25.
  6. Jesaja 10:26 Op bevel van de Heer hief Mozes hief zijn staf op en de Heer spleet toen de zee. Lees Exodus 14:21 en 22.
  7. Jesaja 10:27 Een juk is een soort houten balk die dwars over de nek van een os werd gelegd, waarna hij met banden aan de os en aan een ploeg werd vastgemaakt. Zo kon een os gedwongen worden om een ploeg te trekken. In de hele bijbel is een juk een symbool van onderdrukking en slavernij.
  8. Jesaja 10:28 Jesaja zag deze dingen in zijn geest gebeuren. Hij vertelde wat hij zag alsof het al werkelijk gebeurde.
  9. Jesaja 10:32 De volgorde van deze steden geeft ongeveer de route aan die het leger van de vijand zou nemen naar Jeruzalem. Nob ligt vlak bij Jeruzalem. In 701 vóór het jaar nul rukte het leger van Assur op naar Jeruzalem. Maar het lijkt er op dat deze profetie nog een 'tweede laag' heeft: iets wat in de toekomst nog zal gebeuren.
  10. Jesaja 10:34 Met deze bossen zouden ook de legers met hun helden bedoeld kunnen zijn. Ze werden door de Heer vernietigd. Lees 2 Koningen 19:32-35.
  11. Jesaja 11:1 Zelfs een boomstronk kan nog uitspruiten, ook al lijkt het dat er geen leven meer in zit. Met de 'jonge tak' wordt daarom een nieuw begin bedoeld. Op de meeste plaatsen in de bijbel wordt hiermee Jezus bedoeld.
  12. Jesaja 11:15 Jesaja bedoelde dat het volk van Juda eerst als gevangenen aan de andere kant van de Eufraat zou komen te wonen, maar dat de Heer hen op een dag ook weer naar hun eigen land zal terugbrengen.
  13. Jesaja 11:16 Toen Mozes zijn staf uitstrekte over de Rietzee, spleet God het water en konden de Israëlieten over het droge oversteken. Lees Exodus 14:21 en 22.

[a]Nevertheless, there will be no more gloom(A) for those who were in distress. In the past he humbled the land of Zebulun and the land of Naphtali,(B) but in the future he will honor Galilee of the nations, by the Way of the Sea, beyond the Jordan—

The people walking in darkness(C)
    have seen a great light;(D)
on those living in the land of deep darkness(E)
    a light has dawned.(F)
You have enlarged the nation(G)
    and increased their joy;(H)
they rejoice before you
    as people rejoice at the harvest,
as warriors rejoice
    when dividing the plunder.(I)
For as in the day of Midian’s defeat,(J)
    you have shattered(K)
the yoke(L) that burdens them,
    the bar across their shoulders,(M)
    the rod of their oppressor.(N)
Every warrior’s boot used in battle
    and every garment rolled in blood
will be destined for burning,(O)
    will be fuel for the fire.
For to us a child is born,(P)
    to us a son is given,(Q)
    and the government(R) will be on his shoulders.(S)
And he will be called
    Wonderful Counselor,(T) Mighty God,(U)
    Everlasting(V) Father,(W) Prince of Peace.(X)
Of the greatness of his government(Y) and peace(Z)
    there will be no end.(AA)
He will reign(AB) on David’s throne
    and over his kingdom,
establishing and upholding it
    with justice(AC) and righteousness(AD)
    from that time on and forever.(AE)
The zeal(AF) of the Lord Almighty
    will accomplish this.

The Lord’s Anger Against Israel

The Lord has sent a message(AG) against Jacob;
    it will fall on Israel.
All the people will know it—
    Ephraim(AH) and the inhabitants of Samaria(AI)
who say with pride
    and arrogance(AJ) of heart,
10 “The bricks have fallen down,
    but we will rebuild with dressed stone;(AK)
the fig(AL) trees have been felled,
    but we will replace them with cedars.(AM)
11 But the Lord has strengthened Rezin’s(AN) foes against them
    and has spurred their enemies on.
12 Arameans(AO) from the east and Philistines(AP) from the west
    have devoured(AQ) Israel with open mouth.

Yet for all this, his anger(AR) is not turned away,
    his hand is still upraised.(AS)

13 But the people have not returned(AT) to him who struck(AU) them,
    nor have they sought(AV) the Lord Almighty.
14 So the Lord will cut off from Israel both head and tail,
    both palm branch and reed(AW) in a single day;(AX)
15 the elders(AY) and dignitaries(AZ) are the head,
    the prophets(BA) who teach lies(BB) are the tail.
16 Those who guide(BC) this people mislead them,
    and those who are guided are led astray.(BD)
17 Therefore the Lord will take no pleasure in the young men,(BE)
    nor will he pity(BF) the fatherless and widows,
for everyone is ungodly(BG) and wicked,(BH)
    every mouth speaks folly.(BI)

Yet for all this, his anger is not turned away,
    his hand is still upraised.(BJ)

18 Surely wickedness burns like a fire;(BK)
    it consumes briers and thorns,(BL)
it sets the forest thickets ablaze,(BM)
    so that it rolls upward in a column of smoke.
19 By the wrath(BN) of the Lord Almighty
    the land will be scorched(BO)
and the people will be fuel for the fire;(BP)
    they will not spare one another.(BQ)
20 On the right they will devour,
    but still be hungry;(BR)
on the left they will eat,(BS)
    but not be satisfied.
Each will feed on the flesh of their own offspring[b]:
21     Manasseh will feed on Ephraim, and Ephraim on Manasseh;(BT)
    together they will turn against Judah.(BU)

Yet for all this, his anger is not turned away,
    his hand is still upraised.(BV)

10 Woe(BW) to those who make unjust laws,
    to those who issue oppressive decrees,(BX)
to deprive(BY) the poor of their rights
    and withhold justice from the oppressed of my people,(BZ)
making widows their prey
    and robbing the fatherless.(CA)
What will you do on the day of reckoning,(CB)
    when disaster(CC) comes from afar?
To whom will you run for help?(CD)
    Where will you leave your riches?
Nothing will remain but to cringe among the captives(CE)
    or fall among the slain.(CF)

Yet for all this, his anger is not turned away,(CG)
    his hand is still upraised.

God’s Judgment on Assyria

“Woe(CH) to the Assyrian,(CI) the rod(CJ) of my anger,
    in whose hand is the club(CK) of my wrath!(CL)
I send him against a godless(CM) nation,
    I dispatch(CN) him against a people who anger me,(CO)
to seize loot and snatch plunder,(CP)
    and to trample(CQ) them down like mud in the streets.
But this is not what he intends,(CR)
    this is not what he has in mind;
his purpose is to destroy,
    to put an end to many nations.
‘Are not my commanders(CS) all kings?’ he says.
    ‘Has not Kalno(CT) fared like Carchemish?(CU)
Is not Hamath(CV) like Arpad,(CW)
    and Samaria(CX) like Damascus?(CY)
10 As my hand seized the kingdoms of the idols,(CZ)
    kingdoms whose images excelled those of Jerusalem and Samaria—
11 shall I not deal with Jerusalem and her images
    as I dealt with Samaria and her idols?(DA)’”

12 When the Lord has finished all his work(DB) against Mount Zion(DC) and Jerusalem, he will say, “I will punish the king of Assyria(DD) for the willful pride(DE) of his heart and the haughty look(DF) in his eyes. 13 For he says:

“‘By the strength of my hand(DG) I have done this,(DH)
    and by my wisdom, because I have understanding.
I removed the boundaries of nations,
    I plundered their treasures;(DI)
    like a mighty one I subdued[c] their kings.(DJ)
14 As one reaches into a nest,(DK)
    so my hand reached for the wealth(DL) of the nations;
as people gather abandoned eggs,
    so I gathered all the countries;(DM)
not one flapped a wing,
    or opened its mouth to chirp.(DN)’”

15 Does the ax raise itself above the person who swings it,
    or the saw boast against the one who uses it?(DO)
As if a rod were to wield the person who lifts it up,
    or a club(DP) brandish the one who is not wood!
16 Therefore, the Lord, the Lord Almighty,
    will send a wasting disease(DQ) upon his sturdy warriors;(DR)
under his pomp(DS) a fire(DT) will be kindled
    like a blazing flame.
17 The Light of Israel will become a fire,(DU)
    their Holy One(DV) a flame;
in a single day it will burn and consume
    his thorns(DW) and his briers.(DX)
18 The splendor of his forests(DY) and fertile fields
    it will completely destroy,(DZ)
    as when a sick person wastes away.
19 And the remaining trees of his forests(EA) will be so few(EB)
    that a child could write them down.

The Remnant of Israel

20 In that day(EC) the remnant of Israel,
    the survivors(ED) of Jacob,
will no longer rely(EE) on him
    who struck them down(EF)
but will truly rely(EG) on the Lord,
    the Holy One of Israel.(EH)
21 A remnant(EI) will return,[d](EJ) a remnant of Jacob
    will return to the Mighty God.(EK)
22 Though your people be like the sand(EL) by the sea, Israel,
    only a remnant will return.(EM)
Destruction has been decreed,(EN)
    overwhelming and righteous.
23 The Lord, the Lord Almighty, will carry out
    the destruction decreed(EO) upon the whole land.(EP)

24 Therefore this is what the Lord, the Lord Almighty, says:

“My people who live in Zion,(EQ)
    do not be afraid(ER) of the Assyrians,
who beat(ES) you with a rod(ET)
    and lift up a club against you, as Egypt did.
25 Very soon(EU) my anger against you will end
    and my wrath(EV) will be directed to their destruction.(EW)

26 The Lord Almighty will lash(EX) them with a whip,
    as when he struck down Midian(EY) at the rock of Oreb;
and he will raise his staff(EZ) over the waters,(FA)
    as he did in Egypt.
27 In that day(FB) their burden(FC) will be lifted from your shoulders,
    their yoke(FD) from your neck;(FE)
the yoke(FF) will be broken
    because you have grown so fat.[e]

28 They enter Aiath;
    they pass through Migron;(FG)
    they store supplies(FH) at Mikmash.(FI)
29 They go over the pass, and say,
    “We will camp overnight at Geba.(FJ)
Ramah(FK) trembles;
    Gibeah(FL) of Saul flees.(FM)
30 Cry out, Daughter Gallim!(FN)
    Listen, Laishah!
    Poor Anathoth!(FO)
31 Madmenah is in flight;
    the people of Gebim take cover.
32 This day they will halt at Nob;(FP)
    they will shake their fist(FQ)
at the mount of Daughter Zion,(FR)
    at the hill of Jerusalem.

33 See, the Lord, the Lord Almighty,
    will lop off(FS) the boughs with great power.
The lofty trees will be felled,(FT)
    the tall(FU) ones will be brought low.(FV)
34 He will cut down(FW) the forest thickets with an ax;
    Lebanon(FX) will fall before the Mighty One.(FY)

The Branch From Jesse

11 A shoot(FZ) will come up from the stump(GA) of Jesse;(GB)
    from his roots a Branch(GC) will bear fruit.(GD)
The Spirit(GE) of the Lord will rest on him—
    the Spirit of wisdom(GF) and of understanding,
    the Spirit of counsel and of might,(GG)
    the Spirit of the knowledge and fear of the Lord
and he will delight in the fear(GH) of the Lord.

He will not judge by what he sees with his eyes,(GI)
    or decide by what he hears with his ears;(GJ)
but with righteousness(GK) he will judge the needy,(GL)
    with justice(GM) he will give decisions for the poor(GN) of the earth.
He will strike(GO) the earth with the rod of his mouth;(GP)
    with the breath(GQ) of his lips he will slay the wicked.(GR)
Righteousness will be his belt(GS)
    and faithfulness(GT) the sash around his waist.(GU)

The wolf will live with the lamb,(GV)
    the leopard will lie down with the goat,
the calf and the lion and the yearling[f] together;
    and a little child will lead them.
The cow will feed with the bear,
    their young will lie down together,
    and the lion will eat straw like the ox.(GW)
The infant(GX) will play near the cobra’s den,
    and the young child will put its hand into the viper’s(GY) nest.
They will neither harm nor destroy(GZ)
    on all my holy mountain,(HA)
for the earth(HB) will be filled with the knowledge(HC) of the Lord
    as the waters cover the sea.

10 In that day(HD) the Root of Jesse(HE) will stand as a banner(HF) for the peoples; the nations(HG) will rally to him,(HH) and his resting place(HI) will be glorious.(HJ) 11 In that day(HK) the Lord will reach out his hand a second time to reclaim the surviving remnant(HL) of his people from Assyria,(HM) from Lower Egypt, from Upper Egypt,(HN) from Cush,[g](HO) from Elam,(HP) from Babylonia,[h] from Hamath(HQ) and from the islands(HR) of the Mediterranean.(HS)

12 He will raise a banner(HT) for the nations
    and gather(HU) the exiles of Israel;(HV)
he will assemble the scattered people(HW) of Judah
    from the four quarters of the earth.(HX)
13 Ephraim’s jealousy will vanish,
    and Judah’s enemies[i] will be destroyed;
Ephraim will not be jealous of Judah,
    nor Judah hostile toward Ephraim.(HY)
14 They will swoop down on the slopes of Philistia(HZ) to the west;
    together they will plunder the people to the east.(IA)
They will subdue Edom(IB) and Moab,(IC)
    and the Ammonites(ID) will be subject to them.(IE)
15 The Lord will dry up(IF)
    the gulf of the Egyptian sea;
with a scorching wind(IG) he will sweep his hand(IH)
    over the Euphrates River.(II)
He will break it up into seven streams
    so that anyone can cross over in sandals.(IJ)
16 There will be a highway(IK) for the remnant(IL) of his people
    that is left from Assyria,(IM)
as there was for Israel
    when they came up from Egypt.(IN)

Songs of Praise

12 In that day(IO) you will say:

“I will praise(IP) you, Lord.
    Although you were angry with me,
your anger has turned away(IQ)
    and you have comforted(IR) me.
Surely God is my salvation;(IS)
    I will trust(IT) and not be afraid.
The Lord, the Lord himself,(IU) is my strength(IV) and my defense[j];
    he has become my salvation.(IW)
With joy you will draw water(IX)
    from the wells(IY) of salvation.

In that day(IZ) you will say:

“Give praise to the Lord, proclaim his name;(JA)
    make known among the nations(JB) what he has done,
    and proclaim that his name is exalted.(JC)
Sing(JD) to the Lord, for he has done glorious things;(JE)
    let this be known to all the world.
Shout aloud and sing for joy,(JF) people of Zion,
    for great(JG) is the Holy One of Israel(JH) among you.(JI)

Footnotes

  1. Isaiah 9:1 In Hebrew texts 9:1 is numbered 8:23, and 9:2-21 is numbered 9:1-20.
  2. Isaiah 9:20 Or arm
  3. Isaiah 10:13 Or treasures; / I subdued the mighty,
  4. Isaiah 10:21 Hebrew shear-jashub (see 7:3 and note); also in verse 22
  5. Isaiah 10:27 Hebrew; Septuagint broken / from your shoulders
  6. Isaiah 11:6 Hebrew; Septuagint lion will feed
  7. Isaiah 11:11 That is, the upper Nile region
  8. Isaiah 11:11 Hebrew Shinar
  9. Isaiah 11:13 Or hostility
  10. Isaiah 12:2 Or song