Add parallel Print Page Options

De boodschappers uit Ethiopië

18 Jesaja zegt: Het zal slecht aflopen met het land Ethiopië aan de overkant van de rivieren, waar het gonst van de insecten. Dat land stuurt boodschappers in rieten boten over de zee. Ga terug, snelle boodschappers, naar je volk van lange mensen met een gladde huid, naar je land waar iedereen altijd bang voor is geweest, naar je volk dat andere landen overwint en dat wreed is, naar je land met je vele rivieren.

Bewoners van de aarde, let op als jullie de krijgsvlag op de bergen zien! Let op als er op de ramshoorn alarm wordt geblazen! Want de Heer heeft tegen me gezegd: 'Ik blijf rustig vanuit mijn huis toekijken, zoals de hitte die stil in de lucht hangt op een hete dag, of zoals mist die blijft hangen in de hitte van de oogsttijd. Want vóór de oogst, als de bloei voorbij is en de druiven beginnen te rijpen, worden de takken van de wijnstruik afgesneden en de twijgen afgeknipt. Zo zal Ik vóór de strijd, als jullie plannen klaar zijn, jullie leger neerslaan. Je gedode soldaten zullen op het veld blijven liggen als voer voor de roofvogels en de wilde dieren. De roofvogels zullen voor de hele zomer genoeg eten hebben. De wilde dieren zullen de hele winter nog van de lijken kunnen eten.' In die tijd zal de Heer van de hemelse legers op de berg Sion geschenken krijgen van een volk van lange mensen met een gladde huid, uit een land waar iedereen altijd bang voor is geweest, van een volk dat andere landen overwint en dat wreed is, uit een land met vele rivieren.

Gods straf over Egypte

19 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Egypte.

Let op, de Heer rijdt op een snelle wolk naar Egypte. De goden van Egypte beven voor Hem. De Egyptenaren verliezen alle moed. Hij zegt: "Ik zal de Egyptenaren tegen elkaar ophitsen. Ze zullen tegen elkaar strijden: man tegen man, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk. Egypte zal helemaal radeloos worden. Ik zal al hun plannen in de war sturen. Ze zullen hun goden, hun waarzeggers, hun tovenaars en de geesten van doden om raad vragen. Ik zal Egypte in de macht geven van wrede heersers. Een wreed koning zal over hen heersen, zegt de Heer van de hemelse legers."

Het water van de rivier zal zakken. De rivierarmen zullen verdrogen. Er zal geen water meer zijn in de zijrivieren en de kanalen. Het riet en de waterplanten zullen doodgaan. Al het riet en al het graan langs de Nijl zullen verdrogen. Het zal verdorren en wegwaaien op de wind. Er zal niets van overblijven. De vissers zullen zuchten en klagen. Er zal geen vis meer zijn voor hun vishaken en visnetten. De mensen die het vlas bewerken, zullen ten einde raad zijn omdat er geen werk voor hen is. De mensen die er linnen van weven, zullen niets te doen hebben. 10 De arbeiders die zich verhuren, zullen geen werk meer hebben. Ze zullen radeloos zijn.

11 De koningen van Egypte zijn dwazen. De meest wijze raadgevers van de farao in Zoan[a] geven onverstandige raad. Hoe kunnen ze tegen de farao zeggen: 'Ik ben een wijs man. Ik stam af van de koningen van lang geleden.' 12 Koning van Egypte, waar zijn die wijze raadgevers van u nu? Ze kunnen u niet eens vertellen wat de Heer van de hemelse legers over Egypte heeft besloten! 13 De koningen van Egypte zijn dwazen! De vorsten van Nof[b] laten zich bedriegen. Ze moeten Egypte wel leiden, maar ze zullen het volk helemaal verkeerd leiden. 14 De Heer heeft ervoor gezorgd dat ze niet meer helder kunnen denken. Daardoor lijkt Egypte op een dronken man die waggelt en door zijn eigen braaksel rolt. 15 Niemand in Egypte zal nog werk hebben. Voor niemand, arm of rijk, hoog of laag, zal er nog werk zijn.

16 In die tijd zullen de Egyptenaren op een stel bange vrouwen lijken. Ze zullen doodsbang zijn voor de dingen die de Heer van de hemelse legers met hen doet. 17 Ook zullen ze bang zijn voor het koninkrijk Juda. Telkens als iemand de naam Juda noemt, zullen ze bang zijn voor wat de Heer van de hemelse legers met hen zal doen.

18 In die tijd zullen er vijf steden in Egypte zijn die de taal van Kanaän spreken. De bewoners van die vijf steden zullen zweren bij de Heer van de hemelse legers. Eén van die steden zal 'Stad van Vernietiging'[c] heten.

19 In die tijd zal er midden in Egypte een altaar voor de Heer staan. En aan de grens zal een steen staan die daar voor de Heer is neergezet. 20 Die steen en dat altaar staan daar, om de Heer te herinneren aan de mensen in Egypte. Als zij de Heer om hulp roepen omdat ze zo zwaar worden onderdrukt, zal Hij een redder en bevrijder naar hen toe sturen. Die zal hen redden. 21 Zo zal de Heer aan Egypte laten zien wie Hij is. Dan zullen de Egyptenaren de Heer leren kennen. Ze zullen Hem aanbidden met vlees-offers, meel-offers en belofte-offers. 22 Door Gods zware straf zullen ze de Heer gaan dienen. Dan zal Hij hen vergeven en hen redden.

23 In die tijd zal er een grote weg zijn van Egypte naar Assur. Assur zal Egypte bezoeken en Egypte zal Assur bezoeken. En samen zullen ze de Heer dienen. 24 In die tijd zal Israël een verbond sluiten met Egypte en Assur. Het zal een zegen zijn voor het land. 25 De Heer zal goed voor hen zijn en zeggen: 'Ik zorg voor mijn volk Egypte. Ik zorg voor mijn eigen volk Assur. Ik zorg voor mijn eigendom Israël.'

Het heeft geen zin om op Egypte of Ethiopië te vertrouwen

20 Koning Sargon van Assur stuurde zijn legeraanvoerder de Tartan[d] met het leger naar de stad Asdod.[e] Hij veroverde de stad. Toen zei de Heer tegen Jesaja: "Doe je rouwkleren en je schoenen uit." Dat deed hij. Hij liep in zijn lendendoek en op blote voeten rond.[f] Toen zei de Heer: "Mijn dienaar Jesaja zal drie jaar lang in zijn lendendoek en op blote voeten rondlopen. Daarmee laat Ik zien wat er met Egypte en Ethiopië zal gebeuren. Want zó zal de koning van Assur de gevangen genomen Egyptenaren en Ethiopiërs meenemen. Hij zal jong en oud zonder kleren, op blote voeten en met blote billen meenemen. Ze zullen zich vreselijk schamen. Iedereen die op Ethiopië vertrouwde, zal helemaal ontmoedigd zijn. En iedereen die op de macht van Egypte rekende, zal alle hoop verliezen. De bewoners van dit land langs de kust[g] zullen zeggen: 'We rekenden er op dat zij ons zouden helpen tegen de koning van Assur! Maar als het zó met hen afloopt, hoe kunnen we dan nog worden gered?' "

Gods woorden over Babel

21 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Babel, het woestijnland bij de zee.[h]

De vijand zal als een stormwind komen aanjagen vanuit de woestijn, uit een vreselijk land. De Heer liet mij iets verschrikkelijks zien: een verraderlijke verrader en een verwoestende verwoester. Elam, val aan! Medië, omsingel de stad! Babel zal worden veroverd. De mensen zullen niet langer door Babel onderdrukt worden. Wat ik heb gezien, maakt mij doodsbang. Ik heb er vreselijke buikpijn van. Ik krimp in elkaar van de pijn. Mijn hart bonkt. Ik had uitgekeken naar de avond, maar de avond werd een nachtmerrie.

Dit is wat ik zag: De koning van Babel houdt een feestmaaltijd.[i] De tafels staan gedekt en de mensen eten en drinken. Maar ga liever jullie schilden oliën en je klaar maken voor de strijd, aanvoerders! Want de Heer heeft tegen mij gezegd: "Ga en zet een wachtpost op de stadsmuur. Laat hij vertellen wat hij ziet. Als hij strijdwagens ziet, en ruiters op ezels of kamelen, dan moet hij heel goed opletten!" Uiteindelijk riep de wachtpost luid als een leeuw: "Ik sta al dagen op de uitkijk. Al nachten lang sta ik op de wachttoren op te letten, heer. Maar nu komen ze! Er komt een strijdwagen met mannen, en een paar ruiters!" En ze riepen hem toe: "Babel is veroverd! Alle godenbeelden liggen kapot op de grond!"

10 – O mijn vertrapte en geslagen volk, ik heb jullie alles verteld wat de Heer van de hemelse legers, de God van Israël, tegen mij heeft gezegd.

Gods woorden over Edom

11 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Edom.

Iemand roept uit Edom naar mij: "Wachter, hoelang duurt de nacht nog? Wachter, hoelang nog?" 12 Ik antwoord: "Er komt een nieuwe dag, maar ook een nieuwe nacht. Vraag als je vragen hebt. Kom maar terug."

Gods woorden over Arabië

13 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Arabië.

Dedanieten, overnacht met jullie karavanen in het bos van Arabië. 14 Bewoners van Tema, breng deze dorstige mensen water. Breng deze vluchtelingen brood. 15 Want ze zijn op de vlucht voor zwaarden en bogen en de ellende van de strijd. 16 Want de Heer heeft tegen mij gezegd: "Over precies een jaar zal het afgelopen zijn met de macht van Kedar.[j] 17 Van de beroemde boogschutters van Kedar zullen er maar een paar overblijven." De Heer, de God van Israël, heeft het gezegd en Hij zal het ook doen.

Gods woorden over Jeruzalem

22 Jesaja zegt: Dit is wat de Heer me in het dal liet zien. Ik zag het vóór me, als in een droom.

Mensen, waarom klimmen jullie op de daken van jullie huizen? Wat is er aan de hand? Luister, jij rumoerige, levendige, vrolijke stad! Je bewoners zijn niet eervol met het zwaard gedood in de strijd! Nee, al je aanvoerders zijn laf gevlucht. En ze zijn door de boogschutters gevangen genomen. Iedereen die werd gevonden, werd gebonden, hoe ver hij ook was gevlucht. Daarom zeg ik: Laat me alleen, om te huilen. Probeer niet om me te troosten. Want de steden van mijn volk zijn verwoest. De Heer, de Heer van de hemelse legers, heeft gezorgd voor een dag van angst en verwarring en verwoesting.[k]

Dit is wat de Heer me in het dal liet zien: muren die neergehaald zijn. Geschreeuw dat tot in de bergen te horen is. Strijdwagens en ruiters met pijl en boog zijn uit Elam gekomen. Soldaten uit Kir lopen met ontblote schilden. Wagens zullen jullie prachtige dalen vullen. Ruiters zullen zich opstellen bij de poorten van de stad. De Heer zal Juda niet langer beschermen. In die tijd zullen jullie de wapens uit het paleis 'Bos van de Libanon' halen.[l] En jullie zullen zorgelijk kijken naar de vele scheuren in de muren van de 'Stad van David'.[m] Jullie zullen water verzamelen uit de benedenste vijver als voorraad. 10 Jullie zullen de huizen van Jeruzalem één voor één bekijken om te zien welke huizen jullie zullen afbreken. Want met die stenen willen jullie de muur versterken. 11 Jullie zullen een waterbak maken tussen de twee muren, om er het water van de Oude Vijver in te bewaren. Maar jullie willen niet om hulp vragen aan Hem die dit allemaal heeft veroorzaakt. Jullie gaan niet naar Hem die dit lang geleden al had besloten. 12 In die tijd zal de Heer jullie oproepen om te treuren en te huilen. Hij hoopt dat jullie je haar zullen afscheren en rouwkleren zullen aantrekken als teken van spijt. 13 Maar jullie luisteren er niet naar. Jullie gaan door met feestvieren met veel vlees en wijn. Jullie slachten maar koeien, doden maar schapen en drinken maar wijn. Jullie zeggen: 'Laten we eten en drinken, want het leven is maar kort!' 14 Maar de Heer van de hemelse legers heeft mij laten weten: "Hiervoor zullen ze hun hele leven geen vergeving krijgen, zegt de Heer, de Heer van de hemelse legers."

Gods woorden over aanvoerder Sibna

15 Dit zei de Heer van de hemelse legers tegen mij: "Ga naar hofmaarschalk Sibna. Zeg tegen hem: 16 Wie denkt u dat u bent, en wat denkt u dat u bent, dat u een prachtig graf voor uzelf hier in de rotsen laat uithakken? 17 De Heer zal u met een grote zwaai wegslingeren, zoals een mens iets ver weg gooit. En dan zal Hij u bedekken. 18 Hij zal u oppakken als een bal en u wegslingeren naar een ver en groot land. Daar zult u sterven. En daar zullen uw mooie strijdwagens terechtkomen. Want u bent een schande voor uw koning! 19 Daarom zal Ik u uw baan afnemen. Ik zal u ontslaan.

20 En dan zal Ik mijn dienaar Eljakim roepen, de zoon van Hilkia. 21 Ik zal uw taak aan hém geven. Hij zal de kleren en de gordel van een hofmaarschalk mogen dragen. Hij zal het werk mogen doen dat u tot dan toe deed. Hij zal als een vader zorgen voor de bewoners van Jeruzalem en voor het volk van Juda. 22 Ik zal hem de sleutel van het koninkrijk van David geven. Als hij opendoet, kan niemand sluiten. Als hij sluit, kan niemand opendoen.[n] 23 Ik zal hem stevig doen staan, zo stevig als een spijker in de muur. Zijn hele familie zal erdoor worden geëerd dat hij dit werk mag doen. 24 Maar de grote verantwoordelijkheid zal op hem drukken. Zijn hele familie zal aan hem trekken en hangen. Ze zullen zijn als potten, kruiken en pannen die met z'n allen aan één spijker worden gehangen. 25 In die tijd zal de spijker, die zo stevig in de muur zat, het niet houden. Hij zal losraken, afbreken en vallen. Zo zal ook Eljakim vallen. En alles wat aan de spijker hing, zal breken. De Heer van de hemelse legers heeft het gezegd en Hij zal het ook doen."

Footnotes

  1. Jesaja 19:11 Zoan (later heette deze stad Tanis) was in die tijd de hoofdstad van Egypte.
  2. Jesaja 19:13 Belangrijke stad in Egypte. Later heette deze stad Memfis.
  3. Jesaja 19:18 Of: 'Stad van de Zon,' dat is niet duidelijk.
  4. Jesaja 20:1 'Tartan' is waarschijnlijk geen naam, maar een rang in het leger.
  5. Jesaja 20:1 Asdod was een Filistijnse stad.
  6. Jesaja 20:2 Dit was de kleding van een slaaf.
  7. Jesaja 20:6 Hiermee worden Juda en Israël bedoeld. Want zij vertrouwden op andere landen in plaats van op de Heer.
  8. Jesaja 21:1 De Babyloniërs hadden een kanalensysteem aangelegd om hun akkers van water te voorzien en om te voorkomen dat de Eufraat iedere keer alles verwoestte als hij buiten zijn oevers trad. Met de zee die hier genoemd wordt, zou daarom een soort stuwmeer bedoeld kunnen zijn.
  9. Jesaja 21:5 Dit is te lezen in Daniël 5:1, 5, 25-30. Babel werd onverwachts, in één nacht, veroverd door het leger van Medië en Perzië.
  10. Jesaja 21:16 Kedar was een grote, rijke bedoeïenenstam in Arabië.
  11. Jesaja 22:5 Ongeveer 100 jaar nadat Jesaja dit had gezegd, werd Jeruzalem veroverd door koning Nebukadnezar.
  12. Jesaja 22:8 'Bos van de Libanon' was de naam van het paleis dat koning Salomo had gebouwd. Lees 1 Koningen 7:1.
  13. Jesaja 22:9 'Stad van David' was het gedeelte van Jeruzalem waar de burcht van Jeruzalem was en waar koning David vroeger zijn paleis had gebouwd. Lees 2 Samuel 5:7 en 9.
  14. Jesaja 22:22 Dit betekent dat de Heer hem een heel belangrijke plaats gaf. Hij had de hoogste macht in het koninkrijk. Vergelijk dit met Openbaring 3:7.