Add parallel Print Page Options

Verwoesting van Jeruzalem voorzegd

19 1,2 De Here zei: ‘Koop bij een pottenbakker een aarden kruik en breng die naar het dal Ben-Hinnom bij de zuidelijke poort van de stad. Neem enkele leiders van het volk en enige oudere priesters mee en zeg tegen hen wat Ik u ingeef: “Luister naar de woorden van de Here, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: Ik zal een vreselijke ramp over deze plaats brengen, zo vreselijk, dat zij die ervan horen, de oren zullen tuiten. Want dit volk heeft Mij verlaten en heeft dit dal veranderd in een plaats van schande en afgoderij. Het volk verbrandt hier reukwerk voor goden die deze generatie, hun voorouders en de koningen van Juda nooit hebben gekend. Zij hebben dit dal doordrenkt met het bloed van onschuldigen. Zij hebben hoge altaren gebouwd voor Baäl waarop zij hun kinderen als offers verbranden. Zoiets heb Ik hun nooit bevolen en dat zou ook nooit in Mij zijn opgekomen! Er komt een tijd,” zegt de Here, “dat dit dal niet meer Tofeth of Ben-Hinnom, maar Moorddal zal worden genoemd. Want Ik zal de plannen van Juda en Jeruzalem in dit dal in duigen laten vallen en binnenvallende legers de kans geven u hier te doden. Uw lijken zullen achterblijven als voedsel voor de gieren en de wilde dieren. Ik zal Jeruzalem van de aarde wegvagen, zodat iedereen die hier langskomt, vol verachting en verbijsterd haar ellende zal aanzien. Ik zal ervoor zorgen dat uw vijanden de stad belegeren tot alle voedselvoorraden op zijn en de mensen die binnen de muren opgesloten zitten, hun eigen kinderen zullen opeten.”

10 Jeremia, smijt de kruik die u bij u hebt, voor de ogen van deze mannen kapot 11 en zeg tegen hen: “Dit is de boodschap van de Here van de hemelse legers aan u: zoals deze kruik kapotgegooid is, zo zal Ik ook doen met de inwoners van Jeruzalem, en net als deze kruik, kunnen zij niet worden hersteld. De slachtpartij zal zo groot zijn dat er geen plaats meer is voor fatsoenlijke begrafenissen. Hun lijken zullen in dit dal worden opgestapeld. 12 In Jeruzalem zal het net zo zijn. Want ook Jeruzalem zal Ik met lijken vullen. 13 Ik zal alle huizen in Jeruzalem verontreinigen, ook het paleis van de koningen van Juda, overal waar op de daken werd geofferd aan de sterren en waar drankoffers werden uitgegoten voor andere afgoden.” ’

14 Toen Jeremia terugkeerde uit Tofeth, nadat hij Gods boodschap had overgebracht, bleef hij voor de tempel van de Here staan en zei tegen de mensen die daar stonden: 15 ‘De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Over deze stad en al de haar omringende steden zal Ik alle rampen brengen die Ik ooit heb aangekondigd, want u hebt koppig geweigerd naar Mij te luisteren.” ’

De kruik

19 De Heer zei: "Ga een kruik kopen bij de pottenbakker. Haal dan een aantal van de leiders van het volk en van de priesters op. Ga met hen door de Zonnepoort de stad uit naar het Ben-Hinnomdal. Zeg daar tegen hen: 'Luister naar wat de Heer zegt tegen de koningen van Juda en de bewoners van Jeruzalem! Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Ik zal een ramp laten komen over deze stad. Mensen die ervan horen, zullen het nauwelijks kunnen geloven. Ik ga dat doen omdat ze Mij hebben verlaten. Ze hebben deze stad bedorven met hun goden uit andere landen. Ze hebben offers gebracht aan goden waar zij, hun vaders en de koningen van Juda niets mee te maken hebben. En ze hebben hier heel veel onschuldige mensen gedood. Want ze hebben voor die goden altaren gebouwd en daarop hun kinderen verbrand. Dat had Ik hun niet bevolen. Ik heb nooit gezegd dat ze dat moesten doen. Zoiets heb Ik zelfs nooit bedacht. Daarom komt er een tijd, zegt de Heer, dat deze plaats niet meer Tofet of Ben-Hinnomdal genoemd zal worden, maar Moorddal. Hier zal Ik een einde maken aan de plannen van Juda en Jeruzalem. Ik zal hen door hun vijanden laten doden. Hun lijken zullen blijven liggen als voer voor de vogels en de wilde dieren. Iedereen die ziet wat er met deze stad is gebeurd, zal geschokt zijn. De vijand zal de stad omsingelen en de honger zal zó groot worden, dat de mensen hun eigen kinderen en familie zullen opeten.'

10 Als je dat hebt gezegd, moet je de kruik kapot gooien. Zorg dat de mannen die met je zijn meegegaan het zien. 11 Zeg tegen hen: 'Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik zal dit volk en deze stad stukbreken zoals deze kruik, die niet meer gemaakt kan worden. De mensen zullen de doden in Tofet begraven, omdat er op de begraafplaats niet genoeg plek is. 12 Dit is wat Ik met deze stad zal doen. Jeruzalem zal net zo vol liggen met lijken als Tofet. 13 De huizen van Jeruzalem en de paleizen van de koningen van Juda, ja, alle huizen zullen net zo vol liggen met lijken als Tofet. Dat doe Ik omdat de mensen op de daken van al hun huizen offers hebben gebracht aan de zon, de maan en de sterren. Ze hebben offers gebracht aan andere goden.' "

14 Toen ik terugkwam van Tofet, ging ik op het plein van de tempel van de Heer staan. Daar zei ik tegen de mensen: 15 "Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Let op, Ik zal over deze stad en alle andere steden alle rampen laten komen die Ik genoemd heb. Want jullie zijn koppig en ongehoorzaam. Jullie willen niet naar Mij luisteren."

19 This is what the Lord says: “Go and buy a clay jar from a potter.(A) Take along some of the elders(B) of the people and of the priests and go out to the Valley of Ben Hinnom,(C) near the entrance of the Potsherd Gate. There proclaim the words I tell you, and say, ‘Hear the word of the Lord, you kings(D) of Judah and people of Jerusalem. This is what the Lord Almighty, the God of Israel, says: Listen! I am going to bring a disaster(E) on this place that will make the ears of everyone who hears of it tingle.(F) For they have forsaken(G) me and made this a place of foreign gods(H); they have burned incense(I) in it to gods that neither they nor their ancestors nor the kings of Judah ever knew, and they have filled this place with the blood of the innocent.(J) They have built the high places of Baal to burn their children(K) in the fire as offerings to Baal—something I did not command or mention, nor did it enter my mind.(L) So beware, the days are coming, declares the Lord, when people will no longer call this place Topheth(M) or the Valley of Ben Hinnom,(N) but the Valley of Slaughter.(O)

“‘In this place I will ruin[a] the plans(P) of Judah and Jerusalem. I will make them fall by the sword before their enemies,(Q) at the hands of those who want to kill them, and I will give their carcasses(R) as food(S) to the birds and the wild animals. I will devastate this city and make it an object of horror and scorn;(T) all who pass by will be appalled(U) and will scoff because of all its wounds.(V) I will make them eat(W) the flesh of their sons and daughters, and they will eat one another’s flesh because their enemies(X) will press the siege so hard against them to destroy them.’

10 “Then break the jar(Y) while those who go with you are watching, 11 and say to them, ‘This is what the Lord Almighty says: I will smash(Z) this nation and this city just as this potter’s jar is smashed and cannot be repaired. They will bury(AA) the dead in Topheth until there is no more room. 12 This is what I will do to this place and to those who live here, declares the Lord. I will make this city like Topheth. 13 The houses(AB) in Jerusalem and those of the kings of Judah will be defiled(AC) like this place, Topheth—all the houses where they burned incense on the roofs(AD) to all the starry hosts(AE) and poured out drink offerings(AF) to other gods.’”

14 Jeremiah then returned from Topheth, where the Lord had sent him to prophesy, and stood in the court(AG) of the Lord’s temple and said to all the people, 15 “This is what the Lord Almighty, the God of Israel, says: ‘Listen! I am going to bring on this city and all the villages around it every disaster(AH) I pronounced against them, because they were stiff-necked(AI) and would not listen(AJ) to my words.’”

Footnotes

  1. Jeremiah 19:7 The Hebrew for ruin sounds like the Hebrew for jar (see verses 1 and 10).