Add parallel Print Page Options

Het tweede antwoord van God (vervolg)

41 Niemand is zó roekeloos dat hij hem zou durven uitdagen.
Wie zou Mij dan wel durven uitdagen?
Wie zou het tegen Mij durven opnemen?
Ik zou niets van hem overlaten!
Alles onder de hemel is van Mij.
En dan heb Ik het nog niet eens over zijn poten en zijn kracht.
Kijk eens hoe sterk hij is en hoe prachtig hij er uitziet!
Wie durft zijn huid af te stropen?
Wie durft teugels om zijn kop te slaan?
Wie durft zijn muil open te doen?
Zijn tanden zien er angstaanjagend uit!
Zijn rug bestaat uit beschermende platen.
Ze zitten dicht tegen elkaar aan,
als één groot geheel.
Ze zitten zó dicht tegen elkaar aan,
dat zelfs de wind er niet tussen kan komen.
Ze sluiten precies op elkaar aan.
Ze grijpen in elkaar, zodat niemand ze vaneen kan krijgen.
Als hij niest, zie je het licht schitteren.
Zijn ogen schitteren rood als de opkomende zon.
10 Uit zijn muil komen vlammen.
Vuurvonken schieten er uit.
11 Uit zijn neusgaten komt rook,
zoals er damp komt uit een kokende pan.
12 Zijn adem steekt houtskool in brand.
Er komen vlammen uit zijn bek.
13 Zijn nek is één en al kracht.
Alles en iedereen is bang voor hem.
14 Zijn vlees is strak en gespierd.
Het zit als een pantser om hem heen.
15 Zijn binnenste is zo hard als een steen.
Het is zo hard als een molensteen.
16 Als hij zich opricht,
zijn de moedigste mensen nog bang voor hem.
Ze raken helemaal in paniek.
17 Hij is niet met een zwaard, speer, pijlen of een ander wapen te doden,
want elk wapen breekt.
18 IJzer is voor hem als stro.
Koper is voor hem als rot hout.
19 Pijlen kunnen hem niet op de vlucht jagen.
Slingerstenen zijn voor hem als plukken droog gras.
20 Een knots is voor hem als een bosje stro.
Hij lacht erom als hij met een speer wordt bedreigd.
21 Aan zijn buik zitten scherpe punten.
Die snijden door de modder
zoals een ploeg door de aarde snijdt.
22 Als hij in het water is, gaat het water koken.
De zee om hem heen borrelt als een pan met kokend water.
23 Achter hem is een lichtgevend spoor te zien.
Dat komt doordat het water grijs wordt van het schuim.
24 Geen ander dier op aarde
is zo sterk en indrukwekkend als hij.
Voor niets en niemand is hij bang.
25 Hij kijkt neer op alle wilde dieren.
Hij is hun koning.

Job antwoordt God

42 Toen antwoordde Job de Heer:

Ik weet dat U alles kan
en dat alles wat U van plan bent ook gebeurt.
U zegt tegen mij:
"Wie is het die, zonder er verstand van te hebben,
zijn mening over Mij geeft?"
Ik geef toe dat ik onverstandig heb gesproken.
Ik sprak over wonderbare dingen waar ik geen verstand van heb.
Eigenlijk heb ik tegen U gezegd: "Luister naar mij,
dan zal ik U een paar vragen stellen.
Ik wil van U daarop een antwoord krijgen."
Ik kende U alleen van horen zeggen.
Maar nu heb ik U zelf gezien.
Daarom neem ik alles terug wat ik gezegd heb.
Ik heb er heel erg spijt van."

God zegent Job

Nadat de Heer deze dingen tegen Job had gezegd, zei Hij tegen Elifaz: "Ik ben woedend op jou en je twee vrienden. Want er klopt niets van wat jullie over Mij hebben gezegd. Job had wél gelijk in wat hij over Mij zei. Neem daarom zeven stieren en zeven mannetjes-schapen. Breng die naar mijn dienaar Job. Dan zal hij ze als brand-offer aan Mij offeren en zal hij voor jullie bidden. Want Ik zal alleen naar hem luisteren. Dan zal Ik jullie niet straffen voor de dwaze dingen die jullie over Mij hebben gezegd." Toen gingen Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Zofar uit Naäma naar Job en deden wat de Heer had gezegd. En de Heer vergaf hun toen Job voor hen bad.

10 Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, zorgde de Heer ervoor dat het weer goed ging met Job. Hij gaf hem het dubbele van wat hij vroeger had gehad. 11 Toen kwamen al zijn broers en zussen en al zijn vroegere kennissen bij Job eten. Ze beklaagden hem en troostten hem over alles wat de Heer hem had aangedaan. Ze gaven hem allemaal een gouden munt en een gouden oorring. 12 En de Heer zegende Job de rest van zijn leven nog méér dan vroeger. Hij had nu 14.000 schapen, 6000 kamelen, 2000 koeien en 1000 ezels. 13 Hij kreeg zeven zonen en drie dochters. 14 Hij noemde de eerste dochter Jemima (= 'duifje'), de tweede Kezia (= 'kaneelbloesem') en de derde Kerenhappuch (= 'oogschaduw'). 15 Het waren de mooiste meisjes in het hele land. En hun vader gaf zijn dochters net als zijn zonen ieder een eigen deel van zijn land als erfenis. 16 Daarna leefde Job nog 140 jaar. Hij kreeg zelfs kleinkinderen en achterkleinkinderen. 17 En Job stierf oud en tevreden.