Add parallel Print Page Options

De reactie van Bildad

Toen zei Bildad uit Suach tegen Job:

‘Hoe lang ga je zo nog door, Job, en blaas je woorden uit als een stormwind?
Wil je zeggen dat God onrechtvaardig is?
Als jouw kinderen tegen Hem gezondigd hebben, heeft Hij hen terecht gestraft.
Maar als je God oprecht zoekt en de Almachtige om genade smeekt,
als jij rein en oprecht bent, zal Hij opstaan, opnieuw voor je zorgen en jou je eigen plaats en woning teruggeven.
Dan zal het verleden maar klein en gering schijnen, maar je toekomst zal groots zijn.
Kijk eens naar de geschiedenis, leer toch van wat eerder heeft plaatsgehad.
Wij werden gisteren geboren en weten haast niets, onze tijd op aarde glijdt als een schaduw voorbij.
10 Van de wijsheid van vroegere generaties kun je veel leren. Luister naar hun ervaringen.
11-13 Papyrus zal zonder moeras niet kunnen groeien, net zomin als riet zonder water. Als het groen op het veld staat, verdort het sneller dan gras, nog voordat het gemaaid is. Zo gaat het ook met hen die God vergeten, de hoop van de goddeloze wordt teniet gedaan.
14 Een mens zonder God vertrouwt op een spinnenweb. Alles waarop hij steunt, stort onder hem ineen.
15 Als hij veilig denkt te zijn in zijn huis, stort het in.
16 In het zonlicht lijkt hij krachtig en vruchtbaar als een groene plant, zijn takken spreiden zich uit over de hele tuin.
17 Zijn wortels houden zich stevig vast aan een hoop stenen en wringen zich tussen die stenen door.
18 Maar als de plant van zijn plaats wordt weggerukt, wordt hij daar niet eens gemist.
19 Dat is alles wat hem te wachten staat. Een andere plant groeit op en neemt zijn plaats in.
20 Begrijp het dan toch! God verwerpt een oprechte man niet en evenmin geeft Hij voorspoed aan boosdoeners.
21 Eens zal Hij jouw mond weer laten lachen en je lippen zullen weer van vreugde juichen.
22 De mensen die jou haten, zullen met schaamte worden vervuld en de goddelozen zullen worden vernietigd.’

Job antwoordt Bildad

Job antwoordde daarop:

‘Natuurlijk, dat weet ik ook wel. Je vertelt mij niets nieuws. Hoe zou een mens ooit rechtvaardig kunnen zijn in de ogen van God?
Als de mens besluit met God van mening te verschillen, kan hij dan ook maar één vraag beantwoorden van de duizend vragen die God hem zal stellen?
God is zo wijs en zo machtig. Wie heeft het ooit tegen Hem opgenomen en is daarbij ongedeerd gebleven?
Hij verplaatst immers de bergen zonder dat de mensen het merken en keert hen in zijn toorn ondersteboven.
Hij laat de aarde op haar fundamenten beven.
De zon en de sterren schijnen niet als Hij dat niet wil.
Hij spant de hemelen uit en loopt over de hoge golven van de zee.
Hij heeft de Grote Beer gemaakt, de Orion en de Pleiaden en de sterrenstelsels aan de zuidelijke hemel.
10 Hij doet ongelooflijke en ontelbare wonderen.
11 Hij gaat onzichtbaar voorbij, Hij glipt langs mij heen, maar ik kan Hem niet zien!
12 Als Hij de dood stuurt om iemand uit het leven weg te nemen, wie houdt Hem dan tegen? Wie durft Hem te vragen: “Wat doet U?”
13 God matigt zijn toorn niet. Zelfs de oerkrachten van vóór de schepping buigen zich voor Hem.
14 En wie ben ik dat ik van mening zou durven verschillen met de Almachtige God? Ik zou er niet eens de woorden voor kunnen vinden.
15 Ook al was ik zonder zonden, dan nog zou ik geen woord kunnen zeggen, maar alleen smeken om genade bij de grote Rechter.
16 Zelfs als Hij zou antwoorden op mijn roepen, zou ik niet kunnen geloven dat Hij naar mij zou luisteren.
17 Want Hij teistert mij in een onweer en brengt mij zonder reden nog meer wonden toe.
18 Hij laat mij nooit op adem komen en vult mij in plaats daarvan met bittere gedachten.
19 Alleen Hij is sterk en rechtvaardig. Hij daagt iedereen uit: “Wie kan bewijzen dat Ik onrechtvaardig ben?”
20 Maar ik? Ben ik rechtvaardig? Zelf zeg ik van niet. En ook al was ik volmaakt, dan zou God nog bewijzen dat ik goddeloos was.
21 Ook al was ik absoluut onschuldig, dan zou ik daar nog niet aan durven denken. Ik veracht mijzelf om wat ik ben.
22 Onschuldig en schuldig, het is voor Hem gelijk, want Hij vernietigt beiden.
23 Hij spot met de wanhoop van de onschuldige, wanneer die wordt getroffen door rampen.
24 Als de hele wereld in handen is van goddelozen, verblindt God de ogen van de rechters. Als Hij het niet is die dat doet, wie is het dan wel?
25 De dagen van mijn leven gaan sneller dan een hardloper, ze vliegen voorbij zonder enige vreugde.
26 Mijn levensjaren glijden voorbij als bootjes van riet, met de snelheid van de arend die op haar prooi afvliegt.
27 Als ik zou besluiten mijn klachten tegen God te vergeten, een einde te maken aan mijn bedroefdheid en een vrolijk gezicht op te zetten,
28 dan mag ik nog grotere tegenslagen verwachten.
Want ik weet, God, dat U mij niet als onschuldig zult beschouwen.
29 U zult mij toch veroordelen. Dus waarom zou ik proberen onschuldig te zijn?
30 Zelfs al zou ik me wassen met het zuiverste water en mijn handen met loog reinigen om ze helemaal schoon te krijgen,
31 dan nog zou U mij in de put gooien zodat zelfs mijn eigen kleren vies van me worden.
32,33 En ik kan mijzelf niet verdedigen, want de Here is geen gewone sterveling zoals ik. Als Hij dat wel was, zou ik de hele zaak eerlijk uitpraten. Maar voor ons bestaat geen scheidsrechter, geen onpartijdige die ons tot elkaar kan brengen.
34 Laat Hij toch ophouden mij te slaan, zodat ik niet langer in angst voor zijn straf hoef te leven!
35 Dan zou ik zonder vrees tegen Hem kunnen spreken, maar zoals het er nu voorstaat, kan ik dat niet.’

Job betreurt zijn geboortedag

10 ‘Ik ben het leven moe. Laat mij maar rustig klagen en mijn bitterheid en bedroefdheid onder woorden brengen.
Ik zal tegen God zeggen:
“Veroordeel mij niet zomaar, vertel mij tenminste waarom U het doet!
Heeft U er wat aan dat U mij veracht en onder druk zet, een mens dat U Zelf hebt gemaakt, terwijl U tegelijkertijd vreugde en voorspoed geeft aan de goddelozen?
4-7 Hebt U menselijke ogen en ziet U zoals stervelingen zien? Bent U net zo onrechtvaardig als mensen kunnen zijn? Is uw leven even kort als het onze? Waarom speurt U naar mijn fouten, terwijl U weet dat ik onschuldig ben? Doet U dat omdat U weet dat toch niemand mij uit uw hand kan redden?
U hebt mij gemaakt, maar toch vernietigt U mij.
Ach, denk er toch alstublieft aan dat ik maar van stof ben gemaakt, wilt U mij al zo snel weer in stof veranderen?
10 Als melk hebt U mij uitgegoten, als kaas hebt U mij laten stremmen.
11 U gaf mij een huid en vlees en doorweefde mij met beenderen en spieren.
12 U gaf mij het leven, was goed en vriendelijk voor mij en uw goede zorgen hebben mij bewaard.
13,14 Toen U mij maakte, was U al van plan mij te straffen, als ik zou zondigen.
15 Als ik schuldig ben, wee mij! En als ik onschuldig ben, dan loop ik met mijn hoofd gebogen, want ik schaam mij en ben overspoeld door verdriet.
16 Als ik met opgeheven hoofd zou rondlopen, springt U als een leeuw op mij en toont uw geweldige overmacht.
17 Telkens weer getuigt U tegen mij, treft U mij met een steeds groter wordende toorn, steeds vijandiger stelt u zich tegen mij op.
18 Maar waarom liet U mij dan toch geboren worden? Waarom liet U mij bij mijn geboorte niet sterven?
19 Dan zou ik niets geweten hebben van dit ellendige bestaan! Ik zou direct vanuit de baarmoeder naar het graf zijn gebracht.
20,21 Ziet U niet hoe weinig tijd ik nog heb? Och, laat mij toch met rust, zodat ik nog een korte tijd van vreugde heb, voordat ik naar het land van duisternis en de schaduwen van de dood ga om nooit meer terug te keren,
22 een land dat zo donker is als de diepste duisternis van de nacht, een land van de schaduw van de dood, waar verwarring heerst en waar het helderste licht nog zo donker is als de nacht.” ’

Het antwoord van Bildad

Toen zei Bildad, de vriend uit Suach, tegen Job:

Wanneer houd je eens op met die onzin?
Hoelang zul je nog tekeer gaan als een orkaan?
Wil je soms zeggen dat God onrechtvaardig is?
Zou de Almachtige God oneerlijk zijn?
Je kinderen zullen Hem wel ongehoorzaam zijn geweest,
en daarvoor heeft Hij hen gestraft.
Maar als jij nu naar God toe gaat
en Hem om genade smeekt,
als jijzelf helemaal niets verkeerds hebt gedaan,
dan zal Hij heus wel voor je opkomen.
Dan zal Hij zorgen dat het weer goed gaat met je, omdat je dat verdient.
Dan zul je zien dat het in de toekomst nog beter met je zal gaan
dan je het vroeger ooit gehad hebt.
Vraag het maar aan de oude mensen.
En ga maar na hoe het met hun voorouders is gegaan.
Maar wij leven nog maar pas en weten niets.
Wij zijn pas heel kort op deze aarde.
10 Maar de oude mensen zullen het je vertellen.
Ze zullen uit hun hart spreken.

11 Kan papyrus groeien als er geen moeras is?
Kan riet groeien zonder water?
12 Nee, het zou sneller verdrogen dan andere grassen.
Het zou verdroogd zijn voordat je het ergens voor had kunnen gebruiken.
13 Mensen die zich niets van God aantrekken, zijn als riet zonder water.
Plotseling is het afgelopen met hen.
14 Dat waar zo iemand op vertrouwt,
blijkt stuk te gaan onder zijn handen.
Het is alsof hij vertrouwt op een huis van spinrag.
15 Hij vertrouwt op dat huis, maar het stort in.
Hij probeert het overeind te houden, maar het zakt in elkaar.
16 Hij is als een sappige boom die in de volle zon staat.
Zijn takken groeien breed uit in zijn tuin.
17 Zijn wortels vinden water in de grond.
Ze boren zich tussen de stenen door.
18 Maar als de boom uit de grond wordt gerukt, mist de grond hem niet.
Net zó mist niemand zo'n mens als God hem uit het leven wegrukt.
19 Dat is alles wat het leven hem heeft gegeven.
Er komt in zijn plaats vanzelf wel iemand anders.

20 Luister: mensen die leven zoals God het wil,
zal Hij nooit in de steek laten.
Maar slechte mensen helpt Hij niet.
21 Op een dag zal Hij ervoor zorgen dat je weer kan lachen.
Hij zal ervoor zorgen dat je weer zal kunnen juichen.
22 Maar de mensen die nu je vijanden zijn,
zullen bedrogen uitkomen.
Het zal slecht aflopen met de mensen die zich niets van God aantrekken.

Job antwoordt Bildad

Maar Job antwoordde:

Jazeker, ik weet wel dat dat zo is.
Hoe zou een mens gelijk kunnen hebben tegenover God?
Als je met God van mening zou verschillen,
zou je Hem op nog niet één van duizend vragen antwoord kunnen geven.
God is zo wijs en machtig!
Wie zou zich tegen God kunnen verzetten en in leven blijven?

God verplaatst bergen zonder dat een mens het merkt.
Als Hij kwaad is, keert Hij ze om.
Hij laat de aarde beven op haar fundamenten.
Haar fundamenten schudt Hij.
Als Hij het beveelt, gaat de zon niet op.
Als Hij het zegt, geven de sterren geen licht.
Hij zet helemaal alleen de hemel neer boven de aarde.
Hij loopt over de hoge golven van de zee.
Hij zet de sterrenbeelden aan de hemel:
de Grote Beer en de Orion, de Plejaden en de sterrenbeelden in het zuiden.
10 Hij doet geweldige, onbegrijpelijke dingen.
Hij doet ontelbare wonderen.
11 Als Hij langs mij heen loopt, zie ik Hem niet.
Als Hij voorbij komt, merk ik er niets van.
12 Als Hij iemand wegrukt uit het leven,
wie zal Hem dan tegenhouden?
Wie zal tegen Hem zeggen: "Wat doet U daar?"
13 God verbergt zijn boosheid niet.
Zelfs de meest trotse mensen moeten Hem gehoorzamen.
14 Hoe zou ik Hem dan kunnen antwoorden?
Wat zou ik tegen Hem moeten zeggen?
15 Zelfs als ik gelijk had, zou ik niet weten wat ik Hem moest antwoorden.
Nee, ik zou mijn Rechter om genade smeken.
16 Als ik Hem om hulp zou roepen en Hij mij zou antwoorden,
zou ik niet kunnen geloven dat Hij mij werkelijk gehoord had.

17 Hij verplettert mij in de storm van zijn woede.
Hij maakt mij steeds zieker, zonder dat Hij daar een reden voor heeft.
18 Geen moment kan ik even op adem komen.
Ramp op ramp stort Hij over mij uit.
19 Als het er om zou gaan wie er het sterkste is, dan is Hij dat.
En als het er om zou gaan wie er gelijk heeft,
wie zal mij dan de kans geven om mezelf bij Hem te verdedigen?
20 Ik durf niet te beweren dat ik onschuldig ben.
Zelfs als ik onschuldig was, zou Hij toch iets vinden om mij te veroordelen.
21 Zelfs als ik denk dat ik niets verkeerds gedaan heb, durf ik dat niet hardop te zeggen.
Ik vind mezelf niets waard.
22 Maar het maakt allemaal niets uit.
Daarom zeg ik:
Hij doodt iedereen: onschuldige én schuldige mensen.
23 Hij stort rampen uit over onschuldige mensen.
Hij trekt zich niets aan van hun wanhoop.
24 Híj heeft de aarde in de macht gegeven
van mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Híj maakt de rechters blind voor de waarheid.
Als Híj het niet is die dat doet, wie doet het dan?

25 Sneller dan een snelle ruiter te paard gaan mijn dagen voorbij.
Ze zijn voorbij gegaan zonder dat er één goede dag bij was.
26 Ze glijden voorbij als snelle schepen,
snel als een arend die neerduikt op zijn prooi.
27 Als ik probeer mijn verdriet te vergeten
en mijn best doe om weer blij te kijken,
28 dan lukt me dat niet door al mijn verdriet.
Ik weet dat U vindt dat ik schuldig ben.
29 Ik móet wel schuldig zijn.
Waarom zou ik me dan moe maken
met proberen te bewijzen dat ik ónschuldig ben?
30 Al zou ik mij met het zuiverste water wassen
en mijn handen wassen met de sterkste zeep,
31 dan nog zou U mij in een modderpoel gooien
zodat zelfs mijn kleren van mij zouden walgen.
32 Want Hij is niet zoals ik.
Hij is geen mens die ik zou kunnen antwoorden:
"Laten we samen naar de rechter gaan."
33 Was er maar een scheidsrechter tussen Hem en mij.
Die zou ons wel uit elkaar halen.
34 Dan zou Hij mij niet meer kunnen slaan
en mij niets meer doen.
35 Dan zou ik kunnen spreken zonder bang voor Hem te hoeven zijn.
Maar nu kan ik dat niet. (lees verder)

Job antwoordt Bildad (vervolg)

10 Ik heb een hekel aan het leven gekregen.
Ik wil net zo lang klagen als ik zelf wil.
Ik wil laten horen hoe verdrietig ik ben.
Ik zal tegen God zeggen: "Veroordeel mij niet zomaar!
Laat me weten waarom U zo boos op mij bent!"
Heeft U er zelf iets aan om het mij zo moeilijk te maken?
U heeft mij zelf gemaakt.
Waarom laat U mij dan nu in de steek?
Maar U bent wél goed voor de mensen die zich niets van U aantrekken!
Heeft U dan mensenogen?
Kijkt U naar de mensen zoals mensen dat doen?
Leeft U soms net zo kort als wij?
Telt uw leven niet méér jaren dan dat van een mens?
Waarom zoekt U dan naar wat ik verkeerd heb gedaan?
Waarom zoekt U iets waarin ik U ongehoorzaam ben geweest?
Want dat doet U, terwijl U weet dat ik niet schuldig ben.
En U weet ook dat niemand mij kan helpen aan U te ontkomen.

U heeft mij met uw eigen handen gemaakt.
Maar diezelfde handen doen mij nu zoveel pijn!
U vernietigt me!
Bedenk toch dat U mij als klei hebt gevormd.
Ik ben van het stof gemaakt en zal ook weer stof worden.
10 Net zoals melk wordt uitgegoten en tot kaas wordt gevormd,
zo heeft U mij gevormd van het stof.
11 U heeft huid en vlees om mij heen gelegd.
U gaf mij botten en spieren.
12 U schonk mij het leven en was goed en vriendelijk voor mij.
Zorgzaam waakte U over mijn leven.
13 Maar nu blijkt wat U met me van plan was.
Ik weet nu wat uw bedoeling met mij was.
14 U wilde kijken of ik U ongehoorzaam zou zijn.
En dan wilde U mij daarvoor straffen.
15 Als ik iets verkeerds doe, overkomt mij een ramp.
En als ik onschuldig ben, durf ik nog steeds niet op te kijken.
Ik sta vreselijk te schande.
Zie alstublieft hoe vreselijk ik er aan toe ben!
16 Mijn ellende wordt steeds groter.
U jaagt op mij als een leeuw die op jacht is.
U valt me aan en laat zien hoe machtig U bent.
17 U vindt steeds nieuwe dingen om me te beschuldigen.
U wordt steeds bozer op mij.
U valt mij met steeds nieuwe legers aan!

18 Maar waarom heeft U me dan geboren laten worden?
Was ik maar gestorven, nog voordat iemand mij zag!
19 Dan zou het zijn alsof ik er nooit was geweest.
Ik zou direct na mijn geboorte zijn begraven.
20 Mijn leven is toch al zo kort!
Laat me die paar jaar toch met rust!
Dan kan ik tenminste nog even een beetje genieten
21 voordat ik naar het donkere land van de dood ga,
het land van diepe duisternis waaruit ik nooit meer terug zal komen,
22 een aardedonker land waar alleen diepe duisternis en chaos heersen
en waar het licht bestaat uit duisternis.