Add parallel Print Page Options

Het dankoffer

‘Als iemand een dankoffer aan de Here wil brengen, kan hij dat doen met een stier of een koe, maar het dier moet helemaal zonder gebreken zijn als het aan de Here wordt geofferd. De man die het dier brengt, moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het bij de ingang van de tabernakel slachten. Daarna zullen Aärons zonen, de priesters, het bloed van het dier aan alle kanten van het altaar sprenkelen.

3-5 Het dankoffer zal een brandoffer voor de Here zijn. Het vet dat de ingewanden bedekt, de twee nieren en het vet dat daaraan zit en het vet dat aan de lendenen zit en het aanhangsel van de lever zullen de priesters, de zonen van Aäron, voor de Here verbranden. In zoʼn brandoffer verheugt de Here Zich. Als een geit of een schaap als dankoffer wordt gebracht aan de Here, moet het zonder gebreken zijn en mag het zowel mannelijk als vrouwelijk zijn, ram of ooi, bok of geit. 7,8 Als het een schaap is, moet de man die het brengt zijn hand op de kop leggen en het dier bij de ingang van de tabernakel slachten. De priesters zullen het bloed aan alle kanten van het altaar sprenkelen. Ook dit dankoffer zal een brandoffer voor de Here zijn. 9-11 Het vet, de staart, dicht bij de ruggegraat afgesneden, het vet dat de ingewanden bedekt, de twee nieren met het lendenvet eraan en het aanhangsel van de lever zal hij ook offeren. Dit zal het brandoffer voor de Here zijn.

12 Als iemand een geit brengt als een offer voor de Here, 13 moet hij zijn hand op de kop leggen en het dier bij de ingang van de tabernakel slachten. De priesters zullen het bloed aan alle kanten van het altaar sprenkelen 14 en op het altaar, als een brandoffer aan de Here, het volgende offeren: het vet dat de ingewanden bedekt, 15,16 de twee nieren met het lendenvet eraan en het aanhangsel van de lever. Dit brandoffer zal aangenaam zijn voor de Here. Al het vet is van de Here.

17 Dit is een eeuwige wet voor het hele land en alle geslachten. U mag absoluut geen vet of bloed eten.’

De dank-offers

De Heer zei tegen Mozes: "Als iemand Mij een offer wil brengen om Mij te danken, mag hij een koe of een stier offeren. Hij moet een gezond dier bij Mij brengen. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het dier slachten bij de ingang van de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. Het vet van het dier moet op het altaar verbrand worden maar het vlees mag worden opgegeten. Hij moet het vet weghalen dat rond de darmen zit, de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. De priester moet dat op het altaar verbranden, op het brand-offer dat op het houtvuur ligt. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.

Als iemand een schaap of geit als dank-offer aan Mij wil offeren, dan moet hij een gezond dier uitkiezen. Het mag een mannetjes-dier of een vrouwtjes-dier zijn. Als hij een schaap offert, moet hij het dier bij Mij brengen. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. Het vlees mag worden opgegeten, maar het vet van het dier moet op het altaar worden verbrand: al het vet, de hele staart, die hij dicht bij de ruggengraat moet afsnijden, al het vet dat rond de darmen zit, 10 de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. 11 De priester moet dat op het altaar verbranden. Zo is het een geschenk voor Mij.

12 Als hij een geit offert, moet hij het dier bij Mij brengen. 13 Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. 14 Het vlees mag worden opgegeten, maar het vet van het dier moet op het altaar worden verbrand: al het vet dat rond de darmen zit, 15 de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. 16 De priester moet dat op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met zijn geschenk. Al het vet is voor Mij.

17 Dit is een eeuwige wet voor jullie en voor alle families ná jullie, overal waar jullie wonen: jullie mogen helemaal geen vet of bloed eten."[a]

Footnotes

  1. Leviticus 3:17 Lees verder over de dank-offers in Leviticus 7:11-21 en 28-38.