Add parallel Print Page Options

Wees heilig, want Ik ben heilig

19 De Here droeg Mozes op ook de volgende woorden aan de Israëlieten over te brengen. ‘U moet heilig zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig. U moet uw vader en moeder eren en mijn sabbatswet gehoorzamen, want Ik ben de Here, uw God. Maak geen afgodsbeelden en aanbid ze niet, want Ik ben de Here, uw God. Wanneer u de Here een vredeoffer brengt, doe het zoals is voorgeschreven, zodat het wordt aanvaard. Eet het dezelfde dag dat u het offert of uiterlijk de volgende dag, wat overblijft tot de derde dag moet worden verbrand. Want als iets ervan op de derde dag wordt gegeten, zal Mij dat met afkeer vervullen en Ik zal het niet aanvaarden. Als u het op de derde dag eet, zult u schuldig zijn, want u schendt daarmee de heiligheid van de Here en u zult worden verstoten uit het volk van de Here.

Wanneer u de oogst binnenhaalt, moet u de randen van het veld niet helemaal afmaaien en wat op de grond is gevallen, moet u naderhand niet bijeenrapen. 10 Hetzelfde geldt voor de wijnoogst, haal niet alle druiven van de planten en laat wat op de grond is gevallen, gewoon liggen. Laat het liggen voor de armen en voor hongerige reizigers, want Ik ben de Here, uw God.

11 U mag niet stelen, liegen of elkaar bedriegen. 12 Zweer geen valse eed, want daarmee ontheiligt u de naam van uw God, want Ik ben de Here. 13 U mag niet roven of iemand iets afpersen en u moet de arbeiders die u hebt gehuurd, op tijd betalen. Als u een van hen nog loon schuldig bent, laat er dan niet nog een nacht overheen gaan voordat u hem uitbetaalt. 14 U mag niet vloeken tegen een dove. U mag een blinde niets in de weg leggen. Heb ontzag voor uw God, Ik ben de Here! 15 Rechters moeten bij hun uitspraken altijd rechtvaardig blijven en zich niet laten leiden door het feit of iemand rijk of arm is, zij moeten altijd strikt rechtvaardig zijn. 16 Roddel niet. Doe niets dat het leven van uw naaste in gevaar brengt, want Ik ben de Here. 17 U mag uw broeder niet haten. Vermaan ieder die zondigt, want als u er niets van zegt, bent u even schuldig als hij. 18 Wees niet haatdragend of wraakzuchtig, maar heb uw naaste net zo lief als uzelf, want Ik ben de Here. 19 Gehoorzaam mijn wetten: laat van uw vee niet verschillende soorten met elkaar paren, zaai uw land niet in met twee verschillende soorten zaad, draag geen kleren van twee soorten stof.

20 Als een man een slavin verleidt die aan een andere man als vrouw is gegeven, hoewel zij niet is vrijgekocht, moeten zij beiden door de rechter worden gestraft. Maar zij zullen niet worden gedood, want zij was nog niet vrij. 21 De betrokken man zal een ram als zijn schuldoffer voor de Here brengen bij de ingang van de tabernakel. 22 De priester zal met de ram verzoening doen voor de begane zonde en het zal de zondaar worden vergeven.

23 Wanneer u het land binnenkomt en allerlei vruchtbomen plant, zult u de eerste drie oogsten niet binnenhalen, want die zijn onrein. 24 In het vierde jaar zal de hele oogst tot lof van de Here zijn geheiligd. 25 In het vijfde jaar mag u de oogst eten en gebruiken, zo krijgt u een grotere opbrengst.

26 Ik ben de Here, uw God! U mag geen vlees eten waarin nog bloed zit, u mag zich niet bezighouden met waarzeggerij en toverij. 27 U mag, als teken van rouw om een dode, uw hoofdhaar niet rond laten afknippen, uw baardhaar niet aan de zijden afscheren, 28 niet in uw lichaam snijden en geen tatoeëringen op uw huid aanbrengen—Ik ben de Here. 29 Ontheilig uw dochter niet door haar te laten prostitueren, anders zal het land worden vervuld met schanddaden. 30 Handhaaf mijn sabbatswetten en eerbiedig mijn tabernakel, want Ik ben de Here. 31 Geef u niet af met geesten of mensen die de geesten van doden kunnen raadplegen, want Ik ben de Here, uw God. 32 Eer en respecteer de ouderen, in ontzag voor God, Ik ben de Here. 33 Vreemdelingen in uw land mag u niet onderdrukken of uitbuiten. 34 Zij moeten worden behandeld als iedere andere burger, houd van hen als van uzelf. Vergeet niet dat ook u zelf als vreemdelingen in Egypte hebt gewoond. Ik ben de Here, uw God. 35,36 Wees onpartijdig in de rechtspraak. Gebruik de juiste maten voor lengte, gewicht en inhoud en geef altijd de volledige hoeveelheden. Want Ik ben de Here, uw God, die u uit Egypte heeft bevrijd. 37 Al mijn regels en verordeningen moet u nauwgezet naleven, Ik ben de Here.’

Geen seksuele onreinheid

20 1,2 De Here gaf Mozes de volgende regels voor het volk Israël: ‘Ieder—geboren Israëliet en buitenlander die bij u woont—die zijn kind als een brandoffer aan Moloch geeft, moet zeker ter dood worden gebracht, hij moet worden gestenigd. Ikzelf zal mijn gelaat tegen die man keren en hem verstoten van al zijn naasten, omdat hij zijn kind aan Moloch heeft gegeven en zo mijn heiligdom heeft ontheiligd en mijn heilige naam heeft beledigd. Als het volk van het land net doet alsof het niet ziet dat hij zijn kind aan Moloch geeft en hem niet ter dood brengt, zal Ikzelf mijn gelaat keren tegen hem en tegen allen die hem volgen in het dienen van Moloch. Ik zal hen uitroeien. Ook zal Ik mijn gezicht keren tegen ieder die mediums en waarzeggers raadpleegt in plaats van Mij en Ik zal hem uit zijn volk verstoten. Dus heilig uzelf en wees heilig, want Ik ben de Here, uw God. U moet al mijn wetten gehoorzamen, want Ik ben de Here, die u heiligt.

Ieder die zijn vader of moeder vervloekt, moet zeker ter dood worden gebracht, hij heeft zijn eigen vlees en bloed vervloekt. 10 Als een man overspel pleegt met de vrouw van een ander, moeten beiden ter dood worden gebracht. 11 Als een man gemeenschap heeft met de vrouw van zijn vader, heeft hij iets dat zijn vader toebehoort, ontheiligd. De man en de vrouw moeten allebei sterven, zij hebben hun dood aan zichzelf te wijten. 12 Als een man geslachtsgemeenschap heeft met zijn schoondochter, moeten beiden ter dood worden gebracht, zij hebben die straf zelf over zich gehaald door elkaar te verontreinigen. 13 De straf op homoseksuele omgang is de dood voor beide partijen. Zij hebben het oordeel zelf over zich gebracht. 14 Als een man geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw én met haar moeder, is dat een groot kwaad. Zij moeten alle drie worden verbrand om deze verdorvenheid onder u uit te wissen. 15 Als een man gemeenschap heeft met een dier, moet hij worden gedood en het dier moet worden afgemaakt. 16 Als een vrouw gemeenschap heeft met een dier, dood dan de vrouw en het dier, want zij verdienen hun straf. 17 Als een man geslachtsgemeenschap heeft met zijn zuster, ongeacht of het de dochter van zijn vader of van zijn moeder is, is dat een schaamteloze zonde. Zij moeten in het openbaar uit het volk Israël worden verstoten. Hij zal boeten voor zijn schuld. 18 Als een man geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw die ongesteld is, moeten beiden uit het volk worden verbannen, want hij heeft haar onreinheid onthuld. 19 Geslachtsgemeenschap tussen een man en zijn tante is onwettig—ongeacht of het de zuster van zijn vader of van zijn moeder is—want zij zijn naaste bloedverwanten, zij zullen beiden boeten voor hun schuld. 20 Als een man geslachtsgemeenschap heeft met de vrouw van zijn oom, heeft hij genomen wat zijn oom toebehoorde, want zij is zijn tante, als straf zullen zij boeten voor hun zonden en kinderloos sterven. 21 Als een man met de vrouw van zijn broer geslachtsgemeenschap heeft, is dat bloedschande, hij heeft genomen wat aan zijn broer toebehoorde. Zij zullen kinderloos blijven.

22 U moet al mijn wetten en instellingen gehoorzamen, zodat Ik u niet uit uw nieuwe land hoef te verdrijven. 23 U moet de gewoonten van de volken die Ik voor u verdrijf, niet overnemen, want zij doen al deze dingen waarvoor Ik u heb gewaarschuwd. Daardoor heb Ik een afkeer van hen gekregen. 24 Ik heb u hun land beloofd: Ik zal het u als bezit geven. Het is een land dat overvloeit van melk en honing. Ik ben de Here, uw God, die onderscheid heeft gemaakt tussen u en de andere volken. 25 Daarom zult u onderscheid maken tussen de vogels en de dieren die u van Mij wel en niet mag eten. Verontreinig u niet en maak uzelf bij Mij niet gehaat door een vogel of een dier te eten dat Ik heb verboden. 26 Wees heilig voor Mij, want Ik ben heilig en Ik heb u afgezonderd van andere volken om mijn eigendom te worden. 27 Een medium of waarzegger—man of vrouw—moet zonder meer worden gestenigd tot de dood erop volgt. Zij hebben zelf hun ondergang veroorzaakt.’

Instructies voor de priesters

21 De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg de priesters dat zij zich nooit mogen verontreinigen door een dode aan te raken, 2,3 tenzij het een naaste bloedverwant is: een moeder, vader, zoon, dochter, broer of een ongetrouwde zuster, voor wie hij bijzondere verantwoordelijkheid draagt, omdat zij niet getrouwd is. De priester is een leider van zijn volk en mag zich niet verontreinigen zoals een gewoon iemand dat wel kan.

De priesters mogen geen kale plekken op hun hoofden of in hun baarden laten knippen, noch in hun vlees laten snijden. Zij zullen heilig zijn voor hun God en mogen zijn naam niet ontheiligen, anders zijn zij niet langer geschikt om spijsoffers met vuur aan de Here, hun God te brengen. Een priester mag niet trouwen met een prostituee, een vrouw van een andere stam of een gescheiden vrouw, want hij is een heilige man van God. De priester is afgezonderd om offers te brengen aan uw God, hij is heilig want Ik, de Here, die u heiligt, ben heilig. De dochter van een priester die prostituee wordt en zo de heiligheid van zichzelf en haar vader schendt, zal worden verbrand. 10 De hogepriester—gezalfd met de speciale zalfolie en gekleed in de speciale kleding—mag zijn haar niet los laten hangen als teken van rouw en ook niet zijn kleren scheuren 11 of in de nabijheid van een dode komen, ook al is het zijn eigen vader of moeder. 12 Hij mag het heiligdom niet verlaten als hij daar dienst heeft en mijn tabernakel niet als een gewoon huis behandelen, want de wijding van de zalfolie van zijn God is op hem, Ik ben de Here. 13 De vrouw die hij trouwt, moet nog maagd zijn. 14,15 Hij mag niet trouwen met een weduwe, een gescheiden vrouw of een prostituee. Zij moet een maagd zijn van zijn eigen stam, want hij mag niet de vader van kinderen met gemengd bloed worden, opdat hij zijn nakomelingen niet ontheilige, want Ik ben de Here. Ik heilig hem.’

16,17 En de Here zei tegen Mozes: ‘Vertel Aäron dat als een van zijn nakomelingen een lichaamsgebrek heeft, deze geen offers aan God mag brengen. 18 Als een man bijvoorbeeld blind is of verlamd, te korte of te lange ledematen heeft, een gebroken neus, 19 gebroken voet of hand heeft, 20 een bochel heeft, of als hij een dwerg is of een afwijking aan het oog heeft of een uitslag of een huidziekte of een afwijking aan zijn geslachtsdelen heeft— 21 ook al is hij een afstammeling van Aäron—mag hij geen brandoffers aan de Here brengen, omdat hij een lichaamsgebrek heeft. 22 Hij mag wel eten van het voedsel van de priesters dat afkomstig is van de offers aan God, zowel van de heilige als van de allerheiligste offers. 23 Maar hij mag niet bij het gordijn van het Heilige der Heiligen komen of bij het altaar staan, omdat hij een lichaamsgebrek heeft. Dat zou mijn heiligdom ontheiligen, want de Here heiligt het.’ 24 Mozes gaf deze voorschriften aan het volk en aan Aäron en zijn zonen door.

Regels om heilig te leven

19 De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: Leef heilig, want Ik, jullie Heer God, ben heilig.

Heb respect voor je vader en moeder en zorg voor hen, en houd je aan mijn heilige rustdagen. Ik ben jullie Heer God.

Jullie mogen geen andere goden gaan aanbidden en geen godenbeelden maken. Ik ben jullie Heer God.

Als jullie Mij een dank-offer brengen, offer het dan op de manier die Ik jullie gezegd heb. Alleen dan ben Ik er blij mee. Jullie mogen ervan eten op de dag dat je het offert, en op de dag erna. Maar wat er op de derde dag nog van over is, moeten jullie verbranden. Als jullie er op de derde dag toch nog van eten, doen jullie iets wat Ik walgelijk vind. Ik zal dan niet blij zijn met het offer. Iemand die er dan van eet, is schuldig. Want hij heeft met iets dat alleen voor Mij was, gedaan alsof het iets heel gewoons was. Zo iemand moet gedood worden.

Als jullie de oogst van je land binnenhalen, mogen jullie de rand van het veld niet afmaaien. En wat tijdens het oogsten op de grond valt, mogen jullie niet oprapen. 10 Ook mogen jullie je wijngaard niet helemaal leegplukken. Druiven die op de grond vallen, mogen jullie niet oprapen. Alles wat van de oogst op de grond valt, moeten jullie laten liggen voor de arme mensen en de vreemdelingen. Ik ben jullie Heer God.

11 Jullie mogen niet stelen, niet liegen en elkaar niet bedriegen.

12 Zweer niet bij Mij als het niet waar is wat je zegt, want daarmee beledig je Mij. Ik ben de Heer.

13 Jullie mogen niemand geld afpersen en niemand beroven. Iemand die een dag voor je heeft gewerkt, moet je op diezelfde dag betalen.

14 Jullie mogen een dove niet vervloeken en een blinde niet laten struikelen. Heb ontzag voor je God. Ik ben de Heer.

15 Jullie rechters moeten rechtvaardig zijn. Ze mogen arme mensen niet voortrekken, maar rijke mensen ook niet. Ze moeten over iedereen op een rechtvaardige manier rechtspreken.

16 Jullie mogen geen praatjes rondstrooien over andere mensen en het leven van andere mensen niet bedreigen. Ik ben de Heer.

17 Jullie mogen elkaar niet haten. Als iemand verkeerd doet, moeten jullie hem openlijk bestraffen en ervoor zorgen dat het weer goed komt. Jullie mogen hem niet zijn gang laten gaan. 18 Jullie mogen niet zelf wraak nemen en niemand van je volk haten. Maar jullie moeten van de andere mensen net zo veel houden als van jezelf. Ik ben de Heer.

19 Ook aan de volgende dingen moeten jullie je houden: jullie mogen geen twee verschillende soorten vee met elkaar laten paren, geen twee soorten zaad op één akker zaaien en geen kleren dragen die van twee soorten materiaal geweven zijn.

20 Als iemand naar bed gaat met een slavin die aan een andere man is beloofd als bijvrouw, maar die man wil haar niet, maar ze is nog niet vrijgekocht of vrijgelaten, dan moeten ze alle twee gestraft worden. Maar ze mogen niet de doodstraf krijgen, want de vrouw was niet vrijgekocht.[a] 21 De man moet aan Mij een mannetjes-schaap als schuld-offer offeren bij de ingang van de tent van ontmoeting. 22 De priester moet met het schuld-offer aan Mij vergeving voor hem vragen voor wat hij heeft gedaan, want het was verkeerd. En hij zal er vergeving voor krijgen.

23 Als jullie in het land komen en daar allerlei fruitbomen planten, dan mogen jullie het eerste fruit daarvan niet oogsten. Drie jaar lang is het onrein voor jullie en mogen jullie het fruit van die bomen niet eten. 24 In het vierde jaar is het fruit rein. Dan moeten jullie de hele oogst als een dank-offer aan Mij geven. 25 In het vijfde jaar mogen jullie het fruit van die bomen eten. Als jullie hieraan gehoorzamen, zullen die bomen jullie een grotere oogst geven. Ik ben jullie Heer God.

26 Jullie mogen helemaal geen vlees eten waar het bloed nog in zit.

Jullie mogen niet aan waarzeggerij of toverij doen.

27 Jullie mogen niet de rand van je haar rondom afscheren, of de rand van je baard rondom afknippen.[b]

28 Als er iemand gestorven is, mogen jullie jezelf niet in je lichaam snijden als teken van verdriet. Ook mogen jullie dan geen tatoeages in je huid laten maken. Ik ben de Heer.

29 Jullie mogen je dochter niet dwingen om hoer te worden. Want anders zouden de mensen in het hele land verkeerde dingen op het gebied van seks gaan doen.

30 Jullie moeten elke week de heilige rustdag vieren. Ook moeten jullie ontzag hebben voor mijn heiligdom. Ik ben de Heer.

31 Jullie mogen niet aan de geesten van gestorven mensen of aan waarzeggende geesten om raad gaan vragen. Want als jullie hen wel om raad vragen, worden jullie onrein. Ik ben jullie Heer God.

32 Jullie moeten oude mensen met respect behandelen. Jullie moeten ontzag hebben voor jullie Heer God. Ik ben de Heer.

33 Als er een vreemdeling bij jullie in het land komt wonen, dan mogen jullie hem niet slecht behandelen. 34 Een vreemdeling moet net zo behandeld worden als een Israëliet. Jullie moeten net zoveel van hem houden als van jezelf. Want jullie zijn zelf ook vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben jullie Heer God.

35 Jullie mogen niet op een oneerlijke manier zaken doen. Jullie mogen niet oneerlijk zijn met het afmeten van lengte, gewicht of inhoud. 36 Jullie moeten een zuivere weegschaal, zuivere gewichten en zuivere maatbekers gebruiken. Ik ben jullie Heer God, die jullie uit Egypte heeft bevrijd. 37 Daarom moeten jullie alles precies zo doen als Ik het jullie bevolen heb. Ik ben de Heer."

Strafwetten

20 De Heer zei tegen Mozes: "Zeg ook tegen de Israëlieten:

Als een Israëliet of een vreemdeling die in Israël woont, zijn kinderen aan de afgod Moloch offert, moet hij worden gedood. De mensen moeten hem met stenen doodgooien. Ik zal zijn vijand zijn en hem doden, omdat hij zijn kinderen aan Moloch heeft gegeven. Want daarmee heeft hij mijn heiligdom onrein gemaakt en Mij beledigd. Als de mensen wel weten wat hij doet, maar er niets aan doen en hem niet doden, dan zal Ik Zelf hem en zijn familie doden. Ik zal iedereen doden die met hem meedoet en Moloch aanbidt en daarmee ontrouw is aan Mij.

Als iemand aan de geesten van gestorven mensen om raad vraagt, of naar waarzeggende geesten gaat en daarmee ontrouw aan Mij is, dan zal Ik zijn vijand zijn en hem doden. Leef dus heilig, want Ik ben jullie Heer God. Doe alles precies zoals Ik het jullie bevolen heb. Ik ben de Heer en Ik wil dat jullie alleen Mij dienen.

Als iemand zijn vader of moeder vervloekt, moet hij gedood worden. Hij verdient de doodstraf.

10 Als een man naar bed gaat met de vrouw van iemand anders, moeten hij en de vrouw worden gedood.

11 Als een man naar bed gaat met de vrouw van zijn vader, heeft hij iets genomen wat van zijn vader was. Hij en de vrouw moeten worden gedood. Ze verdienen de doodstraf.

12 Als een man naar bed gaat met de vrouw van zijn zoon, moeten ze alle twee worden gedood. Ze hebben iets walgelijks gedaan. Ze verdienen de doodstraf.

13 Als een man naar bed gaat met een andere man, zoals een man naar bed gaat met een vrouw, dan hebben die twee mannen iets walgelijks gedaan. Ze moeten worden gedood. Ze verdienen de doodstraf.

14 Als een man trouwt met een vrouw en ook met de moeder van die vrouw, dan is dat een schande. De man en de twee vrouwen moeten verbrand worden. Want Ik wil niet dat zulke vreselijke dingen bij jullie gebeuren.

15 Als een man seks heeft met een dier, moeten de man én het dier worden gedood.

16 Als een vrouw seks heeft met een dier, moeten de vrouw én het dier worden gedood. Ze verdienen de doodstraf.

17 Als een man naar bed gaat met zijn zus (het maakt niet uit of ze de dochter van zijn vader of van zijn moeder is), dan is dat een schande. Ze moeten voor de ogen van hun familie worden gedood. Want hij is met zijn zus naar bed geweest en moet daarvoor gestraft worden.

18 Als een man met zijn vrouw naar bed gaat terwijl ze ongesteld is, dan heeft hij geen respect voor haar lichaam. En zij heeft zelf ook geen respect voor haar lichaam. Alle twee moeten ze worden gedood.

19 Een man mag niet naar bed gaan met de zus van zijn moeder of de zus van zijn vader. Want ze zijn familie van hem. Ze moeten er allebei voor gestraft worden.

20 Als een man naar bed gaat met zijn tante, heeft hij iets genomen wat van zijn oom was. Ze zullen er allebei voor gestraft worden. Ze zullen zonder kinderen sterven.

21 Als een man trouwt met de vrouw van zijn broer, heeft hij iets genomen wat van zijn broer was. Ze zullen voor straf nooit kinderen krijgen.

22 Jullie moeten je precies houden aan al mijn wetten en leefregels. Want anders zal het land waar Ik jullie heen breng, jullie uitspugen. 23 Leef niet volgens de gewoonten van het volk dat Ik voor jullie wegjaag. Want zij hebben al deze dingen gedaan, zodat Ik van hen ging walgen. 24 Daarom heb Ik jullie beloofd hun land aan jullie te geven. Het is een prachtig en vruchtbaar land. Ik ben jullie Heer God. Ik heb jullie van tussen de andere volken uitgekozen om Mij te dienen. 25 Maak daarom verschil tussen reine en onreine dieren, en tussen reine en onreine vogels. Want als jullie dieren of vogels of insecten eten die Ik verboden heb, zal Ik ook van júllie walgen. Want Ik heb daarvan gezegd dat ze onrein zijn. 26 Leef heilig, want Ik ben heilig en heb jullie van tussen de andere volken uitgekozen om mijn eigen volk te zijn.

27 Als iemand de geest van een dode of een waarzeggende geest door zich heen laat spreken, moet hij worden gedood. Hij moet met stenen doodgegooid worden. Hij verdient de doodstraf."

Wetten voor de priesters om heilig te leven

21 De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de priesters, de zonen van Aäron:

Een priester mag geen dode aanraken. 2+3 Hij mag alleen een dode aanraken als dat zijn moeder, zijn vader, zijn zoon, zijn dochter, zijn broer, of zijn ongetrouwde zus is. Omdat hij een leider van zijn volk is, mag hij zich niet onrein maken.

Als een priester treurt over een dode, mag hij niet een kale plek op zijn hoofd scheren, of de rand van zijn baard afknippen, of zich in zijn lichaam snijden. Hij moet heilig leven en mag mijn naam niet beledigen. Want hij brengt de offers aan Mij, de Heer. Daarom moet hij heilig leven. Hij mag niet trouwen met een hoer of met een vrouw die al een keer met een man naar bed geweest is. Ook niet met een vrouw die door haar man is weggestuurd. Want hij is mijn dienaar. En jullie moeten respect voor hem hebben, omdat hij de offers aan jullie God offert. Jullie moeten er respect voor hebben dat hij mijn dienaar is. Want Ik ben heilig. Ik ben de Heer, die jullie heeft uitgekozen om mijn dienaren te zijn. En als de dochter van een priester zich onheilig gedraagt door met iemand naar bed te gaan met wie ze niet getrouwd is, dan maakt ze ook haar vader onheilig. Ze heeft geen respect voor hem gehad. Ze moet verbrand worden.

10 De hogepriester is de belangrijkste priester. Hij is gezalfd met de heilige zalf-olie en hij dient de Heer. Hij heeft de heilige kleren gekregen. Als hij treurt over een dode, mag hij zijn haar niet los laten hangen en zijn kleren niet scheuren als teken van verdriet. 11 Hij mag nooit in de buurt van een dode komen. Zelfs niet als dat zijn eigen vader of moeder is. 12 Want mijn heilige zalf-olie is op hem. Hij moet in het heiligdom blijven, want anders maakt hij mijn heiligdom onheilig. Ik ben de Heer.

13 De hogepriester mag alleen trouwen met een vrouw die nog nooit met een man naar bed is geweest. 14 Hij mag niet met een weduwe trouwen, of met een vrouw die door haar man is weggestuurd, of met een vrouw die al een keer met een man naar bed geweest is. En hij moet een vrouw van zijn eigen stam kiezen. 15 Want anders zouden zijn kinderen onheilig zijn. Want Ik ben de Heer, en Ik heb hem heilig gemaakt en uitgekozen om Mij te dienen."

16 De Heer zei tegen Mozes: 17 "Zeg tegen Aäron: Als een priester een afwijking aan zijn lichaam heeft, mag hij niet mijn offers brengen. Niemand met een afwijking aan zijn lichaam mag het werk van een priester doen. 18 Niemand die blind of verlamd is, of misvormde armen of benen heeft, mag mijn offers brengen. 19 Ook niemand met een gebroken arm of been, 20 een misvormde rug, te korte armen en benen, een oogziekte, een huidziekte of beschadigde geslachtsdelen. 21 Niemand uit de familie van Aäron met een afwijking aan zijn lichaam mag bij Mij komen om de vuur-offers aan Mij te offeren. 22 Maar hij mag wél, net als alle andere priesters, van de offers van zijn God eten. Hij mag eten van het heilige en van het allerheiligste. 23 Maar hij mag niet in het heiligdom of bij het altaar komen. Want omdat hij een afwijking heeft, zou hij mijn heiligdom onheilig maken. Want Ik ben de Heer en Ik heb de priesters uitgekozen om Mij te dienen."

24 Dit zei Mozes tegen Aäron en zijn zonen en alle Israëlieten.

Footnotes

  1. Leviticus 19:20 Omdat ze nog een slavin was, kon ze er niets aan doen.
  2. Leviticus 19:27 Dat was een manier om te treuren over een dode. Lees Leviticus 21:5.

Various Laws

19 The Lord said to Moses, “Speak to the entire assembly of Israel(A) and say to them: ‘Be holy because I, the Lord your God,(B) am holy.(C)

“‘Each of you must respect your mother and father,(D) and you must observe my Sabbaths.(E) I am the Lord your God.(F)

“‘Do not turn to idols or make metal gods for yourselves.(G) I am the Lord your God.(H)

“‘When you sacrifice a fellowship offering to the Lord, sacrifice it in such a way that it will be accepted on your behalf. It shall be eaten on the day you sacrifice it or on the next day; anything left over until the third day must be burned up.(I) If any of it is eaten on the third day, it is impure and will not be accepted.(J) Whoever eats it will be held responsible(K) because they have desecrated what is holy(L) to the Lord; they must be cut off from their people.(M)

“‘When you reap the harvest of your land, do not reap to the very edges(N) of your field or gather the gleanings of your harvest.(O) 10 Do not go over your vineyard a second time(P) or pick up the grapes that have fallen.(Q) Leave them for the poor and the foreigner.(R) I am the Lord your God.

11 “‘Do not steal.(S)

“‘Do not lie.(T)

“‘Do not deceive one another.(U)

12 “‘Do not swear falsely(V) by my name(W) and so profane(X) the name of your God. I am the Lord.

13 “‘Do not defraud or rob(Y) your neighbor.(Z)

“‘Do not hold back the wages of a hired worker(AA) overnight.(AB)

14 “‘Do not curse the deaf or put a stumbling block in front of the blind,(AC) but fear your God.(AD) I am the Lord.

15 “‘Do not pervert justice;(AE) do not show partiality(AF) to the poor or favoritism to the great,(AG) but judge your neighbor fairly.(AH)

16 “‘Do not go about spreading slander(AI) among your people.

“‘Do not do anything that endangers your neighbor’s life.(AJ) I am the Lord.

17 “‘Do not hate a fellow Israelite in your heart.(AK) Rebuke your neighbor frankly(AL) so you will not share in their guilt.

18 “‘Do not seek revenge(AM) or bear a grudge(AN) against anyone among your people,(AO) but love your neighbor(AP) as yourself.(AQ) I am the Lord.

19 “‘Keep my decrees.(AR)

“‘Do not mate different kinds of animals.

“‘Do not plant your field with two kinds of seed.(AS)

“‘Do not wear clothing woven of two kinds of material.(AT)

20 “‘If a man sleeps with a female slave who is promised to another man(AU) but who has not been ransomed or given her freedom, there must be due punishment.[a] Yet they are not to be put to death, because she had not been freed. 21 The man, however, must bring a ram to the entrance to the tent of meeting for a guilt offering to the Lord.(AV) 22 With the ram of the guilt offering the priest is to make atonement for him before the Lord for the sin he has committed, and his sin will be forgiven.(AW)

23 “‘When you enter the land and plant any kind of fruit tree, regard its fruit as forbidden.[b] For three years you are to consider it forbidden[c]; it must not be eaten. 24 In the fourth year all its fruit will be holy,(AX) an offering of praise to the Lord. 25 But in the fifth year you may eat its fruit. In this way your harvest will be increased. I am the Lord your God.

26 “‘Do not eat any meat with the blood still in it.(AY)

“‘Do not practice divination(AZ) or seek omens.(BA)

27 “‘Do not cut the hair at the sides of your head or clip off the edges of your beard.(BB)

28 “‘Do not cut(BC) your bodies for the dead or put tattoo marks on yourselves. I am the Lord.

29 “‘Do not degrade your daughter by making her a prostitute,(BD) or the land will turn to prostitution and be filled with wickedness.(BE)

30 “‘Observe my Sabbaths(BF) and have reverence for my sanctuary. I am the Lord.(BG)

31 “‘Do not turn to mediums(BH) or seek out spiritists,(BI) for you will be defiled by them. I am the Lord your God.

32 “‘Stand up in the presence of the aged, show respect(BJ) for the elderly(BK) and revere your God.(BL) I am the Lord.(BM)

33 “‘When a foreigner resides among you in your land, do not mistreat them. 34 The foreigner residing among you must be treated as your native-born.(BN) Love them as yourself,(BO) for you were foreigners(BP) in Egypt.(BQ) I am the Lord your God.

35 “‘Do not use dishonest standards when measuring length, weight or quantity.(BR) 36 Use honest scales(BS) and honest weights, an honest ephah[d](BT) and an honest hin.[e](BU) I am the Lord your God, who brought you out of Egypt.(BV)

37 “‘Keep all my decrees(BW) and all my laws(BX) and follow them. I am the Lord.’”

Punishments for Sin

20 The Lord said to Moses, “Say to the Israelites: ‘Any Israelite or any foreigner residing in Israel who sacrifices any of his children to Molek is to be put to death.(BY) The members of the community are to stone him.(BZ) I myself will set my face against him and will cut him off from his people;(CA) for by sacrificing his children to Molek, he has defiled(CB) my sanctuary(CC) and profaned my holy name.(CD) If the members of the community close their eyes when that man sacrifices one of his children to Molek and if they fail to put him to death,(CE) I myself will set my face against him and his family and will cut them off from their people together with all who follow him in prostituting themselves to Molek.

“‘I will set my face against anyone who turns to mediums and spiritists to prostitute themselves by following them, and I will cut them off from their people.(CF)

“‘Consecrate yourselves(CG) and be holy,(CH) because I am the Lord your God.(CI) Keep my decrees(CJ) and follow them. I am the Lord, who makes you holy.(CK)

“‘Anyone who curses their father(CL) or mother(CM) is to be put to death.(CN) Because they have cursed their father or mother, their blood will be on their own head.(CO)

10 “‘If a man commits adultery with another man’s wife(CP)—with the wife of his neighbor—both the adulterer and the adulteress are to be put to death.(CQ)

11 “‘If a man has sexual relations with his father’s wife, he has dishonored his father.(CR) Both the man and the woman are to be put to death; their blood will be on their own heads.(CS)

12 “‘If a man has sexual relations with his daughter-in-law,(CT) both of them are to be put to death. What they have done is a perversion; their blood will be on their own heads.

13 “‘If a man has sexual relations with a man as one does with a woman, both of them have done what is detestable.(CU) They are to be put to death; their blood will be on their own heads.

14 “‘If a man marries both a woman and her mother,(CV) it is wicked. Both he and they must be burned in the fire,(CW) so that no wickedness will be among you.(CX)

15 “‘If a man has sexual relations with an animal,(CY) he is to be put to death,(CZ) and you must kill the animal.

16 “‘If a woman approaches an animal to have sexual relations with it, kill both the woman and the animal. They are to be put to death; their blood will be on their own heads.

17 “‘If a man marries his sister(DA), the daughter of either his father or his mother, and they have sexual relations, it is a disgrace. They are to be publicly removed(DB) from their people. He has dishonored his sister and will be held responsible.(DC)

18 “‘If a man has sexual relations with a woman during her monthly period,(DD) he has exposed the source of her flow, and she has also uncovered it. Both of them are to be cut off from their people.(DE)

19 “‘Do not have sexual relations with the sister of either your mother or your father,(DF) for that would dishonor a close relative; both of you would be held responsible.

20 “‘If a man has sexual relations with his aunt,(DG) he has dishonored his uncle. They will be held responsible; they will die childless.(DH)

21 “‘If a man marries his brother’s wife,(DI) it is an act of impurity; he has dishonored his brother. They will be childless.(DJ)

22 “‘Keep all my decrees and laws(DK) and follow them, so that the land(DL) where I am bringing you to live may not vomit you out. 23 You must not live according to the customs of the nations(DM) I am going to drive out before you.(DN) Because they did all these things, I abhorred them.(DO) 24 But I said to you, “You will possess their land; I will give it to you as an inheritance, a land flowing with milk and honey.”(DP) I am the Lord your God, who has set you apart from the nations.(DQ)

25 “‘You must therefore make a distinction between clean and unclean animals and between unclean and clean birds.(DR) Do not defile yourselves by any animal or bird or anything that moves along the ground—those that I have set apart as unclean for you. 26 You are to be holy to me(DS) because I, the Lord, am holy,(DT) and I have set you apart from the nations(DU) to be my own.

27 “‘A man or woman who is a medium(DV) or spiritist among you must be put to death.(DW) You are to stone them;(DX) their blood will be on their own heads.’”

Rules for Priests

21 The Lord said to Moses, “Speak to the priests, the sons of Aaron,(DY) and say to them: ‘A priest must not make himself ceremonially unclean(DZ) for any of his people who die,(EA) except for a close relative, such as his mother or father,(EB) his son or daughter, his brother, or an unmarried sister who is dependent on him since she has no husband—for her he may make himself unclean.(EC) He must not make himself unclean for people related to him by marriage,[f] and so defile himself.

“‘Priests must not shave(ED) their heads or shave off the edges of their beards(EE) or cut their bodies.(EF) They must be holy to their God(EG) and must not profane the name of their God.(EH) Because they present the food offerings to the Lord,(EI) the food of their God,(EJ) they are to be holy.(EK)

“‘They must not marry women defiled by prostitution or divorced from their husbands,(EL) because priests are holy to their God.(EM) Regard them as holy,(EN) because they offer up the food of your God.(EO) Consider them holy, because I the Lord am holy—I who make you holy.(EP)

“‘If a priest’s daughter defiles herself by becoming a prostitute, she disgraces her father; she must be burned in the fire.(EQ)

10 “‘The high priest, the one among his brothers who has had the anointing oil poured on his head(ER) and who has been ordained to wear the priestly garments,(ES) must not let his hair become unkempt[g] or tear his clothes.(ET) 11 He must not enter a place where there is a dead body.(EU) He must not make himself unclean,(EV) even for his father or mother,(EW) 12 nor leave the sanctuary(EX) of his God or desecrate it, because he has been dedicated by the anointing oil(EY) of his God. I am the Lord.

13 “‘The woman he marries must be a virgin.(EZ) 14 He must not marry a widow, a divorced woman, or a woman defiled by prostitution, but only a virgin from his own people, 15 so that he will not defile his offspring among his people. I am the Lord, who makes him holy.’”

16 The Lord said to Moses, 17 “Say to Aaron: ‘For the generations to come none of your descendants who has a defect(FA) may come near to offer the food of his God.(FB) 18 No man who has any defect(FC) may come near: no man who is blind(FD) or lame,(FE) disfigured or deformed; 19 no man with a crippled foot or hand, 20 or who is a hunchback or a dwarf, or who has any eye defect, or who has festering or running sores or damaged testicles.(FF) 21 No descendant of Aaron the priest who has any defect(FG) is to come near to present the food offerings to the Lord.(FH) He has a defect; he must not come near to offer the food of his God.(FI) 22 He may eat the most holy food of his God,(FJ) as well as the holy food; 23 yet because of his defect,(FK) he must not go near the curtain or approach the altar, and so desecrate my sanctuary.(FL) I am the Lord, who makes them holy.(FM)’”

24 So Moses told this to Aaron and his sons and to all the Israelites.

Footnotes

  1. Leviticus 19:20 Or be an inquiry
  2. Leviticus 19:23 Hebrew uncircumcised
  3. Leviticus 19:23 Hebrew uncircumcised
  4. Leviticus 19:36 An ephah was a dry measure having the capacity of about 3/5 of a bushel or about 22 liters.
  5. Leviticus 19:36 A hin was a liquid measure having the capacity of about 1 gallon or about 3.8 liters.
  6. Leviticus 21:4 Or unclean as a leader among his people
  7. Leviticus 21:10 Or not uncover his head