Add parallel Print Page Options

Aäron en zijn zonen worden tot priester gezalfd

De Heer zei tegen Mozes: "Laat Aäron en zijn zonen komen. Neem de kleren voor de priesters en de hogepriester, de zalf-olie, de stier voor het vergevings-offer, de twee mannetjes-schapen en de mand met de ongegiste broden. Roep dan het hele volk bij elkaar, bij de ingang van de tent van ontmoeting."

Mozes deed wat de Heer hem bevolen had. Het hele volk kwam naar de ingang van de tent van ontmoeting. Toen zei Mozes tegen hen: "Wat we nu gaan doen, is een bevel van de Heer." Hij liet Aäron en zijn zonen dichterbij komen en waste hen met water. Daarna deed hij Aäron het onderkleed aan, maakte de gordel vast, trok hem het blauwe overkleed aan, deed het priesterschort daarover en maakte de gordel van het priesterschort vast. Daarna maakte hij de borsttas vast en legde de Urim en de Tummim daarin.[a] Hij zette hem de tulband op het hoofd. Hij maakte daarop aan de voorkant de gouden plaat vast, de heilige diadeem, zoals de Heer het Mozes bevolen had. 10 Toen nam Mozes de zalf-olie en zalfde de tent en alles wat daarin was. Zo maakte hij die klaar voor het werk voor de Heer. 11 Ook sprenkelde hij zeven keer zalf-olie op het altaar met alles wat erbij hoorde en op de waskom en het voetstuk van de waskom. Zo maakte hij ze klaar voor het werk voor de Heer. 12 Daarna goot hij zalf-olie over het hoofd van Aäron om hem zo klaar te maken om de Heer te dienen. 13 Daarna liet Mozes de zonen van Aäron dichterbij komen, trok hun de linnen kleren aan, deed hun een gordel om en zette de mutsen op hun hoofd – zoals de Heer het Mozes bevolen had.

14 Toen liet hij de stier voor het vergevings-offer brengen. Aäron en zijn zonen legden hun handen op de kop van het dier. 15 Daarna slachtte hij de stier en smeerde een deel van het bloed met zijn vinger rondom aan de horens van het altaar. Zo reinigde hij het altaar voor de Heer. De rest van het bloed goot hij uit aan de voet van het altaar. Zo maakte hij het altaar klaar voor het werk voor de Heer. 16 Hij nam al het vet dat rond de darmen zit, het vet rond de lever en de twee nieren met het vet dat daaraan zit. Dat verbrandde hij op het altaar. 17 Maar de rest van de stier, dus de huid, het vlees en de mest, verbrandde hij buiten het tentenkamp – zoals de Heer het Mozes bevolen had.

18 Toen bracht hij het mannetjes-schaap voor het brand-offer. Aäron en zijn zonen legden hun handen op de kop van het dier. 19 Mozes slachtte het schaap en wierp het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar. 20 Het dier sneed hij in stukken. Hij verbrandde de kop, de stukken en het vet. 21 Maar de darmen en de poten waste hij eerst met water voordat hij ze samen met de andere stukken op het altaar verbrandde. En de Heer was blij met dit offer, omdat het geofferd werd op de manier die Hij Mozes bevolen had.

22 Toen bracht hij het tweede mannetjes-schaap. Dat dier zou geofferd worden om de priesters klaar te maken om de Heer te dienen. Aäron en zijn zonen legden hun handen op de kop van het dier. 23 Mozes slachtte het en smeerde een deel van het bloed aan Aärons rechter oorlel, aan zijn rechter duim en aan zijn rechter grote teen. 24 Daarna liet hij de zonen van Aäron dichterbij komen. Hij smeerde bloed aan hun rechter oorlel, aan hun rechter duim en aan hun rechter grote teen. De rest van het bloed wierp hij rondom tegen de zijkanten van het altaar. 25 Hij haalde het vet, de staart, al het vet rond de darmen, het vet rond de lever, de twee nieren met het vet dat daaraan zit en de rechter schouder weg. 26 Uit de mand met ongegiste broden die bij het altaar stond, nam hij één ongegist brood, één broodkoek met olijf-olie en één dunne koek. Hij legde die op het vet en de rechter schouder. 27 Dat alles legde hij op de handen van Aäron en van zijn zonen. Hij hield het omhoog naar de Heer en bewoog het als een beweeg-offer heen en weer. 28 Daarna legde Mozes het op het altaar en verbrandde het. En de Heer was blij met dit offer dat Aäron en zijn zonen geschikt maakte om Hem te dienen. 29 Mozes nam het borststuk van het dier, hield het omhoog naar de Heer en bewoog het als beweeg-offer heen en weer. Dat deel van het dier was voor Mozes – zoals de Heer het Mozes bevolen had.

30 Verder sprenkelde Mozes een deel van de zalf-olie en van het bloed dat op het altaar was, op Aäron, zijn kleren, zijn zonen en de kleren van zijn zonen. Zo maakte hij Aäron, zijn kleren, zijn zonen en de kleren van zijn zonen klaar om de Heer te dienen.

31 Mozes zei tegen Aäron en zijn zonen: "Kook het vlees bij de ingang van de tent van ontmoeting. Daar moeten jullie het ook opeten, samen met het brood uit de mand, zoals ik jullie bevolen heb. 32 Wat van het vlees en het brood overblijft, moeten jullie verbranden. 33 Jullie mogen zeven dagen lang niet bij de ingang van de tent van ontmoeting weggaan. Jullie moeten daar blijven totdat de dagen van jullie inwijding voorbij zijn. Want jullie inwijding duurt zeven dagen. 34 Alles wat we vandaag gedaan hebben, is zo door de Heer bevolen om jullie voor Hem te reinigen. 35 Jullie moeten zeven dagen lang, dag en nacht, bij de ingang van de tent van ontmoeting blijven. Doe alles precies zoals ik gezegd heb. Anders zullen jullie sterven. Want zo heeft de Heer het mij bevolen." 36 En Aäron en zijn zonen deden alles wat de Heer hun door Mozes bevolen had.

De offers van Aäron en zijn zonen

Op de achtste dag riep Mozes Aäron, de zonen van Aäron en de leiders van Israël bij zich. Tegen Aäron zei hij: "Neem een jonge koe en een mannetjes-schaap. De koe is voor het vergevings-offer, het schaap voor een brand-offer. Allebei moeten helemaal gezond zijn. Breng ze bij de Heer. Zeg tegen de Israëlieten dat ze een mannetjes-geit voor het vergevings-offer, een koe van één jaar en een schaap van één jaar voor het brand-offer moeten brengen. Alle drie moeten helemaal gezond zijn. Verder een stier en een mannetjes-schaap voor het dank-offer. Maak ook een meel-offer klaar, met olijf-olie. Want vandaag zal de Heer bij hen komen."

De mensen brachten alles wat Mozes bevolen had naar de tent van ontmoeting. Het hele volk kwam dichterbij en stond bij de tent van de Heer. Mozes zei: "Jullie hebben gedaan wat de Heer bevolen had. Nu zal Hij in zijn stralende hemelse macht en majesteit bij jullie komen." Toen zei Mozes tegen Aäron: "Ga naar het altaar en maak je vergevings-offer en je brand-offer klaar. Vraag aan de Heer om vergeving voor jou en het volk. Maak daarna het offer van het volk klaar, zodat ze vergeving krijgen, zoals de Heer bevolen heeft."

Toen ging Aäron naar het altaar en slachtte het kalf, als vergevings-offer voor zichzelf. Zijn zonen brachten hem het bloed. Hij doopte zijn vinger in het bloed en smeerde het aan de horens van het altaar. De rest van het bloed schonk hij uit aan de voet van het altaar. 10 Het vet, de nieren en het vet rond de lever van het dier verbrandde hij, zoals de Heer het Mozes bevolen had. 11 Maar het vlees en de huid verbrandde hij buiten het tentenkamp.

12 Toen slachtte hij het brand-offer en zijn zonen brachten hem het bloed. Hij wierp het rondom tegen de zijkanten van het altaar. 13 Ook brachten ze hem het dier voor het brand-offer, in stukken gesneden, met de kop. Hij verbrandde die stukken op het altaar. 14 Hij waste de darmen en poten met water. Daarna verbrandde hij ze met de andere stukken op het altaar.

15 Hierna offerde hij de offerdieren van het volk. Hij nam de mannetjes-geit voor het vergevings-offer waarmee het volk vergeving zou krijgen. Hij slachtte die en offerde hem als vergevings-offer, zoals het vorige offer. 16 Daarna offerde hij het dier voor het brand-offer en deed daarmee zoals de Heer bevolen had. 17 Daarna liet hij het meel-offer brengen. Hij nam er een handvol van en verbrandde het op het altaar. Verder offerde hij het ochtend-brandoffer dat elke dag gebracht moest worden.

18 Ook slachtte hij de koe en het mannetjes-schaap van het volk, als dank-offer. Zijn zonen brachten hem het bloed. Hij wierp het rondom tegen de zijkanten van het altaar. 19 Hij nam het vet van de koe en het schaap: de staart, het vet rond de darmen, de nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever. 20 Dat legde hij op de borststukken. Toen verbrandde hij alles op het altaar. 21 De borststukken en de rechter schouders hield Aäron omhoog naar de Heer en bewoog ze als beweeg-offer heen en weer, zoals Mozes bevolen had. 22 Daarna stak Aäron zijn handen op en zegende het volk. Toen Aäron het vergevings-offer, het brand-offer en het dank-offer had geofferd, kwam hij van het altaar af. 23 Samen met Mozes ging Aäron de tent van ontmoeting in. Toen ze weer naar buiten kwamen, zegenden ze het volk. En het hele volk zag de stralende aanwezigheid van de Heer. 24 De Heer liet vuur uit de hemel komen. Dat vuur stak het brand-offer en de vetstukken op het altaar in brand. Toen het volk dat zag, juichten ze allemaal en bogen zich diep voor de Heer.

Nadab en Abihu brengen onheilig vuur bij de Heer

10 Op een keer deden Nadab en Abihu, twee van de zonen van Aäron, vuur en wierook in hun eigen vuurpan en gingen daarmee de tent van ontmoeting in. Zo brachten ze onheilig vuur bij de Heer.[b] Dat was niet wat de Heer gezegd had. Daarom liet de Heer vuur uit de hemel komen en verbrandde hen. Zo stierven ze in de tent van de Heer.

Mozes zei tegen Aäron: "Dit is wat de Heer bedoelde toen Hij zei: 'De mensen die Mij dienen in de tent, zullen weten dat Ik de Heilige ben. En aan het hele volk zal Ik mijn macht en grootheid laten zien.' " Aäron zweeg. Toen liet Mozes Misaël en Elzafan komen. Zij waren de zonen van Uzziël, de oom van Aäron. Hij zei tegen hen: "Kom hier en draag jullie neven het heiligdom uit. Breng hen buiten het tentenkamp." Ze kwamen en droegen hen in hun onderkleren weg uit het tentenkamp, zoals Mozes gezegd had.

Mozes zei tegen Aäron en zijn twee andere zonen Eleazar en Itamar: "Jullie mogen niet als teken van verdriet je haar los laten hangen en je kleren scheuren. Als jullie dat wél doen, zal de Heer ook jullie doden en zal Hij ook het hele volk straffen. Maar het hele volk Israël moet treuren over het vuur waarmee de Heer hen gestraft heeft. En ga niet weg van de ingang van de tent van ontmoeting, want dan zullen jullie sterven.[c] Want de Heer heeft jullie gezalfd om Hem daar te dienen." En ze deden wat Mozes gezegd had.

De Heer zei tegen Aäron: "Je mag geen wijn of andere drank met alcohol meer drinken.[d] Jij niet en je zonen ook niet. Niet als jullie in de tent van ontmoeting moeten dienen. Want anders zullen jullie sterven. Dit is een eeuwig bevel voor jou en je familie ná jou. 10 Want jullie moeten het verschil weten tussen heilig en onheilig, tussen rein en onrein. 11 Alleen zó kunnen jullie aan de Israëlieten de wetten leren die Ik jullie door Mozes gegeven heb."

Het deel van de offers dat voor de priesters is

12 Mozes zei tegen Aäron en zijn zonen Eleazar en Itamar die overgebleven waren: "Het deel van het meel-offer dat overblijft van de vuur-offers van de Heer, is voor jullie. Bak er ongegiste broden van. Eet die naast het altaar, want ze zijn heel erg heilig. 13 Daarom moeten jullie ze op een heilige plaats eten. Dat deel van de vuur-offers van de Heer is voor jullie. Zó heeft de Heer het mij bevolen. 14 Ook het borststuk en de schouder zijn voor jullie en jullie gezinnen. Maar eerst zijn die aan de Heer gegeven. Ze zijn naar Hem omhoog gehouden en heen en weer bewogen. Dat is jullie deel van de dank-offers van het volk Israël. Jullie moeten ze op een reine plaats opeten. 15 Die schouder en dat borststuk moeten de Israëlieten aan de Heer geven, door ze bij de vuur-offers van de vetstukken naar de Heer omhoog te houden en heen en weer te bewegen. Daarna zijn ze voor jullie en jullie gezinnen. Dat is een eeuwige wet voor jullie en voor jullie families ná jullie, zoals de Heer bevolen heeft."

16 Mozes zocht overal naar de mannetjes-geit van het vergevings-offer, maar ontdekte dat die helemaal was verbrand op het altaar. Toen werd hij woedend op Eleazar en Itamar, de twee zonen van Aäron die overgebleven waren. 17 Hij zei tegen hen: "Jullie hadden het vlees van dat offer in het heiligdom moeten opeten. Want het is heel erg heilig. Waarom hebben jullie dat niet gedaan? De Heer gaf dat deel van het dier aan jullie om de schuld van het volk weg te doen en voor hen aan de Heer om vergeving te vragen. 18 Jullie wisten dat het bloed niet in het heiligdom gebracht was. Dus hadden jullie het vlees in het heiligdom moeten eten, zoals ik bevolen had." 19 Maar Aäron zei tegen Mozes: "Vandaag hebben ze hun vergevings-offer en hun brand-offer voor de Heer gebracht. Maar nu is ons iets verschrikkelijks overkomen. Zou de Heer het dan goed gevonden hebben als we vandaag van het vergevings-offer gegeten zouden hebben?" 20 Toen Mozes dat hoorde, besloot hij dat het zo goed was.

Footnotes

  1. Leviticus 8:8 De kleren worden beschreven in Exodus 28. De Urim en Tummim waren twee stenen. Met behulp van die stenen vroeg de hogepriester God om raad. Lees Exodus 28:30. Het is niet bekend hoe er precies mee werd gewerkt.
  2. Leviticus 10:1 God had duidelijke regels gegeven over het wierook-offer. Maar Nadab en Abihu deden maar wat. Het was 'onheilig' vuur omdat ze zich niet aan Gods regels hadden gehouden. Daarom strafte God hen.
  3. Leviticus 10:7 Ze mochten niet, uit verdriet, tijdelijk stoppen met hun werk als priesters in de tent.
  4. Leviticus 10:9 Dat dit hier gezegd wordt, zou kunnen betekenen dat de twee mannen dronken waren toen ze bedachten dat ze hun eigen wierook-offer in de tent van ontmoeting wilden brengen.