Add parallel Print Page Options

24 Maar de Farizeeën die ook van dit wonder hoorden, reageerden: ‘Hij kan de boze geesten verjagen omdat hun leider, Beëlzebul, hem die macht heeft gegeven.’ 25 Jezus wist wat zij dachten. ‘Een verdeeld koninkrijk valt uiteen,’ zei Hij. ‘Een stad of huis waar verdeeldheid heerst, blijft niet bestaan. 26 Als de duivel nu de duivel wegjaagt, vecht hij tegen zichzelf en maakt zijn eigen koninkrijk kapot. 27 Volgens u heeft Beëlzebul, de duivel, Mij de macht gegeven boze geesten te verjagen. Maar wie geeft uw leerlingen die macht dan? Zij zullen degenen zijn die over u oordelen! 28 Als Ik door de Geest van God boze geesten verjaag, is het Koninkrijk van God bij u gekomen. 29 Je kunt het huis van een sterke man niet zomaar binnengaan en leegroven. Eerst zul je hem moeten vastbinden, dan pas kun je zijn huis leegroven. 30 Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij. Wie mij niet helpt om mensen te verzamelen, jaagt ze uiteen. 31 Wat voor verkeerds u ook doet, het kan u worden vergeven, maar het belasteren van de Heilige Geest kan niet vergeven worden. 32 Zelfs wie kwaadspreekt over Mij, de Mensenzoon, zal daarvoor nog vergeving kunnen krijgen. Maar voor wie de Heilige Geest willens en wetens belastert, is geen vergeving mogelijk, niet in deze wereld en niet in de toekomstige wereld.

33 Een boom kent men aan zijn vruchten. Aan een goede boom komen goede vruchten en aan een slechte boom slechte. 34 Stelletje sluwe slangen! Hoe kunnen slechte mensen als u iets goeds zeggen? Want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. 35 Of een mens vol goedheid of vol slechtheid zit, blijkt uit wat hij zegt. 36 Onthoud dit: op de dag van het grote oordeel zult u zich moeten verantwoorden voor ieder nutteloos woord dat u hebt gezegd. 37 Uw lot hangt af van uw woorden. Of u wordt erdoor vrijgesproken of u wordt erdoor veroordeeld.’

38 Daarop reageerden enkele bijbelgeleerden en Farizeeën met de vraag of Jezus een bewijs kon geven dat Hij de Christus was. 39 Jezus antwoordde: ‘Alleen een slecht en ongelovig volk vraagt om nog meer bewijzen. Het enige bewijs dat u krijgt, is dat van Jona. 40 Jona zat immers drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster. Zo zal Ik, de Mensenzoon, drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn. 41 Op de dag van het grote oordeel zullen de mannen van Ninevé tegelijk met u levend worden en u veroordelen. Want zij luisterden naar de waarschuwingen van Jona en bekeerden zich tot God. Maar hier staat Iemand die meer is dan Jona!

42 Op de dag van het grote oordeel zal de koningin van Scheba tegelijk met u levend worden en u veroordelen. Want zij kwam van heel ver om zelf de wijsheid van Salomo te horen. Maar hier staat Iemand die meer is dan Salomo.

43 Dit slechte volk lijkt op iemand uit wie een boze geest is weggegaan. Zoʼn geest zwerft een tijd door dorre streken, op zoek naar rust. Maar hij vindt geen rust 44 en zegt ten slotte: “Ik ga terug naar het huis dat ik heb verlaten.” Bij zijn terugkomst ziet hij dat het huis onbewoond, schoongemaakt en op orde is. 45 Dan haalt hij zeven andere geesten die nog slechter zijn dan hijzelf. En met zʼn allen trekken ze erin en gaan daar wonen. Zo iemand is er daarna nog veel erger aan toe dan daarvoor en zo zal het ook met dit slechte volk gaan.’

46 Terwijl Jezus nog in gesprek was, kwamen zijn moeder en zijn broers er aan. Zij wilden Hem spreken. Maar het huis was zo vol dat zij er niet meer bij konden. Ze moesten buiten blijven wachten. 47 Toen iemand Hem vertelde dat zij er waren, 48 vroeg Hij: ‘Wie is mijn moeder? En wie zijn mijn broers?’ 49 Hij wees naar zijn leerlingen en zei: ‘Kijk, dat zijn mijn moeder en mijn broers. 50 Ieder die doet wat mijn hemelse Vader wil, is mijn broer, mijn zuster en mijn moeder.’

Read full chapter

24 Maar toen de Farizeeërs dat hoorden, zeiden ze: "Hij kan alleen maar de duivelse geesten wegjagen doordat Hij die macht heeft gekregen van Beëlzebul, de leider van de duivelse geesten."

25 Jezus wist wat ze dachten. Hij zei tegen hen: "Als een koninkrijk uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal dat koninkrijk zichzelf vernietigen. 26 En als de duivel de duivelse geesten wegjaagt, dan strijdt de duivel tegen zichzelf. Hoe zal zijn koninkrijk dan kunnen blijven bestaan? 27 En als Ik met de hulp van Beëlzebul de duivelse geesten wegjaag, door wie doen jullie zonen het dan? Daarom zullen zij jullie rechters zijn en jullie veroordelen. 28 Maar als Ik door de Geest van God de duivelse geesten wegjaag, dan is het Koninkrijk van God bij jullie gekomen. 29 Hoe kun je het huis van een sterke man binnengaan en zomaar zijn spullen stelen, als je niet eerst die sterke man hebt vastgebonden? Pas dan zul je zijn huis kunnen leeghalen.

30 Als je niet vóór Mij bent, ben je tégen Mij. En als je niet met Mij bij elkaar brengt, dan jaag je uit elkaar. 31 Daarom zeg Ik jullie dat de mensen vergeving kunnen krijgen voor alles waarin ze ongehoorzaam zijn geweest aan God. Maar als iemand expres de Heilige Geest beledigt, zal God hem dat niet vergeven. 32 Als iemand de Mensenzoon beledigt, dan zal God hem dat vergeven. Maar als iemand expres de Heilige Geest beledigt, dan zal God hem dat niet vergeven. Niet nu, in deze wereld, en niet later, in de wereld die nog komen gaat. 33 Als je zegt dat de boom goed is, moet je ook zijn vruchten goed vinden. En als je de boom slecht vindt, moet je ook zijn vruchten slecht vinden. Want aan de vruchten kun je zien of een boom goed is of slecht.

34 Jullie zijn achterbaks en slecht! Hoe zouden jullie dan iets goeds kunnen zeggen? Want jullie zijn slecht. Iemands woorden verraden wat er in zijn hart is. 35 Een goed mens haalt goede dingen tevoorschijn uit de goede voorraad in zijn hart. Maar een slecht mens haalt slechte dingen tevoorschijn uit de slechte voorraad in zijn hart. 36 Maar Ik zeg jullie dat alle mensen verantwoordelijk zijn voor elk verkeerd woord dat ze hebben gezegd. Op de dag van het laatste oordeel zal God de mensen oordelen op hun woorden. 37 Jullie zullen worden vrijgesproken om de dingen die jullie hebben gezegd – of jullie zullen worden veroordeeld om de dingen die jullie hebben gezegd."

De mensen vragen Jezus om een teken

38 Toen antwoordden een paar wetgeleerden en Farizeeërs Jezus: "Meester, we zouden graag willen dat U een teken voor ons deed om ons te bewijzen wie U bent." 39 Maar Hij antwoordde: "Alleen ongelovige en ongehoorzame mensen willen een teken zien dat moet bewijzen wie Ik ben. Maar ze zullen geen ander teken te zien krijgen dan het teken van de profeet Jona. 40 Jona was drie dagen en drie nachten in de buik van de vis. Net zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde zijn.

41 Op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zullen ook de bewoners van Ninevé opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zullen jullie veroordelen. Want de bewoners van Ninevé zijn gestopt met de slechte dingen die ze deden. Ze zijn gaan leven zoals God het wil toen de profeet Jona hen waarschuwde.[a] Let op: Ik ben belangrijker dan Jona, maar júllie zijn niet beter gaan leven.

42 Op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zal ook de koningin van het Zuiden (= Scheba) opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zal jullie veroordelen. Want zíj is van heel ver gekomen om de wijsheid van koning Salomo te horen.[b] Let op: Ik ben belangrijker dan Salomo, maar júllie hebben niet naar Mij willen luisteren.

43 Als een duivelse geest[c] uit een mens is weggejaagd, dwaalt die geest door droge, levenloze plaatsen rond om rust te vinden. Maar hij vindt geen rust. 44 Dan zegt hij: 'Ik ga terug naar het huis waaruit ik ben weggejaagd.' Als hij daar komt, ziet hij dat het leeg staat. Het is schoongeveegd en netjes opgeruimd. 45 Dan gaat hij zeven andere geesten zoeken die nog slechter zijn dan hijzelf. Samen gaan ze naar binnen en blijven er wonen. Dan wordt het met die persoon nog erger dan eerst. Zo zal het ook gaan met jullie. Want jullie zijn ongelovig en ongehoorzaam."

Jezus' familie

46 Terwijl Jezus tegen de grote groep mensen aan het spreken was, stonden zijn moeder en broers buiten. Ze probeerden bij Hem te komen, omdat ze Hem wilden spreken. 47 Iemand zei tegen Hem: "Uw moeder en broers staan buiten. Ze willen U graag spreken." 48 Maar Hij antwoordde hem: "Wie zijn mijn moeder en mijn broers?" 49 Hij wees met zijn arm naar zijn leerlingen om Hem heen en zei: "Kijk, zij zijn mijn moeder en mijn broers. 50 Want iedereen die doet wat mijn hemelse Vader wil, is mijn broer en zus en moeder."

Read full chapter

Footnotes

  1. Mattheüs 12:41 Lees Jona 2 en 3.
  2. Mattheüs 12:42 Lees 1 Koningen 10:1-10.
  3. Mattheüs 12:43 Dit gaat verder op de gebeurtenis in Matteüs 12:22.

24 But when the Pharisees heard this, they said, “It is only by Beelzebul,(A) the prince of demons, that this fellow drives out demons.”(B)

25 Jesus knew their thoughts(C) and said to them, “Every kingdom divided against itself will be ruined, and every city or household divided against itself will not stand. 26 If Satan(D) drives out Satan, he is divided against himself. How then can his kingdom stand? 27 And if I drive out demons by Beelzebul,(E) by whom do your people(F) drive them out? So then, they will be your judges. 28 But if it is by the Spirit of God that I drive out demons, then the kingdom of God(G) has come upon you.

29 “Or again, how can anyone enter a strong man’s house and carry off his possessions unless he first ties up the strong man? Then he can plunder his house.

30 “Whoever is not with me is against me, and whoever does not gather with me scatters.(H) 31 And so I tell you, every kind of sin and slander can be forgiven, but blasphemy against the Spirit will not be forgiven.(I) 32 Anyone who speaks a word against the Son of Man will be forgiven, but anyone who speaks against the Holy Spirit will not be forgiven, either in this age(J) or in the age to come.(K)

33 “Make a tree good and its fruit will be good, or make a tree bad and its fruit will be bad, for a tree is recognized by its fruit.(L) 34 You brood of vipers,(M) how can you who are evil say anything good? For the mouth speaks(N) what the heart is full of. 35 A good man brings good things out of the good stored up in him, and an evil man brings evil things out of the evil stored up in him. 36 But I tell you that everyone will have to give account on the day of judgment for every empty word they have spoken. 37 For by your words you will be acquitted, and by your words you will be condemned.”(O)

The Sign of Jonah(P)(Q)

38 Then some of the Pharisees and teachers of the law said to him, “Teacher, we want to see a sign(R) from you.”(S)

39 He answered, “A wicked and adulterous generation asks for a sign! But none will be given it except the sign of the prophet Jonah.(T) 40 For as Jonah was three days and three nights in the belly of a huge fish,(U) so the Son of Man(V) will be three days and three nights in the heart of the earth.(W) 41 The men of Nineveh(X) will stand up at the judgment with this generation and condemn it; for they repented at the preaching of Jonah,(Y) and now something greater than Jonah is here. 42 The Queen of the South will rise at the judgment with this generation and condemn it; for she came(Z) from the ends of the earth to listen to Solomon’s wisdom, and now something greater than Solomon is here.

43 “When an impure spirit comes out of a person, it goes through arid places seeking rest and does not find it. 44 Then it says, ‘I will return to the house I left.’ When it arrives, it finds the house unoccupied, swept clean and put in order. 45 Then it goes and takes with it seven other spirits more wicked than itself, and they go in and live there. And the final condition of that person is worse than the first.(AA) That is how it will be with this wicked generation.”

Jesus’ Mother and Brothers(AB)

46 While Jesus was still talking to the crowd, his mother(AC) and brothers(AD) stood outside, wanting to speak to him. 47 Someone told him, “Your mother and brothers are standing outside, wanting to speak to you.”

48 He replied to him, “Who is my mother, and who are my brothers?” 49 Pointing to his disciples, he said, “Here are my mother and my brothers. 50 For whoever does the will of my Father in heaven(AE) is my brother and sister and mother.”

Read full chapter