Add parallel Print Page Options

Inleiding

In de tijd dat na elkaar Jotam, Achaz en Hizkia koning van Juda waren, sprak de Heer tot Micha uit Moreset. De Heer liet hem zien wat er met de steden Samaria en Jeruzalem[a] zou gaan gebeuren. Hij zag het vóór zich, als in een droom.

Gods woorden over Samaria en Jeruzalem

Micha zegt: Luister allemaal, volken. Laat iedereen op aarde nu goed opletten! Want de Heer zal jullie vanuit zijn heilige tempel beschuldigen. De Heer komt uit zijn woning in de hemel naar de aarde. Hij loopt over de bergen. Onder zijn voeten smelten de bergen en de dalen, zoals bijenwas smelt bij het vuur. Ze storten in zoals water van een steile helling stort. Dit gebeurt vanwege alle slechte dingen die het hele volk Israël heeft gedaan. En vanwege de vreselijke dingen die het koninkrijk Israël heeft gedaan. Want wat heeft Israël gedaan? Dat is toch te zien in Samaria? En waar staan de altaren voor de afgoden in het koninkrijk Juda? Dat is toch in Jeruzalem? De Heer zegt: "Daarom zal Ik Samaria helemaal verwoesten, tot er alleen nog maar een puinhoop in de velden van over is, waar wijngaarden geplant worden. De stenen van de stad zullen in het dal worden gegooid. De stad zal tot de grond worden afgebroken.[b] Alle godenbeelden zullen stukgeslagen worden. Alle geschenken voor die goden zullen worden verbrand. Alle godenbeelden zal Ik aan stukken slaan. Want Samaria heeft ze betaald met het loon van een hoer,[c] en er zal weer een hoer mee betaald worden."

Het verdriet van Micha

Micha zegt: Ik zal hierover treuren en huilen. Ik zal op blote voeten en zonder kleren rondlopen. Van verdriet zal ik huilen als een jakhals, schreeuwen als een struisvogeljong. Want de wonden van Juda zijn niet meer te genezen. Ze zijn dodelijk. De ellende komt over heel Juda, tot aan de poorten van Jeruzalem.

10 Zorg dat de stad Gat[d] het niet te weten komt! Zorg dat je daar niet huilt! De bewoners van Afra zijn wanhopig. 11 De gevangen genomen bewoners van Safir komen naakt voorbij. De bewoners van Saänan durven hun huis niet uit te gaan. In Bet-Haëzel zijn de mensen doodsbang. Niemand is er nog veilig. 12 De bewoners van Marot hoopten op iets goeds. Maar de Heer gaf hun ellende. De straf van de Heer komt tot aan de poorten van Jeruzalem. 13 Bewoners van Lachis, span de paarden voor de strijdwagens! In Lachis is de ongehoorzaamheid aan de Heer begonnen. Van daaruit heeft die zich tot aan Jeruzalem verspreid.

14 Geef afscheidsgeschenken aan de stad Moreset-Gat. Verwacht uit Akzib geen hulp voor de koningen. 15 Maresa, de Heer zal opnieuw een veroveraar laten komen. Hij zal komen tot aan Adullam. Hij komt, de machtige van Israël. 16 Scheer je haar af als teken van verdriet. Maak je hoofd zo kaal als dat van een gier. Want de kinderen waar jullie zoveel van houden, worden gevangen meegenomen door de vijand.

Gods woorden over de leiders van het land

Het zal slecht aflopen met de mensen die aldoor slechte dingen bedenken. Die 's nachts in bed misdadige plannen smeden en in de vroege ochtend gaan doen wat ze 's nachts hebben bedacht. Ze kunnen doen wat ze willen. Als ze een akker willen hebben, dan roven ze die. Als ze huizen willen hebben, dan nemen ze die. Zo bedriegen ze de mensen en nemen hun huizen en grond in bezit. Daarom, zegt de Heer, zal Ik hen straffen. Ze zullen op geen enkele manier aan hun straf kunnen ontkomen. Ze zullen gebukt lopen van ellende, want het zal een zware tijd zijn. In die tijd zal er over hen een treurlied gezongen worden:

'Het is afgelopen met ons. We zijn vernietigd.
De Heer geeft het land van zijn volk aan vreemden.
Hij neemt het ons af!
Hij deelt onze akkers uit aan vreemden.'

Niemand zal nog door loting een nieuw stuk land krijgen in de vergadering van de Heer.

Gods woorden over de leugen-profeten

Houd toch op met profeteren! Profeteer maar niet. Jullie zullen alleen maar voor schut komen te staan. Jullie die het volk van Israël heten, luister! Zou de Geest van de Heer boos zijn? Kijk wat Hij doet, dan weet je het! De Heer is toch altijd goed voor mensen die leven zoals Hij het wil?

Maar sinds enige tijd gedraagt mijn volk zich als een vijand tegen Mij. Want jullie beroven onschuldige voorbijgangers, als mannen die terugkomen van de strijd! Jullie jagen vrouwen hun huis uit, het huis waar ze zo gelukkig waren. Jullie nemen hun kinderen mijn zegen af. 10 Sta nu op en vertrek hier. Jullie zullen hier niet rustig blijven wonen. Want het land is bedorven door wat jullie hebben gedaan. Het is totaal bedorven door de verschrikkelijke dingen die jullie doen.

11 Als er iemand komt die leugens voor jullie profeteert, over wijn en sterke drank, dán mag hij jullie profeet zijn!

God belooft dat Hij ook weer goed voor zijn volk zal zijn

12 De Heer zegt: "Het is zeker dat Ik jou, volk van Israël, weer bij elkaar zal brengen. Alle mensen die zijn overgebleven, zal Ik verzamelen als schapen in een stal, als een kudde vee in een weiland. Het land zal vol mensen zijn. 13 De Heer baant voor hen de weg en gaat voorop. Ze zullen doorbreken en door de poort trekken. Hun Koning zal hen aanvoeren, de Heer zal voorop gaan."

Footnotes

  1. Micha 1:1 Na de dood van koning Salomo was Israël in twee koninkrijken uiteen gevallen. De tien stammen in het noorden vormden het koninkrijk Israël. Samaria werd de hoofdstad. De stammen Juda en Benjamin in het zuiden vormden het koninkrijk Juda met de zoon van koning Salomo als koning. Jeruzalem bleef hun hoofdstad.
  2. Micha 1:6 Een paar jaar later werd Samaria door Assur veroverd en verwoest.
  3. Micha 1:7 In de tempels van de afgoden waren vaak tempelhoeren. Het geld dat daarmee verdiend werd, was voor die tempel.
  4. Micha 1:10 Gat was een stad van de Filistijnen.