Add parallel Print Page Options

De inwijding van de stadsmuur

12 Hier volgen de namen van de priesters die waren meegekomen met Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jesua: Seraja, Jeremia, 2-7 Ezra, Amarja, Malluch, Hattus, Sechanja, Rehum, Meremoth, Iddo, Ginnethoi, Abia, Miamin, Maädja, Bilga, Semaja, Jojarib, Jedaja, Sallu, Amok, Hilkia en Jedaja. De Levieten die meegingen, waren Jesua, Binnuï, Kadmiël, Serebja, Juda en Mattanja. Mattanja en zijn broers leidden de zangkoren. Bakbukja en Unni, ook familie van hen, vormden het koor dat de antwoorden zong. 10,11 Jesua was de vader van Jojakim; Jojakim was de vader van Eljasib; Eljasib was de vader van Jojada; Jojada was de vader van Jonathan; Jonathan was de vader van Jaddua.

12-21 Dit zijn de namen van de familiehoofden van de priesters die dienst deden onder de hogepriester Jojakim: Meraja, leider van de familie Seraja; Hananja, leider van de familie Jeremia; Mesullam, leider van de familie Ezra; Johanan, leider van de familie Amarja; Jonathan, leider van de familie Melichu; Jozef, leider van de familie Sebanja; Adna, leider van de familie Harim; Helkai, leider van de familie Merajoth; Zacharia, leider van de familie Iddo; Mesullam, leider van de familie Ginnethon; Zichri, leider van de familie Abia; Piltai, leider van de families Minjamin en Moadja; Sammua, leider van de familie Bilga; Jonathan, leider van de familie Semaja; Mattenai, leider van de familie Jojarib; Uzzi, leider van de familie Jedaja; Kallai, leider van de familie Sallai; Eber, leider van de familie Amok; Hasabja, leider van de familie Hilkia; Netanel, leider van de familie Jedaja.

22 Van de familiehoofden van de priesters en Levieten werd tijdens de regering van koning Darius van Perzië een geslachtsregister opgesteld. Dat viel dus samen met de tijd van Eljasib, Jojada, Johanan en Jaddua, allemaal Levieten. 23 In ‘Het Boek der Kronieken’ werden de namen van de Levitische familiehoofden genoteerd. Het werd bijgehouden tot de tijd van Johanan, de zoon van Eljasib. 24 De leiders van de Levieten in die tijd waren Hasabja, Serebja en Jesua, de zoon van Kadmiël. Hun familieleden hielpen hen bij de lofdiensten en de dankdiensten zoals David, de man van God, had bevolen. 25 De poortwachters die de wacht hielden bij de voorraadkamers bij de poorten, waren Mattanja, Bakbukja, Obadja, Mesullam, Talmon en Akkub. 26 Deze mensen waren tijdgenoten van Jojakim, de zoon van Jesua, de zoon van Jozadak, en van mij, gouverneur Nehemia, en van de priester en geestelijk leider Ezra.

27 De tijd brak aan waarin Jeruzalems nieuwe stadsmuur zou worden ingewijd. Alle Levieten kwamen naar Jeruzalem om te helpen bij de plechtigheden. Zij droegen bij aan de feestelijkheden door lofliederen te zingen, zichzelf begeleidend met bekkens, harpen en citers. 28 Vanuit de omringende dorpen en de dorpen bij Netofa kwamen ook de zangers naar Jeruzalem. 29 Anderen waren afkomstig uit Bet-Hagilgal en het gebied bij Gibea en Azmaveth, want zij hadden hun eigen dorpen rondom Jeruzalem gebouwd. 30 De priesters en Levieten reinigden niet alleen zichzelf, maar ook het volk en de muur met zijn poorten.

31 Toen klom ik met de leiders van Juda op de muur. Ik verdeelde de aanwezigen in twee koorgroepen, die elk in tegenovergestelde richting over de muur moesten lopen. Tijdens het lopen moesten zij lofliederen zingen. De eerste koorgroep trok rechtsom, in de richting van de Aspoort. 32-34 Deze groep bestond uit de helft van de leiders van Juda plus Hosaja, Azarja, Ezra, Mesullam, Juda, Benjamin, Semaja en Jeremia. 35,36 De priesters die op de trompetten bliezen, heetten Zacharia, de zoon van Jonathan, de zoon van Semaja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha, de zoon van Zakkur, de zoon van Asaf, Semaja, Azareël, Milalai, Gilalai, Maäi, Netanel, Juda en Hanani. Zij gebruikten de muziekinstrumenten van koning David. De geestelijk leider Ezra liep aan het hoofd van deze stoet. 37 Toen zij bij de Bronpoort kwamen, liepen zij rechtdoor en beklommen de trappen die langs Davids paleis omhoog leidden naar de Stad van David. Vandaar trokken zij naar de Waterpoort aan de oostkant van de stad.

38 Ondertussen was de andere koorgroep, die waarin ik meeliep, in tegenovergestelde richting gegaan om hen te ontmoeten. We liepen van de Bakoventoren tot de Brede Muur 39 en verder langs de Efraïmpoort, de Oude Poort, de Vispoort, de Hananeëltoren en de Meatoren naar de Schaapspoort. Wij hielden halt bij de Gevangenpoort. 40,41 De beide koren vervolgden hun weg tot op het tempelplein. Bij ons, dat wil zeggen bij de helft van de leiders en mijzelf, voegden zich de trompetspelende priesters Eljakim, Maäsja, Minjamin, Michaja, Eljoënai, Zacharia en Hananja, 42 en de zangers Maäseja, Semaja, Eleazar, Uzzi, Johanan, Malkia, Elam en Ezer. Zij zongen luid en duidelijk onder leiding van koorleider Jizrahja. 43 Op die vreugdevolle dag werden heel veel offers gebracht, want God had ons grote blijdschap geschonken. Ook de vrouwen en kinderen deelden in de feestvreugde. Het feestgedruis in Jeruzalem was tot in de verre omtrek te horen!

44 Op die dag werden er mannen aangesteld die de verantwoordelijkheid kregen voor de voorraadkamers. Daarin werden de bijdragen voor de priesters en Levieten, de opbrengst van de eerste oogst en de tienden bijeengebracht. Deze mannen moesten daarin de wettelijk vastgestelde bijdragen van de akkers bij de steden opbergen, deze bijdragen waren bestemd voor de priesters en de Levieten, want het volk van Juda waardeerde hen en hun werk enorm. 45 De mensen hadden ook grote achting voor de zangers en poortwachters. Deze hielpen de priesters en Levieten bij de erediensten en het nakomen van de reinigingsvoorschriften, zoals David en zijn zoon Salomo hadden bepaald. 46 In de tijd van David en Asaf ligt de oorsprong van de dienst van de zangers die God met liederen eer en dank brengen. 47 In de tijd van Zerubbabel en Nehemia, bracht het volk dagelijks voedsel naar de zangers, poortwachters en Levieten. De Levieten gaven op hun beurt een deel van wat zij hadden ontvangen aan de priesters, de nakomelingen van Aäron.

Namenlijst van de priesters en de Levieten

12 Dit zijn de namen van de priesters en Levieten die met Zerubbabel[a] de zoon van Sealtiël, en Jesua waren meegekomen naar Juda: Seraja, Jeremia, Ezra, Amarja, Malluch, Hattus, Sechanja, Rehum, Meremot, Iddo, Ginnetoi, Abia, Miamin, Maädja, Bilga, Semaja, Jojarib, Jedaja, Sallu, Amok, Hilkia en Jedaja. Zij waren de hoofden van de priesters in de tijd dat Jozua hogepriester was.

De namen van de Levieten waren: Jozua, Binnuï, Kadmiël, Serebja, Juda en Mattanja. Mattanja en zijn broers hadden de leiding over de zangkoren.

Bakbukja en Unni,[b] hun broeders, stonden bij de diensten tegenover hen.

10 De hogepriester Jesua kreeg een zoon: Jojakim. Jojakim kreeg een zoon: Eljasib. Eljasib kreeg een zoon: Jojada. 11 Jojada kreeg een zoon: Jonatan. Jonatan kreeg een zoon: Jaddua.

12 Dit zijn de namen van de familiehoofden van de priesters in de tijd dat Jojakim hogepriester was:

Meraja van de familie van Seraja.

Hananja van de familie van Jeremia.

13 Mesullam van de familie van Ezra.

Johanan van de familie van Amarja.

14 Jonatan van de familie van Melichu.

Josef van de familie van Sebanja.

15 Adna van de familie van Harim.

Helkai van de familie van Merajot.

16 Zacharia van de familie van Iddo.

Mesullam van de familie van Ginneton.

17 Zichri van de familie van Abia.

Piltai van de familie van Moadja uit de familie van Minjamin.

18 Sammua van de familie van Bilga.

Jonatan van de familie van Semaja.

19 Mattenai van de familie van Jojarib.

Uzzi van de familie van Jedaja.

20 Kallai van de familie van Sallai.

Heber van de familie van Amok.

21 Hasabja van de familie van Hilkia.

Netaneël van de familie van Jedaja.

22 In de tijd van Eljasib, Jojada, Johanan en Jaddua, werden de namen van de familiehoofden van de Levieten opgeschreven. De priesters werden ingeschreven in de tijd dat Darius koning van Perzië was. 23 De familiehoofden van de Levieten werden ingeschreven in het boek van de geschiedenis van Juda, tot de tijd van Johanan, de zoon van Eljasib. 24+25 Dit zijn de namen van de familiehoofden van de Levieten: Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiël. Tegenover hen stonden Mattanja, Bakbukja en Obadja. Zij vormden twee koren die samen de Heer prezen op de manier die David, de dienaar van God, had voorgeschreven.

Poortwachters waren Mesullam, Talmon en Akkub. Zij hielden de wacht bij de voorraadkamers in de poorten.

26 Dit waren tijdgenoten van Jojakim (de zoon van Jesua, die een zoon was van Jozadak) en van de bestuurder Nehemia en van de priester en wetgeleerde Ezra.

De muur wordt plechtig gezegend

27 Toen de muur van Jeruzalem plechtig gezegend zou worden, werden alle Levieten uit hun woonplaatsen naar Jeruzalem geroepen. Zij moesten voor de muziek zorgen, met liederen en allerlei muziekinstrumenten. 28 De zangers kwamen uit de dorpen rond Jeruzalem en uit de dorpen rond Netofa, 29 uit Bet-Hagilgal en uit de dorpen in de velden van Gibea en Azmavet. Want de zangers woonden in dorpen die ze rond Jeruzalem hadden gebouwd.

30 De priesters en de Levieten maakten zich klaar voor de Heer. Daarna maakten ze het volk klaar voor de Heer. Toen zegenden ze de poorten en de muur. 31 Daarna liet ik de leiders van Juda op de muur klimmen. Ik vormde twee grote zangkoren. Die liet ik ook op de muur klimmen. De ene groep zou in optocht over de muur naar rechts lopen, in de richting van de Aspoort. 32 Achter het koor liepen Hosaja en de helft van de leiders van Juda. 33 Dat waren Azarja, Ezra en Mesullam, 34 Juda, Benjamin, Semaja en Jeremia. 35 Dan de priesters met de trompetten. Allereerst Zacharia, de zoon van Jonatan, die een zoon was van Semaja, die een zoon was van Mattanja, die een zoon was van Michaja, die een zoon was van Zakkur, die een zoon was van Asaf. 36 Verder Semaja, Azareël, Milalai, Gilalai, Maäi, Netaneël, Juda en Hanani. Zij hadden de muziekinstrumenten van David bij zich. De wetgeleerde Ezra liep voorop. 37 Toen ze bij de Bronpoort kwamen, klommen ze rechtdoor de treden op van de 'Stad van David', waar de muur omhoog gaat, langs het paleis van David. Daarna liepen ze verder naar de Waterpoort aan de oostkant van de stad.

38 Het tweede koor zou in optocht over de muur naar links lopen. Ikzelf liep met de helft van het volk achter dit koor aan. We liepen over de muur naar de Bakoventoren, tot aan de Brede Muur. 39 Dan langs de Efraïmpoort, de Oude Poort en de Vispoort, langs de Hananeltoren en de Meatoren tot de Schaapspoort. Daar bleven we staan bij de Gevangenpoort.

40 Daarna gingen de twee koren bij de tempel van God staan. Ook ik met de helft van de leiders. 41 Verder de priesters Eljakim, Maäseja, Minjamin, Michaja, Eljoënai, Zacharia en Hananja, met trompetten, 42 en Maäseja, Semaja, Eleazar, Uzzi, Johanan, Malchia, Elam en Ezer. De zangers zongen onder leiding van Jizraja. 43 Die dag werden er heel veel offers gebracht. Iedereen was blij, want God had hen heel erg blij gemaakt. Ook de vrouwen en kinderen vierden feest. Tot ver buiten Jeruzalem was het feest te horen.

Taken bij de tempel

44 In die tijd werden er ook mannen aangewezen als opzichters over de voorraadkamers. In de voorraadkamers werd alles bewaard wat het volk gaf: de beweeg-offers, het eerste deel van elke oogst en een tiende deel van elke oogst. Deze mannen moesten bij de steden het deel van de oogst ophalen dat voor de priesters en de Levieten was. Want de Judeeërs waren blij met de priesters en Levieten. 45 Zij zorgden immers voor de dienst aan God en voor de offers. Ook de zangers en de poortwachters deden daar hun werk volgens de regels die koning David en zijn zoon Salomo voor hen hadden gegeven. 46 Want in de tijd van koning David en de priester Asaf was de zangdienst met lofliederen voor God begonnen.

47 Heel Israël gaf in de tijd van Zerubbabel en van Nehemia de bijdragen voor de zangers en de poortwachters, zoveel als er elke dag nodig was. Ze gaven aan de Levieten waar ze recht op hadden. De Levieten gaven daarvan weer het deel aan de priesters waar de priesters recht op hadden.

Footnotes

  1. Nehemia 12:1 Zerubbabel was al 80 jaar hiervóór naar Jeruzalem gekomen met een groep Judeeërs. Lees het bijbelboek EZRA (2:1 en 2).
  2. Nehemia 12:9 Zij waren waarschijnlijk de twee leiders van twee zangkoren die tegenover elkaar stonden en om de beurt zongen, als antwoord op elkaar.