Add parallel Print Page Options

Geschenken voor de tabernakel

Op de dag dat Mozes de opbouw van de tabernakel en de inrichting daarvan voltooide, zalfde hij elk deel van de tabernakel, inclusief het altaar met zijn toebehoren en heiligde het geheel. Toen brachten de leiders van Israël—de stamhoofden die ook de telling hadden geleid—hun offers. Zij brachten zes overdekte wagens en twaalf runderen, één wagen voor twee leiders en één rund per leider. Voor de tabernakel boden zij de Here hun offers aan. 4,5 ‘Aanvaard hun geschenken,’ zei de Here tegen Mozes, ‘en gebruik deze wagens voor de dienst in de tabernakel. Geef ze aan de Levieten, zodat die ze bij hun werk kunnen gebruiken.’ Zo aanvaardde Mozes de wagens en de runderen en gaf ze aan de Levieten. Twee wagens en vier runderen gaf hij aan de Gersonieten. De overige vier wagens en acht runderen gingen naar de Merarieten, die onder leiding stonden van Itamar, de zoon van Aäron. De Kehatieten kregen geen wagens of runderen, want zij droegen hun gedeelte van de tabernakel op hun schouders. 10 De leiders brachten ook wijdingsoffers op de dag dat het altaar werd ingewijd en plaatsten die voor het altaar.

11 De Here zei tegen Mozes: ‘Laat ieder van hen zijn geschenk voor de wijding van het altaar op een andere dag brengen.’

12 Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam Juda, bracht zijn geschenk op de eerste dag. 13 Het bestond uit een zilveren schotel, die ongeveer anderhalve kilo woog en een zilveren schaal met een gewicht van bijna achthonderd gram, beide gevuld met fijn meel vermengd met olie. 14 Hij bracht ook een gouden schaal, gevuld met reukwerk, die honderdtien gram woog. 15 Als brandoffer bracht hij een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap, 16 als zondoffer een bok 17 en als vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen.

18-23 De volgende dag bracht Netanel, de zoon van Suar, het stamhoofd van Issachar, zijn geschenken en offers. Deze waren precies gelijk aan wat Nachson de dag tevoren had gebracht.

24-29 De derde dag kwam Eliab, de zoon van Chelon, stamhoofd van Zebulon, met zijn offers. Ook deze waren gelijk aan wat de twee voorgaande leiders hadden gebracht.

30-35 De vierde dag bracht Elisur, de zoon van Sedeür, stamhoofd van Ruben, zijn geschenken en offers. Ook hij schonk de Here hetzelfde als zijn voorgangers.

36-41 De vijfde dag was Selumiël, de zoon van Surisaddai, stamhoofd van Simeon, aan de beurt. Ook zijn offers verschilden niet van die van de vorige leiders.

42-47 De zesde dag bracht Eljasaf, de zoon van Deüel, stamhoofd van Gad, zijn offers. De offers verschilden niet van die van de vorige dagen.

48-53 De volgende dag—de zevende—was de beurt aan Elisama, de zoon van Ammihud, leider van de stam Efraïm. Hij bracht dezelfde offers als de vorige dagen waren gebracht.

54-59 Gamliël, de zoon van Pedasur, leider van de stam Manasse, bracht op de achtste dag zijn offers voor de Here. Ook deze waren gelijk aan die van zijn voorgangers.

60-65 De negende dag bracht Abidan, de zoon van Gidoni, leider van de stam Benjamin, zijn offers. Het waren dezelfde offers als op de voorgaande dagen waren gebracht.

66-71 De tiende dag bracht Achiëzer, de zoon van Ammisaddai, zijn offers. Hij was de leider van de stam Dan en zijn geschenken waren gelijk aan die van de vorige leiders.

72-77 Pagiël, de zoon van Ochran, leider van de stam Aser, bracht zijn offers op de elfde dag. Ook zijn offers waren gelijk aan die van de vorige dagen.

78-83 De twaalfde dag bracht Achira, de zoon van Enan, leider van de stam Naftali, zijn offers en geschenken. Het waren dezelfde offers en geschenken als de elf voorgaande dagen waren gebracht. 84-86 Zo werd het altaar door de geschenken en offers van de stamleiders ingewijd op de dag dat het was gezalfd. Het volledige wijdingsoffer bestond na twaalf dagen uit twaalf zilveren schotels, elk van ongeveer anderhalve kilo, twaalf zilveren schalen, elk met een gewicht van bijna achthonderd gram, zodat het totaalgewicht aan zilver ongeveer zesentwintig kilo bedroeg; twaalf gouden schalen van elk honderdtien gram, zodat het totaalgewicht aan goud bijna anderhalve kilo bedroeg. 87 Voor de brandoffers brachten zij: twaalf jonge stieren, twaalf rammen en twaalf eenjarige ooien met het bijbehorende spijsoffer. Voor de zondoffers brachten zij twaalf bokken. 88 Voor de vredeoffers brachten zij vierentwintig jonge stieren, zestig rammen, zestig bokken en zestig eenjarige schapen.

89 Toen Mozes de tabernakel binnenging om met God te spreken, hoorde hij een stem die tegen hem sprak van boven het verzoendeksel dat op de ark lag, tussen de beide engelen op het deksel. God sprak tot hem.

De Levieten apart gezet voor God

De Here zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron dat hij, als hij de zeven lampen van de kandelaar aansteekt, hij deze zó moet richten dat zij hun licht naar voren werpen.’ Aäron deed dit. De kandelaar en de bloemdecoraties op de schacht en de armen waren gemaakt van gedreven goud. Het geheel was gemaakt volgens het voorbeeld dat de Here aan Mozes had getoond.

5,6 Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Neem de Levieten apart van de rest van het volk Israël. Zij moeten zich reinigen: besprenkel hen met water dat hen ontzondigt. Laten zij vervolgens hun hele lichaam scheren, hun kleren wassen en zich baden. Laat hen daarna een jonge stier en een spijsoffer van fijn meel, vermengd met olie en een jonge stier als zondoffer brengen. Breng de Levieten dan bij de ingang van de tabernakel. Het hele volk moet daarbij aanwezig zijn. 10 Daar zullen de stamhoofden namens het hele volk hun de handen opleggen. 11 Aäron zal hen met een gebaar alsof hij offert, aan de Here aanbieden als een geschenk van het hele volk Israël. De Levieten zullen in hun dienst aan de Here het hele volk vertegenwoordigen. 12 Daarna zullen de Levieten hun handen leggen op de koppen van de jonge stieren en deze aan de Here offeren: de ene als zondoffer en de andere als brandoffer, om verzoening te doen over de Levieten. 13 Vervolgens moeten de Levieten bij Aäron en zijn zonen worden gebracht, net zoals elk ander geschenk aan de Here bij de priesters wordt gebracht! 14 Op die manier zult u de Levieten afzonderen van de rest van het volk en zij zullen mijn eigendom zijn. 15 Nadat u hen hebt geheiligd en aan de Here hebt aangeboden, zullen zij de tabernakel in en uit gaan om hun werk te doen. 16 Zij zijn mijn absolute eigendom. Ik heb hen aanvaard in plaats van de eerstgeborenen van de Israëlieten, 17 want alle eerstgeborenen van het volk Israël zijn van Mij, zowel van mens als van dier. Ik heb hen voor Mijzelf bestemd in de nacht dat Ik de eerstgeborenen van de Egyptenaren doodde. 18 Ja, Ik heb de Levieten aangenomen in plaats van alle oudste zonen van Israël. 19 En Ik zal de Levieten als een geschenk geven aan Aäron en zijn zonen. De Levieten zullen in de tabernakel de heilige taken uitvoeren die waren opgelegd aan de Israëlieten. Zij zullen de gaven van het volk offeren om verzoening over hen te doen. Er zal dan geen plaag onder de Israëlieten voorkomen, wat wel zou gebeuren als gewone mensen de tabernakel zouden binnengaan.’

20 Dus wijdden Mozes, Aäron en het hele volk Israël de Levieten en volgden zorgvuldig de opdrachten op die de Here Mozes had gegeven. 21 De Levieten reinigden zich en wasten hun kleren. Aäron bood hen als een bijzondere gave aan de Here aan en voerde de reinigingsceremonie voor hen uit om hen te heiligen en te reinigen.

22 Vervolgens betraden zij de tabernakel als helpers van Aäron en zijn zonen, alles gebeurde zoals de Here Mozes had opgedragen.

23,24 De Here instrueerde Mozes verder: ‘Als een Leviet vijfentwintig jaar is, mag hij dienst doen in de tabernakel. Hij wordt ontslagen van zijn taken als hij vijftig jaar is. 25,26 Als hij ouder is dan vijftig jaar kan hij nog wel helpen bij lichte werkzaamheden, maar hoeft geen vaste plichten meer te vervullen.’

De geschenken van de leiders van het volk voor de tent van ontmoeting

Toen Mozes klaar was met het opbouwen van de tent van ontmoeting, zalfde hij de tent voor de Heer, samen met alle dingen die erbij hoorden. Ook zalfde hij het altaar met alles wat erbij hoorde. Zo werd alles van de Heer. Daarna brachten de leiders van het volk Israël hun geschenken bij de Heer. (Zij waren de familiehoofden, de aanvoerders over de getelde mannen.) Ze brachten hun geschenk bij de Heer: zes overdekte wagens met twaalf ossen. Twee leiders gaven dus samen één wagen en elke leider gaf één os. Ze brachten die bij de tent van ontmoeting. De Heer zei tegen Mozes: "Neem ze van hen aan en gebruik ze voor de dienst van de tent van ontmoeting. Geef ze aan de Levieten, net zoveel als iedereen voor zijn werk nodig heeft." Toen nam Mozes de wagens en de ossen aan en gaf ze aan de Levieten. Hij gaf twee wagens en vier ossen aan de Gersonieten, omdat ze die nodig hadden voor hun werk. En vier wagens en acht ossen aan de Merarieten, omdat ze die nodig hadden voor hun werk onder leiding van Itamar, de zoon van Aäron. Maar aan de Kehatieten gaf hij niets, omdat zij de heilige voorwerpen op hun schouders moesten dragen.

10 Toen het altaar was gezalfd, brachten alle leiders ook een geschenk voor het altaar. Ze brachten het naar het altaar. 11 De Heer zei tegen Mozes: "Laat elke dag één leider zijn geschenk brengen wanneer het altaar plechtig in gebruik genomen gaat worden."

12 Op de eerste dag bracht de leider van de stam van Juda zijn geschenk. Dat was Nahesson, de zoon van Amminadab. 13 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met fijn meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 14 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 15 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 16 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 17 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dit was het geschenk van Nahesson, de zoon van Amminadab.

18 Op de tweede dag bracht de leider van de stam van Issaschar zijn geschenk. Dat was Netaneël, de zoon van Zuar. 19 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 20 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 21 Verder één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 22 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 23 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Netaneël, de zoon van Zuar.

24 Op de derde dag bracht de leider van de stam van Zebulon zijn geschenk. Dat was Eliab, de zoon van Helon. 25 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 26 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 27 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 28 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 29 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eliab, de zoon van Helon.

30 Op de vierde dag bracht de leider van de stam van Ruben zijn geschenk. Dat was Elizur, de zoon van Sedeür. 31 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren schaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 32 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 33 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 34 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 35 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Elizur, de zoon van Sedeür.

36 Op de vijfde dag bracht de leider van de stam van Simeon zijn geschenk. Dat was Selumiël, de zoon van Zurisaddai. 37 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 38 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 39 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 40 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 41 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Selumiël, de zoon van Zurisaddai.

42 Op de zesde dag bracht de leider van de stam van Gad zijn geschenk. Dat was Eljasaf, de zoon van Rehuël. 43 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 44 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 45 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 46 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 47 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eljasaf, de zoon van Rehuël.

48 Op de zevende dag bracht de leider van de stam van Efraïm zijn geschenk. Dat was Elisama, de zoon van Ammihud. 49 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 50 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 51 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 52 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 53 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Elisama, de zoon van Ammihud.

54 Op de achtste dag bracht de leider van de stam van Manasse zijn geschenk. Dat was Gamaliël, de zoon van Pedazur. 55 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 56 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 57 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 58 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 59 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Gamaliël, de zoon van Pedazur.

60 Op de negende dag bracht de leider van de stam van Benjamin zijn geschenk. Dat was Abidan, de zoon van Gideoni. 61 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 62 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 63 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 64 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 65 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Abidan, de zoon van Gideoni.

66 Op de tiende dag bracht de leider van de stam van Dan zijn geschenk. Dat was Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. 67 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 68 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 69 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 70 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 71 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai.

72 Op de elfde dag bracht de leider van de stam van Aser zijn geschenk. Dat was Pagiël, de zoon van Ochran. 73 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 74 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 75 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 76 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 77 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Pagiël, de zoon van Ochran.

78 Op de twaalfde dag bracht de leider van de stam van Naftali zijn geschenk. Dat was Ahira, de zoon van Enan. 79 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 80 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 81 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 82 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 83 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Ahira, de zoon van Enan.

84 Dit was het geschenk van de leiders van Israël, toen het altaar plechtig in gebruik zou worden genomen en het gezalfd werd: twaalf zilveren schalen, twaalf zilveren offerschalen, 85 twaalf gouden schalen, waarbij elke zilveren schaal 130 sikkels (1½ kilo) woog en elke zilveren offerschaal 70 sikkels (770 gram) woog. Al het zilver van de schalen woog bij elkaar 2400 sikkels (26 kilo), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. 86 De twaalf gouden schalen waren gevuld met wierook. Elke schaal woog 10 sikkels (110 gram), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. Al het goud van de schalen woog bij elkaar 120 sikkels (bijna 1½ kilo). 87 Voor het brand-offer waren er twaalf jonge stieren, twaalf mannetjes-schapen, twaalf vrouwtjes-schapen van één jaar, met de meel-offers die daarbij horen. Verder twaalf mannetjes-geiten als vergevings-offer. 88 Voor het dank-offer waren er 24 jonge stieren, 60 mannetjes-schapen, 60 mannetjes-geiten en 60 vrouwtjes-schapen van één jaar. Dit was hun geschenk toen het altaar plechtig in gebruik genomen werd, nadat het gezalfd was.

89 Als Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met de Heer te spreken, hoorde hij Gods stem. De stem sprak met hem van boven het vergevings-deksel dat op de kist van het verbond lag, tussen de twee engelen. Daar sprak Hij met hem.

De olielampen op de kandelaar

De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen Aäron: Als je de olielampen op de kandelaar aansteekt, moet het licht van de zeven lampen naar de voorkant van de kandelaar schijnen." Daarom zette Aäron de lampen zó op de kandelaar, dat het licht aan de voorkant van de kandelaar viel. Want zo had de Heer het Mozes bevolen. De kandelaar was helemaal van massief goud gemaakt: de middelste steel, de zijarmen en de bloemversieringen. Mozes had de kandelaar laten maken volgens het voorbeeld dat de Heer hem had laten zien.

De inwijding van de Levieten

En de Heer zei tegen Mozes: "Neem de Levieten uit de Israëlieten en maak hen klaar voor hun taak voor Mij. Dat moet je zó doen: besprenkel hen met het speciale reinigings-water.[a] Daarna moeten ze met een scheermes hun hele lichaam scheren. Ook moeten ze hun kleren wassen. Daarna zijn ze rein. Dan moeten ze een jonge stier brengen met het meel-offer dat daarbij hoort, namelijk fijn meel gemengd met olijf-olie. Verder nog een tweede jonge stier voor het vergevings-offer. Breng dan de Levieten naar de ingang van de tent van ontmoeting. Roep het hele volk van Israël bij elkaar. 10 Als je de Levieten bij Mij hebt gebracht, moeten de Israëlieten hun handen op hen leggen. 11 Dan moet Aäron de Levieten voor Mij heen en weer bewegen als een beweeg-offer. Zo offeren de Israëlieten hen aan Mij. Voortaan zullen zij Mij dienen bij de tent van ontmoeting. 12 De Levieten moeten hun handen op de kop van de jonge stieren leggen. Daarna moet je het ene dier aan Mij offeren als vergevings-offer en het andere als brand-offer. Zo zul je voor de Levieten om vergeving vragen. 13 Door de Levieten voor Aäron en zijn zonen neer te zetten en hen vóór Mij heen en weer te bewegen als een beweeg-offer, geef je hen aan Mij. 14 Zo moet je de Levieten apart zetten van de Israëlieten. Voortaan zullen ze van Mij zijn.

15 Pas daarna mogen de Levieten bij de tent van ontmoeting dienst doen. Je moet hen dus éérst reinigen en hen als een beweeg-offer vóór Mij heen en weer bewegen. 16 Daarna zullen ze voor altijd van Mij zijn. Ik neem hen in de plaats van alle oudste zonen van de Israëlieten. 17 Want alle oudste zonen en alle eerstgeboren dieren zijn van Mij. Sinds de dag dat Ik alle oudste zonen en eerstgeboren dieren in Egypte doodde, zijn alle oudste zonen en eerstgeboren dieren van Israël voor Mij. 18 Maar in plaats van de oudste zonen van de Israëlieten neem Ik nu de Levieten. 19 Ik geef hen aan Aäron en zijn zonen. Zij moeten hen namens de Israëlieten helpen bij de tent van ontmoeting. En zij moeten Mij steeds om vergeving vragen voor de Israëlieten. Want als de andere Israëlieten te dicht bij mijn heiligdom komen, zullen ze sterven."

20 Mozes, Aäron en het hele volk deden met de Levieten precies wat de Heer gezegd had. 21 De Levieten lieten zich reinigen en wasten hun kleren. Aäron bewoog hen als een beweeg-offer vóór de Heer heen en weer. Hij vroeg voor hen om vergeving. Zo maakte hij hen klaar voor hun taak voor de Heer. 22 Daarna mochten de Levieten hun werk doen bij de tent van ontmoeting. Daar moesten ze Aäron en zijn zonen helpen. Ze deden alles met de Levieten wat de Heer tegen Mozes gezegd had.

23 En de Heer zei tegen Mozes: 24 "Elke Leviet van 25 jaar of ouder moet dienst doen bij de tent van ontmoeting. 25 Als hij 50 wordt, mag hij met dat werk stoppen. Hij hoeft geen dienst meer te doen. 26 Hij mag zijn broeders nog wel helpen met het werk bij de tent van ontmoeting, maar hij zal geen eigen taak meer hebben. Op deze manier moet je de Levieten hun taken geven."

Footnotes

  1. Numeri 8:7 Lees Numeri 19:1-10.