Add parallel Print Page Options

10 Waarom blijft de afstand
tussen U en mij
zo groot, Here?
Het lijkt wel
of U Zich juist voor mij verbergt
wanneer ik U het meest nodig heb.
Vol hoogmoed
achtervolgt de goddeloze de arme.
Laat het kwaad dat zij hebben bedacht,
toch op deze mensen zelf neerkomen!
Want mensen die U afwijzen
pochen over alles wat zij willen en kunnen,
zij wensen de hebzuchtige geluk,
maar de Here verachten zij.
Deze mensen,
hooghartig en trots als zij zijn,
denken dat er geen God is
die rekenschap vraagt.
In hun leven is geen plaats voor Hem.
Hun manier van leven en werken
brengt hun nog steeds geluk,
terwijl zij er niet aan denken
uw oordeel daarbij te betrekken.
Dit valt helemaal buiten hun gezichtsveld.
Ook over hun tegenstanders
halen zij minachtend hun schouders op.
Ze denken bij zichzelf:
‘Wie doet me wat?
Het gaat ons toch al jarenlang goed,
van vader op zoon?’
Bij het minste of geringste vloeken zij,
altijd bedriegen en misleiden zij
en bedenken zij onrecht.
Zij bevinden zich vaak
op geheime verblijfplaatsen,
op afgelegen plekken
vermoorden zij onschuldige mensen
en zij loeren op weerloze mensen.
Zij wachten hen stiekem op
als een leeuw die zijn prooi bespringt.
Zij leggen hinderlagen
om arme mensen te vangen
en trekken het net om hen aan.
10 De ongelukkige
wordt overweldigd door hun kracht
en bezwijkt onder hun mishandelingen.
11 God ziet het toch niet,
denken zij bij zichzelf.
En als Hij het al ziet,
vergeet Hij het wel weer.
Hij kan toch niet alles onthouden?
12 Here, grijp toch in!
O God, hef uw hand toch tegen hen op!
Denk alstublieft aan de armen!
13 Hoe komt het
dat goddelozen U verachten?
Zij denken dat U hen nooit
ter verantwoording zult roepen.
14 Here, U ziet wat zij doen.
U weet wat een ellende en verdriet zij veroorzaken.
Laat hen dan ook maar boeten, Here!
De arme mensen vertrouwen zich geheel aan U toe.
U bent de toevlucht voor wees en weduwe.
U staat bekend als degene
die de hulpelozen tegemoet komt en helpt.
15 Breek de macht van de boosdoeners, Here,
zodat zij niets meer kunnen.
Vervolg hen
tot er niet één meer in leven is.
16 De Here is Koning,
nu en tot in eeuwigheid!
Zij die God niet volgen,
moeten zijn land uit.
17 Here, U kent het hart
van de nederige mensen door en door.
U kent hun wensen,
uw hart gaat naar hen uit,
U luistert naar hen.
18 U doet recht
aan wezen en verdrukten.
Niemand krijgt meer de kans
hen uit het land te verjagen.

11 Een psalm van David voor de koordirigent.

Ik zoek mijn bescherming bij de Here.
Waarom zeggen jullie dan:
‘Vogel, zoek je schuilplaats in de bergen!’
Kijk zelf maar,
de goddelozen
leggen hun boog al aan de schouder
en spannen de pijlen
om de rechtvaardigen te treffen.
Als zo de bodem
onder iemands voeten wordt weggehaald,
wat kan een rechtvaardige
dan zelf nog doen?
De Here woont in zijn heilige tempel,
de troon van de Here is in de hemelen.
Zijn ogen zien alles
en beoordelen wat de mens doet.
De Here stelt de oprechte mens op de proef,
maar Hij haat slechte en gewelddadige mensen.
Boven het hoofd van de slechte mensen
trekken de wolken samen,
vuur en zwavel hagelen op hen neer
en een schroeiend hete wind wordt hun deel.
Want de Here is rechtvaardig.
Hij waardeert het oprechte handelen.
Zij die Hem volgen, doen zijn wil.
Daarom zijn zij in staat
Hem recht in de ogen te kijken.

12 Een psalm van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van ‘De Achtste.’

Here, help ons!
Gelovigen
zijn er niet meer te vinden.
Het begrip trouw
zegt de mensen niets meer.
Men is oneerlijk tegen elkaar,
spreekt met dubbele tong
en bedriegt de ander.
Vernietig dat soort mensen maar, Here,
ieder die zo handelt,
al die mensen die zeggen:
‘Ik praat me overal uit,
laat mij het maar zeggen—
wie doet me wat?’
De Here zegt:
‘Ter wille van de onderdrukten
en het hulpgeroep van de armen
ga Ik nu optreden.
Ieder die naar Mij uitziet,
zal Ik in veiligheid brengen.’
Het woord van de Here
is betrouwbaar,
zo puur als zevenmaal gezuiverd zilver.
Ik weet, Here,
dat U uw woord altijd nakomt
en dat U ons zult beschermen
tegen deze onbetrouwbare mensen.
De ongelovigen
schijnen de overhand te hebben
en het lijkt wel
of alle mensen God ongehoorzaam zijn.

Psalm 10

Heer, waarom bent U zo ver weg?
Waarom verbergt U Zich juist nu ik U zo hard nodig heb?
De mensen die zich niets van U aantrekken,
denken dat ze ongestraft arme mensen slecht kunnen behandelen.
Heer, zorg ervoor dat zij zelf worden verstrikt
in de slechte dingen die ze met anderen van plan waren.
Ze scheppen op over alles wat ze hebben bereikt.
Ze vinden hebzucht een goede eigenschap
en zeggen slechte dingen over God.
Ze steken trots hun neus in de lucht.
Ze zeggen: "Er is geen God. Ons kan niets gebeuren."
Ze denken er verder niet over na.
Ze doen wat ze willen en veroorzaken niets dan ellende.
Ze denken er niet aan dat U hen ooit zal oordelen.
Ze bedreigen hun vijanden.
Ze zeggen bij zichzelf: "Wat kan mij gebeuren?
Met mij en mijn familie ná mij zal het altijd goed blijven gaan."
Ze vervloeken, liegen en bedriegen.
Altijd smeden ze misdadige plannen.
Ze liggen in hinderlagen langs stille wegen.
Op stille plaatsen doden ze onschuldige mensen.
Ze loeren op weerloze mensen.
Ze liggen in de struiken op de loer,
zoals een leeuw die zijn prooi besluipt.
Ze loeren op arme mensen.
Ze vangen hen in hun net en trekken het dicht.
10 Ze bukken zich, klaar voor de sprong –
en ze hebben hun slachtoffers in hun klauwen.
11 Ze zeggen bij zichzelf: "God vergeet het.
Het maakt Hem niets uit.
Hij ziet het niet eens."

12 Kom Heer! God, doe er iets aan!
Denk alstublieft aan de arme mensen!
13 Maakt het U dan niets uit
dat mensen zich niets van U aantrekken?
Dat ze zeggen: "Het maakt God niets uit wat ik doe"?
14 Maar U ziet het, want U ziet alle ellende en verdriet.
U zal het bestraffen.
Mensen in nood vertrouwen op U.
Weeskinderen worden door U geholpen.
15 Maak een einde aan de macht van slechte mensen.
Straf hen voor hun slechte daden.
Laat niets van hen over!

16 U bent voor eeuwig Koning.
De volken die U niet gehoorzamen, verjaagt U uit uw land.
17 Heer, U heeft gehoord waar de arme mensen naar verlangen.
U luistert naar hen en geeft hen weer hoop.
18 U komt op voor mensen in nood.
Daarom zullen de mensen hen niet langer durven bedreigen.

Psalm 11

Een lied van David. Voor de leider van het koor.

Ik vertrouw op de Heer, want bij Hem ben ik veilig.
Hoe kunnen jullie dan tegen mij zeggen:
"Vlucht als een vogel naar de bergen!
Schurken hebben hun boog al gespannen.
Ze hebben hun pijl er al op gelegd.
Ze wachten tot het donker wordt
om onschuldige mensen neer te schieten.
Als het kwaad zóveel macht heeft, wankelt de aarde.
Wat kan een eerlijk mens dan nog doen?"

De Heer woont in zijn heilige paleis.
Zijn troon staat in de hemel.
Hij beoordeelt alles wat er gebeurt.
Hij ziet alles wat de mensen doen en denken.
De Heer stelt goede mensen op de proef.
Maar Hij haat mensen die van geweld houden.
Hen straft Hij met een regen van gloeiende houtskool en zwavel.
Een zware storm is hun straf.
Want de Heer is rechtvaardig.
Hij houdt van rechtvaardigheid.
Eerlijke mensen zullen Hem zien.

Psalm 12

Een lied van David, op de wijs van: 'De achtste'. Voor de leider van het koor.

Help ons, Heer!
Want er zijn geen goede mensen meer.
Er zijn nog maar heel weinig mensen trouw aan U.

De mensen bedriegen elkaar.
Ze zeggen het één, maar bedoelen iets anders.
Ze spreken gladde woorden.
Heer, leg die bedriegers het zwijgen op!
Ook alle mensen die trots denken dat ze U niet nodig hebben.
Maak een einde aan mensen die zeggen:
"Met onze tong zijn we machtig. Ónze lippen geven de bevelen.
Wie doet ons wat?"

De Heer zegt: "De mensen kreunen,
want ze worden verdrukt.
Daarom kom Ik hen helpen.
Ik breng hen in veiligheid."
Wat de Heer zegt, is altijd waar.
Zijn woorden zijn zo zuiver als zilver
dat in een smelt-oven zeven keer is gezuiverd.

Heer, U zal ons altijd beschermen
tegen slechte mensen.
In het hele land worden de mensen slecht,
als ze geregeerd worden door mensen die zich niets van U aantrekken.

Psalm 10[a]

Why, Lord, do you stand far off?(A)
    Why do you hide yourself(B) in times of trouble?

In his arrogance the wicked man hunts down the weak,(C)
    who are caught in the schemes he devises.
He boasts(D) about the cravings of his heart;
    he blesses the greedy and reviles the Lord.(E)
In his pride the wicked man does not seek him;
    in all his thoughts there is no room for God.(F)
His ways are always prosperous;
    your laws are rejected by[b] him;
    he sneers at all his enemies.
He says to himself, “Nothing will ever shake me.”
    He swears, “No one will ever do me harm.”(G)

His mouth is full(H) of lies and threats;(I)
    trouble and evil are under his tongue.(J)
He lies in wait(K) near the villages;
    from ambush he murders the innocent.(L)
His eyes watch in secret for his victims;
    like a lion in cover he lies in wait.
He lies in wait to catch the helpless;(M)
    he catches the helpless and drags them off in his net.(N)
10 His victims are crushed,(O) they collapse;
    they fall under his strength.
11 He says to himself, “God will never notice;(P)
    he covers his face and never sees.”(Q)

12 Arise,(R) Lord! Lift up your hand,(S) O God.
    Do not forget the helpless.(T)
13 Why does the wicked man revile God?(U)
    Why does he say to himself,
    “He won’t call me to account”?(V)
14 But you, God, see the trouble(W) of the afflicted;
    you consider their grief and take it in hand.
The victims commit themselves to you;(X)
    you are the helper(Y) of the fatherless.
15 Break the arm of the wicked man;(Z)
    call the evildoer to account for his wickedness
    that would not otherwise be found out.

16 The Lord is King for ever and ever;(AA)
    the nations(AB) will perish from his land.
17 You, Lord, hear the desire of the afflicted;(AC)
    you encourage them, and you listen to their cry,(AD)
18 defending the fatherless(AE) and the oppressed,(AF)
    so that mere earthly mortals
    will never again strike terror.

Psalm 11

For the director of music. Of David.

In the Lord I take refuge.(AG)
    How then can you say to me:
    “Flee(AH) like a bird to your mountain.(AI)
For look, the wicked bend their bows;(AJ)
    they set their arrows(AK) against the strings
to shoot from the shadows(AL)
    at the upright in heart.(AM)
When the foundations(AN) are being destroyed,
    what can the righteous do?”

The Lord is in his holy temple;(AO)
    the Lord is on his heavenly throne.(AP)
He observes everyone on earth;(AQ)
    his eyes examine(AR) them.
The Lord examines the righteous,(AS)
    but the wicked, those who love violence,
    he hates with a passion.(AT)
On the wicked he will rain
    fiery coals and burning sulfur;(AU)
    a scorching wind(AV) will be their lot.

For the Lord is righteous,(AW)
    he loves justice;(AX)
    the upright(AY) will see his face.(AZ)

Psalm 12[c]

For the director of music. According to sheminith.[d] A psalm of David.

Help, Lord, for no one is faithful anymore;(BA)
    those who are loyal have vanished from the human race.
Everyone lies(BB) to their neighbor;
    they flatter with their lips
    but harbor deception in their hearts.(BC)

May the Lord silence all flattering lips(BD)
    and every boastful tongue—(BE)
those who say,
    “By our tongues we will prevail;(BF)
    our own lips will defend us—who is lord over us?”

“Because the poor are plundered(BG) and the needy groan,(BH)
    I will now arise,(BI)” says the Lord.
    “I will protect them(BJ) from those who malign them.”
And the words of the Lord are flawless,(BK)
    like silver purified(BL) in a crucible,(BM)
    like gold[e] refined seven times.

You, Lord, will keep the needy safe(BN)
    and will protect us forever from the wicked,(BO)
who freely strut(BP) about
    when what is vile is honored by the human race.

Footnotes

  1. Psalm 10:1 Psalms 9 and 10 may originally have been a single acrostic poem in which alternating lines began with the successive letters of the Hebrew alphabet. In the Septuagint they constitute one psalm.
  2. Psalm 10:5 See Septuagint; Hebrew / they are haughty, and your laws are far from
  3. Psalm 12:1 In Hebrew texts 12:1-8 is numbered 12:2-9.
  4. Psalm 12:1 Title: Probably a musical term
  5. Psalm 12:6 Probable reading of the original Hebrew text; Masoretic Text earth