Add parallel Print Page Options

Psalm 108

Een lied van David.

Ik ben veilig bij U, God.
Ik zal van harte dankliederen voor U zingen.
Ik maak muziek op mijn harp en mijn citer.
Ik wil de zon wakker maken met mijn muziek.
Ik zal U prijzen en voor U zingen.
De landen en volken zullen het horen.
Want zo hoog als de hemel is, zó groot is uw liefde.
Uw trouw komt tot aan de hoogste wolken.
God, laat aan de hemel en aan de hele aarde zien
hoe machtig U bent.
Heer, antwoord ons en red ons door uw kracht.
Bevrijd het volk waar U zoveel van houdt.

God heeft in zijn heiligdom tot mij gesproken.
Juichend spring ik op.
"Ik zal Sichem verdelen.
Het Sukkot-dal zal ik opmeten om het te verdelen.
Gilead en Manasse zijn van mij.
Efraïm is mijn helm,
Juda is mijn heersersstaf.
10 Moab is mijn waskom en moet mij dienen.
Op Edom zet ik mijn voeten neer.
Filistea overwin ik."

11 Wie zal onze aanvoerder zijn naar Edom?
Wie zal ons helpen om die sterke burcht te veroveren?
12 U toch zeker, God?
Eerst had U ons in de steek gelaten.
Maar nu zult U toch zeker ons leger willen aanvoeren?
13 Help ons tegen onze vijanden,
want aan hulp van mensen hebben we niets.

14 Met God zullen we heldendaden doen.
Want Hijzelf zal onze vijanden vernietigen.

Psalm 109

Een lied van David. Voor de leider van het koor.

God, ik prijs U.
Blijf niet langer zwijgen, Heer!
Want slechte mensen beschuldigen mij.
Leugenaars strooien praatjes over mij rond.
Omdat ze me haten, bedreigen ze mij.
Toch had ik hen nooit kwaad gedaan! Ze hadden geen enkele reden.
Ik hield van hen en bad voor hen.
Als dank komen ze nu tegen mij in opstand.
In ruil voor het goede dat ik voor hen gedaan heb,
doen ze mij nu kwaad.
Ik gaf vriendschap, maar ze geven mij er haat voor terug.

Laat een onrechtvaardig rechter over mijn vijand rechtspreken.
Laat iemand hem bij de rechter beschuldigen.
Ik hoop dat hij door de rechter schuldig wordt verklaard,
en dat de rechter niet zal luisteren als hij smeekt om vrijspraak.
God, zorg dat hij niet lang leeft.
Geef zijn taak aan iemand anders.
Maak zijn kinderen weeskinderen,
en zijn vrouw weduwe.
10 Maak dat zijn kinderen moeten zwerven en bedelen,
weggejaagd uit hun verwoeste huis.
11 Zorg dat de man bij wie hij schulden heeft,
alles grijpt wat hij bezit.
Zorg dat andere mensen plunderen
wat hij met hard werken heeft verdiend.
12 Laat niemand vriendelijk voor hem zijn,
laat niemand na zijn dood medelijden hebben met zijn kinderen.
13 Laten zijn kinderen worden gedood,
zodat zijn familie al gauw niet meer bestaat
en zijn naam wordt vergeten.
14 Heer, vergeet ook niet de slechte daden van zijn voorouders.
Vergeef niets van wat zijn ouders verkeerd tegen U hebben gedaan.
15 Vergeef niets, maar vernietig zijn hele familie,
zodat niemand later nog zal weten dat hij heeft geleefd.
16 Want zelf had hij ook met niemand medelijden.
Arme mensen zonder hoop vervolgde hij tot de dood.
17 Andere mensen wenste hij kwaad toe
– laat hem nu zelf kwaad overkomen.
Hij was voor niemand goed
– wees nu ook niet goed voor hem.
18 Omhul hem met onheil alsof het zijn kleren zijn.
Laat het bij hem binnendringen
als water in zijn binnenste,
als olie in zijn botten.
19 Laat het kwaad altijd om hem heen hangen,
alsof het de mantel om zijn schouders is,
of de riem om zijn middel.
20 Laat dit Gods straf zijn
voor de mensen die mij beschuldigen,
voor mijn vijanden die mij bedreigen.

21 Maar Heer, kom alstublieft voor mij op
vanwege uw eigen eer.
Red mij, omdat U goed en liefdevol bent.
22 Want ik ben er ellendig aan toe.
Ik ben diep bedroefd.
23 Mijn leven is niets meer waard.
Ik word vertrapt als een worm.
24 Ik ben zwak doordat ik al heel lang niet heb gegeten.
Ik ben vel over been geworden.
25 Daarom lachen ze me uit.
Als ze me zien, schudden ze spottend hun hoofd.

26 Help me, mijn Heer God.
Red me, omdat U goed bent.
27 Dan zullen ze toegeven
dat U het bent die mij gered heeft.
28 Ze vervloeken me nu wel,
maar U zal mij zegenen en goed voor mij zijn.
Ze vallen me nu wel aan,
maar U zal hen voor schut zetten.
En ik zal daar blij over zijn!
29 Zorg ervoor dat mijn vijanden
heel erg voor schut zullen komen te staan.
Bedek hen met schande als met een deken.
30 Ik zal de Heer luid prijzen.
Ik zal Hem danken en voor Hem zingen in een grote groep.
31 Want Hij komt op voor de mensen in nood.
Hij redt hen van de mensen die hen beschuldigen en veroordelen.

Psalm 110

Een lied van David.

De Heer heeft tegen mijn heer gezegd:
"Kom naast Mij zitten,
totdat Ik je vijanden helemaal heb overwonnen."
De Heer zal ervoor zorgen dat u vanuit Jeruzalem
over een steeds groter gebied zal heersen.
U zal heersen over uw vijanden.
Uw volk zal graag met u meegaan in de strijd.
De jonge mannen komen naar u toe,
in prachtige kleren, schitterend als de dauw in de morgen.
De Heer heeft gezworen
– en Hij zal dat niet veranderen –
"Jij bent voor eeuwig priester, zoals Melchizedek."[a]
De Heer is naast u en helpt u altijd.
Op de dag dat Hij zal oordelen,
zal Hij de koningen verslaan.
Hij zal rechtspreken over de volken.
Hij stapelt hun lijken op.
Hij zal de koningen van vele landen verslaan.
Hij drinkt onderweg uit de beek.
Hij loopt met opgeheven hoofd.

Footnotes

  1. Psalmen 110:4 De priester Melchizedek wordt genoemd in het verhaal van Abraham, in de tijd dat het volk Israël nog niet bestond. Lees Genesis 14:18-20 en Hebreeën 7.