Add parallel Print Page Options

127 Een bedevaartslied van Salomo.

Als de Here de bouw van een huis niet zegent,
is alle moeite nutteloos.
Ook staat de wachter voor niets op wacht,
als niet de Here de werkelijke bescherming over de stad geeft.
Het is zinloos als u vroeg opstaat
en tot diep in de nacht ploetert.
God geeft zijn kinderen wat zij nodig hebben in de slaap.
Kinderen zijn een geschenk van de Here.
Hij beloont u met een nageslacht.
Zoals de pijl in zijn hand de soldaat zekerheid geeft,
beloven ook uw kinderen veel voor de toekomst.
Gelukkig is degene wiens koker vol zit met zulk soort pijlen.
Hij heeft de zekerheid ook in zijn ouderdom veilig te zijn.

128 Een bedevaartslied.

U bent een gelukkig mens
als u ontzag hebt voor de Here
en doet wat Hij wil.
Uw werk zal u voldoende opleveren om van te leven.
Het gaat goed met u en u bent heel gelukkig.
Uw vrouw die bij u woont, zal vruchtbaar zijn.
Uw zonen zitten bij u aan tafel.
Luister, al die zegeningen zijn
voor wie diep ontzag heeft voor de Here.
Ik bid dat de Here u
vanuit Jeruzalem zal zegenen,
dan zult u zien hoe goed het met de stad is,
zolang u leeft.
En u zult zien hoe goed het is met uw kleinkinderen.
Laat er vrede zijn in Israël!

129 Een bedevaartslied.

Laat Israël het volgende zeggen:
sinds de tijd dat ons volk ontstond,
zijn wij onderdrukt.
Van het begin af aan
hebben zij ons in moeilijkheden gebracht,
maar zij hebben ons niet overwonnen.
Zij hebben ons onderdrukt
en zelfs gemarteld.
Maar de Here, die rechtvaardig oordeelt,
heeft de touwen waarmee de ongelovigen
ons hadden vastgebonden doorgesneden.
Alle volken die Jeruzalem haten,
zullen te kijk worden gezet en wegvluchten.
Zij lijken op gras dat op de daken groeit
en al is verdord voor het wordt uitgetrokken.
Het kan zelfs niet meer als hooi dienen.
Voor zulke mensen geldt niet de zegenwens:
‘Ik bid dat de Here u zegent.’
Ook niet:
‘Wij zegenen u in de naam van de Here.’

Psalm 127

Een pelgrimslied van Salomo.[a]

Als de Heer het huis niet bouwt,
heeft het geen zin dat de bouwers hard zwoegen.
Als de Heer de stad niet beschermt,
heeft het geen zin dat de wachtposten de stad bewaken.
Het heeft geen zin om vroeg op te staan
en tot laat te werken.
Het heeft geen zin om zo te zwoegen voor je eten.
Want aan de mensen die van Hem houden
geeft de Heer wat ze nodig hebben,
zelfs wanneer ze liggen te slapen.

Kinderen zijn een geschenk van de Heer.
Hij geeft ze als beloning.
Flinke zonen zijn voor een vader
wat scherpe pijlen zijn voor een krijger.
Het is heerlijk voor een man
als hij zijn pijlkoker vol heeft met zulke pijlen.
Dan hoeft hij zich niet te schamen
als hij in de poort van de stad[b] met zijn vijanden spreekt.

Psalm 128

Een pelgrimslied.[c]

Het is heerlijk voor je om diep ontzag voor God te hebben.
Het is heerlijk voor je als je Hem in alles gehoorzaamt.
Want dan zul je kunnen leven
van het werk dat je handen hebben gedaan.
Je zal gelukkig zijn en het zal goed met je gaan.
Je vrouw zal zijn als een wijnstruik vol druiventrossen tegen de muur van je huis:
ze zal je veel kinderen geven.
Er zullen net zoveel zonen en dochters rond je tafel zitten
als dat er druiventrossen zitten aan een wijnstruik
en olijven aan een olijfboom.
Zó goed zal de Heer voor je zijn
als je diep ontzag voor Hem hebt.
De Heer die in Jeruzalem woont, zal goed voor je zijn.
Je zal je leven lang genieten van de welvaart van Jeruzalem.
Je zal lang genoeg leven om je kleinkinderen te zien.
Ik wens Israël vrede toe!

Psalm 129

Een pelgrimslied.[d]

Hoe we ook altijd zijn tegengewerkt
– laat Israël nu zeggen dat dat waar is –
hoe we ook altijd zijn tegengewerkt,
toch zijn we niet overwonnen.
Ons land werd mishandeld,
we werden geslagen,
we werden geboeid.
Maar de Heer, die rechtvaardig is,
heeft de touwen doorgehakt
waarmee onze vijanden ons hadden vastgebonden.
Alle vijanden van Jeruzalem
zullen voor schut staan en op de vlucht slaan.
Er zal niets van hen overblijven:
Ze zullen lijken op het gras op de daken
dat al verdroogd is voordat het hoog staat.
Je kan het niet meer maaien,
het is zelfs niet geschikt als hooi.
Niemand zal hen iets goeds toewensen.
Niemand zal de Heer vragen om goed voor hen te zijn.

Footnotes

  1. Psalmen 127:1 De pelgrimsliederen werden onderweg gezongen door de mensen die op reis waren naar Jeruzalem voor één van de feesten van de Heer.
  2. Psalmen 127:5 In de stadspoort verzamelden zich de wijze mannen van een plaats. Daar werden ook de rechtszaken behandeld.
  3. Psalmen 128:1 De pelgrimsliederen werden onderweg gezongen door de mensen die op reis waren naar Jeruzalem voor één van de feesten van de Heer.
  4. Psalmen 129:1 De pelgrimsliederen werden onderweg gezongen door de mensen die op reis waren naar Jeruzalem voor één van de feesten van de Heer.

Psalm 127

A song of ascents. Of Solomon.

Unless the Lord builds(A) the house,
    the builders labor in vain.
Unless the Lord watches(B) over the city,
    the guards stand watch in vain.
In vain you rise early
    and stay up late,
toiling for food(C) to eat—
    for he grants sleep(D) to[a] those he loves.(E)

Children are a heritage from the Lord,
    offspring a reward(F) from him.
Like arrows(G) in the hands of a warrior
    are children born in one’s youth.
Blessed is the man
    whose quiver is full of them.(H)
They will not be put to shame
    when they contend with their opponents(I) in court.(J)

Psalm 128

A song of ascents.

Blessed are all who fear the Lord,(K)
    who walk in obedience to him.(L)
You will eat the fruit of your labor;(M)
    blessings and prosperity(N) will be yours.
Your wife will be like a fruitful vine(O)
    within your house;
your children(P) will be like olive shoots(Q)
    around your table.
Yes, this will be the blessing(R)
    for the man who fears the Lord.(S)

May the Lord bless you from Zion;(T)
    may you see the prosperity of Jerusalem(U)
    all the days of your life.
May you live to see your children’s children—(V)
    peace be on Israel.(W)

Psalm 129

A song of ascents.

“They have greatly oppressed(X) me from my youth,”(Y)
    let Israel say;(Z)
“they have greatly oppressed me from my youth,
    but they have not gained the victory(AA) over me.
Plowmen have plowed my back
    and made their furrows long.
But the Lord is righteous;(AB)
    he has cut me free(AC) from the cords of the wicked.”(AD)

May all who hate Zion(AE)
    be turned back in shame.(AF)
May they be like grass on the roof,(AG)
    which withers(AH) before it can grow;
a reaper cannot fill his hands with it,(AI)
    nor one who gathers fill his arms.
May those who pass by not say to them,
    “The blessing of the Lord be on you;
    we bless you(AJ) in the name of the Lord.”

Footnotes

  1. Psalm 127:2 Or eat— / for while they sleep he provides for