Add parallel Print Page Options

74 Een leerzaam gedicht van Asaf.

O God, waarom stuurt U ons bij U weg?
Waarom ontbrandt uw toorn tegen ons,
de schapen van uw kudde?
Houd toch in gedachten dat wij van U zijn,
U hebt ons volk uitgekozen als uw eigen volk.
En in Jeruzalem hebt U uw woning gekozen.
Kom toch naar de puinhopen en kijk
hoe uw tegenstanders uw heilig huis hebben verwoest.
Zij maakten lawaai in uw tempel
en hebben er hun eigen afgoden neergezet.
Het leek wel of er iemand
met een bijl was tekeergegaan.
Met allerlei werktuigen hebben zij
het houtsnijwerk in uw tempel vernield.
Zij hebben de tempel in brand gestoken
en uw woning helemaal platgebrand,
nu is het geen heilige plaats meer.
Zij maakten plannen
om het hele volk te onderdrukken
en hebben alle heiligdommen in het land verbrand.
Nu hebben wij geen zichtbare tekenen van de eredienst meer
en er is geen profeet meer te bekennen.
Niemand van ons weet hoelang dit nog moet duren.
10 Hoelang zal de vijand nog de spot met ons drijven, o God?
Zal hij U altijd blijven bespotten?
11 Waarom doet U niets?
Waarom slaat U hen niet neer?
Uw hand is toch machtig?
Vernietig hen toch!
12 Toch is God al sinds mensenheugenis onze Koning!
Hij zorgt overal voor bevrijding.
13 U hebt de zee gespleten door uw kracht,
U hebt de zeemonsters vernietigd.
14 U hebt de koppen van het zeemonster Leviatan vermorzeld
en als voedsel aan de dieren in de woestijn gegeven.
15 U laat bronnen en beken ontspringen en stromen,
U laat ook de altijd stromende rivieren opdrogen.
16 De dag is van U en ook de nacht is uw bezit.
U hebt het licht en de zon geschapen.
17 U hebt de grenzen van land en water vastgesteld.
Zomer en winter hebt U gemaakt.
18 Kijk toch eens, Here,
hoe de tegenstanders U bespotten,
dit dwaze volk wil niet naar U luisteren.
19 Bescherm uw volk tegen de heidenen,
lever uw volk niet aan hen uit.
Spaar het leven van uw volgelingen,
die er jammerlijk aan toe zijn.
20 Denk aan het verbond dat U met hen sloot,
want overal steekt het geweld de kop op.
21 Stel hen die onderdrukt worden, niet teleur.
Laten de armen en verdrukten reden hebben
uw naam te loven en te prijzen.
22 Kom er toch bij, o God!
Voert U de strijd voor ons.
En denk eraan hoe die dwaze ongelovigen
U de hele dag bespotten.
23 Vergeet niet hoe uw vijanden
tegen U schreeuwen,
hoe zij die niet bij U willen horen,
tegen U tieren.
Het stijgt allemaal omhoog tot U.

75 Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘Verderf niet.’

Wij loven en prijzen uw naam, o God,
want uw naam is onder ons.
Er wordt veel gesproken
over alle wonderen die U doet.

Wanneer Ik de tijd daarvoor gekomen acht,
zal Ik volmaakt rechtspreken.
Al schudt de aarde op haar grondvesten
en wankelen alle mensen,
toch heb Ik haar vast neergezet op haar pilaren.
Ik heb de trotse mensen gewaarschuwd:
‘Wees niet hoogmoedig’
en zei tegen de ongelovigen:
‘Wees niet koppig,
gedraag u niet weerbarstig tegenover Mij
en wees niet trots.’
Want uw waarde wordt niet bepaald
door een invloed van deze aarde,
niet uit dit of dat land of uit die woestijn.

God is de Rechter.
De een wordt door Hem teruggewezen
en op zijn plaats gezet,
de ander wordt door Hem geprezen
en hooggeacht.
In de hand van de Here bevindt zich een beker.
Daarin bruist de rijk gemengde wijn.
God schenkt die beker helemaal leeg,
tot op de bodem toe.
Alle ongelovigen op deze aarde moeten daaruit drinken.
10 Maar ik?
Ik wil alles wat ik over God weet, bekendmaken.
Ik wil lofliederen zingen voor de God van Jakob.
11 Alle koppigheid en hoogmoed van de ongelovigen
doe ik ver van mij.
Maar oprechte mensen
zullen in ere worden hersteld.

76 Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te begeleiden met snaarinstrumenten.

Iedereen in Juda kent God.
Heel Israël eert en verheerlijkt Hem.
Zijn huis staat immers in Jeruzalem
en Hij woont op de berg Sion.
Daar heeft Hij de wapens van de vijand vernietigd.
De geweldige bergen kunnen zich niet met U meten
in pracht en heerlijkheid.
U versloeg de sterke vijanden.
Zij sliepen gewoon in.
Geen van al die dappere krijgers had nog kracht
om tegen U op te staan.
Toen U Zich liet zien, God van Jakob,
konden noch paarden noch strijdwagens
meer iets beginnen.
U bent groot en beroemd,
niemand kan in leven blijven
als uw toorn ontbrandt.
Vanuit de hemel hebt U geoordeeld
en de aarde werd helemaal stil van ontzag.
10 Toen stond God op als rechter
en bevrijdde al de oprechte mensen op aarde.
11 Werkelijk, zelfs uw tegenstanders moeten U eer brengen.
U houdt ze in toom.
12 Doe uw geloften aan de Here, uw God.
Kom ze ook na.
Iedereen moet Hem offers en gaven brengen,
want Hij is beroemd en gevreesd.
13 God verslaat alle tegenstanders,
allen vrezen Hem.

Psalm 74

Een lied van Asaf, om iets van te leren.

God, waarom laat U ons nog steeds in de steek?
Waarom blijft U aldoor boos op ons?
We zijn toch uw schapen?
Vergeet uw volk alstublieft niet.
U heeft ons lang geleden Zelf uitgekozen.
U heeft ons uit Egypte bevrijd om uw eigendom te worden.
Vergeet alstublieft niet de berg Sion,
die U zelf heeft uitgekozen om er te wonen.
Kom terug naar uw heiligdom dat al zo lang in puin ligt.
Onze vijanden hebben alles vernield.
Ze gingen tekeer in uw heiligdom.
Ze hebben er de vlag van hun leger neergezet![a]
Ze hebben er met bijlen op los gehakt
alsof ze bomen omhakten.
Met bijlen en houwelen
sloegen ze al het houtsnijwerk kapot.
Ze hebben uw heiligdom in brand gestoken.
Ze hebben het huis waar U woont met de grond gelijkgemaakt.
Ze zeiden: "We zullen ze helemaal vernietigen!"
Ze hebben alle heilige plaatsen in het hele land verbrand.
Verdwenen zijn de voorwerpen voor de aanbidding van God.
Verdwenen zijn de profeten.
Niemand weet hoelang dit nog zal duren.
10 God, hoelang zullen onze vijanden nog over ons lachen?
Hoelang zullen ze U nog belachelijk maken?
11 Waarom doet U niets?
Doe toch iets en vernietig hen!

12 Toch bent U altijd onze Koning geweest.
U heeft steeds op aarde redding gebracht.
13 U spleet de zee in tweeën met uw kracht.
U verpletterde de koppen van de zeemonsters.
14 U heeft de koppen van de leviatan[b] verpletterd,
U gaf hem aan de woestijnbewoners te eten.
15 U liet bronnen en beken ontstaan.
Rivieren liet U opdrogen.
16 U maakte de dag, U maakte de nacht.
De zon en de maan kregen van U hun plaats.
17 U heeft de grenzen van de aarde bepaald.
Zomer en winter zijn door U gemaakt.

18 Vergeet niet, Heer, dat onze vijanden om U lachen.
Een volk van dwazen beledigt U.
19 Gooi uw volk, uw lieve duifje, toch niet voor de wilde dieren!
Heb alstublieft medelijden met uw arme volk!
20 Denk alstublieft aan uw verbond!
Want overal in het land heerst geweld.
21 Stuur de mensen in nood niet teleurgesteld weg
als ze bij U om hulp komen.
Zorg er alstublieft voor dat ze U zullen prijzen.
22 Kom, God! Kom alstublieft voor Uzelf op!
Vergeet niet dat die dwazen U de hele dag beledigen.
23 Hoor hoe uw vijanden tegen U schreeuwen.
Ze gaan tegen U tekeer.
Hun geraas stijgt aldoor op naar de hemel.

Psalm 75

Een lied van Asaf, op de wijs van: 'Dood mij niet'. Voor de leider van het koor.

We prijzen U, God, we prijzen U!
We prijzen U omdat U dicht bij ons bent.
De mensen vertellen over uw wonderen.

God zegt: "Als het juiste moment is gekomen,
zal Ik rechtvaardig rechtspreken.
De aarde schudt, de mensen wankelen,
maar Ik heb de fundamenten van de aarde stevig neergezet."

Ik zeg tegen de mensen die denken dat ze God niet nodig hebben:
"Wees maar niet zo trots!"
Tegen de mensen die zich niets van God aantrekken:
"Verbeeld je maar niet zo veel.
Schep maar niet zo op over wat jullie doen.
Kijk maar niet zo trots rond."
Want het gaat er niet om dat de mensen je prijzen.
Het gaat erom dat je door God wordt geprezen,
want Hij is de Rechter.
Hij veroordeelt de één, en prijst de ander.
Want de straf van God
is als een beker met wijn in de hand van de Heer.
In die beker heeft Hij bruisende wijn.
Hij schenkt zijn beker tot de bodem toe leeg,
tot en met de drab op de bodem.
Iedereen op aarde die zich niets van God aantrekt,
moet die beker tot op de bodem leegdrinken. Ze zullen hun volledige straf krijgen.

10 Maar ik, ik zal voor altijd God prijzen.
Ik zal zingen voor de God van Jakob.
11 De mensen die zich niets van Hem aantrekken,
zullen vernederd worden.
Maar Hij eert de mensen die leven zoals Hij het wil.

Psalm 76

Een lied van Asaf. Voor de leider van het koor. Begeleiden met een snaarinstrument.

God is bekend in Juda.
Hij is beroemd in heel Israël.
Hij woont in Jeruzalem, op de berg Sion.
Daar staat zijn heiligdom.
Daar maakte Hij een einde aan elke strijd.
Hij brak de brandende pijlen, de schilden en de zwaarden.
Schitterend bent U,
machtiger dan de machtige bergen.
De dappere soldaten werden van alle buit beroofd.
Ze waren verlamd van angst.
Geen van die dappere mannen kon nog een vinger bewegen.
Toen U dreigend verscheen, God van Jakob,
raakten wagens en paarden verlamd van angst.
U bent zó indrukwekkend!
Wie kan blijven bestaan als U woedend verschijnt?
Vanuit de hemel sprak U recht.
De aarde werd stil van ontzag
10 toen U opstond om recht te spreken en om op te komen
voor de mensen die leven zoals U het wil.
11 Uw vijanden zullen U eren.
U houdt hen in bedwang.

12 Laat iedereen die rondom de Heer is
de offers brengen die hij heeft beloofd aan zijn Heer God.
Breng geschenken aan de ontzagwekkende God.
13 De Heer snijdt het leven van koningen af zoals je een druiventros afsnijdt.
Alle koningen van de aarde zijn bang voor Hem.

Footnotes

  1. Psalmen 74:4 Nadat eerst het noordelijk deel van Israël was veroverd, werd ook het zuidelijk deel van Israël, het koninkrijk Juda, veroverd door de koning van Babel. Hij verwoestte Jeruzalem en roofde de tempel leeg. Als teken van overwinning zette hij zijn vlag daar neer. Lees 2 Koningen 25:8-15.
  2. Psalmen 74:14 Het is niet duidelijk welk dier er met de 'leviatan' bedoeld wordt. Wel is duidelijk dat dit dier werd gebruikt als symbool van het kwaad.