Add parallel Print Page Options

De vrouw en de draak

12 Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw die met de zon bekleed was, de maan onder haar voeten had en een kroon van twaalf sterren droeg. Zij was zwanger en schreeuwde van pijn omdat de geboorte van haar kind begonnen was. Er verscheen nog een indrukwekkend teken in de hemel: een grote, rode draak met zeven koppen en tien horens. Op elke kop stond een kroon en de staart van de draak veegde een derde deel van de sterren weg en slingerde die naar de aarde. De draak stond voor de vrouw om haar kind te verslinden, zodra het geboren was. De vrouw bracht een jongen ter wereld, die alle volken van de wereld met een ijzeren staf zal regeren. Maar het kind werd van haar weggerukt en naar de troon van God gebracht. De vrouw vluchtte de woestijn in, waar God een schuilplaats voor haar had. Daar zou zij twaalfhonderdzestig dagen lang verzorgd worden.

Toen brak in de hemel oorlog uit. Michaël en zijn engelen vochten tegen de draak. De draak en zijn engelen vochten terug, maar werden verslagen en uit de hemel weggejaagd. De grote draak, de oude slang, ook wel duivel of Satan genoemd, die alle mensen ter wereld verleidt, werd met zijn engelen op de aarde gegooid. 10 Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ‘Eindelijk is het zover. God heeft de bevrijding gebracht. Hij heeft zijn macht gebruikt om zijn Koninkrijk te vestigen. Hier heeft zijn Christus nu het gezag. De aanklager die onze broeders en zusters dag en nacht voor God beschuldigd heeft, is uit de hemel gegooid. 11 Zij hebben hem overwonnen, doordat het Lam zijn bloed voor hen gegeven heeft en doordat zij daar van hebben getuigd. Zij waren bereid hun leven ervoor te geven. 12 Daarom moet de hemel en ieder die er woont, blij zijn. Maar och, wat ziet het er vreselijk uit voor de aarde en de zee. De duivel is naar beneden gekomen, buiten zichzelf van woede. Hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.’

13 Toen tot de draak doordrong dat hij op de aarde was neergegooid, achtervolgde hij de vrouw uit wie het jongetje was geboren. 14 Maar zij kreeg de twee vleugels van de grote arend, zodat zij kon wegvliegen naar haar schuilplaats in de woestijn. Daar werd een bepaalde tijd voor haar gezorgd, buiten het bereik van de slang. 15 De slang spuugde de vrouw een stroom water achterna die haar, als een rivier, moest meesleuren. 16 Maar de aarde kwam haar te hulp door open te splijten en de stroom water op te slokken. 17 De draak werd woedend op de vrouw en ging weg om tegen de rest van haar kinderen te vechten. Dat zijn de mensen die zich houden aan wat God gezegd heeft en die er openlijk voor uitkomen dat zij bij Jezus horen. 18 En de draak ging op het strand bij de zee staan.

Het beest uit de zee en het beest uit de aarde

13 Ik zag een beest uit de zee opkomen dat tien horens en zeven koppen had. Op elk van zijn horens stond een kroon en op zijn koppen stonden beledigingen tegen God. Het beest dat ik zag, leek op een luipaard, maar had de poten van een beer en de muil van een leeuw. De draak gaf het beest zijn kracht en gezag, heel zijn grote macht. Het leek of een van zijn koppen dodelijk gewond was, maar de wond genas. De hele wereld liep vol verbazing achter het beest aan. Alle mensen vielen op de knieën en vereerden de draak, omdat hij het beest zoʼn grote macht had gegeven. Zij aanbaden ook het beest zelf en zeiden: ‘Wie is met het beest te vergelijken? Wie kan het tegen hem opnemen?’ Het beest mocht met hoogmoedige woorden God beledigen, tweeënveertig maanden lang. En hij deed zijn muil open en braakte de grofste beledigingen uit tegen God, tegen zijn naam, tegen zijn tempel en tegen allen die in de hemel woonden. Het beest mocht oorlog voeren tegen het volk van God en het overwinnen. Hij kreeg macht over alle landen en volken.

Alle mensen op aarde zullen hem aanbidden, behalve de mensen die al sinds het ontstaan van de wereld vermeld worden in het levensboek, het boek van het Lam, dat geslacht is.

Ieder die oren heeft, moet luisteren. 10 Wie bestemd is voor gevangenschap, zal gevangengenomen worden. Wie bestemd is om met het zwaard gedood te worden, moet door het zwaard gedood worden. Daarom moeten zij die bij God horen standvastig blijven en hun geloof bewaren.

11 Ik zag nog een beest. Dat beest kwam op uit de aarde. Het had twee horens, net als een lam, en het sprak als een draak. 12 Het trad namens het eerste beest op en oefende dezelfde macht uit. Het dwong de aarde en haar bewoners het eerste beest, dat van zijn dodelijke wond genezen was, te aanbidden. 13 Dat tweede beest deed indrukwekkende tekenen: het liet voor de ogen van de mensen zelfs vuur uit de hemel regenen. 14 Door deze indrukwekkende dingen die het tweede beest namens het eerste beest deed, werden de bewoners van de aarde misleid. Het kreeg hen zover een standbeeld te maken van het beest dat ondanks zijn dodelijke wond was blijven leven. 15 Het tweede beest kreeg zelfs macht om het standbeeld te laten leven, zodat het kon spreken en iedereen kon laten doden die het niet wilde aanbidden. 16 Het tweede beest had iedereen in zijn macht, klein en groot, rijk en arm, vrij en slaaf. Iedereen moest een merkteken op zijn rechterhand of voorhoofd hebben. 17 Wie dat teken niet had, kon niets kopen of verkopen. Dat teken moest de naam van het beest zijn of het getal dat het symbool van die naam is.

18 Hier is wijsheid nodig. Wie verstandig is, kan erachter komen wat het getal van het beest is. Het is het getal van een mens, namelijk zeshonderdzesenzestig.

Het Lam op de berg Sion

14 Ik zag het Lam op de berg Sion staan. Er waren honderdvierenveertigduizend mensen bij Hem. Zij hadden zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd. En ik hoorde een geluid uit de hemel als van een enorme waterval of van zware donderslagen. Het leek ook wel op harpmuziek. Het waren de honderdvierenveertigduizend die een nieuw lied zongen voor de troon van God, voor de vier levende wezens en voor de ouderlingen. Zij waren de enigen die dat lied kenden. Niemand anders dan de honderdvierenveertigduizend vrijgekochten van de aarde kon het leren. Zij hebben met niemand gemeenschap gehad, maar zijn zuiver gebleven. Zij volgen het Lam waar Hij ook heengaat. Zij zijn vrijgekocht uit de mensen, de eerste oogst voor God en het Lam. Zij hebben geen leugen over hun lippen laten komen en er valt niets op hen aan te merken.

Opnieuw zag ik een engel, die hoog in de hemel vloog. Hij had een eeuwig evangelie bij zich, dat hij aan iedereen op aarde bekend moest maken: aan alle volken, stammen en taalgroepen. Hij riep: ‘Heb ontzag voor God, eer Hem, want de tijd is gekomen dat Hij recht zal spreken. Aanbid Hem die de hemel en de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’ Er kwam een tweede engel, die zei: ‘Gevallen! Gevallen is het grote Babylon, dat alle volken dronken heeft gevoerd met haar razende ontucht.’

Een derde engel volgde hen en riep luid: ‘Wie het beest en zijn beeld aanbidt en het teken op zijn voorhoofd of hand laat zetten, 10 zal de wijn van Gods woede drinken die onvermengd in de beker van zijn toorn is gegoten. Die zal door vuur en zwavel gepijnigd worden, voor de ogen van de heilige engelen en het Lam. 11 De rook van dit folterende vuur stijgt voor altijd en eeuwig op. De mensen die het beest en zijn beeld aanbidden en die het getal van zijn naam dragen, zullen geen moment rust meer hebben. 12 Daarom moeten zij die God toebehoren standvastig zijn geboden blijven gehoorzamen en in Jezus blijven geloven.’

13 Ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ‘Schrijf op: Gelukkig zijn zij die van nu af aan in het vertrouwen op de Here sterven.’ ‘Inderdaad,’ zei de Geest, ‘zij zullen van hun zwoegen uitrusten en het loon krijgen dat hun toekomt voor al het werk dat zij hebben gedaan.’

14 Toen zag ik een witte wolk en op die wolk zat iemand die er uitzag als een mensenzoon. Hij had een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. 15 Er kwam nog een engel uit de tempel en hij riep naar Hem die op de wolk zat: ‘Breng uw sikkel om de oogst binnen te halen! Het is tijd om te oogsten! De oogst van de aarde is rijp!’ 16 En Hij die op de wolk zat, zwaaide met zijn sikkel over de aarde en de oogst van de aarde werd binnengebracht.

17 Ik zag nog een engel uit de tempel in de hemel komen en hij had ook een scherpe sikkel. 18 Weer een andere engel kwam uit het altaar en hij had macht over het vuur. Hij riep naar de engel die de scherpe sikkel had: ‘Breng uw sikkel om de wijnoogst van de aarde binnen te halen, want de druiven zijn rijp!’ 19 En de engel zwaaide met zijn sikkel over de aarde en haalde de wijnoogst binnen. Hij gooide alle druiven in de grote wijnpers van Gods toorn die buiten de stad stond. 20 Toen ze uitgeperst werden, kwam er een enorme stroom bloed uit, bijna driehonderd kilometer lang en zo hoog als tot aan het hoofd van een paard.

Het lied van Mozes en het lied van het Lam

15 Ik zag nog een indrukwekkend en wonderlijk teken in de hemel: zeven engelen met de zeven laatste rampen. Na die rampen zal Gods toorn voorbij zijn.

Ik zag iets dat leek op een zee van glas dat met vuur vermengd was. Op die glazen zee stonden de mensen die als overwinnaars uit de strijd met het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam tevoorschijn waren gekomen. Zij hadden allemaal een harp van God gekregen en zongen het lied van Mozes, de dienaar van God en het lied van het Lam:

‘Almachtige Here en God, wat U hebt gedaan, is groot en wonderbaar! Heerser over de volken, rechtvaardig en betrouwbaar is alles wat u doet. Here, wie zou geen ontzag voor U hebben? Wie zou U niet eren om wie U bent? U alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en U aanbidden, omdat nu duidelijk is geworden dat U recht doet.’

Daarna zag ik de tempel in de hemel, de tempel met de verbondstent, wijd open gaan. De zeven engelen met de zeven rampen kwamen naar buiten. Zij hadden blinkend witte kleren aan en droegen een gouden band om hun borst. Een van de vier levende wezens gaf elk van de engelen een gouden schaal, vol met de wraak van God, die eeuwig leeft. Toen werd de tempel gevuld met rook, als teken van Gods heerlijkheid en macht. Niemand kon de tempel binnengaan, totdat de zeven rampen van de zeven engelen voorbij waren.

De zeven engelen

16 Ik hoorde een stem uit de tempel die de zeven engelen het bevel gaf: ‘Ga de zeven schalen met Gods toorn uitgieten over de aarde.’

De eerste engel verliet de tempel en goot zijn schaal over de aarde uit. De mensen die het merkteken van het beest hadden en zijn beeld aanbaden, kregen vreselijke, kwaadaardige zweren. De tweede engel goot zijn schaal over de zee uit. Het zeewater veranderde in bloed als van een dode en alles wat in de zee leefde, ging dood. De derde engel goot zijn schaal uit over de rivieren en de waterbronnen en al het water werd bloed. Ik hoorde de engel van het water zeggen: ‘Rechtvaardige God, die is en die was, het is goed dat U deze oordelen over de wereld laat komen. Nu krijgen de mensen die het bloed van uw kinderen en profeten vergoten hebben, bloed te drinken. Dat is hun verdiende loon.’ En ik hoorde het altaar zeggen: ‘Ja, Here, Almachtige God, Heerser over alles, uw oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig.’ De vierde engel goot zijn schaal uit over de zon, die de mensen met haar vuur moest verbranden. De mensen verbrandden door de grote hitte. Maar in plaats van zich te bekeren en God alle eer te geven, vervloekten zij Hem die de macht over de plagen heeft. 10 De vijfde engel goot zijn schaal uit over de troon van het beest, waardoor het in het koninkrijk van het beest vreselijk donker werd. De mensen hadden zoʼn pijn dat ze op hun tong beten. 11 Zij vervloekten de God van de hemel vanwege hun pijn en hun zweren in plaats van hun slechte leven vaarwel te zeggen en hun redding bij God te zoeken. 12 De zesde engel goot zijn schaal over de grote rivier de Eufraat uit. Het water droogde op en maakte zo de weg vrij voor de koningen uit het oosten.

13 Toen zag ik uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie boze geesten komen. Zij zagen eruit als kikkers. 14 Het waren duivelse geesten, die opmerkelijke dingen deden. Zij gingen alle koningen van de aarde langs om hen bijeen te brengen voor de oorlog op de grote dag van de Almachtige God.

15 ‘Ik kom als een dief in de nacht. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn kleren aanhoudt. Hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen.’

16 En de drie geesten brachten de koningen en hun legers bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.

17 De zevende engel goot zijn schaal in de lucht uit. Een stem riep vanaf de troon in de tempel: ‘Het heeft zich allemaal voltrokken!’ 18 Het begon te bliksemen, te rommelen en te donderen en er kwam een enorme aardbeving, zoals er nog nooit was geweest, zolang er mensen op aarde wonen. Zo hevig was de aardbeving. 19 De grote stad Babylon scheurde in drie stukken en de andere steden van de wereld veranderden in puinhopen. God was niet vergeten wat het grote Babylon allemaal had misdaan. Zij moest de beker met de wijn van de grimmige toorn van God tot op de bodem leegdrinken. 20 Alle eilanden verdwenen en van de bergen was niets meer te zien. 21 Daarna begon het vreselijk te hagelen, loodzware hagelstenen kwamen op de mensen neer. Het was een verschrikkelijke ramp en de mensen vervloekten God.

De vrouw en het beest

17 Een van de zeven engelen met de zeven schalen zei tegen mij: ‘Kom, ik zal u laten zien onder welk oordeel de grote hoer valt die aan vele waterwegen zit. De koningen van de aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de bewoners van de aarde zijn dronken geworden van de wijn van haar ontucht.’ De engel nam mij in de geest mee naar een woestijn. Daar zag ik een vrouw op een rood beest zitten. Het beest had zeven koppen en tien horens en zijn lijf stond vol met godslasterlijke namen. De vrouw had prachtige donkerrode kleren aan en was behangen met gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand hield zij een gouden beker vol met de gruwelijke en onreine dingen van haar ontucht. Op haar voorhoofd stond een geheime naam geschreven: ‘Het grote Babylon, de moeder van alle hoeren en van alle gruwelijkheden in de wereld.’

Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van Gods kinderen, het bloed van hen die openlijk over Jezus hadden gesproken. Toen ik haar zo zag, was ik erg verbaasd. ‘Waarom bent u zo verbaasd?’ vroeg de engel mij. ‘Ik zal u vertellen wie die vrouw is en wat de betekenis is van het beest waarop zij zit, het beest met de zeven koppen en de tien horens. Het beest dat u zag, was er ooit maar is er nu niet meer. Het zal uit de onderwereld omhoog komen en zijn ondergang tegemoet gaan. De bewoners van de aarde die niet in het levensboek zijn ingeschreven, zullen zich erover verbazen dat het beest dat er vroeger was er nu niet meer is, maar straks weer zal komen. Het vereist wijsheid en inzicht om dit te begrijpen. De zeven koppen van het beest zijn de zeven bergen waar de vrouw op zit. Ook zijn het zeven koningen. 10 Vijf van hen zijn gevallen, de zesde is nu aan het bewind en de zevende moet nog komen, maar zijn regering zal niet lang duren. 11 Het beest dat er vroeger was, maar er nu niet meer is, is de achtste koning. Daarnaast is hij ook een van de zeven koningen. Na zijn tweede regering zal hij zijn ondergang tegemoet gaan. 12 De tien horens van het beest zijn tien koningen die nog aan de macht zullen komen. Zij zullen maar één uur regeren, samen met het beest.

13 Hun enige doel zal zijn hun macht en gezag aan het beest over te dragen. 14 Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam. Maar het Lam zal overwinnen, want Hij is de Heer over alle heren en de Koning over alle koningen. En zijn volgelingen, die door Hem geroepen en uitgekozen zijn, blijven Hem trouw. 15 De waterwegen die u hebt gezien, waar de hoer aan zit, zijn alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. 16 Het beest en zijn tien horens zullen de hoer haten. Zij zullen haar alles afnemen en haar naakt laten liggen. Zij zullen haar vlees eten en haar daarna verbranden. 17 Want God heeft hun het verlangen gegeven samen te werken en hun koninkrijk aan het beest te geven, totdat de woorden van God uitkomen. Daarmee vervullen zij zonder het te weten Gods plan. 18 De vrouw die u zag, is de grote stad die de koningen van de aarde in haar macht heeft.’

De val van Babylon

18 Daarna zag ik een andere engel uit de hemel naar beneden komen. Hij had grote macht en de aarde werd door zijn glans verlicht. Hij riep met krachtige stem: ‘Gevallen! De grote stad Babylon is gevallen! Zij is een woonplaats geworden voor demonen en een gevangenis voor alle boze geesten. Binnen haar muren wonen alle onreine en verachtelijke vogels. Want alle volken zijn dronken gevoerd met haar razende ontucht. De koningen van de aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de handelaars van over de hele wereld zijn rijk geworden door haar grote welvaart.’

Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel zeggen: ‘Ga uit die stad weg, mijn volk. Anders wordt u medeplichtig aan haar zonden en zullen u dezelfde rampen treffen als haar. God is haar misdaden niet vergeten. Haar zonden hebben zich hemelhoog opgestapeld. Zet haar dubbel en dwars betaald wat zij u heeft aangedaan. Giet een brouwsel in haar beker dat tweemaal zo sterk is als wat zij voor u heeft gebrouwen. Geef haar evenveel pijn en ellende als de luxe en overdaad waarin ze geleefd heeft. Zij zegt bij zichzelf: “Ik zit hier als een koningin op een troon. Ik ben geen weduwe, ik zal niet weten wat rouw of verdriet is.” Omdat zij dat zegt, zal zij op één dag door allerlei rampen worden overvallen: door honger, dood en ellende, en zij zal door het vuur verteerd worden. Dat is de straf die de Here, de sterke God, haar geeft.

Als de koningen van de aarde, die ontucht met haar hebben bedreven en van haar luxe hebben genoten, haar zien branden, zullen zij huilen en jammeren. 10 Uit angst voor de pijniging die zij ondergaat, blijven zij van een afstand toekijken en ze roepen: “Och Babylon! Och, grote en machtige stad, in één uur is uw vonnis voltrokken!” 11 Over de hele wereld zullen handelaars huilen en jammeren omdat er niemand meer over is om hun handelswaar te kopen. 12 Er is geen handel meer in goud en zilver, edelstenen en parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, geurig hout, ivoren en dure houten voorwerpen, 13 brons, ijzer en marmer, kaneel en andere specerijen, parfums, zalven en wierook, wijn en olie, fijn meel en graan, lastdieren en schapen, paarden en wagens, en zelfs niet in slaven, levende mensen. 14 Al die lekkere en mooie dingen waar u zo naar verlangde, krijgt u niet. Al uw pracht en praal is u voorgoed afgenomen. 15 De handelaars die haar deze dingen verkochten en er rijk van werden, zullen huilen en jammeren. Zij zullen op een afstand blijven staan, vol afschuw over de pijniging die zij ondergaat. 16 “Och, grote stad!” zullen zij zeggen. “Eerst was u gekleed in fijn linnen, purper en scharlaken en droeg u gouden sieraden, edelstenen en parels, en een uur later was u al die schitterende rijkdom kwijt!” 17 Ook alle kapiteins, stuurlui en matrozen, allen die op zee de kost verdienen, stonden vanuit de verte te kijken naar de rook die uit de brandende stad opsteeg. 18 “Zoʼn grote en machtige stad vind je nergens meer!” riepen ze. 19 Ze wierpen stof over hun hoofd, als teken van hun verdriet en rouw, en schreeuwden: “Och, grote stad! Eerst maakte zij alle scheepseigenaren rijk door haar welvaart, nu ligt zij er binnen een uur ontredderd bij.”

20 Hemel, wees blij over haar ondergang! Iedereen die bij God hoort, apostelen en profeten, verheug u! God heeft haar gestraft voor wat zij u heeft aangedaan.’ 21 Een sterke engel pakte een steen zo groot als een molensteen en gooide die in zee. ‘Zo zal de grote stad Babylon met één zwaai weggegooid worden,’ zei hij. ‘Zij zal voorgoed van de aardbodem worden weggevaagd. 22 Er zal geen muziek meer gehoord worden, geen harp en geen gezang, geen fluit en geen bazuin. Er zullen geen ambachtslui meer werken en geen molen zal meer draaien. 23 ʼs Nachts zal er geen lamp meer branden en van bruiloften zal geen sprake meer zijn. Dit alles staat haar te wachten, omdat haar zakenlui de machtigste ter wereld waren en omdat zij met haar toverij alle volken misleidde. Het bloed van de profeten en de gelovigen heeft in deze stad gevloeid. 24 Zij is schuldig aan het bloed van alle mensen die op aarde zijn vermoord.’

De vrouw en de draak

12 Toen was er iets heel bijzonders in de hemel te zien. Ik zag een vrouw, stralend als de zon. Ze had de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren om haar hoofd. Ze was in verwachting. Ze schreeuwde van pijn, omdat haar Kind geboren ging worden.

Er was nog iets in de hemel te zien: een grote rode draak met zeven koppen en tien horens. Op elke kop had hij een kroon. Met zijn staart sleepte hij een derde deel van de sterren van de hemel mee en gooide die op de aarde. De draak ging voor de vrouw staan. Hij wilde het Kind opeten, zodra het was geboren. Ze kreeg een Zoon die streng over de volken zou heersen, als met een ijzeren staf. Plotseling werd haar Kind meegenomen naar God op zijn troon. De vrouw vluchtte naar de woestijn. Daar had God een schuilplaats voor haar klaargemaakt waar ze zou kunnen wonen. Daar zou Hij 1260 dagen (3½ jaar) voor haar zorgen.

Toen begon er in de hemel een oorlog. Want Michaël[a] en zijn engelen streden met de draak en zijn engelen. De draak en zijn engelen werden verslagen. Ze mochten niet meer in de hemel blijven. De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de oude slang en wordt ook wel de duivel of de satan genoemd. Hij is het die de mensen ongehoorzaam maakt aan God. Hij werd samen met zijn engelen op de aarde gegooid.

10 Ik hoorde in de hemel een stem luid zeggen: "God heeft redding gebracht. Alle kracht en macht zijn van God en van zijn Gezalfde. Want hij die onze broeders dag en nacht bij God beschuldigt, is op de aarde gegooid. 11 En ze hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door de mensen over Jezus te vertellen. Ze hadden hun leven voor de Heer over. Ze waren niet bang om voor hun geloof te worden gedood. 12 Wees daarom blij, iedereen die in de hemel woont! Maar voor de mensen op de aarde en de zee zal het een vreselijke tijd worden, want daar is de duivel nu. Hij is razend van woede. Want hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft."

13 Toen de draak zag dat hij op de aarde was gegooid, achtervolgde hij de vrouw die het Kind had gekregen. 14 Maar God gaf haar adelaarsvleugels om naar haar schuilplaats in de woestijn te vliegen. Daar werd er een tijd, twee tijden en een halve tijd (3½ jaar) voor haar gezorgd. De slang kon haar daar niet vinden. 15 De slang spuugde een stroom van water achter de vrouw aan. Hij wilde haar door het water laten meesleuren. 16 Maar de aarde kwam de vrouw te hulp. De grond scheurde open en slokte de rivier op die de draak had uitgespuugd. 17 Toen werd de draak razend van woede op de vrouw. Hij ging weg om tegen de rest van haar kinderen te strijden. Dat zijn de mensen die God gehoorzamen en aan de mensen over Jezus vertellen.

18 Hij ging op het strand langs de zee staan.

Het beest uit de zee

13 Toen zag ik uit de zee een beest komen. Het had zeven koppen en tien horens. Op elke hoorn was een kroon. Op zijn koppen stonden namen die God beledigen. Het beest leek op een luipaard, maar zijn poten leken op die van een beer en zijn bek leek op de bek van een leeuw. En de draak gaf aan dat beest zijn kracht, zijn troon en veel macht. Ik zag dat één van zijn koppen dodelijk gewond was, maar de dodelijke wond genas. Daarom bewonderde de hele wereld het beest. En ze aanbaden de draak die aan het beest zoveel macht had gegeven. En ze aanbaden het beest en zeiden: "Wie is er zó geweldig als dit beest? Wie is er machtiger dan hij?" Het beest kon ook spreken. Het stond aldoor op te scheppen en zei beledigende dingen over God. Dat deed het 42 maanden lang (3½ jaar). Al die tijd beledigde het beest God, Gods tempel en iedereen die in de hemel woont.

Ook streed het beest tegen de gelovigen. Het kreeg de macht om hen te overwinnen. Het kreeg de macht over alle volken en stammen en landen en talen. En alle mensen op aarde zullen het beest aanbidden. Alleen de mensen die staan opgeschreven in het Boek van het Leven doen daar niet aan mee. Het Boek van het Leven is het boek van het Lam dat is geslacht vanaf het begin van de wereld.

Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren. 10 Mensen die anderen gevangen nemen, zullen zelf gevangen genomen worden. Mensen die geweld gebruiken, zullen zelf door geweld gedood worden. Hierin worden het geloof en het geduld van de gelovigen op de proef gesteld.

Het beest uit de aarde

11 Toen zag ik uit de aarde een ander beest komen. Het had net als het Lam twee horens op zijn kop, maar het sprak als de draak. 12 Het nam alle macht van het eerste beest over. Het tweede beest zorgde ervoor dat alle mensen het eerste beest (dus het beest met de dodelijk wond die weer genezen was) gingen aanbidden. 13 En het deed grote wonderen. Het liet zelfs vuur uit de hemel komen voor de mensen. 14 Omdat het tweede beest zoveel macht had gekregen van het eerste beest en zulke wonderen kon doen, gehoorzaamden de mensen hem. Toen zei het tweede beest tegen de mensen dat ze een beeld moesten maken van het eerste beest (dus van het beest dat de dodelijke zwaardwond had gehad, maar was blijven leven). Dat deden ze en ze aanbaden dat beeld. 15 En het tweede beest kreeg de macht om dat beeld levend te maken. Daardoor kon het beeld van het beest ook spreken. En het doodde alle mensen die het beeld niet wilden aanbidden. 16 Het beest had iedereen in zijn macht: machtige en gewone mensen, rijke en arme mensen, vrije mensen en slaven. Het dwong iedereen om een merkteken op zijn rechterhand of op zijn voorhoofd te dragen.[b] 17 Alleen mensen die dat merkteken hadden, konden iets kopen of verkopen. Het merkteken was de naam van het beest, of het getal dat zijn naam voorstelt.

18 Dit is verstandig om te doen: reken het getal van het beest uit. Want met het getal wordt een mens bedoeld, en zijn getal is 666.

De mensen die door de Heer zijn gered

14 Ik zag het Lam op de berg Sion staan, samen met 144.000 mensen. Op hun voorhoofd stond de naam van het Lam en de naam van zijn Vader. En ik hoorde een geluid uit de hemel komen. Het leek op het geluid van de zee, of van de donder. Ook hoorde ik het geluid van heel veel harpspelers die op hun harp speelden. En ze zongen een nieuw lied vóór de troon, de vier wezens en de 24 gemeenteleiders. Alleen de 144.000 mensen konden dat lied leren. Verder niemand. Zij zijn de mensen van de aarde die door de Heer zijn vrijgekocht. Zij zijn altijd trouw aan het Lam geweest. Ze volgen het Lam, waar Hij ook heengaat. Zij zijn uit de mensen vrijgekocht. En net als het eerste deel van de oogst,[c] zijn zij aan God en aan het Lam gegeven. Nooit hebben ze gelogen. Ze staan als volmaakte mensen voor Gods troon.

De drie engelen

Ik zag hoog in de hemel een andere engel vliegen. Hij had een eeuwige boodschap voor alle mensen op aarde, voor alle volken en stammen en landen en talen. Hij riep luid: "Heb ontzag voor God en eer Hem! Want het moment is gekomen dat Hij gaat rechtspreken! Aanbid Hem die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen heeft gemaakt!"

Achter hem kwam een tweede engel die riep: "Verwoest, verwoest is Babylon, die grote stad die alle volken heeft meegesleurd in haar ongehoorzaamheid aan God."

Achter hem kwam een derde engel die luid riep: "Alle mensen die het beest en zijn beeld aanbidden en het merkteken van het beest op hun voorhoofd of op hun rechterhand hebben, 10 zullen uit de wijnbeker van Gods straf moeten drinken.[d] God zal geen genade met hen hebben. Ze zullen gemarteld worden met vuur en zwavel. De heilige engelen en het Lam zullen toekijken. 11 Hun marteling zal eeuwig duren, dag en nacht. Ze zullen geen moment met rust gelaten worden."

12 Hieruit blijkt het geduld van de gelovigen: dat ze altijd Gods wetten gehoorzamen en hun geloof in Jezus vasthouden.

13 En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: "Schrijf op: Wat is het heerlijk voor de mensen die vanaf dit moment sterven terwijl ze bij de Heer horen. De Geest zegt dat ze mogen uitrusten van alles wat ze gedaan en meegemaakt hebben. Ze gaan nu hun beloning krijgen voor wat ze hebben gedaan."

De oogst van de aarde

14 Toen zag ik een witte wolk. Op die wolk zat Iemand die op een mens leek. Hij had een gouden kroon op zijn hoofd en een scherp maaimes in zijn hand. 15 Er kwam een andere engel uit de tempel. Hij riep luid tegen Hem die op de wolk zat: "Maai met uw maaimes de hele aarde. Nu is het tijd om te maaien. De oogst op de aarde is rijp." 16 En Hij die op de wolk zat, maaide met zijn maaimes de hele aarde.

17 Er kwam nóg een engel uit de tempel die in de hemel staat. Ook hij had een scherp maaimes. 18 En een andere engel kwam uit het altaar. Hij had de macht over het vuur. Hij riep luid tegen de engel met het scherpe maaimes: "Maai met je scherpe maaimes de hele aarde. Oogst de druiventrossen van de wijngaard op aarde. Want de druiven zijn rijp." 19 En de engel oogstte met zijn maaimes de druiven van de aarde. Hij sneed de druiventrossen ermee af en gooide ze in de grote druivenpers van Gods straf. 20 De druiven werden in de pers buiten de stad geperst. Er kwam een enorme stroom bloed[e] uit: het kwam tot de teugels van de paarden (dus ongeveer 1½ m diep) en tot 1600 stadiën ver (300 km).[f]

Het lied van Mozes en het lied van het Lam

15 En ik zag nog iets heel bijzonders in de hemel dat veel indruk op mij maakte. Ik zag zeven engelen die de laatste zeven rampen brachten. Daarmee zou Gods straf afgelopen zijn.

En ik zag iets wat leek op een zee van glas dat gemengd was met vuur. Op die glazen zee stonden de mensen die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam overwonnen hadden. Ze hadden allemaal een harp van God gekregen. En ze zongen het lied van Gods dienaar Mozes[g] en het lied van het Lam.[h] Ze zongen: "Almachtige Heer God, wat U doet is geweldig en wonderlijk. Alles wat U doet, is rechtvaardig en goed, Koning van de gelovigen! Iedereen moet ontzag voor U hebben. Iedereen moet U eren en uw naam prijzen. Want alleen U bent heilig! Alle volken zullen komen en zich in aanbidding voor U op de grond laten vallen, omdat ze hebben gezien dat U rechtvaardig rechtspreekt."

De derde ramp: de zeven engelen met de zeven schalen met de straf van God

Daarna zag ik het heiligdom in de hemel, het heiligdom met de tent van het verbond. Het heiligdom ging open en de zeven engelen die de zeven rampen hadden, kwamen naar buiten. Ze hadden schone, stralend witte, linnen kleren aan. Om hun borst was een gouden band. Eén van de vier wezens gaf aan elk van de zeven engelen een gouden schaal. Elke schaal was vol met de straf van God die eeuwig leeft. En de tempel raakte vol met rook, door de macht en majesteit van God en de kracht van God. Niemand kon het heiligdom binnengaan vóórdat de zeven rampen van de zeven engelen voorbij zouden zijn. (lees verder)

De derde ramp: de zeven engelen met de zeven schalen met de straf van God (vervolg)

16 En ik hoorde een stem uit het heiligdom luid tegen de zeven engelen zeggen: "Ga en giet de zeven schalen van Gods straf leeg op de aarde."

De eerste engel goot zijn schaal leeg op de aarde. Toen kregen de mensen die het merkteken van het beest hadden en het beest aanbaden, vreselijke, pijnlijke puisten.

De tweede engel goot zijn schaal leeg op de zee. Toen veranderde de zee in bloed als van een dode. Alles in de zee ging dood.

De derde engel goot zijn schaal leeg op de rivieren en de waterbronnen. Toen veranderde al het water in bloed. Ik hoorde de engel van het water zeggen: "U die is en die was en die zal zijn, bent rechtvaardig en heilig, omdat U deze straf heeft gegeven. Want de mensen zijn schuldig aan de dood van uw profeten. Ze hebben hun bloed vergoten. Daarom heeft U hun ook bloed te drinken gegeven. Ze hebben het verdiend!" En vanuit het altaar hoorde ik een andere engel zeggen: "Ja, Almachtige Heer God, U bent een rechtvaardig en eerlijk Rechter."

De vierde engel goot zijn schaal leeg op de zon. Toen werd de zon heel erg heet. De mensen leden vreselijk door de enorme hitte van de zon. En ze vervloekten God, die deze rampen liet komen. Maar ze stopten niet met de slechte dingen die ze deden. Ze wilden Hem niet eren.

10 De vijfde engel goot zijn schaal leeg op de troon van het beest. Toen werd het in zijn hele rijk donker. En de mensen beten hun tong stuk van pijn. 11 En omdat ze zoveel pijn hadden en zulke vreselijke puisten hadden, vervloekten ze de God van de hemel. Maar ze stopten niet met de slechte dingen die ze deden.

12 De zesde engel goot zijn schaal leeg op de grote rivier de Eufraat. Toen droogde het water van de rivier op. Daardoor konden de koningen uit het oosten zonder moeite het land binnenvallen. 13 Toen zag ik uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de leugen-profeet drie duivelse geesten komen. Ze leken op kikkers. 14 Ze doen wonderen en gaan naar alle koningen op aarde. Ze roepen hen bij elkaar voor de strijd op de grote dag van de Almachtige God.

15 Jezus zei: "Let op, Ik kom zo onverwachts als een dief. Het zal heerlijk voor de mensen zijn die opgelet hebben en goed voor hun kleren[i] hebben gezorgd. Want zij zullen niet zonder kleren hoeven te lopen en zullen niet naakt gezien worden."

16 En de drie duivelse geesten brachten de koningen en hun legers bij elkaar op de plek die in het Hebreeuws Armageddon[j] wordt genoemd.

17 De zevende engel goot zijn schaal leeg in de lucht. Toen riep een stem luid vanuit het heiligdom in de hemel, vanuit de troon: "Het is voorbij!" 18 Het begon te bliksemen, te rommelen en te donderen. Er was een zware aardbeving. Zo'n zware aardbeving was er nog nooit geweest sinds er mensen op de aarde wonen. 19 De grote stad Babylon viel in drie stukken uit elkaar. De steden van de volken stortten in. Want God was niet vergeten wat het grote Babylon had gedaan. Nu gaf Hij Babylon de straf die ze verdiende. 20 En de eilanden vluchtten weg en de bergen waren er niet meer. 21 Grote hagelstenen van wel 1 talent zwaar (30 kilo) vielen uit de hemel op de mensen. En de mensen vervloekten God vanwege de hagel. Want het was een verschrikkelijke ramp.

De vrouw en het beest

17 Eén van de zeven engelen met de zeven schalen kwam naar mij toe. Hij zei: "Kom hier. Dan zal ik je laten zien wat er gebeurt met de slechte, ontrouwe vrouw die de mensen ongehoorzaam maakt aan God. Ze zit op de zee[k] en de koningen van de aarde zijn naar haar toe gekomen. Ze hebben naar haar geluisterd en meegedaan met de slechte dingen die zij bedacht. Ze deelt haar slechtheid uit als wijn in een beker. En de mensen die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van haar wijn."

Toen nam hij mijn geest mee naar een woestijn. Daar zag ik een vrouw op een vuurrood beest zitten. Het beest was volgeschreven met namen die God beledigen. Het had zeven koppen en tien horens. De vrouw had dure kleren aan en droeg sieraden van goud, edelstenen en parels. In haar hand hield ze een gouden beker vol wijn: de vreselijke dingen die ze deed. Op haar voorhoofd stond een naam geschreven met een verborgen betekenis: 'de grote stad Babylon'. Zij is de moeder van alle slechtheid en van alle verschrikkelijke dingen die er op aarde worden gedaan. Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de gelovigen, het bloed van de mensen die van Jezus vertellen.

Ik was erg verbaasd over wat ik zag en begreep er niets van. De engel zei tegen mij: "Waarom ben je zo verbaasd? Ik zal je vertellen wat de betekenis is van de vrouw, van het beest waar ze op zit, van de zeven koppen en van de tien horens.

Het beest dat je zag, was er eerst, maar is er nu niet. Het zal uit de bodemloze put komen en het zal vernietigd worden. En de mensen die niet vanaf het begin van de aarde opgeschreven staan in het Boek van het Leven, zullen verbaasd zijn als ze het beest zien. Want het was er eerst, en is er nu niet, maar is er toch.

Er is wijsheid voor nodig om het volgende te begrijpen: de zeven koppen zijn zeven bergen waarop de vrouw zit. 10 Ook zijn het zeven koningen. Met vijf van hen is het al afgelopen, één heerst nog, en één moet nog komen. Wanneer hij komt, zal hij maar een korte tijd regeren. 11 En het beest dat er was en er nu niet is, is een achtste koning. Maar hij is ook één van de zeven koningen en hij zal vernietigd worden. 12 De tien horens die je zag, zijn ook tien koningen. Ze regeren nog niet, maar zullen één uur lang de macht krijgen, samen met het beest. 13 Ze hebben allemaal hetzelfde plan en geven allemaal al hun macht en kracht aan het beest. 14 Ze strijden tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen. Want Hij is de machtigste Heer en de hoogste Koning. Hij zal overwinnen, samen met de mensen die bij Hem zijn in de strijd. Zij zijn door Hem uitgekozen en horen bij Hem en zijn trouw aan Hem.

15 De zee waarop je die slechte vrouw zag zitten, zijn stammen en landen en volken en talen. 16 En de tien horens van het beest die je zag, zullen de vrouw haten. Ze zullen haar alles afnemen wat ze heeft, zodat ze zelfs geen kleren meer aan heeft. Ze zullen haar vlees opeten en de resten verbranden. 17 Ze doen dat omdat God dat wil. Ze zullen allemaal al hun macht en kracht aan het beest geven, totdat alles wat God heeft gezegd, is gebeurd.

18 De slechte vrouw die je zag, is de grote stad Babylon die de koningen van de aarde in haar macht heeft."

De vernietiging van de stad Babylon

18 Daarna zag ik een andere, heel machtige engel uit de hemel komen. De hele aarde werd verlicht door de glans van die engel. En hij riep luid: "Vernietigd! Vernietigd is de grote stad Babylon! Het is de woonplaats geworden van duivels, een gevangenis voor duivelse geesten en allerlei onreine, walgelijke vogels.[l] Dat is gebeurd omdat alle volken hebben gedronken van de wijn van Babylons slechtheid. Alle koningen van de aarde hebben met haar slechtheid meegedaan. En de handelaren van de hele wereld zijn rijk geworden door haar enorme rijkdom."

Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel zeggen: "Mijn volk, ga uit die stad weg! Dan zullen jullie niet gaan meedoen met haar slechtheid. En dan zullen jullie niet door dezelfde rampen worden getroffen als zij. Want haar slechtheid heeft zich opgestapeld tot aan de hemel. God is er niets van vergeten en gaat haar er nu voor straffen. Doe met haar wat zij met jullie heeft gedaan. Betaal haar alles dubbel terug. Geef haar het dubbele van wat zijzelf anderen heeft aangedaan. Ze heeft eerst van haar rijkdommen en plezier genoten. Geef haar er nu net zoveel pijn en verdriet voor terug. Want ze zegt bij zichzelf: 'Ik zit als een koningin op mijn troon. Ik ben geen hulpeloze weduwe. Ik zal nooit verdriet hebben.' Daarom zal ze op één dag door alle rampen tegelijk getroffen worden: dood, verdriet en hongersnood, en ze zal verbrand worden. Want de Heer God die over haar rechtspreekt, is machtig.

En de koningen van de aarde die met haar slechtheid hebben meegedaan en door haar rijk geworden zijn, zullen haar in brand zien staan en de rook zien opstijgen. Ze zullen over haar huilen en jammeren. 10 Ze zullen uit de verte toekijken, geschokt over de pijn die ze heeft. En ze zullen zeggen: 'Wat vreselijk! Jij grote, sterke stad Babylon, in één ogenblik ben je vernietigd!' 11 En de handelaren van de aarde zullen over haar huilen en treuren, omdat er nu niemand meer is die hun koopwaar nog koopt. 12 Want Babylon kocht alles: goud, zilver, edelstenen en parels, fijn linnen, dure blauw en rood geverfde stoffen, zijde, geurig hout, allerlei voorwerpen van ivoor en van dure houtsoorten, van koper, ijzer en marmer, 13 ook kaneel, specerijen, wierook, parfum, wijn, olijf-olie, meel en tarwe, kamelen en ezels, schapen, paarden en wagens, en lichamen en zielen van mensen. 14 Ze zullen uitroepen: 'Al die heerlijke en mooie en dure dingen die je zo graag wilde hebben, zijn verdwenen. Je zal ze nooit meer terugkrijgen!'

15 De handelaren die deze dingen kochten en verkochten en die rijk waren geworden door ze aan Babylon te verkopen, zullen uit de verte toekijken. Ze zullen geschokt zijn over de pijn die ze heeft. 16 En ze zullen erover huilen en jammeren, en zeggen: 'Wat vreselijk! Die grote stad, vol prachtige kleren van fijn linnen en van dure blauwe en rode stoffen, die stad die rijk versierd was met goud, edelstenen en parels, is in één ogenblik met al die rijkdom verwoest!' 17 En alle zeelui en matrozen, alle mensen die met handel van overzee hun brood verdienen, zullen uit de verte blijven kijken. 18 Als ze de stad in brand zien staan en de rook zien opstijgen, zullen ze zeggen: 'Geen één stad was zo geweldig als deze stad!' 19 Ze gooien stof op hun hoofd van verdriet en roepen huilend: 'Wat verschrikkelijk, die grote stad waardoor alle zeelui rijk zijn geworden, is in één ogenblik verwoest!'

20 Maar jullie, hemel en mensen die bij God horen, boodschappers van God en profeten, wees blij over wat er met die stad gebeurt! Want God heeft haar gestraft voor wat ze jullie heeft aangedaan."

21 En een sterke engel pakte een steen op, zo groot als een molensteen. Hij gooide hem in zee en zei: "Net zó zal de grote stad Babylon worden weggegooid. Ze zal niet meer bestaan. 22 Nooit meer zal er muziek van harpspelers, zangers, fluitspelers of hoornblazers in de stad worden gehoord. Niemand zal ooit nog iets moois maken in deze stad. Nooit meer zal het geluid van een molensteen te horen zijn. 23 Nooit meer zullen er lampen branden. Nooit meer zal de stem van bruid en bruidegom in de stad worden gehoord. Ooit heersten haar handelaren over de aarde. Door haar toverkunsten werden de mensen verleid tot ongehoorzaamheid aan God. 24 De stad is schuldig aan de dood van profeten en gelovigen en van alle mensen die op aarde zijn gedood." (lees verder)

Footnotes

  1. Openbaring 12:7 Michaël is één van de belangrijkste engelen in de hemel. Lees Daniël 10:13.
  2. Openbaring 13:16 Vergelijk dit met het 'stempel' dat de mensen in Openbaring 7:3 op hun voorhoofd kregen. In de geestelijke wereld is te zien wiens eigendom je bent: hoor je bij God of bij het beest. Het teken op het voorhoofd geeft aan van wie je bent. Het teken op de hand geeft aan wie je dient.
  3. Openbaring 14:4 In het oude testament had God bepaald dat het eerste deel van de oogst en de eerstgeboren dieren van het vee voor Hem waren. Lees Exodus 23:29 en 30.
  4. Openbaring 14:10 Gods straf wordt in de bijbel vaak vergeleken met het drinken uit een wijnbeker. Lees bijvoorbeeld Jeremia 51:7.
  5. Openbaring 14:20 In plaats van 'bloed' kan ook 'druivensap' ('druivenbloed'). Waarschijnlijk is er door de vertalers voor 'bloed' gekozen omdat met de 'druiven' de ongelovige, slechte mensen worden bedoeld. Lees ook Joël 3:13.
  6. Openbaring 14:20 Dit is de afstand van Dan in het noorden van Israël tot Berseba in het zuiden!
  7. Openbaring 15:3 Dat was een lied van overwinning. Mozes leerde dat lied aan de Israëlieten toen ze door de Rietzee waren getrokken en de Egyptenaren verdronken waren. In het lied werd Gods macht geprezen. Lees Exodus 15.
  8. Openbaring 15:3 Hiermee zou Johannes 17 bedoeld kunnen zijn. Dat is niet alleen een gebed, maar ook een lofprijs van Gods wonderlijke daden. Johannes, die dit bijbelboek geschreven heeft, was erbij toen Jezus deze woorden sprak.
  9. Openbaring 16:15 Met die kleren wordt het geloof in Jezus bedoeld. Lees Galaten 3:27.
  10. Openbaring 16:16 'Ar' betekent heuvel. Het gaat hier waarschijnlijk om de 'Heuvel van Megiddo'. Megiddo was een stad in Israël waar de grote handelswegen van en naar Europa, Azië en Afrika samenkwamen.
  11. Openbaring 17:2 Eigenlijk: op 'vele wateren'. Verderop in vers 15 wordt uitgelegd dat hiermee de volken van de aarde bedoeld worden. Lees ook de inleiding op dit bijbelboek.
  12. Openbaring 18:2 Volgens de wet van Mozes mochten de Joden niet alle dieren eten. Dieren die ze niet mochten eten, waren 'onrein'. Lees Leviticus 11.

The Woman and the Dragon

12 A great sign(A) appeared in heaven:(B) a woman clothed with the sun, with the moon under her feet and a crown of twelve stars(C) on her head. She was pregnant and cried out in pain(D) as she was about to give birth. Then another sign appeared in heaven:(E) an enormous red dragon(F) with seven heads(G) and ten horns(H) and seven crowns(I) on its heads. Its tail swept a third(J) of the stars out of the sky and flung them to the earth.(K) The dragon stood in front of the woman who was about to give birth, so that it might devour her child(L) the moment he was born. She gave birth to a son, a male child, who “will rule all the nations with an iron scepter.”[a](M) And her child was snatched up(N) to God and to his throne. The woman fled into the wilderness to a place prepared for her by God, where she might be taken care of for 1,260 days.(O)

Then war broke out in heaven. Michael(P) and his angels fought against the dragon,(Q) and the dragon and his angels(R) fought back. But he was not strong enough, and they lost their place in heaven. The great dragon was hurled down—that ancient serpent(S) called the devil,(T) or Satan,(U) who leads the whole world astray.(V) He was hurled to the earth,(W) and his angels with him.

10 Then I heard a loud voice in heaven(X) say:

“Now have come the salvation(Y) and the power
    and the kingdom of our God,
    and the authority of his Messiah.
For the accuser of our brothers and sisters,(Z)
    who accuses them before our God day and night,
    has been hurled down.
11 They triumphed over(AA) him
    by the blood of the Lamb(AB)
    and by the word of their testimony;(AC)
they did not love their lives so much
    as to shrink from death.(AD)
12 Therefore rejoice, you heavens(AE)
    and you who dwell in them!
But woe(AF) to the earth and the sea,(AG)
    because the devil has gone down to you!
He is filled with fury,
    because he knows that his time is short.”

13 When the dragon(AH) saw that he had been hurled to the earth, he pursued the woman who had given birth to the male child.(AI) 14 The woman was given the two wings of a great eagle,(AJ) so that she might fly to the place prepared for her in the wilderness, where she would be taken care of for a time, times and half a time,(AK) out of the serpent’s reach. 15 Then from his mouth the serpent(AL) spewed water like a river, to overtake the woman and sweep her away with the torrent. 16 But the earth helped the woman by opening its mouth and swallowing the river that the dragon had spewed out of his mouth. 17 Then the dragon was enraged at the woman and went off to wage war(AM) against the rest of her offspring(AN)—those who keep God’s commands(AO) and hold fast their testimony about Jesus.(AP)

The Beast out of the Sea

13 The dragon[b] stood on the shore of the sea. And I saw a beast coming out of the sea.(AQ) It had ten horns and seven heads,(AR) with ten crowns on its horns, and on each head a blasphemous name.(AS) The beast I saw resembled a leopard,(AT) but had feet like those of a bear(AU) and a mouth like that of a lion.(AV) The dragon gave the beast his power and his throne and great authority.(AW) One of the heads of the beast seemed to have had a fatal wound, but the fatal wound had been healed.(AX) The whole world was filled with wonder(AY) and followed the beast. People worshiped the dragon because he had given authority to the beast, and they also worshiped the beast and asked, “Who is like(AZ) the beast? Who can wage war against it?”

The beast was given a mouth to utter proud words and blasphemies(BA) and to exercise its authority for forty-two months.(BB) It opened its mouth to blaspheme God, and to slander his name and his dwelling place and those who live in heaven.(BC) It was given power to wage war(BD) against God’s holy people and to conquer them. And it was given authority over every tribe, people, language and nation.(BE) All inhabitants of the earth(BF) will worship the beast—all whose names have not been written in the Lamb’s book of life,(BG) the Lamb(BH) who was slain from the creation of the world.[c](BI)

Whoever has ears, let them hear.(BJ)

10 “If anyone is to go into captivity,
    into captivity they will go.
If anyone is to be killed[d] with the sword,
    with the sword they will be killed.”[e](BK)

This calls for patient endurance and faithfulness(BL) on the part of God’s people.(BM)

The Beast out of the Earth

11 Then I saw a second beast, coming out of the earth.(BN) It had two horns like a lamb, but it spoke like a dragon.(BO) 12 It exercised all the authority(BP) of the first beast on its behalf,(BQ) and made the earth and its inhabitants worship the first beast,(BR) whose fatal wound had been healed.(BS) 13 And it performed great signs,(BT) even causing fire to come down from heaven(BU) to the earth in full view of the people. 14 Because of the signs(BV) it was given power to perform on behalf of the first beast, it deceived(BW) the inhabitants of the earth.(BX) It ordered them to set up an image in honor of the beast who was wounded by the sword and yet lived.(BY) 15 The second beast was given power to give breath to the image of the first beast, so that the image could speak and cause all who refused to worship(BZ) the image to be killed.(CA) 16 It also forced all people, great and small,(CB) rich and poor, free and slave, to receive a mark on their right hands or on their foreheads,(CC) 17 so that they could not buy or sell unless they had the mark,(CD) which is the name of the beast or the number of its name.(CE)

18 This calls for wisdom.(CF) Let the person who has insight calculate the number of the beast, for it is the number of a man.[f](CG) That number is 666.

The Lamb and the 144,000

14 Then I looked, and there before me was the Lamb,(CH) standing on Mount Zion,(CI) and with him 144,000(CJ) who had his name and his Father’s name(CK) written on their foreheads.(CL) And I heard a sound from heaven like the roar of rushing waters(CM) and like a loud peal of thunder.(CN) The sound I heard was like that of harpists playing their harps.(CO) And they sang a new song(CP) before the throne and before the four living creatures(CQ) and the elders.(CR) No one could learn the song except the 144,000(CS) who had been redeemed from the earth. These are those who did not defile themselves with women, for they remained virgins.(CT) They follow the Lamb wherever he goes.(CU) They were purchased from among mankind(CV) and offered as firstfruits(CW) to God and the Lamb. No lie was found in their mouths;(CX) they are blameless.(CY)

The Three Angels

Then I saw another angel flying in midair,(CZ) and he had the eternal gospel to proclaim to those who live on the earth(DA)—to every nation, tribe, language and people.(DB) He said in a loud voice, “Fear God(DC) and give him glory,(DD) because the hour of his judgment has come. Worship him who made(DE) the heavens, the earth, the sea and the springs of water.”(DF)

A second angel followed and said, “‘Fallen! Fallen is Babylon the Great,’[g](DG) which made all the nations drink the maddening wine of her adulteries.”(DH)

A third angel followed them and said in a loud voice: “If anyone worships the beast(DI) and its image(DJ) and receives its mark on their forehead(DK) or on their hand, 10 they, too, will drink the wine of God’s fury,(DL) which has been poured full strength into the cup of his wrath.(DM) They will be tormented with burning sulfur(DN) in the presence of the holy angels and of the Lamb. 11 And the smoke of their torment will rise for ever and ever.(DO) There will be no rest day or night(DP) for those who worship the beast and its image,(DQ) or for anyone who receives the mark of its name.”(DR) 12 This calls for patient endurance(DS) on the part of the people of God(DT) who keep his commands(DU) and remain faithful to Jesus.

13 Then I heard a voice from heaven say, “Write this: Blessed are the dead who die in the Lord(DV) from now on.”

“Yes,” says the Spirit,(DW) “they will rest from their labor, for their deeds will follow them.”

Harvesting the Earth and Trampling the Winepress

14 I looked, and there before me was a white cloud,(DX) and seated on the cloud was one like a son of man[h](DY) with a crown(DZ) of gold on his head and a sharp sickle in his hand. 15 Then another angel came out of the temple(EA) and called in a loud voice to him who was sitting on the cloud, “Take your sickle(EB) and reap, because the time to reap has come, for the harvest(EC) of the earth is ripe.” 16 So he who was seated on the cloud swung his sickle over the earth, and the earth was harvested.

17 Another angel came out of the temple in heaven, and he too had a sharp sickle.(ED) 18 Still another angel, who had charge of the fire, came from the altar(EE) and called in a loud voice to him who had the sharp sickle, “Take your sharp sickle(EF) and gather the clusters of grapes from the earth’s vine, because its grapes are ripe.” 19 The angel swung his sickle on the earth, gathered its grapes and threw them into the great winepress of God’s wrath.(EG) 20 They were trampled in the winepress(EH) outside the city,(EI) and blood(EJ) flowed out of the press, rising as high as the horses’ bridles for a distance of 1,600 stadia.[i]

Seven Angels With Seven Plagues

15 I saw in heaven another great and marvelous sign:(EK) seven angels(EL) with the seven last plagues(EM)—last, because with them God’s wrath is completed. And I saw what looked like a sea of glass(EN) glowing with fire and, standing beside the sea, those who had been victorious(EO) over the beast(EP) and its image(EQ) and over the number of its name.(ER) They held harps(ES) given them by God and sang the song of God’s servant(ET) Moses(EU) and of the Lamb:(EV)

“Great and marvelous are your deeds,(EW)
    Lord God Almighty.(EX)
Just and true are your ways,(EY)
    King of the nations.[j]
Who will not fear you, Lord,(EZ)
    and bring glory to your name?(FA)
For you alone are holy.
All nations will come
    and worship before you,(FB)
for your righteous acts(FC) have been revealed.”[k]

After this I looked, and I saw in heaven the temple(FD)—that is, the tabernacle of the covenant law(FE)—and it was opened.(FF) Out of the temple(FG) came the seven angels with the seven plagues.(FH) They were dressed in clean, shining linen(FI) and wore golden sashes around their chests.(FJ) Then one of the four living creatures(FK) gave to the seven angels(FL) seven golden bowls filled with the wrath of God, who lives for ever and ever.(FM) And the temple was filled with smoke(FN) from the glory of God and from his power, and no one could enter the temple(FO) until the seven plagues of the seven angels were completed.

The Seven Bowls of God’s Wrath

16 Then I heard a loud voice from the temple(FP) saying to the seven angels,(FQ) “Go, pour out the seven bowls of God’s wrath on the earth.”(FR)

The first angel went and poured out his bowl on the land,(FS) and ugly, festering sores(FT) broke out on the people who had the mark of the beast and worshiped its image.(FU)

The second angel poured out his bowl on the sea, and it turned into blood like that of a dead person, and every living thing in the sea died.(FV)

The third angel poured out his bowl on the rivers and springs of water,(FW) and they became blood.(FX) Then I heard the angel in charge of the waters say:

“You are just in these judgments,(FY) O Holy One,(FZ)
    you who are and who were;(GA)
for they have shed the blood of your holy people and your prophets,(GB)
    and you have given them blood to drink(GC) as they deserve.”

And I heard the altar(GD) respond:

“Yes, Lord God Almighty,(GE)
    true and just are your judgments.”(GF)

The fourth angel(GG) poured out his bowl on the sun,(GH) and the sun was allowed to scorch people with fire.(GI) They were seared by the intense heat and they cursed the name of God,(GJ) who had control over these plagues, but they refused to repent(GK) and glorify him.(GL)

10 The fifth angel poured out his bowl on the throne of the beast,(GM) and its kingdom was plunged into darkness.(GN) People gnawed their tongues in agony 11 and cursed(GO) the God of heaven(GP) because of their pains and their sores,(GQ) but they refused to repent of what they had done.(GR)

12 The sixth angel poured out his bowl on the great river Euphrates,(GS) and its water was dried up to prepare the way(GT) for the kings from the East.(GU) 13 Then I saw three impure spirits(GV) that looked like frogs;(GW) they came out of the mouth of the dragon,(GX) out of the mouth of the beast(GY) and out of the mouth of the false prophet.(GZ) 14 They are demonic spirits(HA) that perform signs,(HB) and they go out to the kings of the whole world,(HC) to gather them for the battle(HD) on the great day(HE) of God Almighty.

15 “Look, I come like a thief!(HF) Blessed is the one who stays awake(HG) and remains clothed, so as not to go naked and be shamefully exposed.”(HH)

16 Then they gathered the kings together(HI) to the place that in Hebrew(HJ) is called Armageddon.(HK)

17 The seventh angel poured out his bowl into the air,(HL) and out of the temple(HM) came a loud voice(HN) from the throne, saying, “It is done!”(HO) 18 Then there came flashes of lightning, rumblings, peals of thunder(HP) and a severe earthquake.(HQ) No earthquake like it has ever occurred since mankind has been on earth,(HR) so tremendous was the quake. 19 The great city(HS) split into three parts, and the cities of the nations collapsed. God remembered(HT) Babylon the Great(HU) and gave her the cup filled with the wine of the fury of his wrath.(HV) 20 Every island fled away and the mountains could not be found.(HW) 21 From the sky huge hailstones,(HX) each weighing about a hundred pounds,[l] fell on people. And they cursed God(HY) on account of the plague of hail,(HZ) because the plague was so terrible.

Babylon, the Prostitute on the Beast

17 One of the seven angels(IA) who had the seven bowls(IB) came and said to me, “Come, I will show you the punishment(IC) of the great prostitute,(ID) who sits by many waters.(IE) With her the kings of the earth committed adultery, and the inhabitants of the earth were intoxicated with the wine of her adulteries.”(IF)

Then the angel carried me away in the Spirit(IG) into a wilderness.(IH) There I saw a woman sitting on a scarlet(II) beast that was covered with blasphemous names(IJ) and had seven heads and ten horns.(IK) The woman was dressed in purple and scarlet, and was glittering with gold, precious stones and pearls.(IL) She held a golden cup(IM) in her hand, filled with abominable things and the filth of her adulteries.(IN) The name written on her forehead was a mystery:(IO)

babylon the great(IP)

the mother of prostitutes(IQ)

and of the abominations of the earth.

I saw that the woman was drunk with the blood of God’s holy people,(IR) the blood of those who bore testimony to Jesus.

When I saw her, I was greatly astonished. Then the angel said to me: “Why are you astonished? I will explain to you the mystery(IS) of the woman and of the beast she rides, which has the seven heads and ten horns.(IT) The beast, which you saw, once was, now is not, and yet will come up out of the Abyss(IU) and go to its destruction.(IV) The inhabitants of the earth(IW) whose names have not been written in the book of life(IX) from the creation of the world will be astonished(IY) when they see the beast, because it once was, now is not, and yet will come.

“This calls for a mind with wisdom.(IZ) The seven heads(JA) are seven hills on which the woman sits. 10 They are also seven kings. Five have fallen, one is, the other has not yet come; but when he does come, he must remain for only a little while. 11 The beast who once was, and now is not,(JB) is an eighth king. He belongs to the seven and is going to his destruction.

12 “The ten horns(JC) you saw are ten kings who have not yet received a kingdom, but who for one hour(JD) will receive authority as kings along with the beast. 13 They have one purpose and will give their power and authority to the beast.(JE) 14 They will wage war(JF) against the Lamb, but the Lamb will triumph over(JG) them because he is Lord of lords and King of kings(JH)—and with him will be his called, chosen(JI) and faithful followers.”

15 Then the angel said to me, “The waters(JJ) you saw, where the prostitute sits, are peoples, multitudes, nations and languages.(JK) 16 The beast and the ten horns(JL) you saw will hate the prostitute.(JM) They will bring her to ruin(JN) and leave her naked;(JO) they will eat her flesh(JP) and burn her with fire.(JQ) 17 For God has put it into their hearts(JR) to accomplish his purpose by agreeing to hand over to the beast their royal authority,(JS) until God’s words are fulfilled.(JT) 18 The woman you saw is the great city(JU) that rules over the kings of the earth.”

Lament Over Fallen Babylon

18 After this I saw another angel(JV) coming down from heaven.(JW) He had great authority, and the earth was illuminated by his splendor.(JX) With a mighty voice he shouted:

“‘Fallen! Fallen is Babylon the Great!’[m](JY)
    She has become a dwelling for demons
and a haunt for every impure spirit,(JZ)
    a haunt for every unclean bird,
    a haunt for every unclean and detestable animal.(KA)
For all the nations have drunk
    the maddening wine of her adulteries.(KB)
The kings of the earth committed adultery with her,(KC)
    and the merchants of the earth grew rich(KD) from her excessive luxuries.”(KE)

Warning to Escape Babylon’s Judgment

Then I heard another voice from heaven say:

“‘Come out of her, my people,’[n](KF)
    so that you will not share in her sins,
    so that you will not receive any of her plagues;(KG)
for her sins are piled up to heaven,(KH)
    and God has remembered(KI) her crimes.
Give back to her as she has given;
    pay her back(KJ) double(KK) for what she has done.
    Pour her a double portion from her own cup.(KL)
Give her as much torment and grief
    as the glory and luxury she gave herself.(KM)
In her heart she boasts,
    ‘I sit enthroned as queen.
I am not a widow;[o]
    I will never mourn.’(KN)
Therefore in one day(KO) her plagues will overtake her:
    death, mourning and famine.
She will be consumed by fire,(KP)
    for mighty is the Lord God who judges her.

Threefold Woe Over Babylon’s Fall

“When the kings of the earth who committed adultery with her(KQ) and shared her luxury(KR) see the smoke of her burning,(KS) they will weep and mourn over her.(KT) 10 Terrified at her torment, they will stand far off(KU) and cry:

“‘Woe! Woe to you, great city,(KV)
    you mighty city of Babylon!
In one hour(KW) your doom has come!’

11 “The merchants(KX) of the earth will weep and mourn(KY) over her because no one buys their cargoes anymore(KZ) 12 cargoes of gold, silver, precious stones and pearls; fine linen, purple, silk and scarlet cloth; every sort of citron wood, and articles of every kind made of ivory, costly wood, bronze, iron and marble;(LA) 13 cargoes of cinnamon and spice, of incense, myrrh and frankincense, of wine and olive oil, of fine flour and wheat; cattle and sheep; horses and carriages; and human beings sold as slaves.(LB)

14 “They will say, ‘The fruit you longed for is gone from you. All your luxury and splendor have vanished, never to be recovered.’ 15 The merchants who sold these things and gained their wealth from her(LC) will stand far off,(LD) terrified at her torment. They will weep and mourn(LE) 16 and cry out:

“‘Woe! Woe to you, great city,(LF)
    dressed in fine linen, purple and scarlet,
    and glittering with gold, precious stones and pearls!(LG)
17 In one hour(LH) such great wealth has been brought to ruin!’(LI)

“Every sea captain, and all who travel by ship, the sailors, and all who earn their living from the sea,(LJ) will stand far off.(LK) 18 When they see the smoke of her burning,(LL) they will exclaim, ‘Was there ever a city like this great city(LM)?’(LN) 19 They will throw dust on their heads,(LO) and with weeping and mourning(LP) cry out:

“‘Woe! Woe to you, great city,(LQ)
    where all who had ships on the sea
    became rich through her wealth!
In one hour she has been brought to ruin!’(LR)

20 “Rejoice over her, you heavens!(LS)
    Rejoice, you people of God!
    Rejoice, apostles and prophets!
For God has judged her
    with the judgment she imposed on you.”(LT)

The Finality of Babylon’s Doom

21 Then a mighty angel(LU) picked up a boulder the size of a large millstone and threw it into the sea,(LV) and said:

“With such violence
    the great city(LW) of Babylon will be thrown down,
    never to be found again.
22 The music of harpists and musicians, pipers and trumpeters,
    will never be heard in you again.(LX)
No worker of any trade
    will ever be found in you again.
The sound of a millstone
    will never be heard in you again.(LY)
23 The light of a lamp
    will never shine in you again.
The voice of bridegroom and bride
    will never be heard in you again.(LZ)
Your merchants were the world’s important people.(MA)
    By your magic spell(MB) all the nations were led astray.
24 In her was found the blood of prophets and of God’s holy people,(MC)
    of all who have been slaughtered on the earth.”(MD)

Footnotes

  1. Revelation 12:5 Psalm 2:9
  2. Revelation 13:1 Some manuscripts And I
  3. Revelation 13:8 Or written from the creation of the world in the book of life belonging to the Lamb who was slain
  4. Revelation 13:10 Some manuscripts anyone kills
  5. Revelation 13:10 Jer. 15:2
  6. Revelation 13:18 Or is humanity’s number
  7. Revelation 14:8 Isaiah 21:9
  8. Revelation 14:14 See Daniel 7:13.
  9. Revelation 14:20 That is, about 180 miles or about 300 kilometers
  10. Revelation 15:3 Some manuscripts ages
  11. Revelation 15:4 Phrases in this song are drawn from Psalm 111:2,3; Deut. 32:4; Jer. 10:7; Psalms 86:9; 98:2.
  12. Revelation 16:21 Or about 45 kilograms
  13. Revelation 18:2 Isaiah 21:9
  14. Revelation 18:4 Jer. 51:45
  15. Revelation 18:7 See Isaiah 47:7,8.