Add parallel Print Page Options

Zacharia roept de mensen op om bij God terug te komen

In de achtste maand van het jaar, toen Darius twee jaar koning van Juda was,[a] sprak de Heer tegen de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, die een zoon was van Iddo.

De Heer zei: "Ik ben erg kwaad geweest op jullie voorouders. Maar nu moet je tegen de mensen zeggen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Kom terug bij Mij, dan zal Ik bij jullie terugkomen. Doe niet dezelfde dingen als jullie voorouders. Mijn profeten hadden hen gewaarschuwd: 'Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Stop met de slechte dingen die jullie doen.' Maar ze hebben niet willen luisteren. Ze trokken zich niets van Mij aan. En waar zijn jullie voorouders nu? En de profeten? Leven zij voor eeuwig? Nee, maar jullie voorouders zijn getroffen door de woorden die mijn profeten tegen hen moesten zeggen. Daardoor zijn ze inderdaad bij Mij teruggekomen. Want ze zeiden: 'De Heer heeft precies met ons gedaan wat Hij gezegd had.[b] Hij heeft ons inderdaad gestraft voor wat wij hebben gedaan.' "

De vier ruiters

Op de 24e dag van de elfde maand (dat is de maand Sebat) sprak de Heer tegen de profeet Zacharia. Darius was toen twee jaar koning van Juda.

Zacharia zegt: De Heer liet mij vannacht iets zien. Het was alsof ik droomde. Ik zag een man op een rood paard. Hij stond in een dal, tussen de struiken. Achter hem waren ruiters op rode, bruine en witte paarden. Ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Wat betekent dit, heer?" Hij antwoordde: "Ik zal je laten zien wat het betekent."

10 Toen zei de man op het rode paard tussen de struiken: "Deze ruiters moesten van de Heer over de aarde rondtrekken." 11 En zij zeiden tegen de Engel van de Heer die tussen de struiken stond: "Wij zijn over de hele aarde rondgetrokken, en overal is het rustig."[c] 12 Toen zei de Engel van de Heer: "Heer van de hemelse legers, hoelang zal het nog duren voordat U weer medelijden zal hebben met Jeruzalem en de steden van Juda? U bent nu al 70 jaar boos op hen geweest." 13 Toen zei de Heer mooie, troostende dingen tegen de engel die met mij sprak.

14 Daarna zei de engel die met mij sprak: "Zeg tegen de mensen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik heb nog steeds een vurige liefde voor Jeruzalem en de berg Sion. 15 Maar Ik ben woedend op die zorgeloze andere volken. Want zij hebben mijn volk veel kwaad gedaan toen Ik korte tijd boos was op mijn volk. 16 Daarom heb Ik weer medelijden gekregen met Jeruzalem, zegt de Heer van de hemelse legers. Mijn tempel zal daar weer opgebouwd worden, zegt de Heer van de hemelse legers. Jeruzalem zal herbouwd worden. 17 Roep ook tegen de mensen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Het zal weer goed komen met mijn steden. Ik zal Jeruzalem weer uitkiezen om daar te wonen. En Ik zal de bewoners weer troosten."

De vier horens en de vier smeden

18 Toen zag ik vier horens. 19 En ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Wat betekent dit?" Hij antwoordde: "Deze horens zijn de landen die Juda, Israël en Jeruzalem uit elkaar gejaagd hebben." 20 Daarna liet de Heer mij vier smeden zien. 21 Ik vroeg: "Wat komen zij doen?" De engel zei: "Die horens waren de machten die Juda zó vernederd hebben dat niemand in Juda nog durfde op te kijken. Deze smeden zijn gekomen om die horens stuk te slaan. Dat gebeurt omdat die horens het gewaagd hebben Juda zoveel kwaad te doen."

De man met het meetlint – terug naar Jeruzalem

Toen zag ik een man met een meetlint in zijn hand. Ik vroeg hem: "Waar gaat u heen?" Hij antwoordde: "Ik ga Jeruzalem opmeten. Ik ga kijken hoe lang en hoe breed de stad moet worden." Toen liep de engel die met mij sprak naar voren, en een andere engel kwam hem tegemoet. Hij zei tegen hem: "Loop snel naar die jongeman (= Zacharia) en zeg hem: Er zullen geen muren rond de stad komen. Want er zullen zoveel mensen en dieren in Jeruzalem wonen, dat er geen muren omheen gebouwd kunnen worden. Het zal een open stad zijn. En de Heer zegt: Ik zal Zelf als een muur van vuur zijn rond de stad. Ik zal Zelf de trots van de stad zijn.

De Heer zegt: Hup! Hup! Vlucht uit het Noorderland! Ik had jullie naar de vier windstreken weggejaagd,[d] zegt de Heer. En hup, bewoners van Jeruzalem! Vlucht nu weg uit Babel en kom terug naar Jeruzalem! De Heer van de hemelse legers zegt: Nadat Hij Mij[e] geëerd heeft, stuurt Hij Mij naar de volken door wie jullie beroofd zijn. Want wie aan jullie komt, komt aan zijn lieveling! Let op: Ik zal die volken daarvoor straffen. Ik zal ervoor zorgen dat ze de buit worden van mijn dienaren.

– Wanneer dat gebeurt, zullen jullie geloven dat de Heer van de hemelse legers mij heeft gestuurd.

10 De Heer zegt: Juich en wees blij, bewoners van Jeruzalem, want Ik kom eraan. Ik kom bij jullie wonen. 11 Dan zullen heel veel volken bij de Heer gaan horen. Zij zullen mijn volk worden, en Ik zal bij jullie wonen."

– Wanneer dat gebeurt, zullen jullie weten dat de Heer van de hemelse legers mij naar jullie heeft gestuurd.

12 Juda zal weer het eigendom van de Heer worden en zal weer wonen in het land dat de Heer aan Juda gegeven heeft. Hij zal Jeruzalem weer uitkiezen om daar te wonen. 13 Laat iedereen stil zijn voor de Heer. Want Hij staat klaar om te doen wat Hij heeft gezegd.

De hogepriester Jozua

Toen liet hij mij de hogepriester Jozua zien.[f] Hij stond voor de Engel van de Heer. Rechts van hem stond de duivel, om hem te beschuldigen. Maar de Heer zei tegen de duivel: "Hoe durf je hem te beschuldigen, duivel! De Heer die Jeruzalem uitkiest zal jou daarvoor straffen. Deze man is gered zoals een stuk hout gered wordt uit het vuur."

Jozua stond daar in vuile kleren voor de Engel. Toen zei de Engel van de Heer tegen hen die bij Hem stonden: "Trek hem die vuile kleren uit." Tegen Jozua zei Hij: "Zoals Ik je die vuile kleren uittrek, zo doe Ik ook je schuld weg voor alles wat je verkeerd hebt gedaan. Ik geef je feestkleren om aan te trekken. Ook zeg Ik: Zet hem een schone tulband op zijn hoofd." Toen zetten ze een schone tulband op zijn hoofd en trokken hem mooie kleren aan. De Engel van de Heer stond erbij. Toen zei de Engel van de Heer tegen Jozua: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Als je leeft zoals Ik het wil, en als je Mij dient op de manier die Ik bevolen heb, dan zul jij toezicht houden op mijn tempel en op de pleinen van mijn tempel. Dan mag jij hier, net als de anderen die je hier ziet, bij Mij komen. Luister, hogepriester Jozua, jij en de priesters die bij je horen zijn een teken van dingen die nog komen. Ik zal mijn dienaar sturen, de jonge tak.[g] Kijk, Ik leg een steen voor je neer. Op die ene steen zijn zeven ogen.[h] En kijk, op die steen zal Ik Zelf een tekst schrijven, zegt de Heer van de hemelse legers. En op een dag zal Ik de schuld van dit land wegdoen. 10 Vanaf die dag zullen jullie met elkaar in rust en vrede in jullie land kunnen wonen, zegt de Heer van de hemelse legers."

De twee olielampen en de twee olijfbomen

De engel die steeds met mij sprak, kwam opnieuw bij me. Hij maakte me wakker, zoals je iemand die slaapt, wakker maakt. Hij vroeg mij: "Wat zie je?" Ik antwoordde: "Ik zie een kandelaar, helemaal van goud. Bovenop de voet van de kandelaar is een kruikje met olie. De kandelaar heeft zeven olie-lampen, en zeven buizen die naar de zeven lampen gaan. Naast de kandelaar en het kruikje staan twee grote olijfbomen, één links en één rechts." En ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Heer, wat betekent dit?" De engel antwoordde: "Weet je dat niet?" Ik zei: "Nee, heer." Toen zei hij: "Dit is een boodschap van de Heer voor Zerubbabel.[i] Het betekent: niet door kracht of geweld zal het werk worden gedaan, maar door mijn Geest, zegt de Heer van de hemelse legers. Grote berg van problemen, jij zal voor Zerubbabel veranderen in een vlakte.[j] Hij zal de laatste bouwsteen plaatsen, terwijl het hele volk roept: 'Heer, wees goed voor deze tempel!' " Ook zei de Heer tegen mij: "Zerubbabel is begonnen met de bouw van deze tempel. Hij zal het werk ook afmaken."

– Wanneer dat gebeurt, zullen jullie geloven dat de Heer van de hemelse legers mij naar jullie heeft gestuurd.

10 Wees blij met de kleine dingen! Het begin is maar klein. De mensen zullen blij zijn als ze in de handen van Zerubbabel de steen met lood zien.[k] Op die steen staan de zeven ogen van de Heer die rondgaan over de hele aarde en alles zien wat er gebeurt.

11 Ik vroeg aan de engel: "Wat betekenen die twee olijfbomen links en rechts van de kandelaar? 12 En wat betekent het dat er van twee olijftakken door twee gouden buizen goudkleurige olie naar de lamp stroomt?" 13 De engel vroeg mij: "Weet je dat niet?" Ik antwoordde: "Nee, heer." 14 Toen zei hij: "Die twee takken zijn de twee mannen die zijn gezalfd[l] om de Heer van de hele aarde te dienen."

Footnotes

  1. Zacharia 1:1 Het koninkrijk Juda was veroverd door Babylonië. Babylonië was op zijn beurt veroverd door Perzië. Koning Darius van Perzië was zo dus ook koning van Juda geworden.
  2. Zacharia 1:6 Lees Deuteronomium 28. En zo is het inderdaad gegaan. Tenslotte werden ze als gevangenen meegenomen naar andere landen: het koninkrijk Israël naar Assur en het koninkrijk Juda naar Babylonië.
  3. Zacharia 1:11 Toen koning Darius aan de macht kwam, kwam de vrede weer terug. Hij was een vredelievende koning. Omdat hij een heel groot rijk had, zeggen de engelen dat het 'overal op de hele aarde' rustig is.
  4. Zacharia 2:6 'Het volk dat naar de vier windstreken is weggejaagd' is het noordelijke koninkrijk Israël, dat gevangen meegenomen is naar Assur en daar verdwenen is. 'Het volk in Babel' is het zuidelijke koninkrijk Juda, dat gevangen meegenomen was naar Babel. Maar zij 'verdwenen' niet: ze bleven herkenbaar als volk en een klein aantal van hen ging terug naar Juda.
  5. Zacharia 2:8 Lees Matteüs 24:30 en Matteüs 25:31.
  6. Zacharia 3:1 Dit is de Jozua die met Zerubbabel uit Babel terugkwam naar Jeruzalem. Lees Ezra 2:2.
  7. Zacharia 3:8 Zelfs een boomstronk kan nog uitspruiten, ook al lijkt het dat er geen leven meer in zit. Met de 'jonge tak' wordt daarom een nieuw begin bedoeld. Op de meeste plaatsen in de bijbel wordt hiermee Jezus bedoeld. Hij zal uit de familie van David geboren worden. Dus eigenlijk een nieuwe tak aan de stamboom van de familie van David. Lees ook Jesaja 11:1.
  8. Zacharia 3:9 Lees ook Zacharia 4:10 en Openbaring 5:6.
  9. Zacharia 4:6 Lees Ezra 2:2
  10. Zacharia 4:7 Zerubbabel was met een deel van het volk uit Babel teruggekomen om de tempel te herbouwen. Hij had daarbij met allerlei moeilijkheden te maken. Daarover is te lezen in Ezra 4, 5 en 6.
  11. Zacharia 4:10 Vroeger werd tekst op stenen gemaakt door de letters uit te beitelen en dan vol te gieten met goud of lood. Lood werd gebruikt als er geen geld was voor goud. In de steen van Zerubbabel zijn 'de zeven ogen van de Heer' uitgebeiteld. (Bron: G.A. van de Weerd, de Profeet Zacharia, pag. 103).
  12. Zacharia 4:14 Iemand zalven voor een speciale taak voor de Heer gebeurde met olijf-olie. Lees bijvoorbeeld Exodus 30:22-33.