Add parallel Print Page Options

De boodschap van de engel van de Here

In de achtste maand van koning Dariusʼ tweede regeringsjaar ontving de profeet Zacharia, de zoon van Berechja en kleinzoon van Iddo, deze boodschap van de Here.

‘De Here is toornig geweest op uw voorouders. Maar tegen u zegt Hij: “Als u bij Mij terugkomt, zal Ik ook bij u terugkomen.” Wees niet zoals uw voorouders! De vroegere profeten zeiden tegen hen: “De Here van de hemelse legers zegt dat u moet ophouden met uw kwade praktijken,” maar zij luisterden niet. Zij bekommerden zich niet om Mij. Wat is er van uw voorouders en hun profeten geworden? Maar mijn woord houdt eeuwig stand! De woorden die Ik door mijn profeten liet verkondigen, hebben uw voorouders ten slotte toch bereikt, waarna zij tot inkeer kwamen. Toen moesten zij erkennen: “De Here van de hemelse legers had ons nog zo gewaarschuwd, maar moest uiteindelijk zijn dreigementen toch uitvoeren. Wij kregen wat wij verdienden.” ’

Op de vierentwintigste dag van de elfde maand, de maand Sebat, nog steeds in het tweede regeringsjaar van koning Darius, ontving de profeet Zacharia opnieuw een boodschap van de Here. Deze keer kwam de boodschap ʼs nachts in de vorm van een visioen: ik zag een man op een rood paard. Hij stond tussen de mirtestruiken in een rivierdal en achter hem stonden andere paarden, rode, bruine en witte. Een engel stond naast mij en ik vroeg hem: ‘Waarvoor zijn al die paarden daar, mijn heer?’ ‘Ik zal het u vertellen,’ zei hij. 10 De man die tussen de mirtestruiken stond, zei: ‘De Here heeft hen uitgestuurd om voor Hem de hele aarde te verkennen.’ 11 Toen brachten de andere ruiters de engel van de Here verslag uit van hun tocht: ‘Wij hebben de hele aarde verkend en het is overal volkomen rustig.’ 12 Bij het horen hiervan zei de engel van de Here: ‘Here van de hemelse legers, U bent nu al zeventig jaar toornig geweest op Jeruzalem en de andere steden in Juda. Hoelang zal het nog duren voordat U Zich hun lot aantrekt en weer medelijden toont?’ 13 De Here antwoordde de engel die naast mij stond met vriendelijke, troostrijke woorden.

14 Toen zei de engel tegen mij: ‘Predik dit namens de Here van de hemelse legers: “Denkt u dat het Mij niets kan schelen wat er met Jeruzalem en Juda is gebeurd? Ik waak over hen! 15 Ik ben in grote woede ontstoken tegen de heidense volken die zo zelfverzekerd zijn. Ik was niet erg kwaad op mijn volk, maar die volken hebben hen buitensporig zwaar gestraft. 16 Daarom,” zegt de Here, “zal Ik medelijden hebben en terugkeren naar Jeruzalem. Mijn tempel zal worden herbouwd en ook Jeruzalem zal weer herrijzen. 17 Herhaal het nog eens: de Here van de hemelse legers belooft dat de steden van Israël zullen overvloeien van welvaart. En de Here zal Jeruzalem weer troosten en zegenen en in haar wonen.” ’

18 Toen keek ik op en zag vier horens. 19 ‘Wat betekent dat?’ vroeg ik de engel. Hij antwoordde: ‘Zij vertegenwoordigen de vier wereldmachten die Juda, Israël en Jeruzalem hebben verstrooid.’ 20 Vervolgens liet de Here mij vier smeden zien. 21 ‘Wat komen die mannen doen?’ vroeg ik. De engel antwoordde: ‘Zij zijn gekomen om de vier horens die de bevolking van Juda zo volkomen hebben uiteengeslagen, vast te grijpen. Zij zullen hen stukslaan op het aambeeld en weggooien.’

God kiest Jeruzalem als woonplaats

Toen ik om mij heen keek, zag ik een man met een meetlat in zijn hand. ‘Waar gaat u heen?’ vroeg ik. ‘Ik ga Jeruzalem opmeten,’ zei hij. ‘Ik ga de stad opmeten om te zien hoe groot ze moet worden.’ Daarna liep de engel die met mij sprak, een andere engel tegemoet die zijn richting opkwam. ‘Ga die jongeman vertellen,’ zei de andere engel, ‘dat Jeruzalem eens zó vol zal zijn dat er niet voor iedereen plaats is! Velen zullen buiten de stadsmuren wonen met hun grote kudden vee en toch zullen zij veilig zijn. Want de Here Zelf zal als een muur van vuur rondom hen en de stad zijn. En Hij zal met zijn macht en majesteit in haar wonen.’

‘Gauw, vooruit, vlucht weg uit Babel,’ spoort de Here alle ballingen daar aan. ‘Ik heb u uiteengejaagd naar alle vier de windstreken, maar zal u weer bij elkaar brengen. Vooruit, vlucht nu naar Sion!’ De Here van de hemelse legers, vol macht en majesteit, heeft mij naar de volken gestuurd door wie u werd onderdrukt. Want wie u aanraakt, raakt zijn oogappel aan. Ik zal hen onder mijn vuist verpletteren en zij zullen een prooi worden voor hun knechten. Dan zult u weten dat de Here van de hemelse legers mij heeft gestuurd.

10 ‘Zing van vreugde, Jeruzalem! Want Ik kom in uw midden wonen,’ zegt de Here. 11 ‘In die tijd zullen talloze volken zich tot Mij bekeren en ook zij zullen mijn volk zijn en Ik zal bij hen wonen.’ Dan zult u weten dat de Here van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd. 12 En Juda zal de erfenis van de Here in het heilige land zijn, want God zal er nogmaals voor kiezen Jeruzalem te troosten en allen die in haar wonen, te zegenen. 13 Wees stil voor de Here, al wat leeft, want Hij gaat zijn heilige woning verlaten.

Feestkleren voor Jozua

Daarna liet de engel mij de hogepriester Jozua zien. Hij stond vóór de engel van de Here en Satan was ook aanwezig. Satan stond rechts van de engel en bracht vele beschuldigingen tegen Jozua in. Maar de Here zei tegen Satan: ‘Ik verwerp uw beschuldigingen, Satan. Want Ik, de Here, heb besloten genadig te zijn voor Jeruzalem. Daarom bestraf Ik u. Ik heb Jozua en dit volk genade geschonken. Zij zijn als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt.’

Jozua had erg vuile kleren aan toen hij voor de engel van de Here stond. Toen zei de engel tegen de anderen die daar stonden: ‘Trek hem zijn vuile kleren uit.’ En Zich tot Jozua wendend, zei Hij: ‘Kijk, Ik heb uw zonden van u weggenomen en geef u nu deze feestkleren.’ 5,6 Ik vroeg: ‘Zou hij alstublieft ook een schone tulband kunnen krijgen?’ Zij gaven hem er een en trokken hem ook de schone kleren aan. Toen zei de engel van de Here plechtig tegen Jozua: ‘De Here van de hemelse legers zegt: “Als u leeft zoals Ik wil en doet wat Ik u opdraag, zal Ik u de verantwoordelijkheid geven voor mijn huis en Ik zal u toegang geven tot mijn heiligdom evenals deze kring van engelen. Luister, hogepriester Jozua en al uw andere priesters, u vormt een levend voorteken van de dingen die gaan komen. Begrijpt u het? Jozua is de voorbode van mijn dienaar, de afstammeling van David die Ik zal sturen. In de steen die Ik voor Jozua leg en die zeven ogen heeft, zal Ik een inscriptie graveren en Ik zal de zonden van mijn volk binnen één dag verwijderen. 10 En daarna,” belooft de Here van de hemelse legers, “zult u allemaal in vrede en welvaart leven en ieder van u zal een eigen huis hebben waar u uw buren kunt uitnodigen.” ’

Niet door kracht of door geweld

De engel die met mij had gesproken, kwam terug en wekte mij alsof ik had liggen slapen. ‘Wat ziet u nu?’ vroeg hij. Ik antwoordde: ‘Ik zie een gouden kandelaar met zeven lampen. En bovenaan zit een oliereservoir van waaruit de lampen telkens weer via zeven toevoerbuisjes van olie worden voorzien. En ik zie twee olijfbomen staan aan weerszijden van het reservoir. Maar wat betekent dit eigenlijk, mijn heer?’ vroeg ik. ‘Weet u het echt niet?’ vroeg de engel. ‘Nee,’ zei ik. Hij zei: ‘Dit is een boodschap van de Here aan Zerubbabel: “Niet door kracht of door geweld, maar alleen door mijn Geest,” zegt de Here van de hemelse legers. Wie denkt u wel dat u bent, hoge berg? Voor Zerubbabel zult u met de grond gelijk worden gemaakt! Zerubbabel zal de tempelbouw voltooien. Hij zal de gevelsteen aanbrengen. Alle mensen zullen luid juichen en roepen: “Prijs God! Door zijn genade is de tempel tot stand gekomen!” ’

Ik ontving nog een boodschap van de Here: ‘Zerubbabel heeft de fundamenten van de tempel gelegd en zal hem ook voltooien. Daardoor zult u weten dat de Here van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd. 10 Kijk niet neer op dit kleine begin, want de Here is blij te zien dat het werk begint en dat Zerubbabel het paslood ter hand heeft genomen. Want die zeven lampen stellen de zeven ogen van de Here voor die de hele aarde overzien.’

11 Toen vroeg ik de engel: ‘Wat betekenen die twee olijfbomen aan weerszijden van de kandelaar? 12 En wat betekenen die twee olijftakken die langs twee gouden buisjes het goud als olie naar buiten laten lopen?’ 13 ‘Weet u niet wat ze betekenen?’ vroeg de engel. ‘Nee,’ antwoordde ik. 14 Hij vertelde mij: ‘Zij stellen de twee gezalfden voor die vóór de Here van de hele aarde staan.’

Zacharia roept de mensen op om bij God terug te komen

In de achtste maand van het jaar, toen Darius twee jaar koning van Juda was,[a] sprak de Heer tegen de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, die een zoon was van Iddo.

De Heer zei: "Ik ben erg kwaad geweest op jullie voorouders. Maar nu moet je tegen de mensen zeggen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Kom terug bij Mij, dan zal Ik bij jullie terugkomen. Doe niet dezelfde dingen als jullie voorouders. Mijn profeten hadden hen gewaarschuwd: 'Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Stop met de slechte dingen die jullie doen.' Maar ze hebben niet willen luisteren. Ze trokken zich niets van Mij aan. En waar zijn jullie voorouders nu? En de profeten? Leven zij voor eeuwig? Nee, maar jullie voorouders zijn getroffen door de woorden die mijn profeten tegen hen moesten zeggen. Daardoor zijn ze inderdaad bij Mij teruggekomen. Want ze zeiden: 'De Heer heeft precies met ons gedaan wat Hij gezegd had.[b] Hij heeft ons inderdaad gestraft voor wat wij hebben gedaan.' "

De vier ruiters

Op de 24e dag van de elfde maand (dat is de maand Sebat) sprak de Heer tegen de profeet Zacharia. Darius was toen twee jaar koning van Juda.

Zacharia zegt: De Heer liet mij vannacht iets zien. Het was alsof ik droomde. Ik zag een man op een rood paard. Hij stond in een dal, tussen de struiken. Achter hem waren ruiters op rode, bruine en witte paarden. Ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Wat betekent dit, heer?" Hij antwoordde: "Ik zal je laten zien wat het betekent."

10 Toen zei de man op het rode paard tussen de struiken: "Deze ruiters moesten van de Heer over de aarde rondtrekken." 11 En zij zeiden tegen de Engel van de Heer die tussen de struiken stond: "Wij zijn over de hele aarde rondgetrokken, en overal is het rustig."[c] 12 Toen zei de Engel van de Heer: "Heer van de hemelse legers, hoelang zal het nog duren voordat U weer medelijden zal hebben met Jeruzalem en de steden van Juda? U bent nu al 70 jaar boos op hen geweest." 13 Toen zei de Heer mooie, troostende dingen tegen de engel die met mij sprak.

14 Daarna zei de engel die met mij sprak: "Zeg tegen de mensen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik heb nog steeds een vurige liefde voor Jeruzalem en de berg Sion. 15 Maar Ik ben woedend op die zorgeloze andere volken. Want zij hebben mijn volk veel kwaad gedaan toen Ik korte tijd boos was op mijn volk. 16 Daarom heb Ik weer medelijden gekregen met Jeruzalem, zegt de Heer van de hemelse legers. Mijn tempel zal daar weer opgebouwd worden, zegt de Heer van de hemelse legers. Jeruzalem zal herbouwd worden. 17 Roep ook tegen de mensen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Het zal weer goed komen met mijn steden. Ik zal Jeruzalem weer uitkiezen om daar te wonen. En Ik zal de bewoners weer troosten."

De vier horens en de vier smeden

18 Toen zag ik vier horens. 19 En ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Wat betekent dit?" Hij antwoordde: "Deze horens zijn de landen die Juda, Israël en Jeruzalem uit elkaar gejaagd hebben." 20 Daarna liet de Heer mij vier smeden zien. 21 Ik vroeg: "Wat komen zij doen?" De engel zei: "Die horens waren de machten die Juda zó vernederd hebben dat niemand in Juda nog durfde op te kijken. Deze smeden zijn gekomen om die horens stuk te slaan. Dat gebeurt omdat die horens het gewaagd hebben Juda zoveel kwaad te doen."

De man met het meetlint – terug naar Jeruzalem

Toen zag ik een man met een meetlint in zijn hand. Ik vroeg hem: "Waar gaat u heen?" Hij antwoordde: "Ik ga Jeruzalem opmeten. Ik ga kijken hoe lang en hoe breed de stad moet worden." Toen liep de engel die met mij sprak naar voren, en een andere engel kwam hem tegemoet. Hij zei tegen hem: "Loop snel naar die jongeman (= Zacharia) en zeg hem: Er zullen geen muren rond de stad komen. Want er zullen zoveel mensen en dieren in Jeruzalem wonen, dat er geen muren omheen gebouwd kunnen worden. Het zal een open stad zijn. En de Heer zegt: Ik zal Zelf als een muur van vuur zijn rond de stad. Ik zal Zelf de trots van de stad zijn.

De Heer zegt: Hup! Hup! Vlucht uit het Noorderland! Ik had jullie naar de vier windstreken weggejaagd,[d] zegt de Heer. En hup, bewoners van Jeruzalem! Vlucht nu weg uit Babel en kom terug naar Jeruzalem! De Heer van de hemelse legers zegt: Nadat Hij Mij[e] geëerd heeft, stuurt Hij Mij naar de volken door wie jullie beroofd zijn. Want wie aan jullie komt, komt aan zijn lieveling! Let op: Ik zal die volken daarvoor straffen. Ik zal ervoor zorgen dat ze de buit worden van mijn dienaren.

– Wanneer dat gebeurt, zullen jullie geloven dat de Heer van de hemelse legers mij heeft gestuurd.

10 De Heer zegt: Juich en wees blij, bewoners van Jeruzalem, want Ik kom eraan. Ik kom bij jullie wonen. 11 Dan zullen heel veel volken bij de Heer gaan horen. Zij zullen mijn volk worden, en Ik zal bij jullie wonen."

– Wanneer dat gebeurt, zullen jullie weten dat de Heer van de hemelse legers mij naar jullie heeft gestuurd.

12 Juda zal weer het eigendom van de Heer worden en zal weer wonen in het land dat de Heer aan Juda gegeven heeft. Hij zal Jeruzalem weer uitkiezen om daar te wonen. 13 Laat iedereen stil zijn voor de Heer. Want Hij staat klaar om te doen wat Hij heeft gezegd.

De hogepriester Jozua

Toen liet hij mij de hogepriester Jozua zien.[f] Hij stond voor de Engel van de Heer. Rechts van hem stond de duivel, om hem te beschuldigen. Maar de Heer zei tegen de duivel: "Hoe durf je hem te beschuldigen, duivel! De Heer die Jeruzalem uitkiest zal jou daarvoor straffen. Deze man is gered zoals een stuk hout gered wordt uit het vuur."

Jozua stond daar in vuile kleren voor de Engel. Toen zei de Engel van de Heer tegen hen die bij Hem stonden: "Trek hem die vuile kleren uit." Tegen Jozua zei Hij: "Zoals Ik je die vuile kleren uittrek, zo doe Ik ook je schuld weg voor alles wat je verkeerd hebt gedaan. Ik geef je feestkleren om aan te trekken. Ook zeg Ik: Zet hem een schone tulband op zijn hoofd." Toen zetten ze een schone tulband op zijn hoofd en trokken hem mooie kleren aan. De Engel van de Heer stond erbij. Toen zei de Engel van de Heer tegen Jozua: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Als je leeft zoals Ik het wil, en als je Mij dient op de manier die Ik bevolen heb, dan zul jij toezicht houden op mijn tempel en op de pleinen van mijn tempel. Dan mag jij hier, net als de anderen die je hier ziet, bij Mij komen. Luister, hogepriester Jozua, jij en de priesters die bij je horen zijn een teken van dingen die nog komen. Ik zal mijn dienaar sturen, de jonge tak.[g] Kijk, Ik leg een steen voor je neer. Op die ene steen zijn zeven ogen.[h] En kijk, op die steen zal Ik Zelf een tekst schrijven, zegt de Heer van de hemelse legers. En op een dag zal Ik de schuld van dit land wegdoen. 10 Vanaf die dag zullen jullie met elkaar in rust en vrede in jullie land kunnen wonen, zegt de Heer van de hemelse legers."

De twee olielampen en de twee olijfbomen

De engel die steeds met mij sprak, kwam opnieuw bij me. Hij maakte me wakker, zoals je iemand die slaapt, wakker maakt. Hij vroeg mij: "Wat zie je?" Ik antwoordde: "Ik zie een kandelaar, helemaal van goud. Bovenop de voet van de kandelaar is een kruikje met olie. De kandelaar heeft zeven olie-lampen, en zeven buizen die naar de zeven lampen gaan. Naast de kandelaar en het kruikje staan twee grote olijfbomen, één links en één rechts." En ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Heer, wat betekent dit?" De engel antwoordde: "Weet je dat niet?" Ik zei: "Nee, heer." Toen zei hij: "Dit is een boodschap van de Heer voor Zerubbabel.[i] Het betekent: niet door kracht of geweld zal het werk worden gedaan, maar door mijn Geest, zegt de Heer van de hemelse legers. Grote berg van problemen, jij zal voor Zerubbabel veranderen in een vlakte.[j] Hij zal de laatste bouwsteen plaatsen, terwijl het hele volk roept: 'Heer, wees goed voor deze tempel!' " Ook zei de Heer tegen mij: "Zerubbabel is begonnen met de bouw van deze tempel. Hij zal het werk ook afmaken."

– Wanneer dat gebeurt, zullen jullie geloven dat de Heer van de hemelse legers mij naar jullie heeft gestuurd.

10 Wees blij met de kleine dingen! Het begin is maar klein. De mensen zullen blij zijn als ze in de handen van Zerubbabel de steen met lood zien.[k] Op die steen staan de zeven ogen van de Heer die rondgaan over de hele aarde en alles zien wat er gebeurt.

11 Ik vroeg aan de engel: "Wat betekenen die twee olijfbomen links en rechts van de kandelaar? 12 En wat betekent het dat er van twee olijftakken door twee gouden buizen goudkleurige olie naar de lamp stroomt?" 13 De engel vroeg mij: "Weet je dat niet?" Ik antwoordde: "Nee, heer." 14 Toen zei hij: "Die twee takken zijn de twee mannen die zijn gezalfd[l] om de Heer van de hele aarde te dienen."

Footnotes

  1. Zacharia 1:1 Het koninkrijk Juda was veroverd door Babylonië. Babylonië was op zijn beurt veroverd door Perzië. Koning Darius van Perzië was zo dus ook koning van Juda geworden.
  2. Zacharia 1:6 Lees Deuteronomium 28. En zo is het inderdaad gegaan. Tenslotte werden ze als gevangenen meegenomen naar andere landen: het koninkrijk Israël naar Assur en het koninkrijk Juda naar Babylonië.
  3. Zacharia 1:11 Toen koning Darius aan de macht kwam, kwam de vrede weer terug. Hij was een vredelievende koning. Omdat hij een heel groot rijk had, zeggen de engelen dat het 'overal op de hele aarde' rustig is.
  4. Zacharia 2:6 'Het volk dat naar de vier windstreken is weggejaagd' is het noordelijke koninkrijk Israël, dat gevangen meegenomen is naar Assur en daar verdwenen is. 'Het volk in Babel' is het zuidelijke koninkrijk Juda, dat gevangen meegenomen was naar Babel. Maar zij 'verdwenen' niet: ze bleven herkenbaar als volk en een klein aantal van hen ging terug naar Juda.
  5. Zacharia 2:8 Lees Matteüs 24:30 en Matteüs 25:31.
  6. Zacharia 3:1 Dit is de Jozua die met Zerubbabel uit Babel terugkwam naar Jeruzalem. Lees Ezra 2:2.
  7. Zacharia 3:8 Zelfs een boomstronk kan nog uitspruiten, ook al lijkt het dat er geen leven meer in zit. Met de 'jonge tak' wordt daarom een nieuw begin bedoeld. Op de meeste plaatsen in de bijbel wordt hiermee Jezus bedoeld. Hij zal uit de familie van David geboren worden. Dus eigenlijk een nieuwe tak aan de stamboom van de familie van David. Lees ook Jesaja 11:1.
  8. Zacharia 3:9 Lees ook Zacharia 4:10 en Openbaring 5:6.
  9. Zacharia 4:6 Lees Ezra 2:2
  10. Zacharia 4:7 Zerubbabel was met een deel van het volk uit Babel teruggekomen om de tempel te herbouwen. Hij had daarbij met allerlei moeilijkheden te maken. Daarover is te lezen in Ezra 4, 5 en 6.
  11. Zacharia 4:10 Vroeger werd tekst op stenen gemaakt door de letters uit te beitelen en dan vol te gieten met goud of lood. Lood werd gebruikt als er geen geld was voor goud. In de steen van Zerubbabel zijn 'de zeven ogen van de Heer' uitgebeiteld. (Bron: G.A. van de Weerd, de Profeet Zacharia, pag. 103).
  12. Zacharia 4:14 Iemand zalven voor een speciale taak voor de Heer gebeurde met olijf-olie. Lees bijvoorbeeld Exodus 30:22-33.

A Call to Return to the Lord

In the eighth month of the second year of Darius,(A) the word of the Lord came to the prophet Zechariah(B) son of Berekiah,(C) the son of Iddo:(D)

“The Lord was very angry(E) with your ancestors. Therefore tell the people: This is what the Lord Almighty says: ‘Return(F) to me,’ declares the Lord Almighty, ‘and I will return to you,’(G) says the Lord Almighty. Do not be like your ancestors,(H) to whom the earlier prophets(I) proclaimed: This is what the Lord Almighty says: ‘Turn from your evil ways(J) and your evil practices.’ But they would not listen or pay attention to me,(K) declares the Lord.(L) Where are your ancestors now? And the prophets, do they live forever? But did not my words(M) and my decrees, which I commanded my servants the prophets, overtake your ancestors?(N)

“Then they repented and said, ‘The Lord Almighty has done to us what our ways and practices deserve,(O) just as he determined to do.’”(P)

The Man Among the Myrtle Trees

On the twenty-fourth day of the eleventh month, the month of Shebat, in the second year of Darius, the word of the Lord came to the prophet Zechariah son of Berekiah, the son of Iddo.(Q)

During the night I had a vision, and there before me was a man mounted on a red(R) horse. He was standing among the myrtle trees in a ravine. Behind him were red, brown and white horses.(S)

I asked, “What are these, my lord?”

The angel(T) who was talking with me answered, “I will show you what they are.”(U)

10 Then the man standing among the myrtle trees explained, “They are the ones the Lord has sent to go throughout the earth.”(V)

11 And they reported to the angel of the Lord(W) who was standing among the myrtle trees, “We have gone throughout the earth and found the whole world at rest and in peace.”(X)

12 Then the angel of the Lord said, “Lord Almighty, how long(Y) will you withhold mercy(Z) from Jerusalem and from the towns of Judah,(AA) which you have been angry with these seventy(AB) years?” 13 So the Lord spoke(AC) kind and comforting words(AD) to the angel who talked with me.(AE)

14 Then the angel who was speaking to me said, “Proclaim this word: This is what the Lord Almighty says: ‘I am very jealous(AF) for Jerusalem and Zion, 15 and I am very angry with the nations that feel secure.(AG) I was only a little angry,(AH) but they went too far with the punishment.’(AI)

16 “Therefore this is what the Lord says: ‘I will return(AJ) to Jerusalem with mercy, and there my house will be rebuilt. And the measuring line(AK) will be stretched out over Jerusalem,’ declares the Lord Almighty.(AL)

17 “Proclaim further: This is what the Lord Almighty says: ‘My towns will again overflow with prosperity, and the Lord will again comfort(AM) Zion and choose(AN) Jerusalem.’”(AO)

Four Horns and Four Craftsmen

18 Then I looked up, and there before me were four horns. 19 I asked the angel who was speaking to me, “What are these?”

He answered me, “These are the horns(AP) that scattered Judah, Israel and Jerusalem.”

20 Then the Lord showed me four craftsmen. 21 I asked, “What are these coming to do?”

He answered, “These are the horns that scattered Judah so that no one could raise their head, but the craftsmen have come to terrify them and throw down these horns of the nations who lifted up their horns(AQ) against the land of Judah to scatter its people.”[a](AR)

A Man With a Measuring Line

[b]Then I looked up, and there before me was a man with a measuring line in his hand. I asked, “Where are you going?”

He answered me, “To measure Jerusalem, to find out how wide and how long it is.”(AS)

While the angel who was speaking to me was leaving, another angel came to meet him and said to him: “Run, tell that young man, ‘Jerusalem will be a city without walls(AT) because of the great number(AU) of people and animals in it.(AV) And I myself will be a wall(AW) of fire(AX) around it,’ declares the Lord, ‘and I will be its glory(AY) within.’(AZ)

“Come! Come! Flee from the land of the north,” declares the Lord, “for I have scattered(BA) you to the four winds of heaven,”(BB) declares the Lord.(BC)

“Come, Zion! Escape,(BD) you who live in Daughter Babylon!”(BE) For this is what the Lord Almighty says: “After the Glorious One has sent me against the nations that have plundered you—for whoever touches you touches the apple of his eye(BF) I will surely raise my hand against them so that their slaves will plunder them.[c](BG) Then you will know that the Lord Almighty has sent me.(BH)

10 “Shout(BI) and be glad, Daughter Zion.(BJ) For I am coming,(BK) and I will live among you,”(BL) declares the Lord.(BM) 11 “Many nations will be joined with the Lord in that day and will become my people.(BN) I will live among you and you will know that the Lord Almighty has sent me to you.(BO) 12 The Lord will inherit(BP) Judah(BQ) as his portion in the holy land and will again choose(BR) Jerusalem. 13 Be still(BS) before the Lord, all mankind, because he has roused himself from his holy dwelling.(BT)

Clean Garments for the High Priest

Then he showed me Joshua(BU) the high priest standing before the angel of the Lord, and Satan[d](BV) standing at his right side to accuse him. The Lord said to Satan, “The Lord rebuke you,(BW) Satan! The Lord, who has chosen(BX) Jerusalem, rebuke you! Is not this man a burning stick(BY) snatched from the fire?”(BZ)

Now Joshua was dressed in filthy clothes as he stood before the angel. The angel said to those who were standing before him, “Take off his filthy clothes.”

Then he said to Joshua, “See, I have taken away your sin,(CA) and I will put fine garments(CB) on you.”

Then I said, “Put a clean turban(CC) on his head.” So they put a clean turban on his head and clothed him, while the angel of the Lord stood by.

The angel of the Lord gave this charge to Joshua: “This is what the Lord Almighty says: ‘If you will walk in obedience to me and keep my requirements,(CD) then you will govern my house(CE) and have charge(CF) of my courts, and I will give you a place among these standing here.(CG)

“‘Listen, High Priest(CH) Joshua, you and your associates seated before you, who are men symbolic(CI) of things to come: I am going to bring my servant, the Branch.(CJ) See, the stone I have set in front of Joshua!(CK) There are seven eyes[e](CL) on that one stone,(CM) and I will engrave an inscription on it,’ says the Lord Almighty, ‘and I will remove the sin(CN) of this land in a single day.

10 “‘In that day each of you will invite your neighbor to sit(CO) under your vine and fig tree,(CP)’ declares the Lord Almighty.”

The Gold Lampstand and the Two Olive Trees

Then the angel who talked with me returned and woke(CQ) me up, like someone awakened from sleep.(CR) He asked me, “What do you see?”(CS)

I answered, “I see a solid gold lampstand(CT) with a bowl at the top and seven lamps(CU) on it, with seven channels to the lamps. Also there are two olive trees(CV) by it, one on the right of the bowl and the other on its left.”

I asked the angel who talked with me, “What are these, my lord?”

He answered, “Do you not know what these are?”

“No, my lord,” I replied.(CW)

So he said to me, “This is the word of the Lord to Zerubbabel:(CX) ‘Not(CY) by might nor by power,(CZ) but by my Spirit,’(DA) says the Lord Almighty.

“What are you, mighty mountain? Before Zerubbabel you will become level ground.(DB) Then he will bring out the capstone(DC) to shouts(DD) of ‘God bless it! God bless it!’”

Then the word of the Lord came to me: “The hands of Zerubbabel have laid the foundation(DE) of this temple; his hands will also complete it.(DF) Then you will know that the Lord Almighty has sent me(DG) to you.

10 “Who dares despise the day(DH) of small things,(DI) since the seven eyes(DJ) of the Lord that range throughout the earth will rejoice when they see the chosen capstone[f] in the hand of Zerubbabel?”(DK)

11 Then I asked the angel, “What are these two olive trees(DL) on the right and the left of the lampstand?”

12 Again I asked him, “What are these two olive branches beside the two gold pipes that pour out golden oil?”

13 He replied, “Do you not know what these are?”

“No, my lord,” I said.

14 So he said, “These are the two who are anointed(DM) to[g] serve the Lord of all the earth.”

Footnotes

  1. Zechariah 1:21 In Hebrew texts 1:18-21 is numbered 2:1-4.
  2. Zechariah 2:1 In Hebrew texts 2:1-13 is numbered 2:5-17.
  3. Zechariah 2:9 Or says after … eye: “I … plunder them.”
  4. Zechariah 3:1 Hebrew satan means adversary.
  5. Zechariah 3:9 Or facets
  6. Zechariah 4:10 Or the plumb line
  7. Zechariah 4:14 Or two who bring oil and