Add parallel Print Page Options

Gods belofte van vrede en veiligheid

Opnieuw sprak de Here van de hemelse legers tegen mij: ‘Ik ben vol vurige liefde voor Jeruzalem en vol woede ben Ik tegenover haar vijanden. Ik zal terugkeren naar mijn land en in Jeruzalem gaan wonen. Jeruzalem zal “Stad van Trouw”, “De Heilige Berg” en “De Berg van de Here van de hemelse legers” worden genoemd.’

De Here belooft: ‘Jeruzalem zal weer vrede en veiligheid kennen. Er zullen weer ouderen zijn die, leunend op hun stok, door de stad gaan. Overal in de stad zullen weer kinderen spelen. Al lijkt het in uw ogen ongelooflijk, zou het daarom ook in mijn ogen een onhaalbare zaak zijn?’ vraagt de Here aan het geringe aantal overlevenden van zijn volk.

‘Kijk,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘Ik ga mijn volk bevrijden uit de landen in het oosten en het westen of waar het zich ook bevindt. Ik zal de mensen terugbrengen naar hun eigen land en zij zullen in Jeruzalem wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn, eerlijk en rechtvaardig!’

De Here van de hemelse legers spoort zijn volk aan met de woorden: ‘Ga door met uw werk en maak het af! Aarzel toch niet langer! De fundamenten van de tempel zijn nu gelegd en u hebt gehoord dat de profeten u verteld hebben dat het herstel van de tempel begonnen is. 10 Vóór de aanvang van dit werk viel er voor niemand iets te verdienen en leverde het vee niets op. Wie de stad verliet, kon nooit met zekerheid zeggen dat hij zou terugkeren, want Ik zette alle mensen tegen elkaar op. 11 Maar nu is het allemaal anders, nu zal Ik het volk dat de ballingschap overleefde, beter behandelen!’ zegt de Here van de hemelse legers. 12 ‘Uw gewassen groeien goed, de wijnstokken buigen onder het gewicht van de druiven en het land is vruchtbaar, want er valt ruim voldoende regen. Al deze zegeningen schenk Ik aan het volk dat nog in het land over is. 13 Want zoals u een vervloekte bent geweest onder de volken die u omringden, volk van Juda en Israël, zo zult u nu een zegen zijn, want Ik zal u heil en verlossing geven. Wees daarom niet bang en laat de moed niet zakken. Ga door met de herbouw van de tempel. 14 Zoals Ik Mij had voorgenomen u kwaad te doen toen uw voorouders mijn toorn opwekten, en Ik geen berouw had van mijn besluit, 15 zo heb Ik Mij nu voorgenomen Jeruzalem en de stam Juda te zegenen. Wees daarom niet bang. 16 Dit is wat ú moet doen: spreek de waarheid tegen elkaar, laat het bij de rechtspraak eerlijk toegaan en zoek daarbij het beste voor elkaar, 17 smeed geen boze plannen tegen elkaar en zweer niet dat iets waar is als het níet zo is! Want al dit soort dingen haat Ik hartgrondig,’ zegt de Here.

18 De Here van de hemelse legers stuurde mij nog een boodschap: 19 ‘Uw traditionele perioden van vasten en rouwen in de vierde, vijfde, zevende en tiende maand zijn nu voorgoed voorbij, vanaf nu zullen het vrolijke feesten worden, maar let op: heb de waarheid en de vrede lief.’

20,21 Dit belooft de Here van de hemelse legers: ‘Mensen uit alle delen van de wereld zullen een pelgrimstocht maken naar Jeruzalem en de stad binnenstromen. Zij komen uit talloze vreemde steden om deze feesten bij te wonen. Zij zullen vrienden uit andere steden uitnodigen met de woorden: “Laten we naar Jeruzalem gaan om de Here te vragen ons te zegenen en Hem te aanbidden. Ik ga! Ga je mee?” 22 Ja, talloze volken, waaronder ook machtige naties, zullen naar de Here van de hemelse legers in Jeruzalem komen om te vragen om zijn zegen en hulp.’ 23 De Here van de hemelse legers zegt ook: ‘In die tijd zullen tien mannen uit tien verschillende volken een Joodse man bij de mouw grijpen en zeggen: “Wij willen ons bij u aansluiten, want wij hebben gehoord dat God met u is.” ’

Gods belofte van overwinning

De volgende boodschap gaat over de vloek die de Here heeft gelegd op het land Hadrach en op Damascus. Want de Here let nauwkeurig op alle mensen, net als Hij met Israël doet.

‘Vervloekt is Hamath, dat vlakbij Damascus ligt, en vervloekt zijn Tyrus en Sidon, al zijn zij nog zo wijs. Al probeert Tyrus zich te beschermen door een vesting te bouwen en is zij zo rijk geworden dat zilver voor haar is als stof en goud als modder op straat, toch zal de Here deze stad veroveren en haar vestingmuren in zee gooien. De hele stad zal in de as worden gelegd. Askelon zal het zien gebeuren en door schrik bevangen worden. Gaza zal beven van angst. En Ekron zal in paniek raken, want haar hoop dat Tyrus de naderende vijanden zou tegenhouden, wordt de bodem ingeslagen. Gaza zal worden veroverd en haar koning vermoord. Askelon zal volkomen worden ontvolkt. Vreemdelingen zullen in Asdod de macht overnemen. Zo zal Ik de trots van de Filistijnen breken. Ik zal hun afgoderij vernietigen en hun offers, die zij met bloed en al eten, tussen hun tanden uit trekken. De overlevenden zullen God aanbidden en in Juda een plaats verwerven als nieuwe familie: de Filistijnen uit Ekron zullen namelijk huwelijken sluiten met Judeeërs, net als de Jebusieten vroeger hebben gedaan.

En Ik zal mijn tempel bewaken en net als een wachtpost binnenvallende legers tegenhouden. Ik houd hun bewegingen nauwkeurig in de gaten en zal hen weghouden. Geen vreemde onderdrukker zal mijn volk ooit meer overrompelen.

Verheug u, mijn volk! Juich van vreugde! Want kijk: uw koning komt naar u toe! Hij is de rechtvaardige, de overwinnaar. Toch is Hij ook nederig en rijdt op een jonge ezelin. 10 Dan zal Ik de strijdwagens en de paarden uit Israël en Juda wegvagen, de bogen breken. En Hij zal vrede brengen onder de volken. Zijn rijk zal zich uitstrekken van zee tot zee en van de rivier tot de einden ter aarde.

11 Ik verlos de gevangenen onder u uit de put zonder water, vanwege het verbond dat Ik eens met u heb gesloten en dat is verzegeld met uw bloed. 12 Gevangenen, kom terug naar de veilige vesting, want er is nog hoop! Ik beloof u hier en nu dat Ik u dubbel zal vergoeden wat u hebt geleden. 13 Juda, u bent mijn boog! Israël, u bent mijn pijl! Samen vormt u mijn zwaard, als het zwaard van een held. Ik zwaai dreigend met dit zwaard naar de Grieken.’

14 De Here zal zijn volk aanvoeren in de strijd. Zijn pijlen zullen voorbijflitsen als bliksemschichten. De Oppermachtige Here zal op de bazuin blazen en uitrukken tegen de vijand als een storm die opsteekt uit de woestijn in het zuiden. 15 Hij zal zijn volk beschermen, het zal zijn vijanden onderwerpen en hun slingerstenen verbrijzelen. Ze zullen het bloed van hun vijanden drinken tot ze dronken zijn, tot ze vol zijn als een offerschaal en besmeurd met bloed als de hoeken van het altaar. 16 Die dag zal de Here, hun God, zijn volk redden zoals een herder zorgt voor zijn schapen. Zij zullen in zijn land schitteren als kroonjuwelen. 17 Wat mooi en prachtig zal alles zijn! De overvloed aan graan en jonge wijn zal de jongemannen en meisjes laten opbloeien. Zij zullen blaken van gezondheid.

God zorgt voor zijn volk

10 Vraag de Here om regen in het voorjaar en Hij zal antwoorden met onweer en stortbuien. Op ieders veld zullen de gewassen goed groeien. Wat is het dom zoiets aan een afgodsbeeld te vragen! De voorspellingen van waarzeggers zijn leugens. Zij doen aan misleidende droomuitleg en bieden geen enkele troost. Juda en Israël dwalen als schapen die de weg kwijt zijn, omdat een herder ontbreekt.

‘Ik ben toornig geworden op die zogenaamde herders, die leiders van u, en Ik zal hen straffen, die bokken. Want Ik, de Here van de hemelse legers, ben gekomen om mijn kudde Juda te helpen. Ik zal haar sterk en onbevreesd maken als een prachtig oorlogspaard. Uit haar zal de hoeksteen voortkomen, de tentpin, de oorlogsboog, uit dit volk komen alle overwinnaars voort. Zij zullen dappere strijders voor God zijn en hun vijanden onder hun voeten vertrappen als modder op straat. De Here helpt hen in de strijd, de vijandelijke ruiters zijn gedoemd te sterven.

Het volk van Juda zal Ik sterk maken, de nakomelingen van Jozef zal Ik bevrijden. Ik zal hen weer thuisbrengen, omdat Ik hen liefheb. Het zal zijn alsof Ik ze nooit heb verworpen. Want Ik ben de Here, hun God, en Ik zal hun hulpgeroep horen. Zij zullen op dappere helden lijken. Zij zullen zó uitgelaten van blijdschap zijn dat het net is of zij wijn hebben gedronken! Ook hun kinderen zullen Gods zegeningen zien en blij zijn. Zij zullen juichen in de Here. Als Ik fluit, zullen zij komen aanrennen, want Ik heb hen gered. En zij zullen weer even talrijk worden als vroeger. Al heb Ik hen als zaad uitgestrooid onder vreemde volken, ook in die verre streken zullen zij aan Mij denken en met al hun kinderen zullen zij weer terugkomen naar Israël. 10 Ja, Ik zal hen terughalen uit Egypte en Assyrië en zij zullen zich opnieuw vestigen in Israël, in het gebied Gilead en de Libanon. Er zal nauwelijks plaats genoeg zijn voor iedereen! 11 Zij zullen veilig door een zee van problemen trekken, want de golven zullen worden tegengehouden. De Nijl zal droogvallen, aan het bewind van Assyrië en Egypte over mijn volk zal een einde komen. 12 Ik zal mijn volk sterk maken met mijn kracht. Het zal gaan waar het maar wil, en waar het ook gaat, zal Ik persoonlijk voor mijn volk zorgen,’ belooft de Here.

Herders over het volk Israël

11 Open uw deuren, Libanon, voor uw vonnis. Het vuur zal uw ceders verteren. Breek uit in gejammer, cipressen, want alle ceders zijn verwoest. De mooiste en hoogste zijn gevallen. Schreeuw van angst, eiken van Basan, als u ziet hoe het ondoordringbare woud instort. Luister naar het jammeren van Israëls leiders, die slechte herders, omdat hun rijkdom is verdwenen. Hoor die jonge leeuwen eens brullen, die vorsten roepen ‘ach en wee’, omdat hun prachtige Jordaandal een puinhoop is geworden.

De Here, mijn God, zei tegen mij: ‘Word herder van een kudde schapen, bedoeld voor de slacht. Deze kudde beeldt uit hoe mijn volk is verkocht en geslacht door slechte leiders die geen schuldgevoel kennen. “Prijs de Here, nu ben ik rijk!” zeggen wie hen hebben verraden. Het waren hun eigen herders die hen zonder pardon hebben verkocht. Ik zal hen ook niet langer sparen,’ zegt de Here. ‘Ik zal ze in de klauwen van hun eigen slechte leiders laten vallen en zij zullen hen afmaken. Zij zullen het land veranderen in een woestijn en Ik zal het niet tegen hun vernielingen beschermen.’

Toen heb ik twee herdersstaven genomen en noemde de ene ‘Lieflijkheid’ en de andere ‘Samenbinding’. En ik ging de schapen weiden die voor de slacht bestemd waren. In één maand heb ik drie van hun slechte herders uit de weg geruimd. Maar ik verloor mijn geduld met die schapen, dit volk, en zij kregen ook een hekel aan mij. Daarom heb ik tegen hen gezegd: ‘Ik wil niet langer uw herder zijn. Als u sterft, sterf dan maar. En als u wordt vermoord, kan het mij niets schelen. En laten de overlevenden elkaar maar verslinden!’ 10 Toen heb ik mijn staf ‘Lieflijkheid’ gepakt en in tweeën gebroken. Zo toonde ik dat ik het verbond dat Ik met alle volken gesloten had, had verbroken. 11 Dat was het einde van onze overeenkomst.

Toen beseften zij die schapen kochten en verkochten en mijn daden zagen, dat de Here u hierdoor iets duidelijk wilde maken. 12 Ik zei tegen hun leiders: ‘Als u wilt, geef mij dan mijn loon. Maar doe het alleen als u het echt wilt.’ Toen telden zij dertig kleine zilveren munten uit als mijn loon. 13 Maar de Here zei tegen mij: ‘Gooi het de pottenbakker toe. Zij schatten Mij wel op een prachtprijs!’ Ik nam de dertig muntstukken en gooide ze in het huis van de Here de pottenbakker toe. 14 Daarna brak ik mijn andere staf ‘Samenbinding’ in tweeën. Zo toonde ik dat het broederschapsverbond tussen Juda en Israël was verbroken.

15 Daarna droeg de Here mij op nogmaals als herder op te treden. Dit keer moest ik mij gedragen als een slechte herder aan wie je niets hebt. 16 De Here zei: ‘Dit is een voorbeeld van de herder die Ik aan dit volk zal geven. Hij zal niet omkijken naar stervende schapen, de weggelopen dieren niet opzoeken, de gewonde niet proberen te genezen en de uitgeputte niet verzorgen. Integendeel, hij zal de vette opeten en zelfs hun hoeven afrukken. 17 Wee die waardeloze herder die zijn schapen in de steek laat. Gods zwaard zal zijn rechterarm afhouwen en zijn rechteroog doorboren. Zijn arm zal onbruikbaar worden en zijn rechteroog blind.’

God zal Israëls vijanden vernietigen

12 Dit is het lot van Israël, zoals is aangekondigd door de Here, die de hemel heeft uitgespannen en de fundamenten van de aarde heeft gelegd en de geest van de mens in hem heeft gelegd: ‘Ik zal Jeruzalem en Juda als een beker wijn laten zijn waarvan de volken rondom beneveld zullen raken. Zij zullen Jeruzalem belegeren en ook de overige steden van Juda. Jeruzalem zal een zware steen zijn die als een last op de wereld ligt. Al zullen alle volken ter wereld zich verenigen in een poging haar te verwijderen, toch zullen zij allemaal door haar worden verpletterd. Op die dag,’ zegt de Here, ‘zal Ik hun paarden in verwarring brengen en hun ruiters krankzinnig maken. Want Ik zal waken over Juda, maar al haar vijanden blind maken. Dan zullen de leiders van Juda bij zichzelf zeggen: “De bevolking van Jeruzalem heeft kracht ontvangen van de Here van de hemelse legers, hun God.” Die dag zal Ik de leiders van Juda laten zijn als een klein vuurtje dat een bosbrand veroorzaakt, als een fakkel bij een hooiberg. Alle aangrenzende naties links en rechts zullen zij verteren, terwijl Jeruzalem niet van haar plaats zal wijken. De Here zal eerst de rest van Juda de overwinning schenken en Jeruzalem pas daarna. Want Hij wil voorkomen dat de bevolking van Jeruzalem en Davids vorstenhuis zichzelf op de voorgrond zullen plaatsen. Die dag zal Ik Jeruzalems inwoners beschermen. De zwaksten onder hen zullen zo sterk als koning David zijn! En Davids vorstenhuis zal zijn als God, als de engel van de Here die voor hen uit gaat.

Want Ik ben van plan alle volken die tegen Jeruzalem oprukken, te vernietigen. 10 Dan zal Ik de Geest van genade en van gebeden uitstorten over Davids vorstenhuis en de bevolking van Jeruzalem. En zij zullen kijken naar Hem die zij hebben doorstoken, en over Hem rouwen als over een enig kind. Zij zullen bitter bedroefd zijn en over Hem rouwen als over hun oudste zoon. 11 Jeruzalem zal nog zwaarder in de rouw zijn dan na de dood van de gelovige koning Josia, die sneuvelde in het dal van Megiddo. 12-14 Heel Israël zal in diepe rouw gedompeld zijn. Het hele volk zal gebukt gaan onder verdriet. Koning, profeet, priester en de gewone man zullen hetzelfde lijden delen. Elk gezin zal zijn verdriet alleen verwerken, mannen en vrouwen apart.’

De reinigende bron

13 ‘In die tijd zal een bron worden aangeboord voor Davids vorstenhuis en de bevolking van Jeruzalem. Deze bron zal hen reinigen van hun zonden en onreinheid. Op die dag,’ verklaart de Here van de hemelse legers, ‘zal Ik elk spoor van afgoderij uit het land verwijderen, zodat zelfs de herinneringen eraan zullen vergaan. Alle valse profeten en alles wat het land verontreinigt, zal Ik uitbannen. En als iemand nog als valse profeet gaat preken, zullen zijn eigen vader en moeder tegen hem zeggen: “Jij moet sterven! Want je spreekt leugens in de naam van de Here.” Zij zullen hem eigenhandig doden. Niemand zal meer prat gaan op zijn profetische gaven! Niemand zal meer profetenkleren aantrekken om te proberen de mensen leugens op de mouw te spelden. “Nee,” zal zo iemand zeggen, “ik ben geen profeet. Ik ben boer. Van jongs af aan heb ik geleefd van mijn land.” En als iemand vraagt: “Maar wat hebben die littekens op je borst en armen dan te betekenen?”, dan zal hij antwoorden: “O, ik heb eens met een vriend gevochten!” Word wakker, zwaard, en keer u tegen mijn herder, tegen de man met wie Ik mij verbonden heb,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Sla de herder neer en jaag zijn schapen uiteen. Ik keer Mij tegen de lammeren. Tweederde van het volk Israël zal worden uitgeroeid en sterven, maar eenderde zal in het land overblijven. Dat overgebleven deel zal Ik in het vuur houden en zuiveren, zoals men zilver en goud zuivert in de vlammen. Het zal Mij aanroepen en Ik zal het horen. Ik zal zeggen: “Dit is mijn volk” en zij zullen zeggen: “De Here is onze God.” ’

De Here zal koning zijn over de hele wereld

14 Pas op, want de dag van de Here komt snel naderbij! Die dag zal de Here alle volken bij elkaar brengen om te vechten tegen Jeruzalem. De stad zal worden ingenomen, de huizen geplunderd, de buit binnen de stadsmuren verdeeld en de vrouwen verkracht. De helft van de bevolking zal als slaaf worden weggevoerd, terwijl de andere helft achterblijft in wat over is van de stad. Dan zal de Here volledig bewapend uitrukken voor de strijd en vechten tegen die volken.

Op die dag zullen zijn voeten staan op de Olijfberg, ten oosten van Jeruzalem. En de Olijfberg zal in tweeën splijten. Er zal een buitengewoon groot dal ontstaan dat van het oosten naar het westen loopt, want de ene helft van de berg zal naar het noorden wijken en de andere naar het zuiden. U zult vluchten door dat dal, want het zal helemaal reiken tot de stadspoort. Uw vlucht zal lijken op die van uw volk vele eeuwen geleden. Toen nam u de wijk vanwege de aardbeving ten tijde van koning Uzzia van Juda. En dan zal de Here, mijn God, komen, vergezeld door al zijn heiligen.

Op die dag zullen de zon, maan en sterren niet langer schijnen en toch zal het voortdurend dag zijn! Alleen de Here weet hoe dat kan. Het zullen geen gewone dag en nacht zijn, want ʼs avonds zal het nog steeds licht zijn. In die tijd zal levenschenkend water uit Jeruzalem stromen. De ene helft gaat naar de Dode Zee en de andere helft naar de Middellandse Zee. Het water zal onafgebroken stromen, zowel ʼs zomers als ʼs winters. En de Here zal koning zijn over de hele wereld. Dan zal de Here de enige zijn, alleen Hij zal worden aanbeden.

10 Het hele land vanaf Geba, aan Judaʼs noordgrens, tot Rimmon, aan de zuidgrens, zal één uitgestrekte vlakte worden. Maar Jeruzalem zal op een verhoogd gedeelte liggen en het gebied bestrijken vanaf de Benjaminpoort tot de plaats van de oude poort en tot de Hoekpoort, en vanaf de Hananeëltoren tot de koninklijke perskuipen. 11 Jeruzalem zal weer worden bewoond en eindelijk veilig zijn. Zij zal nooit meer worden vervloekt en verwoest. 12 De Here zal alle volken die tegen Jeruzalem vechten, treffen met een vreselijke plaag. Zij zullen worden als wandelende lijken, hun vlees zal wegrotten. Hun ogen zullen verschrompelen in hun kassen en hun tong zal wegteren in hun mond.

13 De Here zal hevige paniek onder hen laten uitbreken en zij zullen met elkaar gaan vechten. 14 De mannen van Juda zullen Jeruzalem helpen in de strijd. De rijkdommen van de omringende volken zullen in beslag worden genomen, daaronder is een grote hoeveelheid goud en zilver en prachtige kleren. 15 Deze zelfde plaag zal de paarden, muildieren, kamelen, ezels en alle andere dieren uit het vijandelijke kamp treffen.

16 Daarna zullen alle overlevenden van de plaag jaarlijks naar Jeruzalem reizen om de koning, de Here van de hemelse legers, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren. 17 Elk volk ter wereld dat weigert naar Jeruzalem te gaan om de koning, de Here van de hemelse legers, te aanbidden, zal geen regen krijgen. 18 Ook voor Egypte geldt dat als zij niet wil komen, de Here haar met dezelfde plaag zal straffen. 19 Zo zullen de Egyptenaren en de andere volken die niet naar het Loofhuttenfeest willen komen, worden gestraft. 20 In die tijd zullen de bellen van de paarden dit opschrift dragen: ‘Deze zijn de Here toegewijd.’ En de potten in de tempel van de Here zullen even heilig zijn als de sprenkelschalen bij het altaar. 21 Ja, elke pot of schaal in Jeruzalem en Juda zal heilig zijn voor de Here van de hemelse legers. Iedereen die komt om te offeren, mag een willekeurige kookpot gebruiken om zijn offer in te koken. In die tijd zullen er geen inhalige handelaars meer zijn in de tempel van de Here van de hemelse legers!

God belooft dat Hij ook weer goed zal zijn voor Jeruzalem en Juda

Daarna zei de Heer van de hemelse legers tegen mij: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik houd zoveel van Jeruzalem! Daarom vind Ik het vreselijk als Jeruzalem andere goden aanbidt. De Heer zegt: Ik zal terugkomen naar Jeruzalem. Ik ga er weer wonen. Jeruzalem zal 'Stad van de Waarheid' worden genoemd. Ik zal wonen op de berg Sion. Die zal 'Heilige Berg' worden genoemd. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Er zullen weer oude mannen en oude vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten. Ze zullen op hun stok leunen, omdat ze zo oud zijn. En de straten van Jeruzalem zullen weer vol spelende kinderen zijn. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: De mensen die in die tijd zijn overgebleven van mijn volk, denken dat dit onmogelijk is. Maar is het daarom voor Mij ook onmogelijk? Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Let op, Ik zal mijn volk redden uit het land in het oosten en uit het land in het westen. Ik zal hen terugbrengen naar Jeruzalem. Daar zullen ze weer wonen. Ze zullen mijn volk zijn. En Ik zal een trouw en rechtvaardig God voor hen zijn.

Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Houd moed. Denk aan wat de profeten hebben gezegd toen jullie begonnen met de herbouw van mijn tempel. 10 Want vóórdat jullie daarmee begonnen, verdienden jullie amper iets met jullie werk of met jullie vee.[a] Ook waren de mensen buiten niet veilig, vanwege de vijanden. Want Ik stookte alle mensen tegen elkaar op. 11 Maar dat zal Ik niet langer doen. Nu zal Ik goed zijn voor de mensen die van mijn volk zijn overgebleven, zegt de Heer van de hemelse legers. 12 Het graan zal goed opkomen, er zullen veel druiven aan de wijnstruiken groeien, er zullen goede oogsten zijn, er zal voldoende dauw en voldoende regen vallen. Zo zal Ik zorgen voor de mensen die van mijn volk zijn overgebleven. 13 Eerst werden jullie door iedereen vervloekt, Juda en Israël. Maar Ik zal jullie redden en goed voor jullie zijn. Verlies de moed dus niet. 14 Want de Heer van de hemelse legers zegt: Vroeger had Ik besloten om jullie kwaad te doen, omdat jullie voorouders Mij woedend maakten. En Ik heb mijn plannen niet veranderd. 15 Maar nu heb Ik besloten om weer goed te zijn voor Jeruzalem en Juda. Wees dus niet bang! 16 Dit is wat jullie moeten doen: Wees eerlijk tegen elkaar. Spreek eerlijk recht, volgens de waarheid. 17 Doe elkaar geen kwaad. Als je zweert dat je de waarheid spreekt, zorg dan ook dat dat zo is. Want Ik haat het als jullie deze dingen niet doen, zegt de Heer."

Er zal niet langer getreurd worden

18 Ook zei de Heer van de hemelse legers tegen mij: 19 "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: In de vierde, vijfde, zevende en tiende maand treuren jullie en eten jullie niet.[b] Maar dat zal veranderen. Voortaan zal Juda in die maanden feestvieren. Zorg ervoor dat jullie in vrede en waarheid met elkaar omgaan. 20 Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Op een dag zullen de volken weer komen, en de bewoners van vele steden. 21 De bewoners van de ene stad zullen naar de andere stad gaan en zeggen: 'Ga met ons mee om offers te brengen aan de Heer van de hemelse legers. We willen Hem aanbidden en Hem vragen om goed voor ons te zijn.' 22 Heel veel landen en machtige volken zullen de Heer van de hemelse legers in Jeruzalem komen aanbidden. Ze zullen komen om Hem te vragen goed voor hen te zijn. 23 Dit zegt de Heer van de hemelse legers: In die tijd zullen tien mannen uit allerlei volken een Judeese man aan zijn mantel trekken en zeggen: 'Mogen we met je meegaan! Want we hebben gehoord dat God met jullie is.' "

Gods woorden over de landen rond Israël

Dit is wat Zacharia van de Heer moest zeggen over Hadrach en Damaskus.[c] De Heer zegt: "Ik ben in het land van Hadrach. Ik woon ook in Damaskus. Want Ik let niet alleen op de stammen van Israël, maar op alle volken. Ik let op Hamat dat aan Israël grenst, op Tyrus, op Sidon dat zichzelf zo wijs vindt. Tyrus heeft wel een hoge muur rond de stad gebouwd, en verzamelt zoveel zilver en goud alsof het stof is, maar Ik zal Tyrus laten veroveren. Ik zal de muren in zee storten. De stad zal worden verbrand.[d]

Askelon zal het zien en bang worden. Ook Gaza en Ekron zullen beven van angst.[e] Want wat zij hoopten, is niet gebeurd. Ze zullen bedrogen uitkomen. De koning van Gaza zal worden gedood. Askelon zal niet langer bewoond zijn. Er zal een ander volk in Asdod komen wonen. Ik zal een eind maken aan de trots van de Filistijnen. Ik zal het vlees van de afgodenoffers, vlees waar het bloed nog in zit, uit de mond van de Filistijnen halen. Ik haal het weg van tussen hun tanden. De Filistijnen die zullen overblijven, zullen voor onze God zijn. Ze zullen als aparte familie met een eigen stamhoofd in Juda wonen. Met de bewoners van Ekron zal hetzelfde gebeuren als vroeger met de Jebusieten van Jeruzalem.[f]

Ik zal Zelf mijn tempel beschermen tegen aanvallende legers en plunderaars. En niemand zal mijn volk nog onder de voet lopen, want Ik waak er met eigen ogen over."

De koning van Jeruzalem

De Heer zegt: "Jubel en juich, bewoners van Jeruzalem! Kijk, jullie koning komt naar jullie toe. Hij is rechtvaardig en Hij zal jullie redden. Hij is bescheiden en rijdt op een jonge ezel.[g] 10 En Ik zal de strijdwagens uit Israël en de paarden uit Jeruzalem vernietigen. Ook de wapens zal Ik vernietigen. Hij zal de volken vrede brengen. Hij zal heersen van zee tot zee en vanaf de Rivier (= de Eufraat) tot aan het eind van de aarde. 11 En omdat Ik met bloed een verbond met jullie heb gesloten,[h] zal Ik jullie gevangenen uit de put bevrijden. 12 Gevangenen, kom terug naar de burcht Jeruzalem. Verlies de hoop niet! Vandaag zeg Ik jullie dat Ik jullie dubbel zal vergoeden wat jullie is aangedaan. 13 Juda zal mijn boog zijn en Israël mijn pijl. Zo zal Ik met de bewoners van Jeruzalem jou aanvallen, Griekenland! Zij zullen mijn zwaard zijn, het zwaard van een held."

14 Dan zullen ze de Heer zien komen. Zijn pijlen zullen wegschieten als de bliksem. De Heer zal op de ramshoorn laten blazen. Hij zal oprukken als een woestijnstorm uit het zuiden. 15 De Heer van de hemelse legers zal zijn volk beschermen. Zijn volk zal de slingerstenen onschadelijk maken. Daardoor zal zijn volk overwinnen. Ze zullen vol blijdschap eten en drinken op de overwinning. Ze zullen zich helemaal vol drinken met wijn, net zoals de offerschalen en de horens van het altaar vol zijn met bloed van de geofferde dieren.

16 Zo zal hun Heer God op die dag het deel van zijn volk redden dat werkelijk zijn kudde is. Zij zullen in het land schitteren als edelstenen in zijn kroon. Ze zullen hoog opgeheven worden, zoals een vlag. 17 Ze zullen er prachtig uitzien doordat ze zoveel graan te eten en wijn te drinken hebben.

Beloften van de Heer aan Juda

10 Zacharia zegt: Vraag de Heer om regen in de lente. Dan laat Hij het bliksemen en regenen. Hij zal regen genoeg geven voor alle planten. Vraag niet aan de afgoden om hulp! De afgoden bedriegen. Wat de waarzeggers zeggen is niet waar. Zij kunnen jullie niet helpen. Daardoor dwalen de mensen rond als schapen die geen herder hebben en worden ze mishandeld.

De Heer zegt: "Ik ben woedend op de leiders van mijn volk. Zij zijn slechte herders van mijn kudde. En Ik heb hen gestraft. Maar Ik zal naar mijn kudde toe komen, zegt de Heer van de hemelse legers. Ik zal Juda sterk en moedig maken, een sterk leger, trots en moedig als het paard van de koning in de strijd. Uit Juda zal de belangrijkste bouwsteen van het gebouw ontstaan,[i] de tentpin, de strijdboog, de machtigste heersers. En de mannen van Juda zullen dappere helden zijn. Ze zullen hun vijanden vertrappen als vuil in de straten. Ze zullen strijden, omdat de Heer met hen is. Ze zullen zelfs vijanden te paard overwinnen.

Ik zal het koninkrijk Juda sterk maken. Ik zal het koninkrijk Israël redden. Ik zal hen terugbrengen omdat Ik medelijden met hen heb. Ik zal weer voor hen zorgen. Het zal weer net als vroeger worden, alsof Ik hen nooit heb verlaten. Want Ik ben hun Heer God. Ik zal hen redden als ze Mij om hulp roepen. Ze zullen zijn als een held uit Israël. Ze zullen zo vrolijk zijn alsof ze wijn gedronken hebben. Hun kinderen zullen het zien en blij zijn. Ze zullen juichen van blijdschap over de Heer. Ik zal hen naar Mij toe fluiten en hen verzamelen. Want Ik zal hen bevrijden. Het zal weer net zo'n groot volk worden als eerst.

Ik strooi hen wel eerst als zaad uit onder andere volken. Maar in die verre landen zullen ze zich Mij herinneren. Daardoor zullen zij en hun kinderen gered worden. En ze zullen met hun kinderen terugkomen naar hun eigen land. 10 Ja, Ik zal hen uit Egypte en uit Assur verzamelen. Ik zal hen terugbrengen naar het gebied van Gilead en de Libanon. Maar dat gebied zal niet groot genoeg voor hen zijn. 11 Ik zal voor hen uit gaan door de woeste zee. Ik zal de golven voor hen neerslaan. De rivier zal droogvallen. Ik zal een einde maken aan de trots van Assur. Egypte zal niet langer heersen. 12 Door mijn kracht zal mijn volk sterk zijn. Ik ben hun Heer. Ze zullen met Mij leven, zegt de Heer."

De bossen van de Libanon en van Basan zullen verbranden

11 Zacharia zegt: "Doe je deuren open, Libanon, en laat het vuur binnen om je cederbomen te verbranden! Huil, cipressen, omdat de prachtige cederbomen zijn omgevallen en verwoest. Huil, eiken van Basan, omdat de dichte bossen zijn verbrand. Hoor hoe de herders klagen omdat hun prachtige velden zijn verwoest. Hoor hoe de leeuwen brullen omdat de mooie bossen van de Jordaan vernietigd zijn."

De Heer als herder

Mijn Heer God zegt: "Zorg voor deze arme schapen die voor de slacht zijn.[j] Hun eigenaars slachten ze zonder zich schuldig te voelen. De verkopers zeggen: 'Prijs de Heer! Wat word ik rijk!' De herders zorgen niet voor hun schapen en beschermen ze niet. Ze hebben geen medelijden met ze. Daarom zal Ik niet langer medelijden hebben met de bewoners van het land, zegt de Heer. Ik zal niet langer voor hen zorgen en hen niet langer beschermen. Ik geef hen over in de macht van de mensen om hen heen en in de macht van hun koning. Zo zullen ze hun eigen land vernietigen. En Ik zal hen niet redden."

Toen werd Ik[k] herder van de schapen die voor de slacht zijn, omdat ze zo mishandeld zijn. En Ik nam twee herdersstaven. De ene staf noemde Ik 'Vriendelijkheid,' de andere staf noemde Ik 'Eenheid'. En Ik hoedde de kudde. In één maand doodde Ik drie slechte herders. Want Ik had genoeg van hen. Ook hadden zij een hekel aan Mij. Toen zei Ik: 'Ik zal niet langer jullie herder zijn. Sterf dan maar. Word maar vernietigd. En laten de overblijvers elkaar maar opeten!' 10 En Ik brak mijn staf 'Vriendelijkheid' in stukken. Zo maakte Ik een einde aan het verbond dat Ik met al deze volken had gesloten. 11 Dus kwam er in die tijd een eind aan het verbond. De mishandelde schapen, die naar Mij uitkeken, begrepen daardoor dat dit een woord van de Heer was. 12 En Ik zei tegen hen: "Als jullie vinden dat Ik het verdiend heb, geef Mij dan mijn loon. Maar als jullie dat niet willen, doe het dan niet." Toen wogen ze mijn loon af: 30 zilverstukken.[l] 13 Maar de Heer zei tegen Mij: "Gooi dat geld maar naar de pottenbakker. Is dat alles wat ze Mij waard vonden? Wat een geweldig loon!" Toen heb Ik de 30 zilverstukken meegenomen naar de tempel en ze daar voor de voeten van de pottenbakker neergegooid. 14 Daarna brak Ik mijn tweede staf, 'Eenheid,' in stukken. Zo verbrak Ik het verbond tussen Mij en Juda en Israël.

15 Toen zei de Heer tegen mij: "Stel je nu eens voor wat een slechte herder doet. 16 Want let op, Ik ga het land een slechte herder geven. Hij zal niet omkijken naar de zieke schapen. Hij zal niet zoeken naar de jonge schapen. Hij zal niet zorgen voor de gewonde schapen. Hij zal uitgeputte schapen niet dragen. Maar hij zal de vette schapen opeten. Hij zal zelfs de hoeven eraf rukken om zoveel mogelijk vlees te kunnen eten. 17 Maar het zal slecht aflopen met die slechte herder die zijn schapen in de steek laat. Zijn arm en zijn oog zullen getroffen worden door het zwaard. Zijn arm zal helemaal verschrompelen en zijn oog zal volkomen blind worden."

Jeruzalem zal worden aangevallen, maar wordt door de Heer gered

12 Dit is wat Zacharia van de Heer moest zeggen over Israël.

"Dit zegt de Heer die de hemel als een tent over de aarde heeft gezet, die de aarde heeft gemaakt en die de geest in het binnenste van de mens heeft gemaakt. Let op, Ik maak Jeruzalem tot een wijnbeker[m] voor de volken rondom. En niet alleen Jeruzalem, maar ook Juda. Dat zal zijn wanneer Jeruzalem wordt aangevallen. Alle volken zullen hun legers verzamelen bij Jeruzalem. Ze zullen proberen om de stad te veroveren. Maar ze zullen zelf vernietigd worden. Jeruzalem zal voor hen zijn als een steen die te zwaar is om op te tillen: wie hem toch optilt, breekt zijn rug. In die tijd zal Ik de paarden van de vijand in paniek brengen. Ik zal hun ruiters gek van angst maken. De legers van de volken zal Ik blind maken. Maar Juda zal Ik beschermen: mijn ogen zullen erop gericht zijn.

Dan zullen de leiders van Juda bij zichzelf zeggen: 'Dankzij de Heer van de hemelse legers zijn de bewoners van Jeruzalem zo machtig.' In die tijd zal Ik de leiders van Juda maken als een vuurtje onder droog hout, als een brandende fakkel onder een bos graan. Alle buurlanden, links en rechts, zullen verbranden. Maar de bewoners van Jeruzalem zullen veilig zijn in hun eigen stad. Maar Ik zal eerst de steden van Juda redden, en dan pas Jeruzalem, zodat de koning uit de familie van David en de bewoners van Jeruzalem niet trots worden tegenover Juda.

In die tijd zal Ik de bewoners van Jeruzalem beschermen. Mensen die zwak zijn, zal Ik zo sterk maken als David. De mensen die afstammen van David zullen zo machtig zijn als engelen, ja, zo machtig als de Engel van de Heer die hen leidt.

In die tijd zal Ik elk volk dat Jeruzalem aanvalt, vernietigen. 10 Over de afstammelingen van David en over de bewoners van Jeruzalem zal Ik mijn Geest uitstorten. Dat is de Geest van mijn goedheid en van gebed. De mensen zullen Mij zien die zij doorstoken hebben. Ze zullen diep bedroefd zijn. Ze zullen over zijn dood treuren als over de dood van hun enige zoon. 11 In die tijd zal iedereen in Jeruzalem diep bedroefd zijn. Net zo bedroefd als vroeger over koning Josafat die werd gedood in Hadad-Rimmon in het Megiddo-dal.[n] 12 Het hele land zal treuren. Alle families zullen diep bedroefd zijn: de families die afstammen van David, de families die afstammen van de profeet Natan, 13 de families die afstammen van Levi, de families die afstammen van Simeï 14 en alle andere families.[o] Mannen en vrouwen zullen treuren." (lees verder)

Jeruzalem zal worden aangevallen, maar wordt door de Heer gered (vervolg)

13 De Heer zegt: "In die tijd zal er een bron[p] geopend worden voor de familie van David en voor de bewoners van Jeruzalem. In die bron zullen alle onreinheid en alle schuld afgewassen kunnen worden."

Er zullen geen leugen-profeten meer in het land zijn

De Heer zegt: "In die tijd, zegt de Heer van de hemelse legers, zal Ik de afgoden helemaal wegdoen uit het land. De mensen zullen zelfs de namen ervan vergeten. Ook de leugen-profeten en alle andere dingen die het land bederven zal Ik uit het land wegdoen. Als iemand nog zal willen doen alsof hij een profeet is, zullen zijn eigen ouders tegen hem zeggen: 'Jij zegt wel dat je namens de Heer spreekt, maar het zijn allemaal leugens. Je mag niet in leven blijven.' En zijn eigen ouders zullen hem doden.

In die tijd zullen alle leugen-profeten voor schut komen te staan. Want wat zij zeggen, zal niet gebeuren. Ze zullen geen profetenmantel meer durven aantrekken om te doen alsof ze profeet zijn. Ze zullen zeggen: 'Nee hoor, ik ben geen profeet. Ik werk op het land. Toen ik nog kind was, heeft iemand mij gekocht om bij hem op het land te werken.' En als ze hem vragen: 'Wat zijn dat dan voor littekens op je handen?' dan zal hij zeggen: 'Die heb ik opgelopen bij mijn vrienden.' "

Gods straf voor de schapen

De Heer zegt: "De Heer van de hemelse legers zegt: Zwaard, word wakker en dood mijn herder! Dood de man die naast Mij gaat, zodat zijn schapen verdwalen.[q] Maar voor een klein deel van de kudde zal Ik blijven zorgen. Tweederde van de kudde in het hele land zal sterven. Maar één derde deel zal in het land overblijven, zegt de Heer. Dat derde deel zal Ik in het vuur van ellende houden om het te zuiveren. Net zoals je zilver en goud in het vuur houdt om het te smelten en zuiver te maken. Dan zullen ze Mij om hulp roepen en Ik zal hen antwoorden. Ik zal zeggen: 'Mijn volk!' En zij zullen zeggen: 'Onze Heer God!' "

De Heer komt op de Olijfberg

14 De Heer zegt: "Let op, Jeruzalem, de Heer zal een dag laten komen dat je vijanden binnen je muren komen. Ze zullen daar de buit verdelen die ze van jou veroverd hebben. Ik zal alle volken verzamelen om je aan te vallen. Ze zullen de stad veroveren, de huizen leeghalen, de vrouwen verkrachten. De helft van je bewoners zal gevangen meegenomen worden naar een ander land. Maar de mensen die in de stad achterblijven, zullen niet gedood worden.

Dan zal de Heer komen om tegen die volken te strijden. Net zoals Hij vroeger deed, toen Israël het land nog moest veroveren. In die tijd zal Hij aan de oostkant van Jeruzalem op de Olijfberg gaan staan. Dan zal de Olijfberg van oost naar west in tweeën splijten. Er zal een heel groot dal ontstaan. De ene helft van de berg zal naar het noorden verschuiven en de andere helft naar het zuiden.

Door dat dal zullen jullie wegvluchten, naar Azal. Want het dal zal tot aan Azal komen. Jullie zullen vluchten zoals jullie voorouders gevlucht zijn voor de aardbeving in de tijd van koning Uzzia van Juda. Dan zal mijn Heer God komen met al zijn heiligen. In die tijd zal er helemaal geen licht zijn. Het zal aardedonker zijn. Er zal geen verschil zijn tussen dag en nacht. Alleen de Heer weet wanneer dat gaat gebeuren. Maar aan het eind daarvan komt er weer licht.

Er zal in die tijd een rivier uit Jeruzalem stromen, een rivier met water dat leven geeft.[r] De ene helft zal naar de zee in het oosten (= de Dode Zee), stromen, en de andere helft naar de zee in het westen (= de Middellandse Zee). Zomer en winter zullen ze stromen.

En de Heer zal Koning worden van de hele aarde. In die tijd zal de Heer de Enige zijn. Hij zal Eén zijn.[s] 10 Het hele land zal een vlakte worden, van Geba in het noorden tot Rimmon in het zuiden. En Jeruzalem zal hoog boven alles liggen en daar voor altijd blijven bestaan. Heel Jeruzalem, vanaf de Benjaminpoort tot aan de Oude Poort, de Hoekpoort, en vanaf de Hananeltoren tot aan de druivenpersen van de koning, zal heel hoog liggen. 11 De mensen zullen er weer gaan wonen. De stad zal nooit meer verwoest worden. De mensen zullen er veilig wonen."

God straft de vijanden van Jeruzalem

12 De Heer zegt: "Dan zal de Heer met een vreselijke ramp alle volken straffen die Jeruzalem aanvallen. Terwijl ze nog op hun voeten staan, zal hun vlees wegbranden van hun botten. Ook zullen hun ogen wegbranden in hun kassen en zal hun tong wegbranden in hun mond. 13 En in die tijd zal de Heer de mensen zó in paniek brengen, dat ze elkaar zullen aanvallen en doden. 14 De bewoners van Juda zullen Jeruzalem komen helpen. Ze zullen een enorme buit veroveren van de andere volken: goud, zilver en heel veel kleren. 15 En de paarden, ezels en kamelen, alle dieren die bij de legers van de vijand hoorden, zullen door dezelfde ramp worden getroffen als de mensen.

16 Een aantal mensen zal dit overleven. Zij zullen elk jaar naar Jeruzalem komen om de Koning, de Heer van de hemelse legers, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren.[t] 17 Maar als in die tijd een volk niet naar Jeruzalem wil komen om de Koning, de Heer van de hemelse legers, te aanbidden, zal dat volk gestraft worden. Er zal in hun land geen regen meer vallen. 18 En als niemand van de Egyptenaren naar Jeruzalem wil komen, dan zal er ook in Egypte geen regen meer vallen. Zo zullen Egypte en de volken met dezelfde ramp gestraft worden als zij niet het Loofhuttenfeest willen komen vieren. 19 Want als Egypte of een ander volk niet het Loofhuttenfeest wil komen vieren, is dat volk ongehoorzaam aan de Heer.

20 In die tijd zal er op de belletjes van de paarden staan: 'Heilig voor de Heer'. En de kookpotten in de tempel van de Heer zullen net zo heilig zijn als de offerschalen bij het altaar. 21 Ja, alle kookpotten in Jeruzalem en in Juda zullen van de Heer van de hemelse legers zijn. Zo kunnen alle mensen die komen offeren, hun eigen kookpotten gebruiken om hun offer in te koken. In die tijd zullen er geen handelaren[u] meer in de tempel van de Heer zijn.

Footnotes

  1. Zacharia 8:10 Lees ook Haggaï 1:5-11.
  2. Zacharia 8:19 In de vierde maand was Jeruzalem veroverd door het leger van Babel. Achttien maanden eerder, in de tiende maand, had het leger Jeruzalem omsingeld om de bewoners uit te hongeren en te dwingen zich over te geven. Daar treurden de Judeeërs nog elk jaar over, om dat te herdenken. In de vijfde maand treurden ze over de verwoesting van Jeruzalem. In de zevende maand treurden ze over de dood van de bestuurder Gedalja. Lees 2 Koningen 25:22-26.
  3. Zacharia 9:1 Hadrach en Damaskus waren steden in Assur.
  4. Zacharia 9:4 Tyrus werd later vernietigd door Alexander de Grote van Griekenland. Ook de profeet Ezechiël voorspelde de verwoesting van Tyrus en dat de stad in zee gestort zou worden. Lees Ezechiël 26.
  5. Zacharia 9:5 Askelon, Gaza, Ekron, Asdod en Gat (hier niet genoemd) waren de vijf sterke Filistijnse steden die elk een eigen stadskoning hadden.
  6. Zacharia 9:7 Lees 2 Samuel 5:6 en 1 Koningen 9:20 en 21.
  7. Zacharia 9:9 Dit is een profetie over Jezus. In Johannes 12:1-19 is te lezen hoe deze profetie werkelijkheid werd. Maar vers 10 moet nog steeds gebeuren en gaat dus over de tweede komst van Jezus, aan het eind van de tijd.
  8. Zacharia 9:11 Bedoeld wordt het verbond dat God met Abraham had gesloten. Zo'n verbond was een eeuwig verbond. Lees Genesis 15.
  9. Zacharia 10:4 Met die 'bouwsteen' wordt Jezus bedoeld. In het nieuwe testament wordt Hij zo genoemd. Lees bijvoorbeeld Handelingen 4:10 en 11.
  10. Zacharia 11:4 Met deze schapen worden de Israëlieten bedoeld. Zij werden door hun eigen leiders slecht behandeld en uitgebuit.
  11. Zacharia 11:7 In het volgende stuk is het niet duidelijk of met de herder God Zelf bedoeld wordt, of Zacharia. In de BasisBijbel is hier voor het eerste gekozen.
  12. Zacharia 11:12 30 Zilverstukken was de prijs van een slaaf! Een grote belediging dus. Lees ook Matteüs 26:14-16 en Matteüs 27:3-10.
  13. Zacharia 12:2 Met de 'wijnbeker' wordt de 'wijn' van Gods straf bedoeld. Bedoeld wordt hier dat het slecht zal aflopen met de landen die Jeruzalem zullen aanvallen.
  14. Zacharia 12:11 Lees 2 Kronieken 35:22-25.
  15. Zacharia 12:14 Waarschijnlijk wordt met deze opsomming bedoeld: werkelijk álle mensen. Namelijk iedereen van het koninklijk huis (David), alle profeten (Natan), alle priesters en Levieten (Levi), alle gewone mensen (Simeï).
  16. Zacharia 13:1 Vergelijk dit met Ezechiël 47:1-12 en Johannes 4:14.
  17. Zacharia 13:7 Met de schapen worden de mensen van Gods volk bedoeld. Lees ook Matteüs 26:31.
  18. Zacharia 14:8 Lees Ezechiël 47:1-12
  19. Zacharia 14:9 'God is Eén' betekent dat God betrouwbaar is en altijd dezelfde is. Als Hij iets zegt, is het zo. Als Hij iets belooft, doet Hij het ook. Hij heeft altijd dezelfde mening. Lees Deuteronomium 6:4 en Jakobus 1:17.
  20. Zacharia 14:16 Voor het Loofhuttenfeest werden hutten gebouwd van takken met bladeren: loof. De Israëlieten vierden dit feest om te denken aan de tocht van het volk Israël door de woestijn, toen de mensen in tenten woonden. Het was één van de drie grote feesten voor de Heer. Het werd gevierd op de 15e dag van de zevende maand, aan het eind van de oogsttijd. Lees Leviticus 23:33-36.
  21. Zacharia 14:21 Door de eeuwen heen werd er door handelaren in de tempel veel geld verdiend aan de offers. Ze verkochten aan de mensen dieren voor de offers. God zei dat de mensen zo van zijn 'huis van gebed' een 'rovershol' hadden gemaakt. Lees Jeremia 7:11 en Matteüs 21:12 en 13. Aan het eind van de tijd zal dat niet meer zo zijn.